deel viel wegens zijn waardig en zijn beleidsvol gedrag op
Djambi.
Nadat hij in Oost- en West-Indië vele diensten had
bewezen, keerde hij hier te lande terug, om zich in een
sedentairen werkkring aan de belangen der Marine te
wijden, namelijk als instructeur aan het Koninklijk Instituut.
Van 1869 tot 1875 was hij als zoodanig werkzaam, en
zijne verdiensten, in die betrekking gebleken, werden be
loond door zijne benoeming tot ridder der orde van den
Nederlandschen Leeuw. Na zijn terugkeer uit Willemsoord
trad hij aan het Departement van Marine als inspecteur
der artillerie op, en in die hoedanigheid viel hem thans
de eer te beurt tot minister van Marine te worden benoemd.
De heer Gericke heeft gisteren zijne betrekking aanvaard.
't Feestje ter gelegenheid van den verjaardag van
ons Prinsesje blijft, en het is in onzen komkommertijd niet
te verwonderen, aan de orde. De Amsterdammer gaf er
gisteren weder drie kolommen over. 't Blad heeft zich
echter ook te verdedigen tegen den aanval van het Dagblad
en de opmerkingen van de Tijd. Wij bepalen ons tot de
hoofdzaak, n. 1. het antwoord aan de Tijd op de uitnoodi-
ging om één dag te noemen, die zich leent voor een natio
naal feest.
„Wil men als de Tijd, die onze onafhankelijkheid en
het Huis van Oranje op prijs stelt, een nationalen feestdag,
en met ons eenen, waardoor tevens het historisch bewust
zijn van de natie wordt verhoogd en Oranje en Nederland
tegelijkertijd worden herdacht, dan verheffe men, zegt de
Amsterdammer, tot feestdag den 16 April, den geboortedag
van Willem den Zwijger. Zonder dien Prins geen Huis
van Oranje, zonder dien held geen onafhankelijk Nederland
denkbaar. Waarlijk, het Prinsesje, eens tot onderscheiden
bekwaam, zal zichzelf niet gepasseerd achten, als zij, laatste
uit den Oranjestam gesproten, den grooten voorvader ge
huldigd ziet. Uit zulk een feest valt voor een toekomstige
Vorstin zelve iets te leeren. In zulk een feest ligt zin,
uit zulk een feest spreekt een gedachte, door zulk een
feest wordt kracht gewekt. Een grootsch figuur, die in
drie eeuwen niet van glans verbleekte, een held, waarvan
de wereld zal blijven spreken zoolang men burgerlijke en
godsdienst-vrijheid op prijs stelt, is niet slechts zelf
waardig geëerd te worden, maar de herinnering aan hem
versterkt den geest en adelt het gemoedzij kweekt aspiraties,
die onder ons maar al te zeer kwijnen.
„Maar is men soms van oordeel dat de 16 April niet
zomersch genoeg is, dan neme men den 18 Juni, den slag
van Waterloo. Werd door den veldslag bij Waterloo niet
andermaal Nederlands onafhankelijkheid bevochten, mede
onder aanvoering van een Prins uit het Huis van Oranje?
Die dag, zij 't dan ook geen zomer, toch een Juni-dag,
stelt voor het minst een heugelijk en voor de natie onver
getelijk feit op den voorgrond. Duitschland heeft zijn dag
van Sédan, Frankrijk zijn feest der Republiek, België
vierde zijn Septemberfeesten. Elke natie legt aan zijn
feest een zinrijk feit ten grondslag. Waarom zouden wij
anders doen? Nog wappert opdien dag de vlag van menigen
toren, nog wordt hij in kerkfcft herdacht. Nog is het volk
op de hoogte van de beteekenis van dat feit. Indien er
in ons Vaderland zijn, die wenschen dat onze geschiedenis
vóór het jaar 1813 mocht worden vergeten, die in het
Wilhelmus van Nassauen niet het echte Nederlandsche
Volkslied erkennen, de Waterloo-dag zal zelfs dezen
geen aanstoot geven. Dan hebt gij althans een dag, dien
gij noemen kunt en een feest, evenals de geboortedag van
Willem den Zwijger, waarvan de zin door inboorling en
vreemdeling wordt begrepen."
Een Braziliaansch oorlogsschip is, op weg naar Ant
werpen, ter reede van Vlissingen geankerd.
De Minister van Waterstaat heeft ten aanzien van
den postdienst op Zon- en algemeen erkende Christelijke
feestdagen het volgende bepaald:
De brievenbestelling in de bebouwde kom van plaatsen,
die meer dan 15,000 zielen hebben, zal driemaal plaats
hebbenals voren in plaatsen van meer dan 3000 en minder
dan 15,000 zielen tweemaal, en in plaatsen met minder
dan 3000 zielen eenmaal. De bestelling buiten de bebouwde
kom der plaatsen, voor zooveel daar thans op zon- en
feestdagen nog meer dan eenmaal daags wordt besteld, wordt,
in gelijke verhouding als ten aanzien van de bestelling in
de kom is bepaald, beperkt. Mocht er na de aankomst van
een post niet meer worden besteld, dan wordt aan de in
gezetenen tot een kwart uur na aankomst dier post de
gelegenheid gegeven, hunne daarmede aangebrachte brieven
en andere stukken aan het kantoor af te halen. Ten aanzien
van de bestelling van expresbrieven blijven de gewone
voorschriften ook op Zon- en feestdagen van toepassing.
De lichting van de hulpbrievenbussen kan worden beperkt.
De openstelling van de postkantoren en van de hulpkantoren
der posterijen is niet later dan tot 5 uur 's avonds, en
voorts zal de duur dier openstelling zijn: in plaatsen met
een bevolking van meer dan 50,000 zielen acht uur, in
plaatsen met minder dan 50,000 en meer dan 15,000 zielen
zes uur, in plaatsen met minder dan 15,000 en meer dan
5000 zielen vijf uur en in de overige plaatsen drie uur.
Deze wijzigingen zijn van kracht met ingang van 6
September e. k.
Uit 's Hage wordt bericht, dat de toestand van den
oud-minister mr. Modderman thans weder minder gunstig
is en ernstige bezorgdheid wekt.
In tegenwoordigheid van dijkgraaf en heemraden van
Geestmerambacht, den ingenieur van den Waterstaat te
Alkmaar, en de beambten aan het werk verbonden, is
jl. Vrijdag de eerste steen gelegd van de sluis, welke te
Aartswoud gebouwd zal worden. De dijkgraaf, de heer
C. Kroon Mz., te Noordscharwoude, hield eene toespraak,
welke door den ingenieur, den heer J. W. Welcker, be
antwoord werd. Tevens werd een oorkonde voorgelezen,
welke later in de sluis zal gemetseld worden.
Men schrijft uit Vlissingen:
„Naar men uit goede bron verneemt is tot burgemeester
dezer gemeente benoemd, de gepensioneerde majoor bij het
Indische leger, Romswinckel.
De heer A. Smit, van wien in de laatste dagen hier
algemeen het gerucht loopt dat hij tot burgemeester zou
worden herbenoemd en die functie weder zou aanvaarden,
is reeds bezig naar elders te verhuizen."
Nog altijd heerscht ook te Rotterdam in sommige
vakken gebrek aan werk, zoodat voor zeer vele werklieden
de toestand hoogst moeielijk is. Jl. Dinsdag morgen hebben
een aantal dezer werkeloozen zich ten Raadhuize aldaar
aangemeld, om bij den burgemeester hun nood te klagen.
De burgemeester stond hen welwillend te woord en ver
klaarde, dat ook hem de treurige toestand bekend was,
maar dat daaraan vanwege het gemeentebestuur niets kon
worden gedaan.
Op het eiland Wieringen heeft zich jl. Zondag, toen
het aldaar kermis was, een jonkman in het vooronder van
een schuitje door het schot uit een ganzenroer gedood.
Men noemt teleurgestelde liefde als oorzaak van de wan
hopige daad. Het lijk van den ongelukkige werd den
volgenden morgen door zijn vader gevonden.
Den 30 Juli jl. is te Zuidscharwoude bij herstemming
tot lid van den gemeenteraad gekozen de heer Jacob Grei-
danus met 52 stemmen, tegen 14 op den heer P. Hoogwater,
in plaats van den heer A. M. van Twuyver, die om ge
zondheidsredenen bedankt had.
ja, en zulke menschen zien menigmaal rechts noch links, en
andere menschen bestaan voor hen niet op de wereld. Toen hij
er toch eindelijk opmerkzaam op werd gemaakt, had hy gezegd:
dat zij het kind moesten laten spelen waar het wilde, de tuin
was groot genoeg en daarbij is het gebleven en de ergernis
moet maar onderdrukt worden."
Zij nam een speld uit haar halsdoek en stak eene losgeraakte
strook aan het kleed der jonge dame vasttoen trok zij de kant
aan den hals terecht en 3treek met beide handen den zijden rok
glad, die min of meer gebruikt was. „Zoo, nu zal het wel gaan
zeide zy achteruit tredende. „Wat zullen die daar boven opkijken
Zoo onverwacht en dan in zoo'n groot gezelschap."
Margaretha schudde zoo driftig met het hoofd, dat de lokken
haar om de ooren vlogen.
Dit was nu volstrekt met naar den zin der oude keukenmeid.
Het was heden „extra mooi" boven, zeide zij en onder de cham
pagne zou het wel in orde komen tusschen die van het hof en
mijnheer den landraad. ,Een paar schoone menschen, juffrouw,
en een groote eer voor de familie!" daarmede besloot zij haar
mededeelingen. „Ik heb nog wel iets van al de heerlykheid in
mijn keuken hier beneden gezien; maar de dienstboden zeggen
het, en de benijdera in de stad zeggen ook, dat mevrouw de
ambtsraad nog zal bersten van hoogmoed.... Ja, die kwade
tongen! Een mensch kan zich niet genoeg in acht nemen!"
Met deze woorden nam zij een lamp van den schoorsteenmantel,
om die voor Margaretha aan te steken; maar de jonge dame
begeerde geen licht. Zij wilde in het donker wachten, tot boven
alles afgeloopen was en begaf zich weer op de vensterbank in
de woonkamer.
Margaretha zat in de donkere woonkamer te peinzen, en bij
alles wat door het jonge hoofd warrelde, voegde de oude klok
haar gelijkmatig getik en bracht kalmte in het verontrust gemoed.
Reinhold's hatelijkheid en de hoogmoed van hem en grootmama
deden haar het bloed koken; maar zij onderdrukte haar toorn
neen, de terugkomst in het vaderlijke huis liet zij zich zoo
niet verbitteren! Weg met die onaangename opmerking!....
Daar was het gelaat van de schoone dame van het hof, dat had
niets dan weerzin opgewekt! Zij moest buitengewoon verstandig
of zeer phlegmatiek van natuur zyn, de nicht van den hertog
met de onbeschrijfelijke bedaardheid in gelaatstrekken en
gebaren... Vroeger had men nauwelyks iets gehoord van het
bestaan der schoone Heloise Von Taubeneck. Prins Lodewijk
had in Pruisischen militairen dienst een hooge betrekking bekleed
en te Coblentz verblijf gehouden. Hij was slechts zeer zelden
in zijne geboortestad verschenen en het landelijk verblijf, dat
den prins van het hertogelijke huis was toegewezen, had jaren
lang onbewoond gestaan. Het lag buiten de stad, aan den voet
van een berg, waarop vroeger een ridderlijke burcht prijkte,
waarvan nog enkele overblijfselen waren overgebleven; het was
een gebouw van een verdieping in rococo-stijl met dakkamertjes
en de noodige koetshuizen en schuren, die onder het looverdak
van prachtige oude notenboomen geheel verdwijnen, terwijl zich
voor den wel wat opgesmukten voorgevel een schoon met bloem
perken en standbeelden versierd grasperk uitstrekte. Uit het
paviljoen te Dambach kon men het Prinsenhof als in de onmid-
delijkc nabijheid zien liggen.
Nu was het weer bewoond, en tante Sophie had te Berlijn
veel over deze verandering gesproken. De weduwe van Prins
Lodewijk was blij geweest, dat zij na zijn dood hier onder dak
kon komen, zooals de kleinsteedsche bewoners zich uitdrukten;
want aan geld had de overledene zoo goed als niets nagelaten,
en haar weduwenpensioen was niet zeer groot. Maar, zooals
men wist, had het hertogelyke paar innige genegenheid voor de
jonge nicht opgevat en het was stellig om die reden, dat der
beide dames ondcrstandsgelden toevloeiden en voorrechten toege
staan werden, waarop anders slechts gelijken van geboorte aan
spraak hadden.
Nu, de equipage, die juist over de markt kwam aanrijden en
voor de deur stilhield, was elegant genoeg, om een vorstel k
geschenk te zijn. Het open rijtuig blonk en schitterde in het
gaslicht en het vurige span snoof en trappelde van ongeduld.
Het duurde geruiracn tijd eer men boven besloot te vertrekken,
totdal de stemmen van het gezelschap op de trap werden gehoord
en de groote dubbele huisdeur werd opengeslagen, om het sterke
licht van de lampen der vestibule op het trottoir te doen vallen.
In dit licht verscheen het eerst de barones Von Taubeneck en
schommelde naar het rijtuig. Zy was buitengewoon gezet, en de
dochter, die haar vergezelde, scheen wel aanleg te hebben daarin
haar voorbeeld te volgen. Nu had haar slanke gevulde gestalte
nog schoone, regelmatige vormen. Zij trok de zwarte voile
dieper over het laag op het voorhoofd neerhangende blonde haar,
plaatste zich met voorname deftigheid naast haar hijgende mama
en staarde met onverschilligen blik op de overige gasten, die
tot een laatsten afscheidsgroet het rijtuig omringden, om zich
daarna in alle richtingen te verspreiden.
Herbert was dadelijk met een diepe buiging achteruit getreden
dat zag er niet naar uit, alsof de verloving inderdaad
had plaats gehad. Mevrouw de ambtsraad daarentegen had de
hand der jonge dame in de hare gevatzij drukte4 haar onder
voortdurende betuigingen en boog plotseling, als door teederheid
overweldigd, haar gelaat over de met een gehandschocnde rechter
hand. Margaretha kon niet onderscheiden of zij er de mond of de
wang op drukte.
Zy week onwillekeurig van het venster terug. Het bloed steeg
met geweld naar de slapen zij schaamde zich tot in het diepst
harer ziel over de oude, grijze dame, die haar trotsche afgemetenheid
en waardigheid tegenover zulk een jong schepsel geheel had
afgelegd.
Hevig verbitterd sprong zij van de vensterbank. In welk een
armzalige bekrompene wereld was zij teruggekeerd? Had zij
daarom die tochten naar verwijderde landen en oude tijden gedaan
en zich verrukt over hetgeen de menechelijke geest in edelen
schoonheidszin, in den drang naar het ideale had uitgedacht en
nagejaagd, om hier in de walgelijkste kruipery te zien, hoe arm
aan geest de mensch kan worden?.., Neen, de kooi was haar
te engZelfs niet de uiterste vleugeltoppen van den aan vrijheid
gewenden geest wilde zij ten offer brengen, om zich aan dien
beperkten gezichtskring te gewennen... Hetgeen in dezen tijd
overheerschend en ontzenuwend het moderne leven scheen te
beheerschen, de slaafschheid, de machtsaanbidding, het onbe
schaamde bedelen om de gunst van invloedrijke personen
dit waren nu de spoken in het huis Lamprecht, waartegen zij
zich met al haar kracht moest verzetten. Waarlijk, „de schoone
vrouw met de karbonkelsteenen," die alleen door onbezonnen,
gloeiende liefde de rust des grafs had verbeurd, zij stond hoog
naast die kleine zielen!... (Wordt vervolgd.)
Vierde 's Hertogenbosch dezer "dagen zijn 700jarig
feest, Breda aal weldra zijn lOOOjarig bestaan als stad
kunnen herdenken. Volgens de kroniek van Van Goor,
werd Breda door YVitger IV, graaf van Strijen, tot eene
stad gemaakt en in 888 met wallen omgeven. Van Goor
geeft dus het jaar der verheffing tot stad niet op; men
hoopt, nog den juisten tijd te kunnen vaststellen, waarop
Breda zijn lOOOjarig bestaan als stad zou kunnen vieren.
De nieuwe gouverneur van Suriname, mr. H. J. Smidt,
is met het stoomschip Oranje-Nassau van den West-Indi-
schen maildienst in welstand den 30 Juli 11. te Paramaribo
gearriveerd.
Zijn voorganger, baron Van Heert tot Eversberg, ver
trok den 31 Juli met de Prins Maurifcs van Paramaribo.
Mevrouw Kleine-Gartman neemt thans flink in beter
schap toe.
Door de Arroudissements-rechtbank te Assen is
Annechien Gelmers, te Willemsoord, gemeente Emmen,
beschuldigd van vergiftiging, gepleegd op haren vader,
vrijgesproken, als hebbende in dezen gehandeld zonder
oordeel des onderscheids, met last evenwel, dat zij zal
worden overgebracht naar een verbeterhuis tot 10 December
1893.
Jl. Maandag avond kwamen de leden van het vijfde
Congres van blinden-onderwijzers te Amsterdam bijeen en
werden verwelkomd door jhr. mr. J. W. M. Schorer,
commissaris des Konings in Noordholland, als eere voor
zitter van het plaatselijk comité. Daarna werd de heer
J. H. Meijer, directeur van het Blinden-Instituut te Am
sterdam, tot voorzitter gekozen; tot onder-voorzitters de
heeren Meckor, uit Diiren, en Lavanchy-Clarke, uit Parijs
tot secretarissen de heeren Krüger, uit Steglitz, en Mohr,
uit Kiel. Tot eere-voorzitters van het Congres werden
benoemd de heer Schorer en de heer H. H. Beels, presi
dent van het bestuur van het Blinden-Instituut te Amsterdam.
Prof. Donders had bericht gezonden, tot zijn leedwezen
verhinderd te zijn, het Congres bij te wonen.
Dinsdag morgen werd het Congres zelf geopend door
den heer Meijer, in tegenwoordigheid van den minister
Heemskerk en den wethouder Drïessen, die de leden namens
het gemeentebestuur verwelkomde, waarop de heer Molden-
hauer, uit Kopenhagen, antwoordde. Nadat de heer Meijer
vervolgens eene openingsrede gehouden had, nam de heer
Heemskerk het woord, om de verzekering te geven, dat
het Congres en de zaak, die het voorstaat, op de volle
sympathie en den steun der Regeering rekenen konden;
namens deze dankte hij de vertegenwoordigers der buiten-
landsche Staten voor hunne komst.
Achtereenvolgens werd daarna het woord gevoerd door
de heeren Wulflf, uit Steglitz (bij Berlijn), Schild, uit
Frankfort, Martin, uit Parijs, en Armitage, uit Londen.
Zij deelden een aantal zeer belangwekkende bijzonderheden
mede uit hunne rijke ervaring op het gebied van de zorg
voor de opleiding van blinden in de verschillende landen;
laatstgenoemde ook van hetgeen in Amerika geschiedt.
Tegen 1 uur opende de heer Meijer de tentoonstelling
van leermiddelen voor en arbeid van blinden met eene
rede, die in het Nederlandsch begon en in het Duitsch
eindigde, nadat hij in het Fransch de gasten had toege
sproken, die geen van de twee eerstgenoemde talen machtig
zijn. Nadat men de zeer bezienswaardige tentoonstelling
in oogenschouw genomen had, vereenigden zich de Congres
leden aan een dejeuner, waar het aan welsprekende toasten
niet ontbrak. Na afloop van het dejeuner vergaderden de
afdeel ingen van het Congres.
Dezer dagen werd te Aalsmeer verkocht eene boerderij
met 32§ hectare bouwland, gelegen in den Oosteinderpoel-
polder. De opbrengst bedroeg slechts f 17,000, d. i. p. m.
f 520 per hectare, terwijl voor eenige jaren de prijs onge
veer f 1600 per hectare bedroeg.
Eene koe van H. J. te Noordwolde kreeg dezer
dagen eensklaps eene ongesteldheid en langzamerhand ver
toonde zich aan den hals een gezwel. Of hier bet brand
punt der ziekte was, kon door den eigenaar moeilijk uit
gemaakt worden. Pogingen werden aangewend om 't dier
van zijn kwaal te genezen, doch niets hielp; de koe bleef
aan de ziekte laboreeren en haar lijden werd alle dagen
erger. Voedsel moest haar worden toegediend, wijl zij niet
meer bij machte was in 't land te grazen. Zoo woekerde
de ziekte eenige weken voort, waardoor het beest natuurlijk
allengs meer en meer in kracht verloor. Eindelijk werd,
door tusschenkomst van 't bestuur van 't veefonds aldaar
waarbij de koe verzekerd was, de Rijksveearts De Boer te
Wolvega geconsulteerd, welke, na eenige werkzaamheid,
uit de keel een.... oude schoenzool te voorschijn haalde, tot
groote bevreemding der aanwezigen. De koe neemt na deze
operatie in beterschap toe.
Men doe met dit geval zijn voordeel!
Te Uithuizen heeft men een witte mol levend gevangen.
De Landbouw-Vereeniging te Stadskanaal heeft dit
jaar eene proef genomen met de zoogenaamde „triomf-
haver," welke vooral in Oostenrijk verbouwd wordt. De
uitstoeling aldaar is bijna bovennatuurlijk en de stengels
hebben de dikte van oeverriet. De opbrengst is een
honderdvoudige, doch het gewicht per hectoliter slechts
30 kilogram. Het graan is mooi, doch de korrel zwak;
vandaar het geringe gewicht. Het is gebleken, dat deze
haversoort een diepen vochtigen bodem begeert. De lengte
der halm is 1 meter, bij eene dikte van 6 streep. Het
stroo wordt als strooisel gebruikt, terwijl de korrel, schoon
klein, dun van huid en licht van kleur is, zoodat die eene
goede voederwaarde bezit. Elke plant telt 6 i 8 halmen.
Zoo is het in Oostenrijk een goed verbouw geworden.
De meeste wol uit het oosten van Friesland en
geheel Drente wordt door makelaars opgekocht voor den
heer Delapouille te Tourcoing (Frankrijk). In de vorige
week werden 20,000 kilogrammen derwaarts verzonden.
Een vermakelijk verhaal wordt in 't N. v. d. D.
gedaan. Onder den titel „herleving van doode dieren*
kwam in 't Album der Natuur onlangs een artikel voor
over proefnemingen met het overbrengen van bloed uit
het eene lichaam naar het andere. Daarin werden ver
schillende wonderbare proefnemingen meegedeeld, gedaan
door den heer G. A. Armitage in Denver College (Amerika).
Een dashond werd zooveel bloed afgenomen, dat hij stierf
de dood werd geconstateerd. Na 3 uren, toen hij koud en
verstijfd was, werd hem bloed van een Newfoundlandschen
hond ingespoten en het doode dier herleefde, na 3 uur
en 20 minuten dood te zijn geweest.
Iemand heeft zich de moeite gegeven omtrent dit verhaal
een onderzoek in te stellen. Daarbij is hem gebleken, dat
er niet één woord waar is van alles wat er in staat. Er