HELDERSCHE lYIElIWEDlEPER COURANT. en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier, 1885. N°. 132. Jaargang 43. Woendag 4 November. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsrnimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder maken bekend, dat de begrooting der ontvangsten en uitgaven van de gemeente, voor het dienstjaar 1886, gisteren aan den Gemeenteraad is aangeboden, en van heden af gedurende veertien dagen op de Secretarie der gemeente voor ieder ter inzage is nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar is gesteld. Helder, 30 October 1885. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder, STAKMAN BOSSE. De Secretaris, C. BOON. Binnenland. De Werkmansvriend, het orgaan van het Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium, spreekt in een artikel met het opschrift „Het gaat al heel ver" met groote afkeuring van de wijze, waarop de socialistische bladen de Opstand en Recht voor Allen zich uitlaten. „Dat er gebreken in onze maatschappij bestaan, zegt het blad o. a., vele en grove gebreken, behoeven de sociaal democraten ons niet als iets nieuws voor te stellen. Wij en velen met ons wisten dit reeds lang en getuigden er op velerlei wijze tegen; gaarne willen wij tot verbetering medewerken, maar verwachten dit niet van het socialisme. Wij houden vol, hetgeen wij reeds vroeger hebben gezegd, dat het socialisme leiden zou tot verdierlijking van den mensch, al komt Recht voor Allen hiertegen op, door de vraag te stellen, of wij dan niets weten van de dierlijke handelingen, sedert honderden jaren door de machthebbers enz. het volk aangedaan; niets weten van de gruwelijke oorlogen, uit lieerzucht of godsdienstige dweeperij be gaan, enz. Welzeker weten wij dit; we zouden al heel onkundig in de geschiedenis moeten zijn, indien we daar geene kennis van droegen. De laatste dagen o. a., waar wij de vreeselijke toestanden vóór tweehonderd jaren in Frankrijk bij de herroeping van het Edict van Nantes voor oogen stelden, herinnerden ons de ontzettendste dingen. Doch waarom geschiedt dit alles? Wat is hiervan de oorzaak? De zonde, die tot alle menschen is doorgegaan en waardoor al het booze en ongeregtigde in de wereld is ontstaan. Maar het socialisme zal geene redding aanbrengen het zou hier blijken, dat het geneesmiddel erger dan de kwaal was, en dat de hartstochten der menschen, waar zij i°) GEZOCHT EN GEVONDEN. Door GOLO RAIMUND. „Maar, tante Charlotte!" riep de jonge man verwijtend. „Gij zyt toch geen vreemde voor mij, wier lotgevallen my onverschillig zouden kunnen zijn. Zeker weet ik, dat gij ziek waart, en nu ga voort." „Ja, nu is het eigenlijk al uit, kindik zou u alleen nog maar al hare onvermoeide liefdediensten moeten vertellen, hoe zy 's nachts zelf bij mij heeft gewaakt, nadat zij my met haar dienstbode naar boven gedragen had; hoe zij mij elk uur, dat zy maar uitwinnen kon, verpleegd heeft, en, wanneer zij niet zelf kon komen, de oude Sabine zond, hoe zij mij voorlas en mij 's morgens bijna met geweld naar beneden bracht, daar mijn kamer op bet Noorden ligt, en de dokter een door de zon ver warmd vertrek voor mij wilde hebben. Sinds dien tijd zyn we dc beste vriendinnen, en nog altijd breng ik, nu en dan een morgenuurtje bij haar door; wanneer zy thuis is, ga ik ook wel eens 's avonds een kopje thee bij haar drinken, wat heel ge zellig ia." „En waar zijn hare ouders of bloedverwanten?" vroeg hij met zichtbare belangstelling. „Dat kan ik u niet zeggen. Zij vermijdt bet op een wijze, die niet te misduiden valt, om over hare persoonlijke betrekkingen te sprekenzij heeft iets over zich, wat niemand op een afstand houdt en elke vraag afsnijdt. Gij weet, hoe teruggetrokken ik sedert lange, lange jaren leef; ik ken nog bijna niemand in dc stad, en myne oude bekenden kunnen my niet omtrent haar inlichten. Alleen zeide mijn huisheer mij, dat zij hier vreemd en eerst eenige jaren geleden in de stad gekomen was. Eerst waagde ik het te vragen, of zij een dochter of familie van den overste Elbing was, die in Berenthal het husaren regiment com mandeert, en dien uw grootvader soms onder zijne bekenden noemde." „Een verre bloedverwante," zeide zij, en toen ik verder vroeg of zij ook uit Berenthal was, scheepte zij mij met een vriendelyk „neen," dat ieder vervolg of vernieuwing mijner vragen afsloot. Ik ben overtuigd, dat de duur onzer vriendschappelijke verhouding grootendeels op de voorzichtigheid en discretie berust, die ik tegenover haar in acht neem." „In ieder geval maakt zy in deze terughouding een uitzondering, een goede uitzondering op haar geslacht," zeide hij, „gy moogt u met zulk een lieve kennismaking geluk wenschen. Maar het is laat geworden ach reeds te laat!" vervolgde hij, na zijn horloge geraadpleegd te hebben, „om tante Miirzdorf en Hortense van de opera te gaan halen. Zij zullen reeds weg zijn en braaf op mij knorren. Vaarwel tante Charlotte; het was een aller gezelligst schemeruurtje, ik kom spoedig eens terug." Hij ging haastig naar het centrum der stad terug; het groote huis op het plein lag in diepe duisternis en voor de eerste maal had Hortense te vergeefs op hem gewacht. Hoe nauwkeurig mevrouw van Miirzdorf ook van het doen en laten van haren neef onderricht was, welke zekere mededeeling zij ook bad van elke kennismaking, die hij aanknoopte of ver- alle breidel missen, die nu nog door de van God gewilde overheid, die het zwaard niet te vergeefs draagt en die, zoo 7,ij hare roeping gevoelt, als Godsdienaresse moet optreden, nog tot beteugeling worde gebruikt. In toomelooze woestheid zouden zij losbreken en door een telkens nieuw, willekeur zich opwerpend gezag als schrikbewind hen, die zich niet onderwierpen, door geweldige straffen dwingen. De macht zou slechts eene wijle verplaatst worden en de socialisten zouden trachten hiervan het leeuwenaandeel voor zich te verkrijgen en de strijd tegen zoogenaamde uitbuiterij verwisseld worden door zelf uitbuiting te bedrijven." En aan het slot: „Misdadig achten wij het zooals de socialisten doen, om de pogingen, die in het belang van den werkman worden gedaan, te belemmeren, door voor spiegeling van idealen, die niet kunnen worden verwezen lijkt, en zoo men dit beproeft, wel veel bloed zullen kosten, maar niets ten goede voor den arbeider bewerken. De heer Domela Nieuwenhuis laadt eene groote verantwoor delijkheid op zich door zoo te handelen." Het „Volksblad" merkt op dat men schier dag aan dag kan lezen, hoe een aantal gemeenteraden van den tijdelijken overvloed van onderwijzers en onderwijzeressen gebruik maken om de in 't algemeen toch waarlijk niet weelderige tractementen te verlagen, zelfs vaak op het wettelijk minimum terug te brengen, 't Genoemde blad doet uitkomen hoe treurig het er met het onderwijs zou uitzien, indien de behartiging van 't onderwijs-belang alleen aan de gemeenteraden ware overgelaten, 't Hoopt daarom, dat het voorbeeld, door Gedep. Staten van Drenthe gegeven, om de gemeentebesturen te herinneren aan hunne verplichting tot het vragen om goedkeuring der in deze te nemen besluiten, door de andere provinciale besturen moge worden nagevolgd. De verandering, in alle stilte in ons ministerie ge bracht, zegt de Middelb. Crt., zal weinig sensatie wekken, maar in ons gewest zeker hierom vooral de aandacht trekken omdat de nieuwe minister van Buitenlandsche Zaken een bij ons goede bekende is. Jhr. Van Karnebeek kennen wij als een bekwaam man, die de betrekking van commis saris des Konings in ons gewest met ijver en toewijding vervulde. „Zijne vroegere loopbaan in de diplomatieke wereld zal hem waarschijnlijk den weg geopend hebben tot de be trekking, die hij thans zal aanvaarden. Wat hij als minister wezen zal, valt moeielijk te zeggen; evenmin als een nieuwde, van iedere onderscheiding, die hy ontving of bewees, de bezoeken bij zijne oude moederlijke vriendin, die geen plaats in dc groote wereld innam, bleven haar onbekend. En Erwin sprak er nooit over; hij kende den diep ingewortelden afkeer, dien de beide vrouwen voor elkaar gevoelden, en dien zij slechts ter wille van hem niterlyk beheerschten. De weduwe Charlotte zweeg, uit waren takt en om hem niet te kwetsen, nu hij zich zoo zichtbaar in de woning van mevrouw van Miirzdorf te huis scheen te gevoelen, en hij voor Hortense misschien een warmer gevoel in zyn borst koesterde, dan hij wel kon of wilde bekennenmevrouw van Miirzdorf om hem niet tegen le werken, en den naam eener edelmoedige, goedhartige vrouw, die vroeger verkeerd door hem beoordeeld was geworden, niet te verliezen. Maar omdat Erwin het vermeed over zijne oude vriendin te spreken, verviel daarmede ook het verhaal der nieuwe, kennis making, die hij daar aangeknoopt had. Een gevoel, waarvan hij zich niet goed rekenschap wist tc geven, gebood hem over Veronika te zwijgen; het kwam hem als een misbruik der toevallige ontmoeting voor, om die tot het voorwerp van vragen en navorschingen te maken, die de jonge dame voorbedachtelijk scheen te ontwijken. Maar hunne ontmoetingen werden veelvuldiger. Erwin stelde nu dikwijls zijn bezoek tot den namiddag uit, wanueer hij juf vrouw Veronika placht aan te treffen, en, wanneer dit soms niet het geval was, dan was zij het, die ontbrak, niet hij. De volgende week werd de veelbesproken bazar geopend. Erwin had de gelegenheid, zijne opmerkingen in vele punten bewaar heid te zien. Wanneer Hortense het tot nu toe voorzichtig gemeend had, een zekere mate van ingetogenheid in acht te moeten nemen, die slechts nu en dan, ten koste eener kinderlyke scherts of van een naif woordje, overschreden werd, 7.00 zag zij er ditmaal bijna eene verplichting in, zich niet angstig naar de pedante gevoelens van een enkel persoon te schikken. Zij was zeer schoon en bekoorlijk, en het was zeker een uit muntende keus, om haar onder de menigte heerlijke bloemeti en ruikertjesdie zij met een zacht glimlachje den gelukkigen kooper in het knoopsgat wist tc steken, te plaatsen. Zij kon van haar kraampje de binnentredenden niet zien, en Erwin verkoos liever zijwaarts op een der rustbanken te gaan zitten en bet schouwspel een weinig aan te zien, vóór hij eraan deel nam. Twee achter hem staande officieren, waarvan de epauletten het regimentsnommer van een nabijliggend garnizoen toonden, deden als hij, en Erwin werd getuige van een halfluid gevoerd gesprek. „Ja, ze is ook allerliefst," zeide de oudste van de twee, „maar het is niets voor n, mijn jongen. Hier komt het op den meest biedende en uwe portemonnaie aan, o wee, o wee!" „Helaas" antwoordde de ander met een melancholieke zucht. Overigens moet zulk een soort van gedwongen leening, want dat is toch eigenlijk een huwelyk om geld, het voorrecht der mannen blijven, het teedere geslacht staat het leelijk." De ander deelde zijne meening daarover niet mede, maar zeide snel: „Ziet gy den ouden heer, die zich daar sidderend en zuchtend antwoord valt tc geven op de vraag, hoelang zijn ministe rieel leven zal duren. Een ministerie-Heemskerk heeft tegenwoordig een tamelijk lang leven, maar het kan ver- keeren, want het is en blijft in een constitutioneel land een zeer abnormaal verschijnsel. „Een voorrecht is er aan het optreden van den beer Van Karnebeek verbonden, nl. dat het liberale element daardoor wordt versterkt. Jhr. Van Karnebeek stond hier in ons midden als een vrijzinnig man bekend. Aan de diaconie der Hervormde gemeente te Zijpe is f 3000 vermaakt door wijlen mejufvrouw M. Geel, weduwe van den heer H. De Carpentier. Te Loosdrecht is een aardappelstruik gerooid, die 66 aardappelen, meest alle groot van stuk, opleverde. Acht van de grootste hadden een gewicht van 414 hectogram. Men heeft berekend, dat elf zoodanige struiken een hecto liter aardappelen zouden opleveren. Voor het huisgezin van den bij de ontploffing in de Gasfabriek te Helmond omgekomen werkman heeft men daar f 1700 bijeengebracht. De hoofdcommissaris van politie te Amsterdam bericht in het Algemeen Politieblad, dat in den laatsten tijd in verschillende dagbladen de volgende advertentiën zijn geplaatst: 1. „Leiding en toezicht. Voor een jongmensch van goeden huize, waarvoor nauwlettend toezicht, oordeelkundige lei ding en liefdevolle verpleging verlangd wordt, bestaat gelegenheid tot opname in het gezin van een gehuwd lieer en dame, P. G., zonder kinderen. Brieven franco, enz." 2. „Men vraagt bij een ongehuwd heer, die op een stilgelegen dorp eene kleine villa bewoont en nu en dan hulpbehoevend is, een sterk en forschgebouwd man, middel baren leeftijd, ongehuwd, P. G., liefst oud-militair. Brieven franco, enz." Op die advertentiën en eene dergelijke, waarin een koetsier werd gevraagd, zijn per bi-iet alleronzedelijkste voorstellen er. vragen gedaan. Gijsbert Jacob Dijkman, geboi-en te Dongen 5 November 1845, wonende te Hattem, is de steller van die advertentiën en heeft erkend, de schrijver van de onzedelijke bi'ieven te zijn. Zijn portret berust "bij het hoofdbureel van politie te Amsterdam. Uit een van Regeeringswege ingesteld onderzoek is gebleken, dat, ofschoon meerdere omzichtigheid in het bepalen van den koers wenschelijk ware geweest, de stran ding van Zr. Ms. stoomschip Leeuwarden voornamelijk is te wijten aan de onjuiste ligging van het rif op de kaart. naar voren dringt? Die heeft goede kans, twee honderdduizend gulden baar geld en een landgoed, dat vrij van schulden is. Maar zie nu ook eens dien blik, dat lachje van haar! Ah, hij heeft het op de roos voorzien, die zij zelf op de borst draagt, voila voila, maar het zal duur zijn, als alles, wat de schoone Hortense afstaat „Heeft zij werkelijk zoo weiuig hart vroeg de jonge officier, die een vreemde in het gezelschap scheen te zijn. Men zegt, dat het minumum, dat zy daarvan bezit, den neef van den ouden Seladon, den regeeringsraad van Schliebcn toe behoort. Kent gij hem Niet Een mooie, beste kerel, zeg ik je, en daarbij een volmaakt gentleman. Hij was de openlijk uit verkorene, want hij moest van zijn oom erven, en het kwam er nu slechts op aan, hem gunstig voor hen te stemmen. Juffrouw Hortense nam dat op zich, speelde echter, zooals alle goede tooneelspelers met vuur, en de oude ezel werd zelfs smoorlijk op haar verliefd. „Verduiveld ongelukkig voor den armen Schlieben, die daar mede twee kansen op eens verloor." „Hoezoo twee kansen?" De andere tikte met den wysvinger op het voorhoofd. „Maar Maurits! Wanneer de oude nog naar een vrouw uitziet, is hij toch geen erfoom meer, en wanneer de regeeringsraad geen erfoom meer heeft, kan hij geen meisje vragen, ten minste niet Hortense van Miirzdorf. Dat zag het verstandige kopje ook in, en zij gaf hem zoo spoedig mogelijk zijn afscheid. Ik weet dat uit Schlieben's eigen mond, toen zijn hart van bitterheid overliep. "Nu, verduiveld," zeide de jonge officier, „die verstaat de kunst. En die oude sukkel, wil misschien wachten tot de laatste vlokjes op zyn grijzen schedel afscheid van hem genomen hebben Mij dunkt, dat hij niet veel tijd heeft te verliezen!" Ja, wanneer het op hem aankwam," lachte de oudste. „Hij heeft een gevaarlyken concurrent gekregen, en Hortense houdt hem nog slechts voor alle zekerheid aan een draadje vast. Zij is veel te sluw, om den vogel in de hand weg te laten vliegen, voor zij dien in den boom gevangen heeft." „Wie zit er dan in den boom?" vroeg de jonge officier, „een bekende." „O neen; het is een zekere neef of vriend, zooals ik meen, pas kersvers van de Amerikaansche goudvelden aangekomen. In elk geval is hy rijker dan de baron, zelfs wanneer hy de schulden van ons beiden betaald had. Daarbij, en als toegift beteekent dat zelfs voor juffrouw Hortense iets, moet hij nog jong en knap zyn." „Maar kom nu, Maurits, zie, die kleine, allerliefste Windheim presideert in de loterijkraam, dat is niet zoo sentimenteel als rozen en vergeet-mij-nietjes." De beide heeren stonden op, en Erwin verloor hen uit het oog. Het gesprek had eene onaangename gewaarwording op hem achtergelaten, eenen bitteren indruk, dat hij zich tot het voor werp eener speculatie gemaakt zag, en een plotselinge afkeer greep hem aan van het schoone meisje, dat onder het kinderlijk, lachje zooveel lage berekening verborg. Hoe was het mogelijk geweest, dat hij zich door de lompe kunstgrepen zyner tante had laten verschalken, en hoezeer

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1