HELDERSCHE EN IVIEUWER1EPER COURANT. Nieuws- ei Advertentieblad yoor Hollands WoorJertwartier. 1885. N°. 128. Jaargang 43. Zondag 25 October. Uitgever A. A. BAKKER Cz. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag cn Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnen 1 and. De Middelb. Crt. wijst er op, dat onder degenen, die dezen winter weder ondersteuning zullen noodig hebben, velen zijn die, hoe moeielijk het hun ook valt om rond te komen, toch opzien tegen het kosteloos ontvangen van bedeeling in den vorm van levensmiddelen en brandstoffen. Zij geeft daarom in overweging, voor dezulken de levens behoeften voor zeer matigen prijs beschikbaar te stellen, vooral in kleinere plaatsen, waar geene volksgaarkeukens bestaan. „Al wat men betaalt," zegt de Middelb. Crt., met hoe weinig ook, heeft meer waarde dan hetgeen men (om niet) krijgt, en het behoeft niemand tegen de borst te stuiten, wanneer hij naar zijn vermogen bijdraagt om in zijne dagelijksche behoeften te voorzien." Dat denk beeld zal vermoedelijk in Middelburg worden in toepassing gebracht door op drie dagen in de week, en wel op andere dan die der kostelooze bedeeling, soep of andere spijs beschikbaar te stellen. Dit denkbeeld verdient zeker ook elders te worden toegepast. Naar men aan het Dagblad mededeelt, zou er sprake zijn van de oprichting van een zesden bisschopszetel in Nederland. Het opperbestuur der R. Cath. kerk zou nl. van oordeel zijn, dat het aartsbisdom Utrecht te uitgebreid is en daaraan een suffragaan-bisschop voor de noordelijke provinciën behoort te worden toegevoegd. Als zetel van den nieuwen bisschop zou men het oog hebben op Deventer. Dezer dagen is gemeld, dat zich bij het 7de regiment infanterie een 1ste luitenant yit het Oostenrijksche leger als gewoon soldaat had doen inlijven. Thans meldt men, dat ook bij het 6de regiment infanterie een voormalig officier van den Franschen staf dienst doet, natuurlijk eerst als gewoon soldaat, thans echter als onderofficier. Van de 27 adspiranten, die deelnamen aan het mondeling officiers-examen, zijn 22 geslaagd: 12 voor de infanterie, 6 voor de administratie in Oost-Indië en 4 voor de administratie hier te lande. In het geheel zijn 5 niet geslaagd, terwijl 1 wegens ziekte niet aan het mondeling gedeelte kon deelnemen. Door het provinciaal bestuur van Noordholland te Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteedhet driejarig onder 6) GEZOCHT EN GEVONDEN. Door GOLO RAIMUND. 6 Juli. Alles is gezegeld, het geld is over de post verzonden, en daar ik heden geen lesuren heb, geniet ik in den tuin van den heerlijken dag. Lizzie jammert over mijn moeielijk leven, maar ik lach haar uit. Wat zou ik met al dien langen tijd, zonder plichten en ernstige bezigheden, doen? Al mijne krachten en gedachten aan eene andere familie wijden? Neen, neen, dat schijnt mij slechts eenmaal in 't leven mogelijk en zoet toe: Wanneer ik beminde. 18 December. Onder de talrijke goede kennissen, die ik hier gemaakt heb. ontbreken ook de onaangename niet. Heden vroeg my de vrouw van den gcnoraal van Leist, nadat ik de vorige keer beleefd geweigerd had aan haar verzoek te voldoen, om na do les aan hare oudste dochter, wat met de kinderen tc gaan wandelen. „Ik hoor, dat u een werkelijk charmant huis bewoont, juffrouw, en zelfs met grooten smaak ingericht zijt. Over 't algemeen u moet mij dit toegeven veroorloovcn zich onderwijzeressen anders niet de weelde van een elegante woning en een eigen kamenier. Zoudt u mij onbescheiden vinden, wanneer ik u vroeg, of u uit neiging dan wel uit noodzakelijkheid les geeft?" Ik had moeite myn lachlust over deze verregaande nieuws gierigheid te bedwingen. Wij zullen een zachter woord kiezen, genadige vrouw" zeide ik, „niet onbescheiden vind ik u, slechts al te vertrouwelijk ik ben aan een zekere róserve gewoon." Hare diepe verslagenheid bij die woorden zou mij leed hebben kunnen doen, indien zij bij de vorderingen in indiscretie, die zij tegenover mij maakte, niet eene terechtwijzing dringend noodig had. Ik moet afwachten, of er eene scheiding van zal komen. Er mij over beklagen zal ik niet. 5 Januari. Heden heb ik een allerliefst meisje loeren kennen, dat my om een les vroeg. Na eene eerste ontmoeting weet ik nog niet wat ik van die menschen denken moet, daar vraag en toestemming als eene gewone handelszaak beschouwd werden, wat altijd het zekerste en in vele omstandigheden ook het aangenaamste voor mij is. Het jonge meisje herinnert my in hare bekoorlijkheid aan Lizzie, hoewel er dikwijls eene vreemde uitdrukking in de bewe gelijke trekken ligt, die ik niet ontraadselen kan. Welk eene onweerstaanbare toovcrkracht oefent de schoonheid toch op mij uit, juist op mij, de misdeelde. Hier kwam tot Erwin's levendigen spyt een einde aan zyne lectuur, want de rest van het dagboek ontbrak. Wie mocht zij toch zijn, deze misdeelde vrouw? De zangeres, die naast hem gelogeerd had? En hoe zou hy ooit haar naam te weten komen? Wist gisteren vóór den brand niemand het, nu, na het ongeluk, terwijl zich alles in de groote stad verstrooid had, of vertrokken was, terwijl logementhouder en dienstpersoneel zooveel gewichtigere te doen handen, dan naar den naam eener onbekende dame tc vorschen, scheen alle hoop verloren, dien ooit te kennen. Hij stond op en keek op zijn horloge, het was bijna middernacht hy zou ook nauwelijks meer lust geliad hebben nieuwe indrukken in zich op te nemen. flIk heb wel eens gehoord, dat jonge dwazen met het portret houd der duinen op het eiland Terschelling (raming f8000 per jaar). Minste inschrijver de heer A. A. Bos, te Ter schelling, ad f 6760 per jaar. Te Kampen zijn thans de vleescliprijzen zoodanig gedaald, dat puik runflvleesch voor 35 cents per half kilogram verkrijgbaar is. De levering van het rundvleesch voor het Militair Hospitaal is zelfs aangenomen voor 51£ cent per kilogram. Omtrent den moord te Zuidwolde verneemt de Zwolsche Crt. nog het onderstaande: ,/G. Oosterveen en zijn broeder M. Oosterveen brachten jl. Zaterdag avond een geweer naar H. Ten Oever, land bouwer, wonende nabij het Druchtener jachtveld, om Zon dag morgen niet verplicht te zijn met het geweer te loopen. Den volgenden Zondag morgen begaven zij zich op weg naar hunne ouders, onderweg stroopende. Op eens stond De Weerd, onbezoldigd rijksveldwachter te Veeningen, voor hen. G. Oosterveen loste een schot op De Weerd, hetwelk maar al te goed raakte; De Weerd sprong drie treden vooruit, uitroepende: „Gerrit, Gerrit, Gerrit", maar het schot had hem in de borst getroffen en spoedig zakte hij ineen. G. Oosterveen trok vervolgens het mes en sneed hem het hoofd bijna geheel van den romp. Zij legden het lijk daarna koelbloedig achter een hoop turf, gingen door naar hunne ouders, vertoefden daar eenige oogenblikken en keerden vervolgens naar hunne huizen terug. Den geheelen dag was hij (Gerrit) zeer kalm en 's avonds ging hij nog naar zijn meisje, waartegen hij zeide: „Wat heb ik vandaag een dikke haas geschoten," zijn meisje (dienende bij G. Lubberink, molenaar op den Bloemberg gemeente Zuidwolde) antwoordde: „O! Gerrit, pas toch op dat De Weerd je niet krijgt." „O! Neen, zeide Gerrit daarop, die bliksem krijgt mij niet meer." Des avonds was Gerrit Oosterveen zeer opgewonden, zwaaide met blanke messen in het rond en tergde ieder ten strijde tegen hem uit. Des Maandags moest hij zich voor het kantongerecht te Hoogeveen verantwoorden wegens jachtwetovertreding, waar hij, door zijn brutale antwoorden, de aandacht trok van den kantonrechter, die zware vermoedens op hem kreeg. Denzelfden avond werd hij door 2 veldwachters eener schoonc vrouw de wereld doorloopen om liet origineel te vinden" dacht hij, «in de categorie van hen, die eene leelijke vrouw zoeken, zal ik zeker de eerste zijn." En toch wist ik haar te vinden, dan zou ik haar met de grootste belangstelling, met de diepste achting tegemoet treden, die een man eene vrouw kan toedragen." Zij zou een goed onderwerp voor een van die schilderstukken zijn geweest, die de Hollanders met zulk een meesterlijk talent geschilderd hebben, het schoone meisje, dat voor den grooten spiegel in een rijk gemeubileerde kamer stond, en bezig was eene roos, die zij uit eene vaas met zeldzame bloemen genomen had, in het kroezig, goudblonde haar vast te steken. Vooral toen de zon in het gezellig vertrek scheen en op het kleed en het haar der jeugdige schoonc een warme tint tooverde, was het werkelijk een beeld vol bekoorlijkheid, waaraan de schilderachtige achteloosheid, waarmede een paar half ontbladerde of afgevallen rozen op den grond lagen en door het sierlijke voetje vertreden werden, nog meer bijvalliglieid bijzette. De jonge man, die met eene oudere dame aan den arm, door de tegenovergestelde deur binnentrad, scheen ook van dit gevoelen tc zijn, want hij bleef getroffen staan, toen hij den blik van het jonge meisje in den spiegel ontmoette, en eerst toen zij zich snel omwendde, deed hij eenige stappen voorwaarts. „Wien breng ik hier mede, Ilortense?" riep de dame op leven digen, opgewonden toon, „hoe ver moet gij wel in uwe herinne ring teruggegaan, en welken naam zult gij hem geven?" Verrassing had op het jeugdige, schoone gelaat van het meisje een hooger rood verspreid, maar zij was zich zelf weer spoedig meester. „Tot in de kinderkamer moet ik mij terugdenken, en mijn hart noemt hem Erwin. Heb ik goed geraden Zij stak hem beide handen toe, en hy bracht ze aan zijne lippen. „Welkom in Duitschland," zeide zy met een betooverend lachje, „en welkom thuis!" De oogen van den ernstigen man straalden vroolijkerdie warme groet, de eerste in zijn vaderland, deed hem toch zoo goed. „Mijne kleine Hortense gij moet u dit woord laten wel gevallen, want in mijne herinnering heb ik u toch nooit anders genoemd, mijne kleine Hortense, dank voor dat woord! Zulk een schoone welkomstgroet verwarmt het hart, vooral wanneer men niet iedereen meer terug vindt, dien men heeft vaarwel „Ja, ja, papa mist gij, en nog meer grootpapa," zeide zij met eene lichte zucht, „maar wij zullen beproeven, u het verlies te doen vergeten. Gij moet nu ons huis als het uwe beschouwen." Hij staarde vol onverholen bewondering in het schoone gelaat „Ik geloof dat ik mij dit gevoel spoedig genoeg eigen zal maken, al ben ik het in die lange jaren in den vreemde ook een weinig ontwend," antwoordde hij hartelijk. „In den strijd des levens, blijft men voor de tooverkracht van het woord tehuis meer vatbaar dan men zich wel bekennen wil, en ik richtte mijne schreden zoo snel en zeker naar hier, al waren niet veertien jaren, maar veertien dagen verloopen sinds ik het plein placht over te steken. Eveneens ging het mij, toen ik de trap opkwam, en eerst da:ir horinnerde my het nieuwe bordje op de deur er aan, dat het 't oude' thuis niet meer was." Ware hy een nauwkeurig opmerker geweest dan zou hy gezien hebben, dat de beide vrouwen een snellen blik wisselden en een kleine schaduw vluchtig over Hortense's gelaat vloog. Maar het was slechts een wolkje, dat de zon een oogenblik verduisterde uit Hoogeveen gearresteerd en sedert in bewaring ge houden. Woensdag, is het lijk in tegenwoordigheid van G. en M. Oosterveen gerechtelijk geschouwd. Daarbij verklaarde Mannes Oosterveen dat zijn broeder Gerrit de daad had bedreven. Eindelijk verklaarde ook Gerrit dat hij de moord had gedaan. Hij vertelde haarfijn en met de meeste koelbloedigheid hoe hij De Weerd had ver moord." Uit Assen wordt nog het volgende gemeld: „Woensdag avond, is met den trein van 9 ure, onder geleide van 3 rijksveldwachters, die eenige stukken van overtuiging bij zich hadden, naar de gevangenis overge bracht G. Oosterveen, verdacht van den moordenaar te zijn van De Weerd, tolgaarder en onbezoldigd rijksveld wachter te Veeningen onder Zuidwoldé. De lijkschouwing heeft plaats gehad door de heeren D. Bakker en J. H. F. Heerspink te Assen. Gerrit heeft bij de lijkschouwing, waarbij ook zijn meisje tegenwoordig was, tot haar gezegd: „Pas op, begin met geen ander." Hij zal echter later, naar allen schijn, wel begrijpen, dat zijn uitverkorene moeilijk op hem kan wachten, als hij voor een reeks van jaren achter slot gaat." De doorbraak in den Diemerpolder is gedicht; met de kisting kwam men jl. Zaterdag avond geheel klaar. Te Rotterdam is een paartje ondertrouwd, dat 25 jaar geëngageerd was geweest. Zij herdachten dat zilveren jubilé in hun bruidsdagen. De Koninklijke fabriek van waskaarsen te Amsterdam behaalde in 1884/85 slechts 2 pCt. winst. En die uitzuigers van kapitalisten hebben den werklieden precies hetzelfde loon uitgekeerd als in voordeelige jaren. In een der zalen van de Kweekschool voor Zeevaart te Leiden is een gedenksteen geplaatst van zwart marmer, gepolijst, met vergulde letters ter grootte van 70 X 90 centimeter, op welken steen de volgende inscriptie prijkt: „Ter nagedachtenis aan dr. A. Rutgers van der Loeff, stichter dezer Kweekschool, 1855. Overleden 13 Juli 1885." Daarboven is het portret van den overledene aange bracht. en zij zeide eenvoudig: „Boven? Gij wist toch, dat gy grootpapa niet meer zoudt vinden." Volkomen waar, maar mij hart trok mij naar tante Charlotte, die gelukkig nog te vinden is. „En haar gold uw eerste groet, Erwin?" zeide het jonge meisje met een pruilend trekje, dat haar allerliefst stond. „Zie, dat maakt mij nu al dadelijk jaloerech, want gij moet weten, dat ik veel aanleg voor dit gebrek heb. Ik begin bang te worden, dat ons huis zonder haar, niet zooveel aantrekkingskracht op u zou uitgeoefend hebben ik had er in 't geheel niet aan gedacht, dat de vreemde zooveel meer voor u zou zijn, dan uwe eigene bloed ver wan ten „Zij is geen vreemde voor mij, zij is mij een lieve, moederlijke vriendin, Hortense," antwoordde hij met rustigen ernst, „en gij zoudt dat zelf geweten hebben, wanneer gij niet nog een kind waart toen ik wegging. Zij is dus vertrokken; maar zij woont toch nog hier in de stad?" In Mariestad, eene zeer fatsoenlijke voorstad. Zij schijnt na uws grootvaders dood vrij bemiddeld. Wat mij eigenlijk verwondert, daar hare middelen toch meer dan beperkt waren toen zij bij hem in dienst trad." De hartelijke uitdrukking van Erwin's gelaat verkoelde merkbaar. „Noemt men dat hier te lande, in dienst treden?" vroeg hij langzaam. Daar, heb ik het in mijn gedachten altijd een liefde werk genoemd om een ziekelijken, ouden man te verplegen en het oog op een wilden jongen te houden. Het verheugt mij overigens te hooren, dat hare tegenwoordige omstandigheden u gunstig schijnen; gij zult u zelf ook wel gezegd hebben, dat het na grootpapa's dood mijn plicht werd, steeds voor haar te zorgen." Mevrouw van Marzdorf haalde de schouders op. „Neen, Erwin, want zij zelf sprak er nooit over. Zij is van nature buitengewoon terughoudend, en de jaren doen de natuur lijke karakter trekken van een mensch sterker uitkomen. Gij moogt tante Charlotte niet alleen daarnaar beoordeelen, wat zij voor u, maar ook voor anderen was. Wij allen konden niet, zooals gij, de plaats van haar gestorven zoon innemen, integendeel, in mij zag zij steeds, vreemd genoeg, eene mededingster naar hare plaats bij grootpapa, en in mijne kinderen de benijdere vim uwe rechten. God weet, mijn beste Erwin, dat wij ons deze rechten nooit hebben willen toeëigenen, noch in de liefde van den afgestorvene, noch Zij bleef als in eene opwelling van teeder gevoel steken, maar Erwin herinnerde zich nog slechts te goed den onzelfzuchtigen en hartelijken brief, waarin zij hem verzocht, óók onder de erf genamen op te treden, en dit doorslaand bewys van haar gevoel van bloedverwantschap en hare fiere zin van onafhankelijkheid, wekten zijne dankbaarheid weder op. „Ik weet het, lieve tante," zeide hij hartelijk, „en ik moet zeer dankbaar zijn, dat men hier de genegenheid voor my zoo trouw bewaard heeft, terwijl ik in de wereld ronddwaalde en soms het vaderland vergat. Yan tante Charlotte verwachtte ik dat, zelfs in de jaren toen onze briefwisseling door mijn schuld langzamerhand gestaakt werd van uwen kant is deze liefde en hartelijkheid een kostbaar geschenk voor mij, en ik beken u openhartig, dat mij dit voornamelijk over de zee gelokt heeft." „Wanneer het maar de moeite waard is, Erwin" pruilde het jonge meisje, „ten minste voor zoover het mij betreft. Mama noemt mij dwaas en onbezonnende broers schelden mij voor een strijdlustig ding uit, en tante Charlotte nu, gij zult het zelf hooren...." Zij was zeer behoorlijk deze zelfbeschuldiging,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1