een 25tal werklieden tegenwoordig waren, om, met het oog op de slapte der werkzaamheden, de vraag te be spreken, of er geene middelen zouden te beramen zijn om in dien treurigen toestand eenige verbetering te brengen. Nu, zoo zeggen zij, in den zomer is er bijna geen werk en bijgevolg geene verdienste. Als er geene verandering komt, wat moet dat geven bij den naderenden winter? De toestand van vele werklieden is treurig. Zij vragen geene giften en gaven, maar, zoo mogelijk, gelegenheid om te werken. Tot behoorlijke inrichting van 't Lager Onderwijs is o. a. aan de gemeente Anna Paulowna, boven en behalve de vergoeding van 30 pCt., bedoeld bij art. 45 der wet van 17 Augustus 1878, bij koninklijk besluit verleend eene sub sidie groot f 1000. Een schuit gestolen! Jl. Zaterdag avond had de heer A. uit Zaandam zijn ijzeren schuit, groot 12 ton, aan de Haarlemmersluis te Amsterdam laten vastleggen om Maandag morgen daarmede te gaan arbeiden, toen tot zijn niet geringe verwondering de schuit met zeilen, haken en -boomen verdwenen was. Tot heden zijn opsporingen te vergeefs geweest. De schuit vertegenwoordigt een waarde van f 850. Weder een moord I Zekere J. C. v. G., te Rotterdam, die een paar dagen geleden, naar men zegt met f 1200, zijn huis verliet en zich in de Koningsteeg aldaar in een verdacht huis had begeven, werd gisteren nacht te 2 uren dood gevonden onder het viaduct in de Zwartehond- straat, dicht bij de Koningsteeg. Het lijk had verschei dene wonden aan gelaat en hals, door messteken toegebracht. De justitie is onmiddelijk met het onderzoek begonnen. Gisteren nacht is door den bliksem eene groote boerderij van Groendijk, te Formerum (op Terschelling), getroffen en tot op den grond afgebrand. Zij was slechts gedeeltelijk verzekerd. Onder het opschrift: „Een schandaal" bevat de Standaard het volgende: „De kermis, die te Beverwijk zeer druk door de menigte werd bezocht, heeft voor vele kramers een aardig winstje afgeworpen. Niet echter voor één kramer, die zich over een behandeling te klagen had, zóó gemeen en zóó laag, dat men verwonderd staat, dat zoo iets in onze beschaafde 19de eeuw kan gebeuren. „De man was een bijbelcolporteur, die aan de bezoekers geen overlast deed, maar hun eenvoudig in den weg was, omdat hij een bijbelcolporteur was. Men heeft dezen man getrapt, geschopt, zijn uitstalling onderste boven geworpen en op alle mogelijke wijze zijn arbeid belemmerd, door b. v. straatmuzikanten en een joelende menigte naar zijn tent te lokken, die het werk der duisternis aan dezen eenvou- digen man voltrokken. „En wie waren de opruiers en medehelpers aan dit schandaal? Ware er op Beverwijk van socialisten-optochten sprake, men zou daaraan misschien de schuld geven, maar die zijn hieraan onschuldig. Hoofdzakelijk was het geci viliseerde, het „nette, beschaafde" publiek, dat zich aan deze laaghartige straatschenderij schuldig maakte. We zullen ons oordeel niet verder over de toeschouwers en opruiers uitspreken, maar dit is zeker, dat het te Beverwijk gepleegde een schandaal is, zooals men in dezen tijd niet zou hebben verwacht dat gebeuren kon. „Maar toch, het feit ligt daar. Ieder weldenkende zal er zijn strenge afkeuring over uitspreken. Maar dat is genoeg. „Is er in Beverwijk geen politie-toezicht, dat men daar eens anders eigendom maar onderste boven halen kan? En er is toch nog wel recht te krijgen, ook al is het voor een bijbelcolporteur. Zeer dringen we op een ernstig onderzoek naar de gepleegde wandaden aan, opdat getoond worde, dat de wet, die ons allen beschermen moet, niet straffeloos mag worden overtreden.' op de fruitmand, die zijn moeder hem voorhield. „Een vreemd idee, om met zulk weer een knecht naar de stad te zenden!" zeide hij. „Dat had de tijd nog wel „Neen, Herbert!" viel mevrouw de ambtsraad hem in de rede. „Het ooft is pas geplukt en mocht zijn heerlijke geur niet verliezen. En dan gij weet immers dat men daar buiten niet gaarne een dag laat voorbijgaan, zonder dat er eenig teeken van leven gegeven wordt.... Wat een heerlijke geur! Ik zal u dadelijk een bord vol peren en druiven uitzoeken en in uwe kamer laten brengen. „Dank u, lieve mama! Gebruik er zelf maar van. Ik maak er geen aanspraak op die attentie geldt u alleen." Dit zeggende ging hij weer naar de andere kamer. „Hij is gevoelig, omdat het liefdeblijk niet rechtstreeks aan hemzelf geadresseerd Was," fluisterde mevrouw de ambtsraad haar kleindochter in het oor, terwijl zij naar haar bril greep en het werk weer opnam. Mijn hemel, Heloïse mag zoo iets nog niet doen! Hy is zoo schuchter, zoo onbegrijpelijk bedeesd en schijnt bijna te hopen, dat zij het beslissende woord het eerst zal uit spreken. Daarbij is hij vreeselijk jaloersch, zelfs op mij, zoo als gij zooeven hebt gezien.... Ja, kind, daarvan zult gij nu ook ondervinding opdoen!" voegde zij er luid op plagenden toon by en was daarmede weer op het thema gekomen, dat door de komst van den bode was afgebroken. Zij trachtte de venster nis tot een biechtstoel te maken er was sprake van het schrijven van mijnheer Von BillingenWackewitz. Margaretha had den brief den vorigen avond nog verbrand en het afwijzende antwoord was reeds onderweg. Maar daarover liet zij zich geen woord ontvallen. Zij antwoordde zeer diplomatisch slechts met enkele woorden en was inwendig boos, dat de oude dame den naam van den afgewezene eenige malen zoo luid en ongedwongen noemde, alsof hij reeds tot de familie behoorde. Het kwetste haar des te meer, omdat de denr van de zijkamer niet geheel gesloten was; de opening werd gaandeweg grooter en wie daar ginds uit- en inging, kon elk dier onbescheiden opmerkingen hooren. Grootmama zat wel met den rug naar de deur en kon niet weten, dat zij open stond, tot zij door een geraas opmerkzaam werd en zich verwonderd omkeerde. „Verlangt gy iets, Herbert?" riep zy. „Neen, mama, veroorloof mij slechts, dat de deur een weinig open blyft; men heeft mijn kamer te warm gestookt!" Mevrouw de ambtsraad lachte bij zichzelf en schudde het hoofd, „Hij denkt, dat wij over Heloïse spreken, en dat is natuurlijk muziek in zijn ooren," fluisterde zy Margaretha toe en sprak nu terstond over den Prinsenhof en zijn bewoners. Niet lang daarna begon het te schemeren. Het werk werd opgerold en daarmede waren ook de overdreven voorstellingen van grootmama ten einde. Margaretha haalde ruimer adem en nam haastig afscheid. Zij behoefde in de zijkamer ook niet te groeten de deur was reeds voor eenigen tijd van binnen zacht toegeduwd. Op de trap tochtte het geweldig en geen wonderop de benedenverdieping stond een der groote op den tuin uitziende vensters open, en de storm, die uit het noorden over het dak van het pakhuis kwam, had daar vrijen toegang en suisde als een orgeltoon langs de muren. (Wordt vervolgd.) Van Texel wordt dd. 20 dezer gemeld: „Nu de hooibouw op dit eiland geëindigd is, blijkt het l dat de opbrengst weinig grooter is dan in gewone jaren. De kwaliteit van het hooi is evenwel over het algemeen best. Sedert eenige dagen begint men in de polders aan den oogst. Karwei- en koolzaad leverden matig op. Met gerst, haver, erwten en rogge liep het zeer tegen. De opbrengst is onbeduidend. Tarwe belooft een middelmatige oogst. De vroege aardappelen zijn klein van stuk en over het geheel niet bijzonder smakelijk. Het rooien der winter aardappelen begint eerst in de volgende maand." Onder de gemeente Callantsoog is gisteren nacht een felle brand uitgebroken in de boerderij, toebehoorende aan den heer Koelman, van Wieringerwaardmen vermoedt dat de brand ontstaan is door het broeien van het hooi. Sedert 10 Maart 11. leefde in een der vogelzalen van het Zoölogisch Genootschap te Amsterdam een kraaiachtige vogel, zwai't en wit geteekend, van Zuid-Australië, die door zijn gezelligen aard en zijn aangenaam gefluit aller aandacht trok. Op geheimzinnige wijze is deze vogel uit zijn kooi verdwenen, zonder dat aan ontvluchting kan worden gedacht, de inrichting der kooi in aanmerking ge nomen. Door den directeur van het Genootschap is een belooning van vijf-en-twintig gulden toegezegd aan hem of haar, die met zekerheid weet aan te wijzen in wiens bezit de vogel is geraakt. De „Corsir" van den heer J. Henri Everts, te Zalt- Bommel, die bij de wedloopen te Clingendaal den inter nationalen prijs won, behaalde jl. Dinsdag te Courtrai in België den eersten prijs van 1500 francs. Enkele dagen te voren won dat paard te Roubaix, in Frankrijk, een prijs van 2500 francs. Een veehouder zoo leest men in de Leeuwarder Crt. heeft verscheidene groote koffiekoppen genomen en die gevuld met melk, welke ééne koe tot de laatste druppels gaf. Na ze afzonderlijk gewogen en zich overtuigd te hebben, dat in eiken kop dezelfde hoeveelheid was, heeft hij de volgende uitkomst verkregen: op de melk, die het eerst gemolken was, bevond hij overal minder room dan op die, welke later verkregen was, terwijl de room over vloediger opkwam, naar gelang de melk later getrokken werd. Hoewel deze houding verschillend was bij onder scheidene koeien, stond echter bij velen de hoeveelheid room van de melk, die in het eerste kopje was, tot die in het laatste kopje, als 16 tot 1. Inderdaad was het verschil bij melk van enkele koeien niet zoo groot, maar men kan zeggen dat de verhouding gemiddeld van 10 tot 1 stond. Het onderscheid in de hoedanigheid der twee momsoorten was nog belangrijker dan in de hoeveelheid. De room van de melk in het eerste kopje, zijnde het eerste gemolken, was dun, zeer wit en bijna niet gebonden, terwijl die van het laatste kopje dik, boterachtig en van een schoonc kleur was. De melk, die in de kopjes bleef nadat ze afgeroomd was, vertoonde mede een zeer groot verschil. Die, welke het eerst was gemolken, was zeer gescheiden, blauwachtig en had het aanzien alsof ze met veel water was aangelengd. De melk van het laatste kopje had een fraaie kleur, was gebonden en geleek in smaak en aanzien meer op room dan op melk. Deze proeven leeren, dat zij, die na het melken een gedeelte in de uiers laten, door achteloosheid, handig heid, haast, enz., niet alleen den room verliezen, maar ook den besten, die den meesten smaak en de kleur aan boter geeft. De koe lijdt er evenzeer onder en de opbrengst wordt bij den dag kleiner. Hier wegen de „laatste loodjes" zwaar. Dat het in Indië koud kan zijn en zelfs soms vriest blijkt uit hetgeen uit Bandong aan De Locomotief ge schreven wordt: „Nu de zon haar noordelijksten stand bereikt heeft, is de koude in den vroegen morgen hier zeer gevoelig; de orang goening, die den ganschen nacht dicht bij zijn brandend vuurtje al slapende heeft doorgebracht, gaat 's morgens om zes uur op een kinaonderneming, in den regel 4000 voet hoog, reeds aan het werk. Het hoofd gedeeltelijk in zijn slendang verborgen om ooren en aange zicht tegen den snerpenden wind te beschutten, loopt hij van koude ineengedrongen voort, en pakt bibberend den ijskouden patjol en gieter aan, die hij ter nauwernood met de tintelende vingers kan omvatten. Bij aanraking van het natte gras, waaraan de heldere druppelen in de allereerste zonnestralen schitteren, trekken de inlanders de voeten soms pijnlijk terug, daar het is, alsof zij door naalden gestoken worden. Niet zelden teekent de thermometer tegenwoordig 42 gr. Fahrenheit. De rijp licht dan op de ateup der kweekbedden, die een kwartier later, wanneer de zon wat hooger staat, door haar koeste rende stralen weder versmolten is. De koude is soms zoo scherp, dat de jeugdige planten in sommige gedeelten, waarover de fijne ochtendwind is heengestrekon, met den grond gelijk zijn afgevroren, hoewel zij, tot troost van den planter, dikwijls later weder uitschieten. In den laatsten tijd worden de Deensche boterboeren hunnen Nederlandschen beroepsgenooten nog al eens ten voorbeeld gesteld. Merkwaardig wordt het daarom, dat, volgens de Purmerender Kroniek van het jaar '38, in 1515 eenige Waterlandsche boeren het eilandje Amak, bij Kopen hagen, bevolkten, en wel op verzoek van Koning ChristiaanlI. De bewoners zouden vele voorrechten genieten, maar zij moesten daar Edammer kaas en boter maken en daarvan het hof voorzien. Opmerkelijk is het, dat, ofschoon er meer dan drie eeuwen verloopen zijn, de zeden en gewoonten onzer voorvaderen nog in hun nageslacht kenbaar zijn; zelfs de kleeding, die in ons land alleen op Marken is bewaard gebleven, vindt men nog daar, en het gooien van de kat uit de ton lokt nog heden ten dage de bewoners van Kopenhagen dikwijls naar Amak. In den laatsten tijd wordt allerwege bij vele winkeliers een nieuw soort „vliegendood-papier" verkocht, met het opschrift: „Mort aux mouches." Ernstig en krach tig moet tegen dit papier gewaarschuwd worden, daar het bij scheikundig onderzoek bleek, ontzettend veel rattenkruid te bevatten en te Utrecht reeds aanleiding heeft gegeven lot vergiftiging bij een jong kind. De beroemde Fransche scheikundige Pa yen vestigt de aandacht op de groote waarde van het koffiedik ais meststof, door zijn rijkdom aan stikstof en phosphorzure kalk. Volgens dezen geleerde bezit het niet alleen een krachtige werking, maar zou het ook de eigenschappen hebben het onkruid te vernietigen en de wormpjes te ver hinderen die planten aan te tasten, om wier voet het ver spreid is. Met aarde vermengd, bespoedigt het den groei der |v>tplanten, maar 't. is noodzakelijk dat het mengsel op tijd gemaakt wordt, opdat de oplossing gereed zij op het oogenblik, dat de wortels beginnen uit te loopen. Nog geeft, volgens Payen, deze meststof een aangenamer smaak aan de tuinvruchten. Brieven uit de hoofdstad. 20 Augustus. Een ontelbare menigte jonge en oude monden hadden het hier gisteren avond en heden zoo druk over de welgeslaagde vlieger- pret, dat ik, ook afgezien van mijne groote sympathie voor zulke feestjes, er wel een stukje van mijn Brief aan wijden moet. Maar eerst over iets anders, iets van meer ernstigen aard. Ik bedoel, om het in eens te zeggen, de martelaarskroon, die men hier bezig is den voorvechters van het socialisme op het hoofd te zetten. Blijkbaar hebben de Amsterdamsche justitie en politie, misschien op een wenk van hooger hand, met opzet in den laatsten tijd hunne vroegere, meer passieve houding tegonover de sociaal-democratische partij laten varen en een meer offensieve taktiek aangenomen. In hoeverre dit goed gezien is, zal de uitkomst moeten leeren; maar het komt my voor dat de hand havers der openbare orde wel wat hard van stal loopen en daar door, hoezeer tegen hun wil, voor het socialisme meer reclame maken dat dat zij het afbreuk doen. Dat dit geen uit de lucht gegrepen bewering is, kan blijken uit de volgende snorkende mededecling, die het jongste nommer van Recht voor allen te lezen geeft: „Het proces-van Ommeren maakt propaganda voor onze zaak. Alleen in Amsterdam werden van No. 47 van Recht voor allen ruim 4000 exemplaren verkocht. Ook in andere steden neemt de verkoop steeds toe, zoodat ook in Den Haag en Rotterdam de verkoop op straat reeds meer dan 1000 nummers bedraagt, die geregeld eiken Zaterdag avond in elk dier steden worden verkocht; ongerekend de duizenden exemplaren, die verspreid worden in de stcdeu van den tweeden rang en op hot platte land, terwyl tevens het abonnentental voortdurend stijgt. Alles wat de Ilegeering doet, is koren op den socialistischcn molen. Haar dwaze verblindheid zal onze partij versterken. Bravovoor onze partijgenooten, die trots de tegenwerking der overheid voort gaan onze beginselen te verspreiden." Men ziet het, de verklaring van het partij-orgaan is zoo stout en onbewimpeld mogelijk„alles wat de Regeering doet, is koren op den socialistischen molen." Tot dusver nam het groote publiek hier dan ook weinig notitie van de zaak; maar sedert de uit venters van het socialistische blaadje met de politie kenuis hebben moeten maken, beginnen er zich partijen pro en contra te vormen. Maandag avond ter gelegenheid van den Hartjesdag hebben wy er de bewijzen van gezien; de altyd drukke en rumoerige avond zou betrekkelijk rustig zijn afgeloopen, indien er niet tegen elf uur een optocht van socialisten met roode vlaggen was komen opdagen. Toen gingen de poppen aan 't dansen! De berichton in de dagbladen hebben niet het ergste verteld, maar de botsingen hadden een ernstiger karakter dan men zoo oppervlakkig zou zeggen. Tusschen 11 en 12 uur is op den Dam in den omtrek van den Nieuwendijk cn de Beurs woedend gevochten en formeel slag gelevérd tusschen burgers en politieagenten, welke laatsten het niet met den stok konden bolwerken, maar er met do blanke sabel duchtig op in moesten houwen, alsof het een oproer in optima forma gold. En het staat te vrcezen, dat dergelijke botsingen zich in het vervolg zullen herhalen, telkens als er zich gelegenheden voordoen, die tot opeenhooping van groote volks menigten aanleiding geven en waarbij de socialisten de kans schoon zien om zich weer eens te doen gelden, dat wil zeggen weer eens van zich te doen spreken. Want men heeft het uit bovenaangehaalde regelen gezien: de scheldwoorden en steenworpen van verontwaardigde burgers zijn den heeren socialisten even welkom als de onderdrukking en vervolging door de straffende hand der justitie. Want dat alles levert hun rijken oogst op het veld van reclame en propaganda. Toch laat de justitio van haren kant het bij de zaak-Va* Ommeren niet blyven. Terwyl diens proces eerlang in hooger beroep zal worden behandeld, is een gerechtelijke instructie geopend tegen zekeren Bclderok, een straatventer van het blaadje Recht voor allen, wegens het uilen van beleedigende woorden omtrent den persoon des Konings. Hebben we dus binnenkort een tweede proces wegens majesteitschennis te wachten? Onder- tusschen verweren de socialisten voorvechters zich met hand en tand en weten ze op een eigenaardige, soms vrij gevoelige manier van zich af slaan. Een vorig nommer van het. blaadje Recht voor allen gaf een staaltje hunner wraakneming te zien. Een man, die op den Dam ten aanhoore van een groote volks menigte zyn misnoegen had geuit (en in zeer krasse termen) over den verkoop van het. bovengenoemde blad, werd na afloop van het „standje" heimelijk gevolgd door een der socialistische handlangers, die 's mans handel en wandel eens wilde nagaan. Zoodoende zag de spion o. a. dat de anti-socialist 's nachts te 1 uur op het Koningsplein werd gepraaid door een daar wan delende schoone, zich met haar in een naburig etablissement begaf, en een uur later met waggelenden tred dat huis verliet om zich naar zijne woning te begeven. Hier aangekomen, werd hem door den socialist de pijnlijk verrassende vraag gedaan, of hij zich goed geamuseerd had in die en die straat nommero zooveel? Maar nog grooter en nog pijnlijker moet 's mans verrassing geweest zijn, toen hij een paar dagen later het gebeurde van dien nacht in al zijn kleuren cn geuren zag vermeld in Recht voor allen, met opgave van naam en toenaam, woonplaats, huisnummer en beroep. Inderdaad een zeer onaangename verrassing voor een gehuwd man! En natuurlyk kan hy zelf niet denken aan het instellen eener vervolging, die de zaak slechts te ruchtbaardor zou maken. Intusschen kan men uit al deze dingen zien, dat de socialisten zich schrap zetten, nu de justitio van haren kant hetzelfde heeft gedaan. Wat de gevolgen dier nieuwe taktiek zullen zijn, is nog niet te berekenen; maar toch hebben we er Maandag avond reeds een voorproefje van gehad. Misschien is het in dezen staat van zaken niet zoo zeer te betreuren, dat de beraamde volksfeesten op den Princesjesdag niet doorgegaan zyn. En in ieder geval hebben wij alweer reden om ons te verblyden, dat de Amsterdamsche kermis tot het verledene behoort, want een ontmoeting tusschen jolige kermisvierders en opgewonden socialisten.... ik mag er niet aan denken! In plaats van de ouderwetsche kermis hadden we gisteren den nieuwmodischen Vliegerwedstrijd. Nu, ik hoop dat hij spoedig burgerrecht zal verkrijgen, en ik heb er wel moed ook op, want het feestje is uitmuntend geslaagd en dadelijk algemeen in don smaak gevallen. De wakkere uitgevers van het volksblad De Echo, die het zaakje op touw zetten, hebben eer van hun moeite en zorgen gehad. Er was pret, er was geestdrift, er was een gulle hartelijkheid, die iedereen aangenaam stemde. Hoog boven de opgelaten puntvliegers, kolders, weesmeisjes en artilleristen scheen het zonnetje van eendracht en harmonie, dat zelfs door schootgegane meesterstukken en „gewarde" touwen niet kon ver duisterd worden, al had de gewone zon zich ook teruggetrokken achter de dikke wolken, waaraan onze zomersche hemel tegen woordig zoo extra rijk is. Maar de wolken hielden zich toch rustig, bewaarden hun onweerslagen en regenbuien tot heden middag, en brachten geen stoornis in het aardigste jongensfeest, dat ik hier in lang gezien heb. Het zou driewerf jammer zyn, als we niet voortaan geregeld onze jaarlijksche Vliegerfeesten kregen; dit perzikje smaakt althans naar meer. Minder aangename oogenblikken beleefde men gisteren in onzen achtbaren Gemeenteraad, waar een der leden eenige „ont hullingen" deed, die zyn collega's een schrik op 't lyf joegen. Het waren wel geen onthullingen in den trant van die der

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2