HELDERSCHE
KIEUWERIEPER COURANT.
en AdrerteitieUad yoor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 102.
Jaargang 43,
Woensdag 26 Augustus.
Uitgever A. A. BA KEEK Cz.
POSTKANTOOR HELDER.
20> DE TRODW HET DE KARBONKELSTEENEII
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij'abonnement belangrijk lager.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
'e tweede helft der maand Juni.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
J. v. Veen de GraafAlkmaar.
B. EldersAmsterdam.
A. C. Sendcrman
Jannetje ClapkmanDirkshorn.
E. G. Van Beek's Hagc.
Ph. GrunerHaarlem.
Mej. C. Kist Helder.
F. Van SoestNieuwediep.
Hemdriesn
Katarina ScheeNieuwe Pekela.
J. StoretRotterdam.
Wed. Van Bebberen
Mej. HaarebolVlaardingen.
M. v. d. Zandden
J. v. d. Berg
Diertje Van Dokknm
Miater'a Hage.
Van Hulpkantoor Wieringen
J. Stanatra
Briefkaarten:
D. SluiaAmaterdam.
Wed. G. Van Tienen
T. MeUenbergw
L. Flecken8teinu
Wed. Geert
Binnenland.
De Arnb. Crt. brengt het adres ter sprake, aan de
Tweede Kamer gezonden door het centraal bestuur van het
Provinciaal Groninger Werkliedenverbond.
Een oogenblik rees de gedachte bij bet blad op, dat dit
adres niet in ernst was gemeend, maar alles toont het tegen
deel aan: het Provinciaal Groninger Werkliedenverbond
wenscht inderdaad, dat het middelbaar en hooger onderwijs
kosteloos zal worden gegeven aan werkmanskinderen van
goeden aanleg. Goeden aanleg is een zeer rekbaar woord.
Üt verstaan adressanten onder goeden aanleg wat men in
den regel „buitengewonen" aanleg noemt? Voor de zoo-
danigen meent de Arnh. Crt., dat toch nog al eens de
beurzen van particulieren ontsloten worden, ten einde hem
in de gelegenheid te stellen, dien aanleg te ontwikkelen.
Naar het Dnitsch van E. MARLITT.
By het naar beneden gaan zag Margaretha baar vader aan
het venster staan. De stormwind blies hem tegen de breede
borst en speelde met zijn welige haren.
„Wilt gij wel eens naar beneden gaan!" riep hij driftig boven
het geloei van den storm uit en wenkte te gelijk met de band.
Zijn dochter plaatste zich naast hem. Hy verschrikte en
keerde haar haastig zijn ontsteld gelaat toe.
„Die waaghals wil zich waarschijnlijk den hals brekenzeide
hij gejaagd en wees naar de open galerij van het pakhuis.
Daar stond de kleine Max op de leuning van de balustrade.
Hy had den linkerarm om een der houten pilaren geslagen, die
het ver vooruitspringende dak droegen; de andere strekte hy
gesticuleerende in de lucht en zong; maar het was geen samen
hangende melodie; hij sloeg slechts enkele tonen aan en liet ze
zwellen en wegsterven, als wilde hij uit overmoed de kracht
zijner kleine longen met die van den storm meten. Dat waren
de vermeende orgeltonen geweest. Hij scheen ook het geroep
van den overkant niet gehoord te hebben, want hy begon op
nieuw.
„Hy valt niet, papa!" zeide Margaretha lachend. „Ik weet
het best, wat men op dien leeftijd al niet kan wagen. De balken
op onzen zolder kunnen nog heel andere dingen van koorddan
serskunsten verteUen... En de storm kan hem niet deren, hij
heeft dien in den rug... Maar het oude houtwerk daar ginds is
niet te vertrouwen zy haalde haar zakdoek te voorschijn en
wuifde er mee uit het venster.
Dit teeken werd door de kleine dadelyk opgemerkt. Hy zweeg
eensklaps en sprong van zyn hooge plaats. Zichtbaar verschrikt
en verlegen, hield hij zich, of hy iets op de galerij deed; hij
schaamde zich misschien wel, dat men hem bespied had.
„Dat kereltje heeft een pracht van een stemzeide Margaretha.
Maar hij is er zeer kwistig meê. Over twintig jaar zal hy
wel niet meer zoo dolzinnig tegen den atorm zingen, dan zaJ
hij het kostbare talent weten te waardeeren... Dien krijgt gij
niet op uw kantoor, papa, dat wordt eens een groot zanger."
Denkt gy!" Zijn oog staarde haar zonderling, byna vyandig
aan. „Ik geloof niet, dat hy er voor geboren is om anderen te
amuseeren."
Daarop stak hij de hand uit naar het venster, om het te
sluitenmaar op hetzelfde oogenblik rukte een hevige windvlaag
hem het venster uit de handen. De vlaag was zoo geweldig als
zelfs in den afgeloopen nacht de muren niet had doen schudden.
Wat er in de eerstvolgende oogenblikken gebeurde zagen de
twee die van het venster in de- kamer terug deinsden, niet
rij meenden dat de orkaan het oude koopmanshuis met alles wat
er in leefde en ademde met een enkelen ruk wegvaagde een
vreeselijk gekraak, een angstwekkend geraas van neerstortend
puin, toen een oogenblik stilstand alsof de woestaard zelfs van
'de vernieling verschrikte en het nauwelyks waagde de ondoor
dringbare aschgrauwe wolk te verjagen, die plotseling de binnen
plaats vulde!
Het pakhuis! Ja vandaar kwamen en golfden de stofmassa's
omhoog
De vordering echter, dat alle kinderen van werklieden
kosteloos middelbaar en hooger onderwijs zullen kunnen
genieten, rust op een dwaalbegrip. De Groninger werk
lieden schijnen dit onderwijs gelijk te stellen met een ge
schenk, dat een huisvader aan zijne kinderen geeft en
waarop naar recht en billijkheid alle kinderen evenveel
aanspraak hebben. Die vergelijking is onjuist. Yoor duizenden
vaders is bet te kostbaar. Waarom zal men het nu gratis
verstrekken aan den zoon van den werkman en geld blijven
vorderen van degenen, die het voorrecht niet hebben
werkman te zijn en in eene ondergeschikte betrekking op
een kantoor hun brood verdienen, of een kleinen winkel
houden, of eenig ander weinig winstgevend bedrijf uit
oefenen? Als de Staat de zonen van goeden aanleg van
de werklieden vrijstelt van betaling, dan zou hij eene groote
onbillijkheid begaan jegens alle anderen, welke niet tot
die klasse behooren, wanneer hij deze ook niet vrijstelde.
De Groninger werklieden willen niet alleen hooger onder
wijs kosteloos, maar ook middelbaar onderwijs en tevens
de daarbij noodige huisvesting, kleeding en voeding. Maar
dan moeten ook de brievengaarder en de gemeente-ontvanger,
de landbouwer en de apotheker gelijk recht hebben. En
op welken grond zal men dan van den meergefortuneerden
grondbezitter eischen, dat hij wèl voor zijne jongens betaalt?
Alleen omdat hij geld heeft en het betalen kan:
De Groninger werklieden zijn werkelijk nog bescheiden,
dat zij niet voor zich en hun gezin eveneens voeding,
kleeding en buisvesting vragen; op bet geld toch, waarvoor
zij hunne zonen kosteloos willen laten leven, hebben zij,
alsmede door bakkers, slagers, enz. opgebracht, evenmin
recht als op één broodje in den bakkerswinkel.
Het is een onzinnige eisch, die voor geene inwilliging
vatbaar is.
Wat het middelbaar onderwijs betreft, er bestaat bij vele,
de Arnh. Crt., meent zelfs bij alle, Hoogere Burgerscholen
gelegenheid om eenige jongelui kosteloos te plaatsen, en
deze krijgen zelfs hunne boeken voor niets. Maar laten
de leden van het provinciaal Groninger Werkliedenverbond
zich zeiven eens afvragen, hoevelen van hen hunne zonen
het meer uitgebreid lager onderwijs laten volgen, dat ten
hoogste een paar kwartjes per week kost? Men eischt het
meerdere, dat buiten het bereik ligt, maar men verwaar
loost het mindere, dat binnen het bereik ligt.
Wat het hooger onderwijs aangaat, wanneer de zoon
Met een woesten sprong stoot de handelsraad zijn dochter
voorbij en de trap of. Margaretha vloog hem na, maar eerst
op de binnenplaats gelukte het haar zijn arm te omklemmen
stom van ontzetting kon zij hem niet zeggen, dat hij haar moest
medenemen.
„Gij blijft hier!" gebood hy en schudde haar van zich af. „Wilt
gy ook verpletterd worden?"
Dat waren woorden, die haar door merg en been gingen, en
zy meende te zien, dat de horen hem te berge rezen.
Hij ylde voort, en zy greep naar den naastbijzijnden boomstam,
om zich op de been te houdenwant weder gierde de storm over
den tuin. Een dwarrelwind dreef de verstikkende stofwolken
naar het hoofdgebouw en joeg ze daarna hoog de lucht in.
Was alles aanvakelijk als in een nacht gehuld, er kwamen van
lieverlede vaste omtrekken te voorschijn. Het pakhuis stond nog,
maar als een nauwelijks te herkennen puinhoop. De onderste
helft van het zware pannendak, dat zich beschermend over de
open galerij had uitgestrekt, was in zijn gansche lengte naar
beneden gestort en had de pilaren en de balustrade medegesleept.
In den tnin lagen de puinhoopen hooger dan de vensters van de
benedenverdieping en nog vielen losgerukte sparren en pannen
naar beneden.
Daardoor was de weg over de puinhoopen levensgevaarlijk, en
Margaretha zag met angst haar vader over de chaos heenklouteren,
hier versperrende balken terzijde werpende, daar tot over de
knieën tusschen balken en pannen inzakkende, maar hy werkte
er zich in weinige oogenblikken door en verdween onder de
donkere poort van het pakhuis.
Verschillende angstkreten uit de vensters van het hoofdge
bouw hadden zijn ingespannen pogingen vergezeld, en nu kwamen
alle bewoners van het huis in den tuin tante Sophie, het
gezamenlijk dienstpersoneel, en bijna tegelijk ook de heeren van
het kantoor. De storm dreef hen dadelyk daar heen, waar Mar
garetha stond, onder de linden, tegen de stevige muren der
weverij.
„Nu, mijnheer was thans veilig! Het stevige poortgewelf, dat
hem had opgenomen, werd door den hevigsten orkaan niet ge
deerd maar het kind, het arme jongentje, dat meê naar beneden
was gestort, dat lag bedolven en verpletterd onder den puinhoop
Nog zoo even had Barbel hem uit het keukenvenster op de
galerij zien staan.
Het gelaat der oude keukenmeid was aschgrauw van ontsteltenis,
en nog onder het loopen, terwijl zij tegen den storm worstelde,
zeide zij met bevende lippen: „Nu, menschen, wat heb ik jelni
gezegd? daar is het nu! Heeft de oude Barbel nu gelijk of
niet?"
Het was nauwelijks te verstaan, zoo dof klonk de stem door
het stof, den storm en den angstmaar zeggen moest ze het toch.
Tante Sophie bond haar zakdoek om haar fladderende haren,
en hield haar rokken bijeen. Spreken kon zij nog niet, maar
handen en voeten waren gereed om handelend op te treden.
Niettegenstaande de nog steeds vallende pannen en stukken hout
en den vreeselyk huilenden storm, ijlde zij den tuin door, naar
de puinhoopen, waaronder het ongelukkig verpletterde knaapje
moest liggen, en de overigen volgden haar onmiddellyk. Maar
bijna tegelijkertijd verscheen ook de handelsraad boven in de
geopende keukendenr, die op de galery uitkwam. Hy wenkte
van den werkman vijf of zeven jaar gestudeerd heeft voor
rekening van het land en alles uit de staatskas heeft ont
vangen wat hij voor zijn onderhoud noodig heeft, wat zal
hij dan beginnen, wanneer hij meester in de rechten, doctor
in de medicijnen of doctor in de wijsbegeerte is en nie
mand zijn bijstand komt inroepen of zijne benoeming tot
rechterlijk ambtenaar of leeraar uitblijft? Van den Staat
is toch niet te vorderen, dat deze hem ook dan nog blijft
onderhouden totdat hij praktijk of eene aanstelling heeft
gekregen. De werklieden zeiven, ook de leden van het
Provinciaal Groninger Werkliedenverbond, zullen verstandig
genoeg zijn om hunne kinderen aan zulk eene toekomst
niet bloot te stellen. Hun smeekschrift is slechts de on
doordachte instemming met eene denkbeeldige grief, opge
worpen om de ontevredenheid te verhoogen en de wangunst
jegens de meerbemiddelde klasse aan te wakkeren.
Wèl overwogen, was dan toch de eerste indruk ook hier
de ware: het adres is geen ernst, of liever, wat gevraagd
wordt, wordt niet in ernst begeerd.
Binnen enkele dagen heeft te Wieringen de eerste
verzending van oesters plaats, als proef. De oesters zijn
uitmuntend gegroeid en fijn van smaak. Te betreuren is
het, dat deze schoone tak van industrie op sommige per-
ceelen belemmerd wordt door den neerslag van vergane
wierplanten en door enkele wiervelden, die de strooming
van het oesterwater beletten.
Te Amsterdam is een huurkoetsier in hechtenis
genomen, onder verdenking een koloniaal soldaat gereden
en dezen, toen hij beschonken geraakt was, uitgeschud en
van al zijn geld bestolen te hebben, waarna hij den be
roofden man ergens in het gras buiten de stad heeft laten
liggen.
Naar de Leeuwarder Crt. verneemt, hebben Gedepu
teerde Staten van Friesland zich op nieuw tot den minister
van Justitie gewend, met het verzoek, dat de hoogst on
voldoende bepaling van de wet op de jacht en visscherij,
waarbij het vangen van kievitten wordt verboden, door
meer doeltreffende voorschriften worde vervangen. Het
doel daarvan is, eensdeels, om genoemde voor den land
bouw zoo nuttige en wegens hunne eieren zoo belangrijke
vogels te beschermen, anderdeels, om meer vrijheid te
kunnen geven voor het vangen van plevieren (wilsters)
met slagnetten.
afwerend met de hand. „Terug! Er ia iemand verongelukt!"
riep hij naar beneden.
Goddank! de gezichten verhelderden weer. Nu mocht alles
van het waggelende dak naar beneden vallen het zou niemand
eenig leed doen en de overige schade kon door timmerman en
leidekker hersteld worden. Men kon gerust naar de veilige
vestibule terugkeeren.
„Nu ja het scheelde weinig of het was gebeurd!" zeide
Barbel en wreef met haar voorschoot het stof van haar gelaat.
„Het is mij onbegrijpelijk, dat de jongen het ontkomen is
geheel en al onbegrijpelijk! Hij stond in het laatste oogenblik
nog vlak bij de balustrade."
Zij schudde ongeloovig het hoofd.
„Nu, het heeft toch zoo moeten zijn, en het is maar een
geluk, een groot geluk, dat het ergste niet gebeurd is. Het zou
voor ons huis ook vreeselijk geweest zijn, en niemand onzer zou
in zijn geheele leven een vroolijk uur meer gehad hebben."
„Wees toch niet zoo onnoozel, Barbel!" snauwde Reinhold
haar toe. Hij was eerst in de vestibule achtergebleven, omdat
hij den storm met recht als zijn gevaarlijksten vijand vreesde.
„Gy doet waarlijk of er iemand van onze eigene familie in
gevaar heeft verkeerd, en de Lamprechts hadden misschien wel
moeten rouwen als die schildersjongen verongelukt was. Welk
een beuzelpraat! Maar zoo zijl gij allen! Slechts wat uws
gelijken betreft doet u ontstellen; maar de schade, die uw heer
bij de zaak heeft, is maar een kleinigheid voor u! Gij denkt,
dat wij het geld bij schepels hebben liggen, en dus kan het wel
wat lyden ik ken u!"
Hij hief zijn magere hand tegen de bij elkander staande
dienstboden en keerde hen met een minachtend schouderophalen
den rug toe.
„Die grap daar ginds zal ons een hoop geld kosten," zeide
hij tegen de heeren van het kantoor terwijl hij met het hoofd
naar den kant van het pakhuis knikte. „Het is onverantwoor
delijk van papa, dat hy de achtergebouwen zoo laat vervallen.
Mij zal zoo iets later stellig niet gebeuren; aan mijn oog ont
snapt geen verschoven dakpan daarop moogt gij u verlaten
al moest ik ook op handen en voeten in de hoeken van den
zolder kruipen om -* onderzoeken! Ja, en" hij hield
plotseling met spreken öp, de handen in de broekzakken en
leunde, terwijl hij de lange beenen vooruitstak, met den rug
tegeu den voor d' i wind beveiligenden muur de handelsraad
kwam juist doo. en tuin terug.
Nog zag hy er hevig ontsteld uit, eo zijn door den storm
verward haar, dat hem wild om het hoofd hing, versterkte dien
indruk. Maar bij het zien der menschen in het voorhuis her
kreeg hij zijn bezinning en richtte zyn gestalte in haar volle
lengte op. Met een koelen afwijzenden stem beantwoordde hy
de vragende blikken der bedienden; het scheen wel dat hy alle
vragen wilde ontwyken het was zyn gewoonte ook niet met
zijn ondergeschikten te spreken.
Hij wenkte den huisknecht, gaf hem een medicyn-flescbje, dat
hij had medegebracht en zond hem naar de apotheek.
„De oude vrouw daarboven is vreeselijk ontsteld; zy is erg
van streek en er was niets meer van haar gewone geneesmiddel
in huis," z.ide hy kortaf, bijna barsch en toch zelfs eenigszins
verlegen byua verontschuldigend tegon tante Sophie, en er kwam