twee pakken koopmansgoederen op straat zien vliegen, gevolgd door een even groot getal kooplieden, die wel niet vlogen, maar toch nogal vlug de deur uitkwamen, in hunne bewegingen een weinig geholpen door den binnen vader dier inrichting. De kooplieden waren van dat soort, waartegen zoo dikwijls in dé dagbladen gewaarschuwd wordt, omdat ze de goedgeloovigen met den verkoop van linnen, laken, enz. trachten om den tuin te leiden, door eerst eenige kleinigheden, als theedoekjes, zakdoeken, vloer matjes, enz. voor spotprijzen aan te bieden. Dat was ook nu in het weeshuis het geval. De vader kocht voor twee gulden 12 vloerkleedjes, die eerst Dinsdag geleverd zouden worden, onder beding echter dat het kleedje, hetwelk als staal diende, in het bezit van den kooper zou blijven om daarna nog elf soortgelijke te ont vangen. Toen echter de verkoop van linnen niet gelukte, vorderden de heeren kooplui het model-kleedje terug; maar ook dat gelukte niet; reden waarom ze den binnenvader voor dief begonnen te schelden, waarvan het gevolg was dat ze zoo ving de deur uitsprongen. De meesterkoopman, die verklaarde uit Bremen te komen en geen woord Hollandsch te verstaan, had onder dat bedrijf zoo maar in eens onze taal leeren spreken, waarvan hij blijken gaf door in echt Hollandsch den vader van het Weeshuis nog herhaalde malen voor dief uit te schelden, en zulks ten aanhoore van het talrijk publiek, dat zich inmiddels voor het Weeshuis had verzameld. De vader, dat lawaai moede zijnde, pakte den chefkoopman bij den kraag en bracht hem naar het wachthuis der politie, onder medegeleide van eene groote schare belangstellenden, die blijkbaar dat transport nogal aardig vonden. De waterstand van het Groot Noordiiollandsch Kanaal is ten gevolge van de aanhoudende regens en het uitmalen der omliggende polders zoo hoog gestegen, dat eenige daaraan liggende dorpen op verscheidene plaatsen over stroomd zijn. Vanwege het Ministerie van Marine is aan zee varenden het volgende bekend gemaakt: „De minister van Marine brengt ter kennis van belang hebbenden, dat op een of meer daartoe geschikte dagen in het tijdvak van 16 tot 31 dezer, van zonsopkomst tot zonsondergang, schietproeven zullen plaats hebben uit den pantserkoepel op het fort te IJmuiden, in de richting van de Noordzee, over het geheele veld uit het fort zichtbaar zullende in het belang van de veiligheid der scheepvaart de noodige maatregelen worden genomen." De Haagsclie correpondent der Prov. Gron. Crt. meldt „De kooplui met appelen zijn op het oogenblik in Den Haag talrijker dan ooit, want ieder ambachtsman, die geen werk heeft, huurt een kruiwagen, koopt een hectoliter appelen of peren en is koopman uit nood. Andere werke- loozen overleggen het slimmer. Zoo werd jl. Dinsdag een open briefje aan mijn huis afgegeven, luidende: „Vier getrouwde schilders bedankt door slapte, vragen beleefd aan uw mevrouw of uw ook iets te schilderen heb, zooals wastafels, kleêrbakken, asbakken, asketels, testofen, enz.' Stijl en taal worden hun vergeven, maar hun bedoeling is uitmuntend, en de wijze waarop zij zich een stuk brood trachten te verschaffen, prijzenswaardig. Vandaag kwamen een viertal het antwoord vragen, en een wagen, volbeladen met verflooze, huishoudelijke voorwerpen, was het wel sprekendst bewijs, dat menige mevrouw met dezen maatregel ingenomen was, en gaarne een en ander liet opschilderen door ambachtslieden, wier ondernemingsgeest zich uitbreidt naarmate het arbeidsveld kleiner wordt." Van Terschelling wordt dd. 12 dezer gemeld: „Heden heeft aan onze kust weder een gebeurtenis plaats gegrepen, waarop wij als Nederlanders recht trotsch zijn. Bij stormachtig weder strandde in de Gronden, nabij dit eiland, het Zweedsche barkschip Olaf, kapitein Olsen, met eene lading balken van Sundsvall naar Harlingen. Op de herhaalde noodseinen ging de reddingboot van West-Terschelling in zee, doch zij kwam te laat, want kapitein Van der Wal, van den stoomschelpenzuiger De Tijd, had de equipage, uit 10 man bestaande, reeds gered met zijn sloep, en vijf achtereenvolgende reizen zulk eene redding bij een noordwesten wind en hoogst ongunstig weer en water, verdient voorzeker eene bijzondere ver melding, wat allen zullen toestemmen, die maar eenigszins met onze kusten bekend zijn." Te Lichtenvoorde woonde een moeder bij haar dochter in, die geen van beiden tot de snuggersten behoorden. Ook de hótelhouder en de kelners hadden hunne tegenwoor digheid van geest niet verloren; zij wijdden hunne eerste zorgen aan de bedreigde gasten, die op de bovenétages sliepeniedereen werd ongedeerd naar buiten gebracht, hoewel verwarring en gebrek aan kalmte ook hier veel ongeregeldheid te weeg brachten. Intusschen waren brandspuiten aangerukt, onvermoeide pogin gen werden in het werk gesteld om het gebouw en den inven taris te redden, alles werd zooveel mogelijk in veiligheid gebracht. Maar do hitte en de rook, het gedrang op de trappen, die, nadat de logeergasten gelukkig gered waren, steeds weer door groote koffers of meubelstukken versperd werden, maakte het reddings werk, vooral in de nauwe corridors van den zijvleugel, moeielijk en men beproefde nu door de vensters langs ladders naar beneden te brengen, wat vervoerbaar was. Ook hierbij miste men een flinken aanvoerder en het grootste deel der meubelen kwam beschadigd naar beneden. De straat was door de ingeroepen militaire hulp en brandweer afgeslotendaar lagen heele en gebroken meubelen, kleedingstukken en koffers, waarvan een aantal door het onhandig neerlaten opengesprongen en half leeg waren geraakt, in bonte verwarring door elkaar. Het morgenrood begon reeds aan te breken, toen men einde lijk het vuur meester werd, dat zich, dank zij de krachtige hulp, tot de eetzaal en de boven en naast gelegen kamers van het tusschengebouw bepaald had. Maar het rookende, van water overgoten gebouw, kon voor het oogenblik geen onderkomen aanbieden, en de logeergasten moesten dus een ander hótel opzoeken. Den volgenden middag had in het politiebureau, na bewijs van eigendom, de afgifte der goederen plaats en Erwin was een der eersten, die zich daartoe aanmeldde. In het groote vertrek, waar alles bijeengebracht was, viel hem dadelijk zijn eigen koffer in 't oog, die opengesprongen en met touwen gebonden, in de rij der overige invaliden stond. Op het deksel was zijn naam, op een stalen plaat gegraveerd, vastgehecht: „Mr. Erwin van Marz- dorf, St. Louis" en deze omstandigheid bracht hem, nadat hij zijn pas getoond had, weer spoedig in het bezit van zijn eigendom. Wat hij aan verschillende dingen miste, moest hij onder deze omstandigheden wel als verloren beschouwen, maar daar al zijne papieren en zijn geld gered waren, trok hij zich dit niet aan. Hij liet zijn koffer naar het nu door hem betrokken hótel over brengen, begaf zich toen weder naar de plaats des onheils, waar men reeds bezig was het puin weg te ruimen, en bracht verder den middag met den kapitein door, dien hy onderweg aantrof Eenige dagen geleden werd door een der buren aan het meisje gevraagd, hoe moeder het tocli maakte, daar zij in den laarsten tijd niet meer buiten was gezien. //Och, was het antwoord, moeder heeft al in geen dag of tien iets willen eten, en is zóó koppig, ze wil geen woord spreken." Men is toen tot de ontdekking gekomen, dat de vrouw reeds langer dan acht dagen dood in bed moet gelegen hebben, daar het lijk reeds in gevorderden staat van ont binding verkeerde. (Dagblad.) Hoogst eenvoudig 'werd gisteren voormiddag het stoffelijk overschot van den heer J. Esser op de begraaf plaats Eik en Duinen te 's Gravenhage ter aarde besteld. Vele vriendinnen, vrienden en vereerders, waaronder uit anti-revolutionairen kring de heeren baron Van Lijnden en Keuchenius werden opgemerkt, hadden zich rond de groeve verzameld. Nadat, de kist in de aarde was gedaald, nam dr. F. VV. J. Dilloo, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit te Am sterdam, het woord en schetste wat die Universiteit en hooger onderwijs aan den ontslapene hadden verloren en welke moeite en opofferingen hij zich had getroost om het woord Gods te verkondigen. De heer Keuchenius, als lid van het Centraal-comité der anti-revolutieonaire kiesvereeniging het woord voerende, huldigde den overledene als een bekwaam, ijverig en be zieling aanbrengend lid van het comité. Hij schetste zijn verdiensten gedurende zijn beheer in Ned.-Indië, hoe hij getracht had het Nederlandsch gezag aldaar te bevestigen en tot zegen te doen werden. Met het zingen van Psalm 68 vers 2 werd de plechtig heid besloten. Men meldt uit Achlum (Friesland): „Terwijl de jachthond van een jager rustig in de ven sterbank binnen het woonvertrek lag te kijken naar zijn meester, die met het geweer in de hand daar buiten rond liep, brandde deze eensklaps los. De hond, zijn pligt getrouw, springt pardoes door de vensterruit om het ge scholen wild op te brengen. Geen stukje van het glas bleef er in zitten. Het dier had zich niet bezeerd. Blijkens het veeartsenijkundig jaarverslag, heerschte het miltvuur in 1884 in verscheidene provinciën vrij hevig. In Noordbrabant openbaarde het zich bij 42 runderen, 1 paard en 1 varken, terwijl driemaal infectie van den mensch plaats had. In Gelderland en Overijsel stierven 15 runderen en 2 varkens aan die ziekte, in Zuidholland 12 runderen, in Noordholland 3, in Utrecht 2, in Groningen 1 en in Friesland 28 runderen. In Zeeland en in Drente werd de ziekte niet waargenomen. Daarentegen trad zij in Limburg wederom krachtig op. Terwijl daar in 1883 slechts 33 runderen aangetast werden, klom dit getal in 1884 tot 45. Ter bestrijding der ziekte werden de wettelijke voor schriften zoo stipt mogelijk gehandhaafd. De lijken werden, nadat zij in den kuil met koolteer of met petroleum waren overgoten, of met eene laag ongehluschte kalk waren overdekt, diep begraven. Wanneer het zonder gevaar voor brand kon plaats hebben, werd aan de verbranding de voorkeur gegeven. De inënting bleef als voorbehoedmiddel tegen de ziekte in Limburg aan de verwachting der veehouders volkomen beantwoorden. De runderen, die to Ophoven werden ingeënt, bleven, nadat zij in het begin van 1883 waren herent, alle gezond. Evenzoo bleek de eerste toepassing der in enting op grootere schaal op het rundvee van 32 vee houders in het dorp Heugem volkomen geslaagd te zijn. Er is onder de ingeente runderen van dat dorp, in vorige jaren door ziekte zoo herhaalde malen geteisterd, gedurende het afgeloopen jaar geen enkel geval van miltvuur voor gekomen; alleen een os en eene koe, die men later aan gekocht had en die niet waren ingeënt, werden korten tijd na het aankoopen door de ziekte aangetast. De os stierf aan apoplectisch miltvuur, de koe herstelde. Ook te Berg en Terhlijt en Eijsden in Limburg werden talrijke miltvuur-entingen met goed gevolg verricht. In de andere provinciën schijnt de enting tegen miltvuur niet toegepast te zijn. Hondsdolheid bleef tot de grensprovinciën Limburg en Gelderland beperkt; terwijl in Drente een doodgevonden hond verdacht werd aan dolheid geleden te hebben. Men- schen werden door dolle honden niet gebeten. Mond- en klauwzeer kwam in Nederland weinig voor, Na het middageten begaf hy zich, evenals den vorigen dag, naar zijn kamer, en liet toen den in de grootste verwarring, liggenden inhoud van zijn koffer de revue passeeren. Hij miste een paar boeken en eenig linnengoed; maar in plaats daarvan bemerkte hij een hem niet toebehoorend dik boek, in rood marokijn gebonden, waarvan het zilveren slot was opengesprongen en dat geheel uit elkaar hing. Dit boek had klaarblijkelijk door eenen val uk de huogte geleden, want de bladen, die gedeeltelijk uit hingen, waren bevlekt en slordig weer in den band geschoven, hetgeen trouwens van de omstandigheden niet anders te ver wachten was. Het was gemakkelijk te verklaren, hoe het boek tusschen zijn goed geraakt was; het had waarschijnlijk dicht by den veronge lukten koffer gelegen, dien men gebonden, en waarin men bij vergissing het boek gestopt had. De inhoud was geen drukwerk, maar de bladen waren door eene vaste, duidelijke hand geschreven, die in twijfel liet, of het de hand van eene vrouw dan wel van een' man was. Hf; bladerde er in en schikte zoo goed mogelijk de deels losse, deels uithangende bladen, en bemerkte toen, dat hij de fragmenten van een dagboek in handen hield. Te vergeefs zocht hij binnen of buiten op den band naar een' naam, die hem op het spoor van den eigenaar kon brengen, en na kort beraad besloot hij het door te lezen, om daardoor wellicht in staat te zijn het terug te geven. Want zou hij het den hotelhouder overhandigen? Zou hij het bij de politie deponeeren en op deze wijze nog meer menschen in het diepst denken en voelen van een persoon inwijden, wiens ziel, tegen zijn wil, hier voor vreemde oogen ontsluierd werd? Misschien was het den schrijver pynlijk tegenover een derde de geheimste gevoelens en gedachten, die de spiegel van zwakke oogenblikken waren, opengelegd te zien, en na lang nadenken besloot hij, dit dagboek, dat daarbij niet volledig was, aan de vlammen, die het reeds bedreigd hadden, voor goed prijs te geven, en op deze wijze den persoon, die hiervan ook zeker vast over tuigd was, elke verlegenheid te besparen. Onwillekeurig dwaalde zijn blik over de duidelijke vaste letters, en toen, byna tegen zijn wil, verdiepte hij zich toch in den inhoud van het boek. „Waarom ook niet?" vroeg hij zichzelf overredend, af. Ik „weet niet, en zal waarschijnlijk ook nooit te weten komeu, wie „dit alles beleefd en ondervonden heeft; niemand zal mij beschaamd „of zegevierend als de schrijver te gemoet treden; ik zal het „lezen, vernietigen en vergeten." (Wordt vervolgd). niettegenstaande in het buitenland deze ziekte hevig heerschte. Daar vooral varkens daaronder leden, werd bij koninklijk besluit de invoer van varkens uit het buitenland verboden. Men schrijft aan de Leidsche Crt..: „De meeste landlieden halen hun vee op stal, want op het hooge weiland is het niet veel beter gesteld dan op het lage. Zij, die daarmede dralen op limp van droog weer, doen zich veel schade, want het vee lijdt geweldig door de nattigheid of het wordt ziek. Op sommige plaatsen loopen de koeien tot de knieën in het water, en had de poldermolen geen wind om steeds te kunnen malen, dan stond liet weiland onder. Overal wordt het gras vertrapt, dat in den laatstcn tijd in het geheel nog niet schraal was. Dat bij zooveel water duizenden veldmuizen verdronken zijn is voordeel, maar dat is ook het eenige waarop de landman kan roemen. Vroeg stallen en niet te ruim den hooiberg gevuld, is voor een winter van half October tot Mei, ongeveer, geenszins bemoedigend. Kwam er droogte en geraakte de polder uit het overtollige water, dan zouden sommige landlieden kunnen besluiten, een deel van de nu gestalde runderen nog in het weiland te sturen, want tijd gewonnen, is veel gewonnen." EultenLana Het in de lucht springen van de „vloed-rots" in de Hellepoort aan de haven van New-York is, volgens nadere berichten, naar wensch afgeloopen. Te 11.13, seint men aan de Times, had Zaterdag 11., in 't hijzijn van een over- groote menigte toeschouwers, de ontploffing plaats. De schok duurde omstreeks 40 seconden. Een berg water, ter hoogte van 200 voet, verhief zich. Toen deze in de rivier was teruggevallen, zag men eene massa verbrijzelde rotsbrokken, te midden van welke gedurende eenige oogenblikken brand ontstond. De minister van Oorlog woonde de operatie bij. De berichtgever der Daily News geeft van de zaak de volgende beschrijving Het was een schilderachtig schouwspsl en de belang stelling in de stad was algemeen, daar niet weinigen noodlot- tige gevolgen van den schok vreesden. Duizenden ver drongen zich aan de oevers en op de daken der huizen. Dagen achtereen hadden de bladen in allerlei beschrijvingen hunne lezers aan het verstand gebracht, op hoe voorbeel- deloos groote schaal deze proefneming geschieden zou. Negen „acres" rots waren doorboord en met 300,000 pond ontplofbare stoffen [dus niet enkel dynamiet, zooals onlangs gemeld isj gevuld, namelijk 75,000 pond dynamiet No. 1 en 240,000 pond zoogenaamden „rotsensplijter,een menge ling van potasch en „denitro-benzali." De boringen hadden plaats gehad tot tusschen de 50 en 64 voet beneden laag- water, met tusschenwanden ter dikte van tusschen de 10 en 24 voet; de vloeren der galerijen werden gedragen door 467 rotszuilen van 15 voet in het vierkant. In deze zuilen en de rotszoldering der galerijen waren ongeveer 14,000 gaten ter diepte van gemiddeld 9 voet geboord, met de patronen dynamiet en „rotsensplijter* geladen en allen met elkander in verbinding gebracht, zoodat een enkele electrische stroom genoeg was om alles te doen ontploffen. De hoeveelheid ontplofbare stof was zesmaal grooter dan die, welke vóór negen jaren gebruikt werd om in deze zelfde „Hellepoort" Hallett's Rif op te ruimen, en dit was toen eene ontploffing op grooter schaal dan nog ergens was beproefd. De knop, welke den stroom in beweging bracht, werd gedrukt door het dochtertje van den hoofdingenieur, een meisje van elf jaar. De toeschou wers, die ademloos het oog hielden op de zichtbare opper vlakte van de rots, hoorden een dof gerommel en daar stond als door een tooverslag de geweldige waterkolom voor hunne oopn, een ijsberg gelijk, waarboven kleine zuilen van schuim zich nog hooger verhieven. Eene seconde scheen de massa in de lucht te hangen en stortte toen met gebruisch omlaag. Een gele wolk van gassen zweefde over het ziedende water. Een ontzaggelijke kreet van bewondering ging op. Overal in de stad en te Brooklyn werd de schok gevoeld, maar nergens werd eenige schade aangericht. Volgens den hoofdingenieur, generaal Newton, zullen er wel millioen dollars en twee jaren noodig zijn om de overblijfselen van de rots op te ruimen. Wanneer het werk voltooid is, zal de doorvaart, in plaats van 600, 1200 voet breed zijn en 26 voet diep, zoodat de stoombooten bij alle getij kunnen binnenloopen. In de dagbladen wordt nu gestreden over de vraag, of de beste weg voor schepen naar Europa voortaan al dan niet door de Hellepoort zal zijn, in plaats van langs Sandy Hook. Eduard Strauss is met zijn orkest naar Weenen teruggekeerd. De concerten, die hij te Londen, Nederland en Zuid-Duitschland gaf, werden door 1,440,094 menschen bijgewoond. Het Kölner Ambtsblatt van 1 dezer bevat het volgende, vrij zonderlinge signalement van een deserteur van het 65ste regiment: Musketier Johann Geschwindhammer. Bijzondere kenteekenen: op de borst een kruis en een hart met de letters B J 82; op den rug een wapen, waarin dezelfde letters, en een schipop den rechterbovenarin eene vrouw; op den rechterbenedenarm een Arabier, die in de eene hand een glas en in de andere eene flesch vasthoudt twee ineengestrengelde handen, een krans met het bijschrift „Souvenier de Af....; aan de buiging van de rechterhand een kruisaan den duim een anker: aan den linkerbenedenarm een Arabisch meisje, een boom, benevens eene kerk. Alles getatouëerd Benoemingen, ena. Do tydelijke off. van gez. 2de kl. bij de zeemacht dr. J. Roth is, ter zake van in, doch niet door den dienst ontstane lichaams gebreken, eervol uit den zeedienst ontslagen. Verbetering. In ons vorig nummer zijn onder de adelborsten lste kl., die tot luit. ter zee 2de kl. zijn bevorderd, genoemd G. W. De Visser en K. L. Reysmaker. Blijkens eene verbeterde opgave in de Staatscourant moesten dit zynC. W. De Visser en K. L. Reepmaker. V laoütoerioliten. Door 12 korders werden jL Dinsdag 1 tot 8 mandjes kleine schol, enkele mandjes scharren, 5 tot 15 roggen en 86 tongen aangevoerd; kleine schol werd afgeslagen tegen 1 1.50, scharren tegen f 2 per mand, rog tegen f 1.50 per stuk en tong tegen f 28.50 de aanbrengst. Een partytje zeebaars werd tegen 35 c. per kilogram afgeleverd. De kustvisschers konden gisteren wegens de ongunstige gele genheid weder niet ter vangst uitzeilen. Door trekkers werden 145 haringen aangevoerd, welke tegen 8 c. per stuk werden afgeleverd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 2