HËLDERSCHE
MEUWEDIEPER COURANT.
en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 113.
Jaargang 43.
Zondag 20 September.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BEKENDMAKING.
DE VROUW BET DE KARBONKELSTEENEN.
„Wij huldigen
hel goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad vertentiën: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 eents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bij deze
tan de daarbij belanghebbenden bekend, dat de Voljaars-patenten,
jver het dienstjaar 1885/1886, aan de Secretarie der gemeente
Ie bekomen zyn van Maandag den 21 September tot cn met
Dinsdag den 29 September 1885, van des morgens 9 tot des
aamiddags 3 uren, den invallenden Zondag uitgezonderd.
Patenten, die niet worden afgehaald, worden overeenkomstig
ie wet, tegen betaling van 10 cents, door den Deurwaarder bezorgd.
Helder, den 18 September 1885.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
Binnenland.
„Zoolang het bij zwetsen blijft, zegt de Kamper Crt.,
a. in een artikel, getiteld „Volksopruiers," late men hen
aegaan. Dat de politie de vergaderingen, waarin die volks-
ipruiing plaats heeft, niet sluit, waartoe volgens de wet
ruimschoots termen zouden aanwezig zijn, moet goedkeu
ring vinden. Evenzoo, dat de justitie de geschriften niet
rervolgt, waarin de opruiers zich te buiten gaan. Het is
joed en nuttig, dat die lieden zich vrij uitspreken; men
veet dan wat men aan hen heeft. Maar wanneer ooit de
voorden overgaan tot daden, dan geen oogenblik van
.wakheid, maar in het belang der maatschappelijke orde
in rust snel en met kracht aan het kwaad een einde
remaakt. De toestand onzer hedendaagsche maatschappij,
loeveel gebrekkigs daarin nog moge zijn, is niet van dien
iard, dat een gewelddadig ingrijpen gerechtvaardigd zou
vezen.
„Dat de ontwikkelde en gegoede klassen onverschillig
xtuden zijn voor de nooden der mindere klasse, is een
eugen, uitgedacht om, wie weet, met welke bedoelingen,
iet volk op te hitsen. Maar niet steunen de verstandigen
le theorien, die herhaaldelijk wetenschappelijk wederlegd,
elkens opnieuw verkondigd en verspreid worden door
Iweepers en onkundigen, ofschoon nooit iemand de prak-
ische uitvoerbaarheid heeft kunnen aantoonen en proef-
lemingen om ze op een kleine zamenleving toe te passen
Naar bet Duitsch van E. MARLITT.
Het testament was geopend en verscheidene der plotseling
■ntslagen fabrieksarbeiders waren hierdoor bitter teleurgesteld.
Jet stuk was van ouden datum geweest. Weinige jaren na zijn
mwelijk was de handelsraad van het paard gevallen; de dokters
iadden hem en de zijnen niet kunnen verbergen, dat er levens
gevaar bestond en toen had hy zijn testament gemaakt. Dit
ocument was zeer kort geweest, zooals nu bij de opening was
ebleken. De overleden mevrouw Fanny was tot universecle
rfgename benoemdook was er bepaald, dat de zaak verkocht
ïoest worden, omdat in dien tyd nog geen mannelijke erfgenaam
etaan bad. Reinhold was een jaar later geboren. Dit testa-
lent was dus niet meer rechtsgeldig meer, en de beide ecnige
rfgenamen, Margaretha en Reinhold, traden in hun onverkorte,
atuurlijke rechten.
Margaretha was terstond na den afloop der opening naar Dam-
pch teruggekeerd, „omdat grootpapa haar nog noodig had."
leinhold had zich daarentegen op zijn schrijfstoel geplaatst, zijn
oude handen tegen elkander gewreven en daarbij streng en
emelijk even als altijd zyne oogen laten gaan over de kantoor-
Ierken. Zijn gelaat was onveranderd wat had het testament
Dk kunnen bevatten, dat zijne reeds aangematigde rechten eenigs-
ns had kunnen verkorten?En zijne onderhoorigen staarden
agatig, met een lichte buivering naar den onverbiddelijken spook-
ihtigen jongen man, die nu met volle recht de plaats van den
jiïtmaligen chef bekleedde, en aan wien zy nu op genade of
ugenade voor altijd waren overgeleverd.
Het was vier uur des namiddags. De landraad was juist
tuis gekomen en mevrouw de ambtsraad stond in de voorzaal
et een koopvrouw over een kip te onderhandelen. Daar kwam
i schilder Lenz binnen. Van het hoofd tot de voeten in het
vart gekleed, naderde hij de oude dame met angstigen haast;
jn anders zoo vreedzaam, vriendelijk gelaat was buitengewoon
nstig en droeg de sporen van innerlijke ontroering.
Hy vraagde naar den landraad en de dame wees hem kortaf
ens studeerkamermaar zij keek hem toch met een onder-
ekenden blik aan, tot hy, na bescheiden aangeklopt to hebben
de kamer van haar zoon verdween. De oude man was blijk-
ar verstoord, er drukte zeker een zware last op het hart. Zij
Aakte zich schielyk van de koopvrouw af en ging naar haar
•%mer. Zy hoorde den man in het aangrenzende vertrek spreken
j sprak luide en zonder ophouden, en het scheen wel, dat hij
i eene of andere gebeurtenis verhaalde.... De oude schilder was
»or haar tot op den dag van heden een terugstootende persoon-
kheid geweestzy kon het hem niet vergeven, dat zijn dochter
lanka haar eens slapelooze nachten had bezorgdWat zou hy
ch willen? Moest soms de landraad bij Reinhold een goed
óord doen, opdat de ontslagene brood en woning, mocht be-
luden? Dat zou volstrekt niet gebeuren.
Mevrouw de ambtsraad was een hoogst fijngevoelige, beschaafde
une; dat wist iedereen. Wie beweerd had, dat haar klein oor
ider het fijne kanten mutsje somtijds in zeer nauwe aanraking
wam met de kamerdeur van haar zoon, zou als een boosaardig
Steraar gebrandmerkt zyn. Maar nu stond zy daar inderdaad
de teenen en ver voorovergebogen en luisterde, totdat zij
Mwklaps als door een schot getroffen achteruit deinsde en zelfs
lar lippen verbleekten.
In bet volgende oogenblik had zy de deur opengerukt en stond
j in de kamer van haar zoon.
telkens op de jammerlijkste wijze zijn mislukt. Niet zij zijn
de ware volksvrienden, die het volk diets maken, dat in
de toepassing dezer theorien het volksgeluk te vinden is.
In plaats van anderen ongegronde verwijten te doen, mogten
zij zich ernstig afvragen, of zij zeiven in staat zijn, de
waarde dezer theorien te beoordeelen. Veelal toch zijn deze
volksleiders menschen, te weinig degelijk ontwikkeld, te
weinig door studie voorbereid, om de moeielijke vraag
stukken van het sociale leven te doorgronden: vraagstuk
ken, waartegenover de grootste denkers verlegen hebben
gestaan."
De 48ste algemeene vergadering van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw is jl. Donderdag te Purmerend
gehouden. De vergadering werd geopend door den heer
v. d. Oudermeulen met een kort woord van hulde aan
de nagedachtenis van wijlen den heer Jongkindt Coninck,
die zooveel voor den landbouw en het landbouwonderwijs
heeft gedaan. Spreker hoopte, dat zijn plaats waardig
vervuld worde en dat deze beraadslagingen mogen bij
dragen tot praktisch nut van den landbouw, opdat men
spoedig uit den slechten toestand zou geraken. Het ver
slag in het maandblad van December opgenomen, is daarop
voor kennisgeving aangenomen. Aanwezig zijn 71 afdee-
lingen uitbrengende 635 stemmen. De rekening in ont
vangst f 25,557 en uitgaaf f 21,246 bedragende, werd
goedgekeurd en de penningmeester onder dank voor zijn
uitmuntend beheer gedechargeerd. De begrooting voor
1886 is geraamd op f 29,400. In zake de bemoeiingen
voor het landbouwonderwijs bracht de heer Visser van
Hazerswoude een ongunstig rapport uit. De pogingen om
een hoeve te huren of te koopen, ondervonden onover
komelijke bezwaren. De commissie legt daarom haar man
daat neder, doch raadt de oprichting van vakscholen voor
zuivelbereiding aan. Het ontslag aan de commissie wordt
onder dankbetuiging voor de vele moeite verleend, terwijl
door het Hoofdbestuur voor de volgende vergadering nadere
vooratellen zijn toegezegd. Een allergunstigst rapport
werd vervolgens uitgebracht door den heer Van der
Breggen omtrent de maatregelen tegen de longziekte ge-
Wilt gij de goedheid hebben, Lenz, hetgeen hij zooeven be
weerde!, ook in mijn bijzijn te herhalen?" zeide zij op bevelenden
toon, terwijl zy zichtbaar aan alle leden beefde, tot den ouden
man alle zachtmoedigheid was uit deze schrille stem ver
dwenen.
„Zeker wil ik dat, mevrouw de ambtsraad!" antwoordde Lenz,
bescheiden doch met vastheid. „Woord voor woord zult gij
mijne verklaring nog eenmaal hooren: wijlen mijnheer de handels-
raad Lamprecht was mijn schoonzoon mijn dochter Blanka is
zijn wettige vrouw geweest
De oude dame barstte in een zenuwachtig lachen uit. „Mijn
lieve man, het duurt nog lang eer het de eerste April is stel
uw plompe aardigheden tot dien tijd uit!" riep zij met verplet
terenden minachting en keerde hem verachtelijk den rug toe.
„Mama, ik moet u dringend verzoeken, naar uw kamer te
gaanzei de landsraad en gaf haar den arm om haar derwaarts
te leiden ook hij was zoo bleek als een doode, en in zijn
trekken was diepe, innerlijke ontroering te lezen.
Zij wees hem toornig af. „Was het een ambtsaangelegenheid,
waarover gij spreekt, dan zoudt gy gelijk hebben, mij uit uw
studeerkamer te verwijderen, maar het is hier een slim overlegd
boevenstuk, dat onze familie onteeren zal
„Ontceren?" herhaalde de oude schilder met een stem, die van
toorn beefde. „Als mijn Blanka het kind van een valschen
munter, van een boef was geweest, dan moest ik die zware be-
leediging zwijgend aanbooren; maar nu protesteer ik tegen zulk
een vernederend gezegde. Ik zelfben de zoon van een hooggeplaatst
staatsambtenaar van geachten naam; myne vrouw stamt af van
een voorname, hoewel verarmde familie, en wij beiden zijn onbe-
rispelijk van levenwandel; er kleeft niet de minste smet aan
onzen naam, of het moest zyn, dat ik de als een aan de akademie
gevormd kunstenaar eindelyk uit gebrek aan succès mijn brood
op een fabriek heb moeten zoeken.... Maar het is in de burgelyke
familien, die tot rijkdommen gekomen zijn, mode geworden ook
van mésalliance te spreken als er sprake is van een huwelijk
met een arm meisje en zich te honden, alsof het bloed onteerd
wordt, evenals de adel tegenover burgerlijke indringsters handelt.
En voor dit volkomen ongemotiveerd oordeel heeft ook de over
ledene gebukt en daardoor een zware schuld tegen zijn teeder
beminden zoon op zich geladen
„O, pardon ik wist niet, dat de handelsraad Lamprecht
tegenover zijn eenigen zoon, mijn kleinzoon Reinhold eenige
schold op het geweten heeft gehadzeide mevrouw de ambtsraad
spottend met minachtend schouderophalen.
„Ik spreek over Max Lamprecht, mijn kleinzoon
Hoe onbeschaamd!" barstte de oude dame uit.
De landraad trad op haar toe en verzocht haar ernstig en
dringend zich van alle verdere beleedigingen te onthouden. Zij
moest den man laten uitspreken het zou en moest immere
blijken, in hoever zijn aanspraken gegrond waren.
Zij ging naar het naaste venster cn keerde beiden den rug
toe. En nu haalde de oude man een groot couvert voor den dag.
„Bevat dit papier de rechtsgeldige documenten over de wettige
voltrekking van het huwelyk?" vraagde de landraad haastig.
„Neen," antwoordde Lenz; het is een brief van mijn dochter
uit Londen, waarin zy my haar huwelyk met den handelsraad
Lamprecht mededeelt."
„En bezit gij geen andere papieren?"
„Helaas, neen! De overledene heeft na den dood mijner dochter
alle documenten tot zich genomen.
Mevrouw de ambtsraad begon te lachen en keerde zich eens
klaps om. „Hoort gy het, myn zoon?" riep zij zegevierend uit.
nomen. Sedert 5 maanden kwam geen geval meer voor,
zoodat Nederland vermoedelijk het eenigste land in Midden-
Europa is, dat daarvan thans is bevrijd, dank zij de
krachtige regeeringsmaatregelen. Spreker stelt voor om
namens de Maatschappij aan den minister Heemskerk en
aan de heeren baron Van Dedem en baron De Vos van
Steenwijk gelukwenschen met hun pogingen toe te zenden.
Conform dit voorstel is besloten en daarop de commissie
op baar verzoek ontslagen. Omtrent punt 6 (samenwerking
der verschillende Landbouw-Maatschappijen) deelt de Voor
zitter mede dat men is toegetreden tot het landbouw-
comité dat onlangs te 's Hertogenbosch is vergaderd ge
weest. Een rapport daarvan zal in het maandblad ver
schijnen opdat men zal kunnen zien op welken voet dat
comité werkzaam is. Hierna werd besloten een adres aan
de Regeering te richten, houdende bezwaren tegen de
artt. 4 en 5 van het ontwerp-wet regelende den kinder
arbeid en verzoekende om nog in enkele artikelen wijziging
te brengen.
Het voorstel van Amsterdam om in 1886 de tentoon
stelling der Maatschappij te doen plaats hebben in Juni
of Juli werd na een korte discussie aangehouden.
Het voorstel Rotterdam c. a. om gedurende 3 achter
eenvolgende jaren f 800 beschikbaar te stellen voor 2
beurzen om twee zoons van minvermogende landbouwers,
een uit Zuid- en een uit Noordholland kl. A. van de
Rijkslandbouwschool te doen volgen, werd bestreden door
Voorne en Osdorp, die het nut van onderwijs aan jongens
van onbemiddelde landbouwers voor de practijk niet inzien.
Naar aanleiding hiervan gaven verschillende afdeelingen
hun leedwezen te kennen over de wijze waarop het onder
wijs aan de Landbouwschool te Wageningen wordt besproken,
De afgevaardigde van Rotterdam lichtte uitvoerig het
voorstel toe en hoopt dat de vergadering het praeadvies
van het hoofdbestuur om een Beurs beschikbaar te stellen
zal aannemen; de beer Van der Bregge legt de gunstige
getuigenissen van de resultaten van het landbouwonder
wijs te Wageningen af en noodigt alle twijfelaars uit toch
eens beter de resultaten na te gaan. Hij protesteert tegen
"De bewijzen ontbreken natuurlijk! Deze nietswaardige be
schuldiging tegen Baldewijn is een poging tot oplichting in
optiraa forma." Zij haalde de schouders op. „Het is mogelijk,
dat de verleidelijke kunstjes der kleine kokette, die eens voor
onze oogen op den gang van het pakhuis haar spel heeft gespeeld,
niet zonder invloed op hem zijn gebleven, het is mogelijk dat
daarop in het buitenland een intiemer omgang tusschen hen is
gevolgd dat is heden ten dage volstrekt geen zeldzaamheid,
ofschoon ik zulk een handelwijze nimmer van Baldewijn zou
verwacht hebben. Maar ik wil dat toegeven doch een huwelijk?
Ik laat mij eer in stukken hakken, dan dat ik zulken onzin geloof!"
De oude schilder overhandigde Hei bert den brief. „Ik verzoek
u hem te lezen," zeide hy met doffe stem, en wees zoo goed
een uur vast te stellen, waarop ik u morgen het verdere kan
mededeelen! Het is mij onmogelijk mijn overleden kind nog
langer zoo schandelijk te hooren belasteren.... Het kost mij
een groote zelfopoffering, dat ik vreemden dien brief laat lezen
zyn oog was vol innerlijke liefde op den brief geslagen, dien de
landraad in de hand hield. „Het schijnt mij verraad tegen mijn
dochter, die de eenige schuld, die ooit op haar ziel heeft gedrukt,
in die regels aan haar ouders biecht. Wij vermoedden volstrekt
niet, dat mijn chef achter onzen rug ons kind tot een liefdesbe
trekking verleid had op zijn dringend verlangen, zijn streng
bevel heeft zij ons alles verzwegenAls zij kinderloos gestorven
was, zou ik de geheele zaak hebben laten rusten. Zij heeft zich
in een vreemd land gevestigd; niemand in deze stad heeft iets
van die zonderlinge betrekking geweten, dan zou er dus geen
aanleiding geweest zijn, om voor haar eer op te komen. Maar
nu moet haar zoon in zijn rechten gesteld worden, en dat wil en
zal ik met alle middelen, die mij ten dienste staan!"
„Gij had dit reeds gedurende het leven van mijn zwager moeten
doen!" viel do landraad hem bijna toornig in de rede, nadat hij
in groote opgewondenheid de kamer had op en neer geloopen.
„Herbert!" riep de oude dame luid. „Is het mogelijk, dat gij
het minste geloof kunt slaan aan dit afschuwelijk bedrog?"
„Gij hebt gelijk, ik ben zeer zwak geweest tegenover den
trotschen man," antwoordde Lenz, zonder naar de woorden van
mevrouw de ambtsraad te luisteren. „Ik had mij niet met be
loften, die telkens uitgesteld werden, moeten laten paaien, zooals
helaasgeschied is.... Toen wy een jaar geleden onzen kleinzoon
eindelijk mochten zien en bij ons nemen, zeide de handelsraad,
dat de omstandigheden hem toen nog niet veroorloofden om met
de openlijke erkenning van zijn in een tweede huwelijk geboren
zoon voor den dag te komen. Daarentegen zou hij spoedig een
testament maken, om in het ergste geval den kleinen Max zijne
rechten te verzekeren.... Nu, hy heeft zijne beloften niet kunnen
houden in het volle bewustzijn zijner kracht is hem dit
„ergstegeval," zijn plotselinge dood hem onmogelijk voorgekomen....
Maar ik wanhoop niet de papieren zijn immers voorhanden,
de huwelijks-acte, de doopacte, van mijn kleinzoon, deze papieren
moeten zich onder de nalatenschap bevinden. En daarom kom
ik tot u, mijnheer de landraad het stuit mij tegen de borst
er de rechterlijke macht bij te halen. Ik vertrouw de zaak aan
uw handen."
„Ik neem ze op mij," antwoordde Herbert. „Over eenige dagen
worden de zegels verbroken, en ik geef u mijn woord, dat alles
in het werk zal gesteld worden, om licht in deze zaak te ver
krijgen!"
„Ik dank u hartelijk!" zeide de oude man en reikte hem de
hand. Toen boog hij in de richting, waar mevrouw de ambts
raad stond en ging heen.
Het bleef gedurende eenigen tyd stil in de kamer zoo drukkend