wilde voorbijgaan, toen men zijn model met eenige wijziging
aannemelijk achtte.
Koningin Emma heeft jl. Zondag den geheelen dag
door uit alle oorden des lands prachtige bloemruikers
ontvangen; van de firma Van Kempen en Zoon, fabrikanten
te Voorschoten, een rijk bewerkt album.
Het diner, dat ter eere van den jaardag gegeven werd,
bestond, naar het Dagblad meldt, uit 27 couverts. Het
Prinsesje zat voor de eerste maal mede aan den feestdiseh aan.
Voor de vacante betrekking van onderwijzer aan
boord van Zr. Ms. opleidingsschip Anna Paulowna te
Amsterdam (jaarwedde f 700 a 1000) hebben zich niet
minder dan 102 sollicitanten aangemeld.
Onder de punten van beschrijving voor de 48ste Alge-
meene Vergadering der Maatschappij van Landbouw te
Purmerend, op den 17 September e. k., komen voor voor
stellen van de afdeelingen: Amsterdam tot het houden, bij
wijze van proefneming, in 1886 van de Tentoonstelling in
Juni of Juli, in het belang der inzenders van werktuigen;
Rotterdam, Schiedam en omstreken, om uit f 2400 twee
beurzen te bekostigen voor het bezoeken van klasse A. der
Rijkslandbouwschool door zonen van minvermogende land
bouwers Sloten, tot benoeming eener commissie van toezicht
op de verzending van goede natuurboter naar Engeland.
Het hoofdbestuur acht het wenschelijk dat op de Algeraeene
Vergadering der Maatschappij van Landbouw wordt besproken
het vraagstuk omtrent het al of niet wenschelijke dat
beschermende rechten bij invoer van landbouw worden
geheven; en voorts de al of niet wenschelijkheid der op
richting van een centraal depot van landbouwzout te
Amsterdam.
Tevens is aan de orde gesteld de benoeming van een
voorzitter uit Noordholland, in plaats van den heer C. J.
Van der Oudermeulen.
Aan het verslag van de 16de zitting der Algemeene
Synode ontleenen wij de volgende regelen:
Rapporten van bouwkundigen omtrent de herstelling
van de kerk te Oosterland op Wieringen werden gehoord
en definitief besloten, aan genoemde gemeente f 5000 uit
het Fonds voor noodlijdende kerken en personen toe te staan.
Definitief werden o. a. nog vastgesteld de navolgende
toelagen uit hetzelfde fonds aan Koog op Texel f 290 en
aan Éierland op Texel f 900.
Door eene noodlottige vergissing heeft een jong
geneeskundige, de heer M. E. Sagemehl, 1ste adsistent aan
het Anat. Laboratorium te Amsterdam, zich den dood
berokkend. In plaats van een geneesmiddel voor de maag,
dat hij wilde innemen, nam hij bij ongeluk sublimaat (een
zeer gevaarlijke kwikverbinding), met het treurige gevolg,
dat hij weldra onder hevige pijnen overleed.
Men schrijft ons van Texel, dd. 3 dezer:
„Opnieuw brak heden morgen een hevige brand uit in
den polder Eierland, bij de hofstede De Volharding.
Een groote schuur, schaapskooi en ruim 80 voer hooi
werden door het vuur verwoest, terwijl een stier en een
varken mede in de vlammen omkwamen.
Door gunstige richting van den wind, is de hofstede
zelve gespaard gebleven.
Een en ander was tegen brandschade geassureerd.7'
f Men schrijft ons van Texel, dd. 3 dezer:
„Eergisteren is een hond, die in den karnmolen liep,
plotseling dol geworden. Het schuim stond het dier op
den bek, terwijl het als woedend in alles beet, wat het
onder zijn bereik had.
Mèn slaagde er in den dollen hond een touw om den
nek te werpen en hem zoo af te maken."
Aan de harddraverij te Beemster op jl. Zaterdag
werd deelgenomen door 8 paarden. De prijs (f 75) werd
behaald door De Snijboon, van den heer Brom te Utrecht
de eerste premie (f 25) door het paard van den heer C.
De Wit te Zijpede tweede premie (f 10) door het paard
van den heer Jb. Schilder te Spierdijk.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.:
„De wijd vermaarde Hollandsche trouw ligt onder ver
denking en hiermede zou men kunnen aannemen, dat er
geen trouw meer ter wereld is te vinden.
en lachte zij maakte het immers niet beier dan het snaterende
gezelschap daar ginds, zij sloop nu immers ook naar boven, om
te zien, wat door al die lichten zooal bestraald werd.
Het viel haar niet moeielijk onopgemerkt naar boven te sluipen.
Een nieuwe breede looper van donzige stof maakte iedere schrede
onhoorbaar. Voor Margaretha spoedde de livreibediende met een
blad vol Seltserwaterfle8schen naar bovenbij bemerkte de jonge
dame niet, en boven liet hij achteloos de deur open, ver genoeg
voor zoo'n spring in 't veld als zij, meende ze en wipte door de
opening.
De vestibule was slechts spaarzaam verlicht; slechts uit de
wijd geopende deur der zaal stroomde het kaarslicht en verdeelde
met een breeden streep de groote ruimte in twee helften, en in
het oogenblik, toen de bediende met zijn flesschen in de geopende
zaaldeur trad, sloop Margaretha achter hem heen naar den donkeren
achtergrond en verschool zich in een der vensternissen.
Zij kon een groot deel van de zaal overzien, en het was
inderdaad, alsof zij in een schouwburgloge zat en een boeiend
blijspel voor zich zag.... De eerste vrouwelijke figuur dat
was zeker de jonge vreemde dame daar ginds aan tafel kon
zij vlak in het gelaat zien; het was een schoon, kalm gevuld,
gelaat op een sneeuwwitten, ronden hals en breed weelderig
schoone schouders.... Dus, dat was zij, die Heloïse Von Tau-
beneck, die tegenwoordig zulk een gewichtige rol bij mevrouw
de ambstraad speeldeNu, het was juist niet te verwonderen,
dat grootmama zoo in de wolken was over deze kennismaking,
gelijk tante Sophie in Berlijn had verteld. Een nicht van den
hertog, al was zij maar de dochter beneden den stand van
den overleden prins Lodewijk eenmaal schoondochter te mogen
noemen, dat overtrof zelfs nog verre de wenschen van groot
ma Hoe hield zij zich wel onder dit bovenmenschelijke geluk
De eerzuchtige oude dame leunde dan ook aan het hoofd der
tafel met een gelukkige uitdrukking op het gelaat in haar stoel
en de handen eerbiedig gevouwen, sloeg zij geen oog af van
de blonde schoonheid naast haar zoon, den eenigen, den aange
beden zoon, die met buitengewone vlugheid al hooger in den
staatsdienst opklom en op negen-en-twintigjarigen leeftijd reeds
landraad was. Hoe dikwyls had Margaretha als kind hem door
haar papa spottend „onzen toekomstigen minister" hooren noemen
Nu was hij het hooggestelde doel inderdaad nabij, zooals tante
Sophie in Berlijn had verteld. Zij had gezegd, dat men in het
land reeds mompelde, dat er een omkeer op handen was de
tegenwoordige eerste minister was ziekelijk en verlangde naar
het zuiden te gaan. Maar eenvoudige lieden beweerden dat zijne
Excellentie niets scheelde; het praatje ging niet uit van den
geneesheer, maar van een hooggeplaatst persoon, en mijnheer de
landraad Marschall zou, niettegenstaande zijn werkelijk groote
bekwaamheden, in geen geval den sprong naar de hooge betrek
king doen, als niet juist die freule Heloïse Von Taubeneck
Het Westland, dat vroeger dagen een krachtigen steun
in Engeland als afnemer van den aardappel vond en daar
door winstgevende zaken deed, bedierf den handel door
klein goed voor groot te geven, of zooveel aardappelenloof
in de manden te stoppen, dat de Engelschman zich met
de maat niet kon vereenigen. Het gevolg van deze hande
ling is geworden, dat Engeland geen Westlandschen aard
appel meer begeert, of liever, met Rijnsburg er bij, den
Hollandschen aardappel buitensluit, hetgeen een zeer kwaad
ding is voor de verbouwers.
Eertijds stond de Hollandsche boter hoog aangeschreven
geheel Europa, Oost en West, verlangde Hollandsche boter.
Het karretje liep op een zandweg en de boer bracht met
Kerstmisdage zijn huurpenningen met een even vergenoegd
gezicht bij den landheer als deze op zijn beurt met een
even vergenoegd gezicht ze in ontvangst nam. Maar het
ging al te goed en daarom kon de hoedanigheid van de
boter wel wat minder of er kon wel eene stevige laag
kunstboter in het vat. Zoo gezegd zoo gedaan. Toen
kwamen de klachten bij de veehandelaars, die dat deden,
weg ging de roem van de Hollandsche boter en de Deensche
kreeg de voorkeur.
Het was bekend dat Amerika nog het vorige jaar een
grooten voorraad van Hollandsche haring had en dat het
den handel bij gevolg niet meeliep. Nu komt het uit dat
Amerika zelfs geen Hollandsche haring meer belieft, omdat
zij in slechte, geen pekelhoudende fusten wordt verzonden,
ten 'gevolge waarvan de visch smakeloos geworden, beter
gezegd, bedorven is. Amerika en andere plaatsen, het
blijkt, doen het dus liever met een Schotschen haring die
goed, dan met een Hollandschen, die slecht is.
Nu weet men bij den grooten voorraad in Holland geen
middel om op te ruimen, terwijl men gaandeweg ter haring
vangst gaat om den voorraad te vermeerderen. En zoo
gebeurt het, dat men beproeft tegen fabelachtige prijzen
den haring aan den man te brengen, die toch niet begeerd
wordt, want „de menschen schijnen dit jaar niet flauw te
wezen."
Gedurende de maand Juli 1885 is bij de Regeering
geen enkel ambtsbericht ontvangen, waaruit blijken zou,
dat de besmettelijke longziekte onder het rundvee in
Nederland is waargenomen.
In de beschouwingen over het kapitaal wordt in den
regel aangenomen, dat het ten bate der voortbrenging
komt. Thans verneemt men, dat de nieuwe Egyptische
leening, na enkele dagen te zijn opengesteld, te Berlijn
100 maal, te Londen 30 maal is volteekend.
Als voor eene nuttige onderneming, waarop voortdurend
contróle kan worden uitgeoefend, een halve ton wordt
gevraagd, duurt het maanden eer het blijkt, dat het geld
niet is te bekomen, en voor het ver verwijderde Egypte
met zijne précaire toestanden, waar de beschaving nog
maar op den drempel staat, worden in enkele dagen milli-
oenen aangeboden. (Arnh. Crt.)
De landbouwers in Engeland laten dikwijls de, tot
schoven gebonden, tarwe, wanneer deze in de schuren
worden gebracht, of in het veld in lioopen worden gezet,
met keukenzout bestrooien. Deze verrichting kan min of
meer worden vergeleken met het zouten van hooi.
Wanneer de schoven uitwasemen, wordt het zout opge
lost en door de korrels en het stroo geabsorbeerd. Men
wil, dat zulke korrels dan een lichtere kleur verkrijgen
en bij verkoop meer opbrengen dan die welke ongezouten
zijn. Vele molenaars beweren, dat zij meer en witter meel
bevatten. Het vee vreet het stroo gaarne en zout is een
krachtig middel tegen de verwoestingen van sommige
insecten.
Brieven uit het Noorden.
IV.
2 Augustus 1885.
't Is Zondag. Van den kerktoren, in de plaats mijner inwoning,
wappert de driekleur ten tecken dat deze rustdag tevens een
feestdag ia voor ons vorstelijk gezin; dat de jeugdige Koningin,
die ook de liefde van Neêrlands volk won, heden verjaart. En
juist op dezen dag zonderlinge tegenstelling lees ik, in
er geweest was. „Ja, de wereld is wel slecht met haar booze
tongen!" Daarop waren deze nieuwste berichten van huis met
een bedenkelijk schouderophalen besloten; maar tante's oogen
hadden spotziek geglinsterd. Overigens was Herbert werkelijk
een voornaam man geworden had zy zich gehaast er bij te
voegen als geboren voor een hooge betrekking, waarin men
zich van Jan Rap en zijn maat moet afzonderen.
Nu ja, hij was een knap man geworden, een echte diplomaat
met zijn voorname afgemetenheid in doen en laten. Als zij hem
in den vreemde ontmoet had, zou zy zeker getwijfeld, maar hem
op den eersten blik toch niet herkend hebben.... Zij had hem
in langen tijd niet gezien, het kon wel zeven jaar geleden zyn.
Als student had hij zijn vacantietijd meestal op reis doorgebracht,
en als hij nog eens thuis kwam, dan was zij den „ingebeelden
gek," die nog altijd geen baard en dus geen recht op den met
nadruk geëischten titel van oom had, verstandig uit den weg
gegaan, en hij had nooit gevraagd, waar zij was natuurlijk!
Maar nu had hij een mooien donkeren baard, en uit den gc-
minachten student was een landraad gegroeid, die bovendien met
volle zeilen op zijn huwelijk koers zette en binnen kort een
tante aan zijne zijde zou hebben; nu kon zij dus met gerust
geweten „oom" zeggen ja wel, zonder cenig voorbehoudHet
jonge meisje in de donkere vensternis lachte schalksch en liet
haar oogen verder weiden.
Toen zy de vestibule binnenkwam, was haar een verward ge-
druisch van stemmen in de ooren gedrongen; men had zeer
levendig gesproken, en zij meende ook, dat zij de geliefde forsche
stem van haar grootvader boven alle andere had gehoord. Toen
de bediende binnenkwam, was het echter stiller geworden, en nu
sprak nog slechts een enkele zeer aangename, hoewel wat zalvende
vrouwenstem; zij scheen eenigermate den boven toon te hebben,
vooral als zy een opgeworpen vraag beantwoordde. Margaretha
kon de spreekster niet zien; zij zat zeker aan de rechterhand
van papa, terwijl freule Von Taubeneck zijn linker buurvrouw was.
De onzichtbare dame vertelde op aanschouwelijke wyze een
voorval van het hof, en viel zichzelf reeds menigmaal in de rede
met „niet waar, mijn kind!" wat de schoone Heloïse steeds
vaardig en onverschillig bevestigde met het antwoord„zeker,
mama!" Het was dus mevrouw de barones Von Taubeneck, de
weduwe van Prins Lodewijk, die naast papa zat... Wat zag hy
er trotsch uit! De sombere melancholie, die zijn dochter bij elk
wederzien opnieuw verontrust had, scheen heden als weggevaagd
van de schoone, hoewel zeer verouderende gelaatstrekken. Groot
mama was dus niet de eenige, die zich koesterde in de stralen
van de over de familie opgaande gelukszon.
Mevrouw Von Taubeneck beschreef juist met toenemende leven
digheid, hoe het paard van den hertog zyn best had gedaan om
zijn ruiter uit het zadel te werpen, toen zij plotseling afbrak.
Boven haar tamelijk luide stem zweefde door de kamer een toon,
een lang aangehouden toon hy zwol steeds meer en bleef
uw nummer van heden, hoe de Amsterdammer, in een artikel,
getiteld: „een lief idee," op zeer onlieve wyze bespottelijk tracht
te maken, het door het U. D. geopperd denkbeeld, van den ver
jaardag van het dochtertje onzer Vorstin, op 't oogenblik onze
laatste Oranjetelg, tot een nationalcn feestdag te makenvermaant
„om het publiek zulk een droevig schouwspel te bewaren," en
eindigt met den slotzin„liever geen feesten dan do aanbidding
van 's Konings dochterke."
Wat dit laatste betreft de Amsterdammer zal zelf wel niet
in ernst gelooven dat het zóó ver zal komeneen dergelijk
enthousiasme de redactie zal dit ook wel weten ligt niet
in onzen volksaard; juist het niet hebben van een of meer jaar-
lijksche nationale feestdagen, bewijst dat we door ons phlegma
tegen zulk eene overdrijving vrij wel gewaarborgd zyn, en die
phrase dus eenvoudig onder de „dooddoeners" moet worden
gerekend.
Toch vindt de Amsterdammer een nationalen feestdag uitmun
tend, maar dan eene waardoor het nationaal bewustzijn wordt
verhoogd, en die heel wat meer tot het volk spreekt, dan de
geboortedag van het kleine prinsesje, b. v. een historischen feestdag
„gouden dagen daarvoor" zegt het blad „staan bij tientallen
opgeteekend."
De lijst dier „tientallen" zou daar waar het geldt een in
waarheid „Nationalcn feestdag, een dag die door alle staatkundige
partijen in gemoede kon worden gevierd, wel eens verrassend
mager uitvallen. Dan zou al dadelijk de kwestie kunnen volgen,
welke dag uit die „tientallen" de bevoorrechte zou zijn, waarop
Neerland zich „geestdriftig zal betooncn. En of door zulk een
„toeren op den roem der vaderen" het Nationaal bewustzijn
werkelijk zou worden verhoogd, ziedaar een vraag die ik niet
onvoorwaardelijk toestemmend zou durven beantwoorden.
Zou ddn aan een „Prinsesjedag" niet de voorkeur zijn te geven?
Zulk een dag zou telkens weder in herinnering brengen den
naam met Neêrlands verleden, zoo in tijden van beproeving als
van glorie, op 't innigst verbondenzulk een dag zou, dunkt
me, getuigenis kunnen geven van de vreugde der natie, nu er hoop
blijft bestaan, dat, wanneer eenmaal onze geëerbiedigde Koning
den tol der natuur zal betalen, Nederland, wat de kroon betreft,
niet zal worden bedreigd met verwikkelingen, die wie kan 't
voorzien! misschien zelfs ons volksbestaan in gevaar zouden
kunnen brengen. Zou zulk eene feestviering, herinnerende aan ver
leden, heden en toekomst, ook niet kunnen bijdragen tot verhooging
van het nationaal bewustzijn, zonder te ontaarden in „de aanbid
ding van 's Konings dochterke?" S.
Ingezonden.
Jan de jongen* van den Helder en het Nieuwediep.
Vele, zeer vele malen worden, zoo hier als elders, feesten
gevierd, bijna uitsluitend bestemd voor meer bejaarde personen.
Misschien hebt ge welecns bij uzelven gedacht: komt er nu niet
eens een feest, waaraan wij kunnen deelnemen en waarvan mj,
jongens, meer bepaald de uitvoerders zijn? Tentoonstellingen,
harddraverijen, wedstrijden in het roeien, zeilen en schieten zyn
voornamelijk voor oudere menschenkomt nu aan ons, jongens,
niet een klein aandeel toe in de genoegens van 't vredelievend
strijden om uit te loven pryzen?
Ge hebt gelijk, jongens, als gij deze vragen richt tot uwe
oudere plaatsgenooten. Wel zeker komt ook u een deel toe in
do genoegens van wedstrijden en prijskampen. Reeds ten vorigen
jare werd door een paar ingezetenen het plan gevormd om hier
een Vliegerwedstrijd te doen plaats hebben, doch 't was toen te
laat in 't jaar om daaraan gevolg te geven. Nu is het plan
genoegzaam voorbereid om de uitvoering daarvan te verzekeren.
In 't laatst van deze of in 't begin der volgende maand dus
op een nader te bepalen dag zal de Vlieger wedt trgd alhier
plaats hebben.
Om echter verzekerd te zyn, dat het plan genoegzame onder
steuning vindt, zal de Regelings-Commisaie een beroep doen op de
offervaardigheid van oudere personen, die eerstdaags eene uit-
noodiging zullen ontvangen om eene bijdrage voor dit doel af te
staan, ter goedmaking van onvermijdelijke kosten.
Van uwe zijde vraagt de Commissie de opgaaf of ge aan den
wedstrijd wenscht deel te nemen. Ge hebt u daartoe te ver
voegen op Woensdag 12 dezer, des namiddags tnsschen 2 en 4
uren, in het lokaal der Sociëteit „Eensgezindheid," in de Dijk-
straat, waar de Commissie op dien tijd eene zitting zal houden
tot het inschrijven van deelnemers, die alsdan, tegen betaling
van 10 cents ieder, een inschrijvingsbiljet zullen ontvangen.
Jongens beneden 16 jaar kunnen deelnemen aan dezen wed
strijd, die in 3 afdeelingen wordt geplitst:
1. Bekroning van den hoogst staanden vlieger (gewoon model).
2- n ii ii ii n ii (buitengewoon model).
3. ii ii ii grootsten vlieger (onverschillig van welk
model)*
toch verrassend zacht en lieflijk, tot hij plotseling ophield om
een terts lager weer opgevat te worden.
„Magnifique! Wat een stem!" riep mevrouw Von Taubeneck.
„Bah 't is een kwajongen, mevrouw, een indringende bengel,
die iemand met zijn keeltoncn martelt, waar hij gaat of staat
zeide Reinhold, die aan den hoek der tafel naast mevrouw de
ambtsraad zat zyn zwakke, jongensachtige stem trilde van
ingehouden wrevel.
„Och ja gij hebt gelyk dat herhaalde gezang in het
pakhuis verveelt mij ook!" bevestigde zyn grootmama en zag hem
bezorgd van terzijde aan. „Maar het komt toch volstrekt niet
by mij op, my er over te ergerenWees maar bedaard, Reinhold
De familie in het pakhuis is voor ons een noodzakelyk kwaad,
waaraan men zich mettertyd gewent gy zult het ook wel
leeren."
„Neen, grootmama, volstrekt niet!" antwoordde de jongeman,
terwijl hij met zenuwachtigen haast zijn sorvet opvouwde en op
de tafel wierp.
Oef, hoe driftig!" zeide freule Von Taubeneck lachend wat
had zij pf-achtige tanden! „Veel leven om niets! Ik kan mij
maar niet begrijpen, hoe mama zich door zoo'n paar tonen
heeft laten storen, maar nog minder begrijp ik uw toorn, myn-
heer Lamprecht naar zoo iets luister ik volstrekt niet."
Zij hief den blanken, tot aan den schouder ontblooten arm op,
nam een sinaasappel van de fruitschaal en begon hem van zijn
schil te ontdoen.
Het bleeke gelaat van Reinhold kleurde een weinig hij
schaamde zich over zijn drift. „Ik erger mij slechts," veront
schuldigde hij zich, „dat men dat gezang zich zoo maar moet laten
welgevallen. De ingebeelde knaap ziet in ieder geval, dat wij
gezelschap hebben, en hij meent, dat hij er ook bij behoort
die onbeschaamde. Hij wil met alle geweld bewonderd worden.
„Als gij dat denkt, dan vergist gij u erg, Reinhold!" zeide
tante Sophie, die juist achter hem heenliep. Zij was tot nu toe
bij het koffiezetten op haar post geweest en had een geurigen
drank gereed gemaakt, waarvan zij het eerste kopje op een
zilveren blaadje mevrouw Von Taubeneck aanbood. Zy had
haar zwartzijden kleed aan; en een zwart kanten mutsje dekte
haar grijze haren. Zij zag er voornaam uit, met haar middel
matige van gezondheid getuigende gestalte en haar zekeren tred.
En de suikervaas van de tafel nemende voegde zij er bij: „Die
kleine jongen stoort zich ook nog al naar een van ons; die
zingt naar hartelust evenals de vogel op den tak. Het stroomt
hem maar zoo uit de borst, en ik verheug er mij ieder oogen
blik over het is schoon, ja het is heerlyk, een ware stemme
Gods! Hoort gij het?" Zy zag de aan tafel zittende gasten
sprekend aan en neigde het hoofd in de richtiug van den tuin.
„De hemelen vertellen Gods eer," zong de knaap daar ginds
in het pakhuis een lieflijker stem had zeker nooit Gods eer
bezongen. (Wordt vervolgd.