HELDERSEHE m MEIIWËIMËPER COURANT. Htm- en AivertentlebM Toor Hollands noorderkwartier. 1885. N". 131. Zondag 1 November. Jaargang 43. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Blnnonlan d. Eerstdaags verschijnt van dr. Schaepman, onder den titel „Van Strijd tot Vrede," eene brochure over een mogelijke beslechting van den schoolstrijd in verband met de thans bijnaalgemeen verwachte herziening van art. 194 der Grondwet. Volgens dr. Schaepman zou 194 aldus moeten veranderd worden „Het onderwijs is vrij. Het toezicht over het onderwijs en het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers worden geregeld bij de wet. De gemengde school wordt van overheidswege'ingericht met eerbiediging van de godsdienstige begrippen der school gaande kinderen. Ter dekking van de kosten der openbare school wordt van ieder daar schoolgaand kind een bijdrage geheven. De kosten van het onderwijs aan kinderen van bedeelden, onvermogenden en minvermogenden worden geheel of gedeeltelijk door de openbare kassen aan elke door deze kinderen bezochte school vergoed." Over den droevigen brand, die jl. Dinsdag te Am sterdam woedde, meldt men nog het volgende: Het huis bestaat, met inbegrip van den tot slaap- en bergplaats ingerichten zolder, uit drie verdiepingen. De middelste daarvan bevat een zit-en slaapkamer; de onderste dient tot winkel. Omstreeks 12.20, terwijl de man afwezig was en de dienstbode met de beide oudste kinderen zich reeds naar den zolder ter ruste hadden begeven, is de vrouw des huizes, die insgelijks al te bed lag, opgestaan om in het opkamertje achter den winkel op een petroleumtoestel voedsel te ko ken voor haar jongste kind, een knaapje van zes maanden. Terwijl zij daarmede bezig was, moet door een of ander noodlottig toeval de brand zijn ontstaan. De ongelukkige moeder ijlde terstond naar de buitendeur, om die open te maken. Daarna riep zij naar de meid, die in haar nacht goed onmiddellijk naar beneden vloog, maar toen zij de inmiddels woest toegenomen vlammen zag, zonder verder beraad en zonder verder hulp te verleenen, op bloote voeten naar hare ouders in de Nieuwstraat vluchtte. 9) GEZOCHT EN GEVONDEN. Door GOLO RAIMUND. Nu zy zeker was, dat hy voor haar dezelfde gebleven was, al was zijn betrekking tot het huis van Marzdorf dan ook veranderd, keerde de oude vertrouwelijkheid terug, en waagde zy nu en dan een vraag of eene opmerking, die op zijne toekomstige plannen doelde. „Gij zijt nog altijd een gast op vaderlandschen bodem, Erwin," zeide zij eens „verlangt gij er niet naar, geheel uw eigen thuis te hebben?" „Ik gevoel my bij tante Marzdorf geheel te huis," zeide hij. „U kind" antwoordde de oude vrouw met een licht spottend lachje, dat wel meer, wanneer Erwin over zyne bloedverwanten sprak, over haar gelaat vloog. „Tante Miirzdorf heeft elegante salons, maar een thuis, een thuis, waar men vroolijk of treurig dragen kan, wat God ons toezendt, waar men helpt en arbeidt want zekere plichten zijn toch een ieder toebedeeld en waar men een stil vreedzaam uurtje doorbrengt, zulk een huis heeft uwe tante toch niet." Hy boog nadenkend het hoofd. „In zulk een salon mag ook mijn leven niet altijd voorbijgaan, maar ook het huis, dat gij mij schildert, is treurig, wauneer er geen vrouw en kind in wonen." „Zeker, myn goede Erwin, maar ik hoop en geloof toch, dat niets u tegen houdt, vrouw en kind te bezitten?" „Niets dan de groote eischen, die ik aan mijne toekomstige vrouw stel," antwoordde liy lachend. „Gij zult my, in tegen stelling met de bescheidenheid, die uwe partydige goedheid meent in mij ontdekt te hebben, aanmatigend noemen, wanneer ik u beken, dat ik nog nooit een vrouwelijk wezen ontmoet heb, dat het ideaal mijner toekomstige gade nabij komt." Tante Charlotte schudde het hoofd. „Een ideaal? Dat is erger; ik dacht dat de oude idealist geheel uit u verdwenen was. Hebt gij het zelf ontworpen, of hebt gij van die volmaaktheid gelezen, welke gij tot nu toe nog nooit en nergens op de wereld aangetroffen hebt?" „Geraden," zeide hy, hoewel hij niet kon nalaten over het bedenkelijke gezicht zijner oude vriendin te glimlachen, „ik vond het in een boek. Mijn ideaal, indien gij het zoo noemen wilt. is de heldin eener geschiedenis, maar van eene ware, tante Charlotte. „Ach kom," zeide zij afwerend, „dat zegt men om kinderen naar het verhaal nieuwsgierig te maken. Gebreken hebben wij allen, ook de heldin van uw boek, en de grootste schoonheid kan die niet bedekken." „De vrouw, die ik bedoel, heeft geen uiterlyke schoonheid, om zich daar achter met die kleine tooverkrachten te barricadeeren, die, zooals gij zegt, allen kennen." „Zij bezit geen lichamelijke bekoorlijkheid; zij is leelyk." „Leelyk," riep de oude dame bijna verschrikt uit, „en gij zegt dat zoo gewoon, als ware dat woord geheel onbeteekenend. Ik noem de mannen, die alles voor een mooi popje opofferen, dwazen, maar om een leelyk meisje tot ideaal te hebben, is op zijn minst gezegd, ongewoon." „En indien zy nu alle overige volmaaktheden bezit, die een vrouw kunnen tooien, indien zij in plaats van de schoonste oogen groote talenten heeft, indier. zy zacht en grootmoedig, edel en opofferend is, een helder verstand, een teeder gemoed en een moedig hart bezit. De oude vrouw zag hem een oogenblik, over haar bril heen, De moeder dacht om hare kinderen. Zij haalde, blijkens de plek waar de verkoolde lijken gevonden zijn, de beide oudste knapen van den zolder, maar toen zij op de slaap kamer (middenverdieping) bij haar jongste lieveling kwam, was de winkel in een vuurzee herschapen en geen ontkomen meer mogelijk. De rook moet hen gelukkig spoedig bewusteloos hebben gemaakt. Geen raam immers was geopend en geen kreet werd gehoord. De lijken der arme vrouw en haar drietal kinderen werden gevonden op de achterkamer der eerste verdieping het kindje van 6 maanden lag in haar armen en de twee andere jongens, 8 en 10 jaar oud, lagen over haar heen, als hadden zij in den doodstrijd hulp bij moeder geztocht. De zeerooverijen, waaraan de Engelsche en Belgische visschers zich op de Noordzee ten nadeele van onze reeders en visschers schuldig maken, schijnen nog maar niet op te houden, hetgeen voor een groot gedeelte moet geweten worden aan het onvoldoende politietoezicht op de Noordzee. Nu weder zijn er door een Belgisch visschersvaartuig van Ostende een 25tal netten gekapt van een schuit behoorende aan den heer Jb. Den Breems te Scheveningen't verlies wordt geschat op p. m. f 2000. Gaat men na hoeveel schade in de laatste weken aan onze Xederlandsche visschers vloot is toegebracht door daden van willekeur en vernielzucht, dan krijgt men een aan zienlijk cijfer. Het is daarom dringend noodig, dat onze Regeering zich aan deze zaak meer gelegen laat liggen, dan tot heden het geval was. (Het Vaderland.) Het Indisch militair tijdschrift bevat eene opgave van de officieren van het Indische leger, die van het jaar 1818 af tot nu toe zijn gesneuveld, of zijn overleden aan hunne voor den vijand bekomen wonden. Het zijn: 2 generaals, 2 luit.-kolonels, 5 majoors, 33 kapiteins, 50 1ste luitenants, 39 2de luitenants, en 1 inlandsch officier, te znmen 132. Ruim de helft, 67 hiervan, zijn gevallen in den Atjeh-oorlog. Bij een biljartwedstrijd té Schagen is de prijs behaald door den heer D. Kaan Dz., te Anna Paulowna; de eerste premie door den heer A. Schenk Dz., te Barsingerhorn de tweede premie door den heer J. Heddes, te Schagen. scherp aan, als om te doorgronden, of hij het karakter, dat hij met zooveel vuur schilderde, werkelijk slechts uit een boek kende en toen zeide zij met overtuiging: Maar indien eene vrouw deze eigenschappen in zich vereenigt, kan zy niet leelyk zyn,nooit! Leelijkheid bestaat in de uitdrukking, niet in den vorm, en de adel van zulk een ziel drukt zijn stempel ook op de trekken." Men kon zien, dat, wat zij zeide, hem goed deed, hoewel hij er niet dadelijk op antwoordde, want hy luisterde naar een zacht kloppen op de deur, daar de weduwe niemand had om te laten aandienen. Het was nog juist licht genoeg om te zien, dat het een vrouw enhoofd was, dat naar binnen keek, en de hartelijke groet zijner oude vriendin toonde hem, dat de binnenkomende eene aangename gast was. „Gij hebt mijne lieve, jonge vriendin reeds gezien," zeide zij zich tot Erwin wendende, „maar het is al zoo donker, dat gij haar niet herkennen zult, indien ik n haren naam niet noem. Het is juffrouw Elbing, wier kamer gij bij uw eerste bezoek, bij vergissing, binnengetreden zijt." Het was de eerste maal in de drie maanden, die hij in zijn vaderstad vertoefde, dat zij elkander daar zagen. Waarschijnlijk had zij uit bescheidenheid vermeden, de vertrouwelijke gesprekken der lang gescheidenen te storen en, daar zijne bezoeken anders geregeld 's middags plaats vonden, zou hij zelf' ook door hare drukke bezigheden hierin verhinderd zijn geworden. Vandaag was het hem onmogelijk geweest zijne gewoonte te volgen; hij had het praatuurtje tot de schemering uitgesteld en ging niet weg, zelfs niet, toen zijne oude vriendin de lamp aanstak en hem uit- noodigde, weder in den leuuingstoel plaats te nemen, waarin hij reeds als knaap gezeten had. Hij had het 'jonge meisje, dat hij nooit weer gesproken had, nu en dan op straat of op de trap ontmoet, en dan, maar ook slechts dïin, herinnerde hij zich haar kristalheldere stem en hare zachte, lieve manieren, die hem zoo aangenaam aangedaan hadden. Tante Charlotte had wel dikwijls van haar eigen, stil leven ver haald, en er dan dankbaar bijgevoegd, hoeveel vreugde en liefde deze jonge vriendin daarin bracht, doch hij had nooit met volle belangstelling naar haar geluisterd, er nooit weder aangedacht en nog minder naar hare betrekkingen gevraagd. Nu zat hij tegenover haar de beleefdheid gebood hem nog wat te blyven, en hy luisterde met een zeker genoegen naar hare klankvolle stem. Zij praatte aangenaam en ongedwongen; zy vertelde van de weldadigheids-bazar, die na eenige dagen zou geopend worden, van de doeltreffende maatregelen, die genomen waren; van de menigte, van prachtige zaken, die verkocht zouden worden, enz. en zij was verwonderd, hem van deze soort weldadigheid over't algemeen afkeerig te vinden. „Het is een liefdewerk met vereenigde krachten," zeide zy. „Maar het heeft bcdenkelyke schaduwzijden," antwoordde hij, „en zonder ook de schade in overweging te nemen, die, juist tegen kerstmis, deze, als een epidemie opkomende, ziekte van bazars, voor de winkels heeft, zal ik mij er slechts toe bepa len van de moreele nadeelen voor onze vrouwen en dochters te spreken. Men kiest natuurlyk, zoo veel maatschappelijke beleefdheid het slechts veroorlooft, de jongsten en schoonsten, want juist jeugd en schoonheid moeten de grootste aantrekkelijkheden zijn. Opdat zy echter goed werkzaam zullen zijn, wordt de lieve, onervarene bekoorlijkheid geleerd, het tongetje naif, coquet, met een zoete bede in beweging te brengen. Op zulk een verkooopdag leert men meer dan op tien balavonden. Dan wordt het toiiet in alle Men schrijft ons van Texel, dd. 29 dezer: „Een hevig onweder ontlastte zich gisteren avond boven dit eiland. In het dorp Den Burg zijn een aantal menschen in de straten door het felle hemelvuur bedwelmd geweest, de torenspits der Katholieke kerk werd door den bliksem getroffen, zonder daardoor evenwel noemenswaardig nadeel te hebben geleden, terwijl een schaap in de weide, nabij het dorp, werd doodgeslagen. Van ernstiger onheil vernamen wij in deze gemeente gelukkig tot heden niet." Volgens mr. Ph. A. Haas is het onjuist, dat Jeanne Lorette gratie gevraagd heeft. Zij heeft alleen verzocht, dat de gewone correctioneele gevangenisstraf, waartoe zij is veroordeeld, in een evenredige cellulaire zou worden veranderd, en dit is geweigerd. Te Beers bij Grave werd dezer dagen een witte patrijs geschoten. Voor rekening der Vereeniging „Handel in Friesch vee op Amerika" zijn dezer dagen 20 hokkelingen derwaarts verzonden. Volgens het Vaderland berust het bericht, als zou Van Rijsselberghe te Londen zijn gevat, op een misver stand. De voortvluchtige is nog altijd zoek. De stoomschepen der Maatschappij Nederland zullen t voortaan weder Marseille aandoen en aldaar, in plaats van te Genua, brievenmalen voor Nederlandsch-Indië aan boord nemen. Het tijdstip van verzending uit Nederland van die brieven malen ondergaat daardoor evenwel geene wijziging. Jl. Woensdag avond is te Nieuwe Niedorp eene knappe arbeidersvrouw, moeder van twee jeugdige kinderen, levenloos uit het water opgehaald. Toen haar man, van zijn werk terugkeerende, zijne woning was binnengetreden, vond hij zijne kinderen te huis, doch miste hij zijne vrouw. De lamp brandde, en bare warme stoof stond gereed, maar zij was en bleef afwezig. Vruchteloos riep en zocht de man. Bij de buren werd navraag gedaan, niemand wist te zeggen waar zij was. De vrees, dat een ongeluk gebeurd zou zijn, bleek werkelijk waarheid te zijn, want na eenigen mogelijke lichteffecten bestudeerd, daar ontwaakt de wcnsch en de ijver, om aan vriendinnen en medeverkoopster door een rijk- gevulde kas de zegepraal der schoonheid te toonen, en daardoor voor altijd het bewijs daarvan te bevestigen, daar gluren kleine intrigues en schermutselingen, nijd en afgunst door een reetje. En dat alles voor de armen! Ik wed, dat onder tien van deze jonge dames „die ten behoeve der nooddruftigen hare beminne lijkheid ten toon spreiden, er nauwelijks één is, die aan de ongelukkigen en ellcndigen denkt, de andere negen verheugen zich over het ongewone, heerlijke genot, en denken aan zich zelf. Ik heb in Amerika, waar al onze maatschappelijke gebreken in schrillere kleuren geteekend zijn, ruim genoeg van deze vertoo ningen verkregen. Wanneer ik persoonlijke offers bewonderen wil, moeten zy op een andere wijze gebracht worden." Het jonge meisje zag hem nadenkend aan. Het was duidelijk, dat zij over het gehoorde nadacht, en dat wel met hare eigene inzichten strookte, maar Erwin vatte haar zwijgen verkeerd op. „Ik hoop u met mijne openhartige meeniug niet beleedigd te hebben," zeide hy op vergelijkenden toon, „er zijn natuurlijk uitzonderingen, die in zulk een bazar meer zien, dan alleen een nieuwe manier om zich te amuseeren." Zij glimlachte en tusschen de een weinig te volle lippen werden twee rijen sneeuwwitte tanden zichtbaar. „Geneer u daarom niet. Ik handel slechts achter de coulisses." „U verkoopt dus niet mede?" Zij werd plotseling weder ernstig. „Neen." „En, mag ik u dan ook vragen, waarmede zijt gij achter de coulisses bezig?" vroeg hij. „Juffrouw Veronika heeft een prachtig schilderstuk gemaakt voor de afdecling van schilderijen, gravures en photographieën." „Prachtig! Wat zijt gij spoedig bevredigd, mevrouw," zeide het jonge meisje den lof alwerend. De prijs, die er voor betaald zal worden, kan het bewijzen," hield de oude vrouw vol. Nu lachte de jonge schilderes weer met de zilver heldere stem, die Erwin zoo bekoord had. „De prijs pleit, volgens mynheer van Marzdorf niet voor de waarde van het schilderij, maar voor de schoonheid dor verkoopster" zeide zij. „Maar daarin heeft hij gelijk," vervolgde zy op innigen, bijna smachtenden toon. „Schoonheid heeft iets onweerstaanbaar innemends; zij vliegt de overige menschelyke eigenschappen vooruit, en heeft de lichte zege reeds gewonnen vóór andere krachten zich kunnen ontvouwen. Zij is een gave Gods, evenals alles wat een mensch verheft en tooit, en juist daarom moeten we haar niet berispen, wanneer zy hare macht gebruikt om goed te doen." Er lag iets oneindig weldadigs in dezen lof der schoonheid uit den mond van een wezen, dat zelf niet onder de uitverkorenen kon geteld wordenzij behoorde in elk geval tot de uitzonderingen van haar geslacht, en daarom beschouwde Erwin haar niet zonder belangstelling. Hij was veel langer dan gewoonlyk blijven praten; hy be merkte eerst hoe laat het was, toon de jonge dame opstond om naar beueden terug te gaan. „Wat is dat een lief, aangenaam meisje," zeide hy, toen de deur zich achter haar gesloten had, „komt zij dikwyls bij u?" „Zooals gij, bijna dagelijks; maar zij kiest altyd het schemer uurtje, wanneer zij niet meer kan werken." „Is zij zoo vlijtig? Wanneer ik mij niet bedrieg, zeidet gij mij, dat zij eene onderwijzeres was; daar zij een schilderij aan de bazar geschonken heeft, veronderstel ik, dat zij les in het schilderen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1