HEUKRSCHE EV MEIWfilllEPER (0IRAM. Nieuws- en AtertentiebM voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N°. 111. Jaargang 43 Woensdag 16 September. Uitgever A. A. BAKKEE Cz. POSTKANTOOR HELDER. 29> DE VRODW MET DE KARBOHKELSTEENEN. „Wij huldigen het goede." Verschijut Dinsdag, Donderdag en Zalerdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de eerste helft der maand Juli. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. H. MaronierAmsterdam. Wed. A. C. v. d. Post G. Van Bokkel Mej. Overzee G. ThomassenWestzaau. Fan het Hulpkantoor Anna Pauloicna-Polder S. Van GroningenAmsterdam. Briefkaart: G. SulstersAmsterdam. Verzonden geweest naar Westiaan C. MunnikSt. Doningo. J. G. De Roeveru Blnnenlan d. Dr. Kuyper is teruggekeerd. De Standaard heeft weder een dier artikelen, welke door vorm en inhoud de hand van den vernuftigen en steeds strijdvaardigen hoofdredacteur verraden. Tot onderwerp is genomen de kabaaltjes in den laatsten tijd hier en daar voorgekomen. Alleen de liberalen zijn er, volgens de Standaard, de schuld van: „Ook in den matigen vorm, waarin het liberalisme hier te lande optrad, heelt het ons publiek er aangewend om de straatkabalen toe te juichen, zoo het liberalistisch bederf er maar door gebaat wierd. Ónze liberale bladen prezen o. a. de rumoer- makers in Belgie's hoofdstad. En niet alleen dat de liberale pers door het loven van zulke voorbeelden met vuur ge speeld heeft, maar ze heeft ook theoretisch het volk in die school van liet politiek geweld opgevoed. Reeds door haar onderwijs in de historie. Of is het niet zoo, dat 1789 en 1848 de glorierijke jaren uit haar verleden zijn; de groote jaarcijfers, die ze met gulden letters telkens voor het oog des volks schitteren doet? En toch zijn het niet juist deze beide jaren waarin op de barricade is uitgevochten, wat niet uit kon gemaakt in het parlement? „Maar ook haar beginsel zelf leidt tot zulk ruw bedrijf. Was zij het niet, die naar den volkswil al meer het zwaarte punt van het gezag o verboog? Die er de volken aan wende om het recht te doen zwichten voor wat wijdluftig ]Naar het Duitsch van E. MARLITT. Margarotha stond den volgenden morgen voor het geopende venster der tuinkamer. Zy veegde de dikke sneeuwlaag van het Btcenen buitenkozijn en strooide broodkruimels en graankorrels voor de hongerige vogels. Boven den tuin breidde zich een heldere hemel uit; er was niet het kleinste vlokje sneeuw in achtergebleven, en wanneer nog hier en daar enkele zilveren vlokjes nedervielen, kwamen zij van de zwaarbeladen, beneden waarts gebogen lindetakken, die een deel van den zwaren sneeuw- last van zich afschudden.... Het was zeer koud. Geen duif waagde zich uit den til, en de vogels, voor wie het voeder uit gestrooid was, leden liever hooger in hun schuilhoeken - niet het minste gedruisch van fladderende vleugels verbrak de diepe morgenstilte in den tuin, Margareiha wilde juist, daar zij door en door koud was, het venster weer sluiten, toen de staldeur in de wevery geopend werd en de landraad op zyn schoon bruin paard naar buiten reed. Hy groette haar en kwam terstond onder het venster. „Rijdt gij naar Dambach, naar grootpapa?" vraagde zy hem haastig als met ingehouden adem. „Eerst naar den Prinsenhof," antwoordde hij en streek zijne nieuwe, elegante handschoenen glad. „Misschien gelukt het mij beter dan u, in de vrekken der jonge dame te lezen, wat ik wil weten wat denkt gij daarvan, Margaretha?" „Ik denk, dat gij reeds weet en volstrekt niet noodig hebt, een orakel te ondervragen," zeide zij bits. „Maar het is een andere vraag, of de dame u zoo vroeg wel te woord zal staan. Zij ziet er te welgedaan uit, dat ik zou kunnen gelooven, dat zij vroeg opstaat." „Dan vergist gy u weer erg. Ik wed, dat zy nu al by haar lady Milford in den stal is en ziet of alles in orde is. Zij is verzot op paarderyden hebt gij haar nog niet te paard gezien?" Zij schudde het hoofd en wierp het in den nek. „Nu, zij rijdt prachtig, en wordt ook zeer bewonderd. Zij ziet er inderdaad prachtig uit, als men haar op haar paard ziet aan komen. Die Lady Milford is echter geen Engclsche volbloed, het is veeleer een zuivere Mecklenburger, goed gebouwd en mak gij kent misschien het ras wel „Ja wel, oom. Mijnheer Von Billingen heeft twee prachtige Mecklenburgsche koetspaarden." Met dezen naam wierp zyzelf hem trots den handschoenen toe. Als hij zich nu maar op dit terrein waagde evenals haar grootmama; dat was haar toch liever, dan de onophoudelijke lofredenen op een door haar gehate vrouw te moeten aanhooren. Gewapend was zy, zij voelde een hevigen strijdlust in haar binnenste opwellen. Hy boog zich voorover en klopte zyn bruin, die onrustig werd op den nek. „By die prachtige paarden behoort natuurlijk ook een elegant rytuig!" zeide hij kalm. „Zeker een zeer fraai rjjtuig, dat zelfs in Berlyn wordt bewonderd. Op de zilvergrijze kussens zit men heerlijk. Mijnheer Von Billingen heeft met tante en mij menig toertje gemaakt. „Een voorname, deftige koetsier „O ja, wel deftig, zooala ik u reeds eenmaal heb gezegd 1 Groot het „algemeen belang" heette? En, in niet minder schul digen zin, er steeds op uit was, om het „volk" al meer als een optelsom aan te zien, instee van in zijn organisch verband Deze, en geen andere politieke spijs is het volgens de Standaard geweest, waarmee de liberalistische pers in de jaren harer onbenepenheid en toen ze nog dorst, ons volk gevoed heeft, en nu is de vraag geoorloofd, of het rumoerig karakter, dat onze straten beginnen te vertoonen, wel iets anders dan een afdoend bewijs is, hoe uitstekend de libera listische les door onze lagere volksklasse van buiten geleerd en begrepen is. De Standaard werkt dat denkbeeld nog wat uit en geeft, van het algemeene tot het bijzondere afdalend, aan het liberalisme de schuld, dat zich in de groote steden allenge een ongeëvenredigde massa opeenhoopte; het liberalisme heeft het stadsleven steeds boven het leven in de provin ciën opgehemeld, het heeft door verkeerde economische theorieën een tijdlang de stoflijke welvaart derwijs doen toenemen, dat onbezonnen huwelijken bij duizenden zijn gesloten. Daardoor is er in korte jaren overdadig gebouwd, het aantal werklieden is verdriedubbeld en nu het buiten gewone werk plotseling ophoudt zijn er duizenden handen te veel. Ja, de arbeidende klasse heeft in het oog van de Standaard gelijk als ze thans het liberalisme toeroept: „Gij, die ons door uw valsche voorspiegelingen en foutieve theoriën naar de groote centra gelokt, tot huwen verleid, onze behoeften vermeerderd en ons aantal verdriedubbeld hebt, zorg nu dan ook voor ons brood." En als het volk nu straks weder om algemeen stemrecht vraagt, dan is het historisch liberalisme, het liberalisme der pers daar weder de schuld van. Vrij wat kalmer luidt de beschouwing van de Amster dammer. De rumoerige tooneeltjes, hier en daar in het vaderland waar te nemen, is een gewoon verschijnsel in slechte tijden, dat komt en gaat,, zonder iets van beteekenis achter te laten. Meer gewicht hecht het blad aan de meer en meer in omvang en kracht winnende beweging van het algemeen stemrecht. De beweging rust op een juisten grondslag, want een regeering, waarbij een stand met opzet wordt buitengesloten, moet eenzijdig zijn. Men vraagt een waar borg, dat de belangen van het overgroote deel des volks niet verwaarloosd zullen worden, een eisch, zoo billijk, dat er in een groot aantal staten van Europa, o. a. in en breed, en blozend als appelbloesem! üp en top het Noord- Duitscbe type, zooals bv. de jonge dame op den Prinsenhof." Hij sloeg een vluchtigen blik op hare van toren bevende lippen, haar hoogroode wangen cn glimlachte. „Komaan, sluit het venster, Margaretha! Gij zult verkouden worden," zeide hij. „Zulke dingen kunnen het best verteld worden aan de gezellige theetafel." Hij groette en reed weg, en zij sloot haastig het venster. Terwijl zij op den naastbijzijnden stoel nederviel, verborg zij haar gelaat in de over elkander gekruiste armen, die zij op de vensterbank legde. Zij had wel kunnen schreien van ergernis over zichzelf tegenover zyn lachende kalmte moest zij altyd het onderspit delven. Herbert keerde tegen den middag weer terug, spoedig daarop kwam grootmama naar beneden, om met groote deftigheid mede te deelen, dat de bewoonster van den Prinsenhof haar en haar kleindochter heden middag bij zich verwachtte. Nu vloog de arreslede tegen drie uur 's middags weer over de uitgestrekte sneeuwvlakte daar buiten. Ditmaal zat grootmama naast het jonge meisje, dat zich haast niet kon roeren van al de zijde en het fluweel. Herbert reed zelf. Hij zat achter de dames en als hy zich voorover boog, kon Margaretha zijn adem op haar wang voelen. Heden had zij zijn pels niet noodig; zij had in allerijl een Hinken pels gekocht en het was haar bij het instijgen in het oog gevallen, dat hij dezen nieuwen aankoop met spotachtigen blik had bekeken. Het kasteel kwam men in vliegende vaart naderbij. Met zijn groote in nen zonneschijn schitterende spiegelruiten lag het daar in het uitgestrekte sneeuwlandschap als een edelgesteente op een wit fluweelen kussen.... Daar ginds in Dambach dampten de fabrieksschoorsteenen en deze getuigen van den arbeid stegen als reusachtige zwarte zuilen naar den hemel en bedekten op verren afstand zijn helder blauw met rookwolken; maar de doorzichtige luchtlaag boven den Prinsenhof werd er niet door bezoedeld. Mevrouw de ambstraad maakte met blykbare tevredenheid haar zoon daarop opmerkzaam. „Wij hebben nu westenwind," zeide hij. „De noordenwind is niet zoo toegeeflijkhij brengt de rookwolken dikwyl tot door de ramen, zooals de dames klagen." „Maar, mijn hemel, is daar dan niets aan te doen?" riep de oude dame toornig. „Ik zou niets anders weten, dan dat men bij zulk een wind de vuren uitdoofde „En dan kon een gedeelte der arbeiders rondloopen en had niets te eten," zeide Margaretha bitter. Grootmama keerde zich om en zag haar in 't gelaat. „Is dat een toon!.... Gij zijt wel goed voorbereid op een voorstelling bij eene hoogadelijke familie! Ik moet u dringend verzoeken, u en ons niet in een bespottelijk licht te stellen met uwe liberale gemeenplaatsen, zooals ik ze helaas van u gewoon ben! Het liberalisme is niet meer in de mode GoddankIn de kringen, waarin ik het geluk heb te verkeeren, heeft het nooit wortel geschoten, en als hier en daar een der onzen zich met de vroegere humaniteits- en vrijheidbeginselen heeft ingelaten, dan is hy er nu geheel van genezen en wil het verledene ongedaan maken." Herbert liet in dit oogenblik de zweep op den rug der paarden Duitschland, Frankrijk, Zwitserland, reeds aan voldaan werd. Het blad juicht dan ook de demonstratie voor algemeen stemrecht, den 20 September te Den Haag te houden, zeer toe. Men klaagt dat het Nederlandsche volk geen belang stelt in de politiek. Welnu, juist zulk een vreed zame en ordelijke manifestatie kan belangstelling bij het groote publiek wekken. Maar keurt het blad de voorgenomen demonstratie zelf goed, de proclamatie, waarin de werklieden worden aan gespoord er deel aan te nemen, kan het minder billijken. Men kan de tegenwoordige werkeloosheid niet toeschrijven aan het gemis van stemrecht. Het gebrek aan werk spruit voort uit algemeene, voor een goed deel onnaspeurlijke oorzaken. Eens aanwezig, zal het ook onder het algemeen stemrecht nog lang kunnen blijven bestaan. Verbindt men aan het algemeen stemrecht zulke verwachtingen, dan voert men de menigte op socialistische paden en leidt haar tot teleurstellingen, die zeer grievend zullen zijn. (Zwolsche Crt.) De Haagsche correspondent der Middelb. Crt., meldt het volgende over de opening der Kamers: Ik kan nogmaals verzekeren, dat de Koning wel degelijk zelf aan de gewone plechtigheid zal deelnemen, en dat de troonrede reeds in den ministerraad is vastgesteld. Eindelijk zegt dezelfde berichtgever - kan ik mede- deelen, dat de Staatscommissie, verleden jaar benoemd tot het ontwerpen van een wetgeving op de levensverzekeringen met haren arbeid gereed is en de zaak reeds in behandeling is bij bet Departement van Binnenlandsche Zaken. Ook de begrafenisfondsen zijn, zegt men, in de ontworpen regeling opgenomen. Misschien zal de troonrede, onder meerdere nieuwtjes, ook wel vermelden, of dit jaar een wetsontwerp bij de Staten-Generaal zal inkomen. Door den luitenant-generaal, inspecteur van het wapen der infanterie, is bepaald, dat bij het exerceeren in de compagnie- en bataillonsschool voortaan van tijd tot tijd de manschappen van meerdere compagniën zullen worden vereenigd, tot het verkrijgen van afdeelingen op oorlogs sterkte. Deze wijze van oefening wordt vooral noodig geacht voor eene behoorlijke oefening van officieren en kader in de aanvoering van troepen. Als een bijzonderheid deelt men aan het Vaderland mede, dat er jl. Vrijdag tegen den avond op enkele plaatsen in het zuidwesten van Scheveningen sneeuw is gevallen. neerkomen, en met dubbele snelheid gleed de slede over de gladde baan, om na enkele oogenblikken voor de deur van den Prinsenhof stil te houden. „Ach ja, wij wonen hier vreeselijk eenzaam!" antwoordde de dame des huizes op een los gezegde van mevrouw de ambstraad en staarde met een diepen zucht op het stille met sneeuw be dekte landschap. De voorstelling was afgeloopen, en men had in de salon plaats genomen. Het haardvuur knapte en knetterde gezellig; men zat prettig en warm te midden van antieke pracht en heerlijkheid. Het ameublement van den Prinsenhof was sedert onheugelijke tijden hetzelfde gebleven, onverschillig of een prins van den bloede of een vorstelyke weduwe de tijdelijke bewoners geweest waren. Prachtige meubelen uit den tijd van Lodewijk XIV, vulden de kamers en de met zilver, brons en schildpad ingelegde versierselen, schitterden en blonken nu nog eveneens als voor meer dan honderd jaren. Alleen de overtrekken der kussens en de gordijnen scheen men voor de tegenwoordige bewoonsters vernieuwd te hebben; zy waren nieuw en smaakvol, maar zeer eenvoudig. „Ik heb sedert mijn zestiende jaar in de groote wereld geleefd," ging de dikke dame voort, en acht mijzelf volstrekt Diet geschikt voor een kluizenaarsleven. Ik zou hier van verdriet wegkwijnen, als ik niet wist, dat er spoedig uitredding moet komen." Zij lachte den landraad met een veel beteekenenden blik toe en hij boog toestemmend het hoofd. Maar de kleine mevrouw van den ambtsraad groeide zichtbaar onder dien blik. Zij keek verrukt naar den kant, waar de schoone Heloïse zat. De jonge dame zat in haar armstoel, rijk gekleed en met voorname achteloosheid als een vorstin. Zij had een paar vrien delijke woorden tot Margaretha gesproken en sedert dien tijd gezwegen. Maar er sprak heden inderdaad meer innerlijk leven uit haar gelaatstrekken en dat verhoogde haar schoonheid op verrassende wyze. Op vrij grooten afstand, maar vlak achter haar aan de smalle zijde van het salon hing een dames portret in olieverf. Zij was in zwart fluweel geklead; prachtig blond haar kwam te voorschijn van onder een hoedje met lange witte veeren en haar linkerhand rustte op den kop van een naast haar staanden windhond. De gelykenis tusschen haar en de schoone Heloïse was in het oog loopend, en mevrouw de ambtsraad erkende dit met be wonderende blikken. „Ja, de gelijkenis is groot en gemakkelijk te begrijpen het is het portret van mij u zuster Adéle," zeide de barones Taubeneck. „Zij was met graaf Sarma gehuwd en stierf tot mijn groote smart twee jaar geleden. En denk nu eens, mijn zwager, de zestigjarige man, speelt ons nu een leelijken poets en huwt de I dochter van zyn rentmeester! Ik ben er door buiten mijzelf!" „Dat begrijp ik," zeide mevrouw de ambtsraad toornig. „Het i is hard zulke elementen in de familie te moeten dulden, het is j werkelyk om moedeloos te worden. Maar naar mijn oordeel zyn i de moderne huwelijken met vrouwspersonen van het tooneel, 1 gelijk de groote heeren tegenwoordig sluiten, toch nog veel verschrikkelijker. Als ik er aan denk, hoe een theater-prinses, misschien zelfs een ballet-danseres, die nog weinige dagen te voren in een schaamteloos kort rokje door de heeren toegejuicht werd, plotseling als gebiedster zulk een oud grafelyk huis binnen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1