HELDERSOHE
EN MEITWED1EPER COURANT.
a Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 134.
Jaargang 43.
Zondag 8 November.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
EL'RE AU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnn.enIa.ncL
Onder den titel: „Wat moeten mijn jongens icorden?" lezen
wij in de bijlage van het Octobernummcr van liet Tijdschrift
der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid,
het volgende:
„Ja, wie zal dat uitmaken dan zij zelv'?
Maar wat ze künnen worden, daar valt over te praten.
Zyn ze zooals ze behooren? Een gezonde ziel in een gezond
lichaam? Hebben ze wat geleerd, of zijn ze bezig te lt-eren?
Vermoedelyk op een H. B. school? En zit er wat in?
Mijnheer en mevrouw, dan komt alles te recht. Maakt u er
niet te ongerust over.
Één ding is te wenschen. Dat mijnheer uw zoon geen groot
fortuin te wachten heeft. Althans er zich niet op laat voorstaan.
Mannetjes met een mooi figuur, mooie jasjes, aangegoten glacés,
mannetjes van diners en salons, worden zelden mannen. Daar
spreken we niet over.
Maar jongens met een goed hoofd, een goed hart, een goeden
wil en handen aan 't lyf: die zyn van een allooi, waar wat
van te wachten valt.
Laat ze in de nyverheid gaan.
In de nijverheid?!
Ja zeker, in de nijverheid. Laat ze fabrikant worden, of
hoofd van de eene of andere werkplaats, waar goed overleg eu
goede smaak bij te pas komt. Ons land heeft zulke mannen
noodig, broodnoodig.
Jongmensch van do H. B. school! Gy zet groote oogen open
doet gretig de vraag: „Is daar geld mee te verdienen? Och,
wijs me dan een artikel, waar ik fortuin mee kan maken
Eilieve. Zijn dan al die Internationale Tentoonstellingen voor
niemendal geweest; wij bidden u, sla den eersten den besten
catalogus op, en zie hoe in alle landen van de wereld de indus
trie aan het werk is! Het oog duizelt van de verscheidenheid,
van den overvloed, van de nieuwe vindingen.
Waar gy fortuin meé kunt maken? Waarlijk, dat zit niet in
't artikel. Dat zit in uw eigen hoofd en in uw eigen handen.
Wat zoudt ge antwoorden aan uw collega van 't Gymnasium,
indien deze u vroeg: „Wijs me de wetenschap, waarin ik een
beroemd geleerde kan worden!" Tien tegen een, dat gy de
eerste zoudt zijn om hem toe te roepen: „Uil, studeer, en zie
hoe ver ge 't brengen kunt."
Vroeger hadden wij, Hollanders, geen Tentoonstellingen noodig,
om ons tot nyverheid aan te sporen. Het was juist het tegen
overgestelde van thans: de vreemdeling kwam bij ons om een lesje.
Wie nog niet lang geleden de groote Tentoonstelling te Am
sterdam heeft bezocht, is willen we hopen niet zonder een
gevoel van weemoed en wrevel vandaar teruggekeerd. Niet in
de prachtige zalen van het ruime hoofdgebouw, waar alle Rijken
der aarde hun kunstwerken hadden te pronken gezet, was ons
kleine land bij machte meé te dingen. Het had er zijn bescheiden
12) GEZOCHT EN GEVONDEN.
Door GOLO RAIMUND.
Het was een aquarel, een bloemenstuk, zoo vol teederheid en
schitterende frischheid, zoo bcdriegelyk natuurlijk, dat de kristal
heldere dauwdroppel in den kelk der lelie scheen te sidderen.
„Ja, het is werkelyk een kostbaar blad" zeide de kunsthande
laar, verheugd over Erwin's verrukking, „jammer dat zij zulke
stukjes zelden schildert. Maar toch verwacht ik over eenige
weken een gelijksoortig aquarel. Zij heelt mij dat vast beloofd,
en het is eene dame op wier woord men altijd staat kan maken.
Het moet voor een geschenk dienen en daarbij is het nog een
geheim, en natuurlijk niet te koop.
Erwin was aangenaamd gestemd; het aquarel was prachtig,
en de gedachte aan het jonge meisje bracht hem steeds in eene
weldadige, harmonische stemming.
Hij ging, vol van deze gedachte, naar het huis in de voorstad,
zonder er aan te denken, dat het toch een ongewone tyd was
om bezoeken af te leggen, en hij hoorde tot zyn spijt, dat tante
Charlotte uitgegaan was. Beneden zong Veronika zacht en helder
de innige tonen lokten hem met wonderbare macht tot zich.
Toen hij luisterend op het portaal stond, overlegde hij eenige
oogenblikken, of hy zich by haar aan zou melden. Toen viel
't hem in, dat zy dit eerste bezoek vreemd, misschien beleedigend
zou vinden, nu het juist en als met eenig opzet in de afwezigheid
der oude vriendin gebracht werd. Hij was in Europa, niet in
Amerika en hij hield zich vast aan de vormen, die de Duitsche
moeders hare dochters inprenten. De toon harer stem weerklonk
nog in zijne ziel, toen hij in zijne kamer trad. Hoewel het
vertrek hoog, helder en met weelde gemeubileerd was, kwam
bet hem toch ledig en ecDzaam voor.
„Het is die oude kwaal van het jonggezellen leven," zeide hij
bij zichzelf, „ik moet zorgen, dat mijn huis spoedig gereed is, en
dan, ja aan
Op de tafel lag Ycronika's aquarel, dat hem intusschen was
toegezonden; de bloemen door hare hand geschilderd schenen
hem, als met een vriendelijken groet, toe tc lachen.
Hij nam het op en beschouwde het lang, toen schreef hij in
eene plotselinge opwelling op de achterzijde:
Zart wie Maien dein fröhlicher Scherz,
Eeusch wie Lilien dein jungfraulich Herz.
Warm wie Rozen dein innig Gemüth;
Lieblich wie Glocken dein wonderbar Lied.
Spelendcrwys zette hij zyn naam er onder, en toen deze hulde,
die zoolang onuitgesproken in zyn hart gewoond had, plotseling
in woorden uitgedrukt, zwart op wit, voor hem stond, was het
hem, als had een ander hem de oogen geopend, en al moest hij
het nieuw ontdekte geheim beschermen. Hij legde het schilder
stukje iu eene kleine portefeuille, om het in zyn schrijftafel weg
te sluiten, en zijn blik viel op het dagboek, dat op zulk een
wonderbare wyze in zijn bezit was gekomen. Hij legde de porte
feuille er bijbehoorden zij niet bij elkander en geleek de geheim
zinnige schryfster niet ten volle op Veronika?
Het overviel hem als eene plotselinge openbaring, en zoo machtig
werkte de verrassing zyncr eigene gedachten op hem, dat het bloed
plaats en liet de schittering aan anderen over. Maar uaar kortbij
naast de kostbaarheden van den Prins van Wales, in een stillen
achterhoek een zijtrap opgaand van het Rijksmuseum, bracht uw
voet u naar het Holland van vroeger eeuw, het Oud-Holland,
het Groot-Holland, met al de herinneringen aan zijn roemrijk
verleden verbonden. Langs gangen gesierd met krijgstropheën
en veroverde vanen, betradt ge daar die kamerkens, zooals ze
bewoond waren door onze Vaderen in de dagen onzer glorie.
Het Oudheidkundig Genootschap had er een eerbiedwekkend
lijkfeest aan het voorgeslacht bereid, als om ons, nog onder de
bedwelming van anderer glans, toe te fluisteren: „Ziet wat we
eenmaal waren Daar, te midden van die gewyde erflating,
doemde onze oude grootheid weêr op voor het oog onzer ver
beelding, onze grootheid, toen wij zóó machtig waren als Staat,
zóó rijk door handel, zóó hoog van kunst, zóó overmoedig in
willen en doen, dat alle natiën der wereld het hoofd ontblootten
voor de majesteit van het Nederlandsche volk. Daar dwaaldet
je mijmerend door hun uitgestorven woonvertrekken, waarin geen
enkel meubel, geen enkel sieraad was, of het was het maaksel
van Hollandsche handen. Daar vondt ge geen enkele grondstof,
die niet getuigde van het meesterschap der bewerkers; van het
stugste metaal tot de fijnste vezel; van den hardsten steen tot
het plooibaarste leem; werk van beitel en naald, van hamer en
penseel. En in weemoedigen eerbied, onder wisseling van fierheid
en schaamte, liet ge voor u opleven, neen niet alleen dat vorstelijk
Amsterdam, maar dat tal van Oud-IIollands steden, die, rijk
door den handel, overvloedigen arbeid gaven aan bouwmeesters,
fabrieken en ambachten, zich badende in een weelde van kunst
nijverheid, uit eigen volkskarakter gegrepen, op eigen bodem ont
staan, door eigen krachten bloeiend, en benijd door eiken vreemdeling.
Het getij is jammerlijk verloopen. Gelijk alle landen eenmaal
kwamen tot óns, om onze meubels, ons smeedwerk, onzen goud
en zilverarbeid, onze plateelen, ons weefsel, ons glaswerk, ons
trijp en fluweel, zoo gaat het geslacht onzer dagen voor al deze
dingen te markt bij het buitenland. Gelijk onze vaderen schatten
verdienden met het werk hunner industrie, zoo werpen wy ons
goud met volle handen in den schoot van den wakkeren werkman
buiten onze grenzen.
Zeg niet, dat het niet diep bedroevend is, niet diep vernederend
bovendien, als wij zoo velen uit ons' Jong-Holland, de kinderen
onzer vaderen, de schouders zien ophalen bij de vraag: „Wat
zullen we beginnen?!" Zeg niet, dat we niet schaamrood behoeven
te staan tegenover die lamzalige verzuchting, iederen dag tot
walgens toe vernomen: „Er is van alles zoo véél, er is voor
mij geen plaats meer!" Ontken niet, dat het zich maar al te
vaak openbarende gebrek aan levenslust, aan moed, aan veerkracht,
laat staan aan geestdrift, pijn doet! Schreit het niet ten hemel,
dat er een, postje openkomt van burgemeester, burcauschrijver of
ambtenaar, of men vliegt en vleit, kuipt en kruipt soms, om den
voorrang! Titel- en baantjcsjacht, een rijke partij en geborgen-
hem gloeiend heet naar de slapen stroomde, en hij, plotseling naar
lucht en adem snakkend, niettegenstaande de strenge koude het
venster openstiet.
Indien zij het eens ware, dacht hij, onrustig op en neder loopende,
en toch vol blijdschap, dat hij nu een spoor had gevonden, hetwelk
gevolgd kon worden.
Hij zou het liefst des namiddags weer naar zijne oude vriendin
zijn gegaan, om er zoo mogelijk Veronika te ontmoeten, en haar
te vragen of zij, gedurende dien brand, in het hotel geweest was,
noch hij moest 's namiddags bij mevrouw van Marzdorf dineeren,
en hij zou de dames 's avonds naar huis geleiden, waar tereere
van den verjaardag der gravin, tableaux vivants vertoond zouden
worden, waarbij Hortense eene eerste plaats innam.
Voor de eerste maal zou hij Veronika in een vreemd huis ont
moeten.
Hortense had hem gezegd, dat Veronika uit beleefdheid voor
freule Mélanie de beelden zou samenstellen en schikken, die by
verschillende proeven reeds als volkomen geslaagd konden be
schouwd worden. Aan tafel was hij stil en verstrooid; de vraag
of Veronika de schrijfster was, kwam steeds in hem op en
maakte het hem moeielijk met aandacht naar Hortense's gebabbel
te luistereh.
Maar deze middag ging voorbij en de avond, die hem de oplossing
van het raadsel zou geven, brak aan.
Hij werd in het huis der gravin, als altijd, door de dames met
die innemende vertrouwelijkheid ontvangen, die anderen zoo be-
teekenisvol toescheen en bij hem zelfs spoorloos voorbyging. Hy
liet de tableau's stil voor zijn oog verschijnen en verdwynen,
bijna onverschillig voor de vrouwelijke bekoorlijkheid en echt
artistieke schikking, die daarin getoond werden. Ver van al die
schoonheid dwaalden zijne gedachten achter het tooneel, waar
Veronika, zonder afgunst cn vriendelijk als altijd, hare uitver
koren zusters met geduld hielp, zooveel zij kon.
Een der beelden was, onder levendige bijvalsbetuigingen der
toeschouwers, tweemaal vertoond. Er bleef nog een laatste over,
een allerliefste kindergroep.
Maar, nog voor de kleine schaar zich om Veronika verza
melde, weerklonk beneden op de straat levendig en snel het geroep
van brand,
Oogenblikkelijk ontstond er eene verstoring der feestvreugde.
Eene natuurlijke opgewondenheid maakte zich van de gasten
meester, men zond bedienden naar beneden, om naar de plaats
van den brand te vragen, en in de naaste kamer werd een raam
geopend om naar buiten tc kyken.
De beide eerste mededeelingen luidden verschillend, maar daar
door werden twee familiën ontrust, wier woningen in de nabij
heid lagen, en die naar huis verlangden. De gravin was trooste
loos over de ongelukkige verstoring, maar met de beminnelijke
gastvrijheid, die zij steeds wist te toonen, gaf zy bevel tot inspan
nen, opdat er geen vertraging bestond, wanneer het blijken zou,
dat een der berichten waarheid bevatte.
Eenige der heeren, waaronder Erwin, warep intusschen zelf
naar beneden geijld, daar het geraas sterker werd, het brandge-
ratel onophoudelijk door weerklonk en juist de eerste brandspuit-
wagen voorbij rende. Van de daarop-zittende brandspuitgasten
verkreeg men zeker bericht; de plaats, waar het vuur uitgebroken
zijn is voor zoo menigeen de laffe droom der toekomst!
Is het geen kanker aan het lichaam van ons volk, dat onze
voornaamste handel bestaat in den handel in geld. Hoeveel
groote geldhuizen zijn er wel in de hoofdstad, en hoeveel commis-
sionnairs planten zich in alle hoeken van kleinere plaatsen Als
's avonds de courant komt, turen duizenden met gretige oogen
hoe de Beurs staat, en menig huisvader heeft rust noch duur,
als de Spanjaarden, de Turken, de Amerikanen wat gedaald zijn.
Ons nationaal kapitaal, ons maatschappelijk bloed, onze handels-
en nijvere levenskracht de Spanjaarden, de Turken, de Ame
rikanen spelen er mooi weer van.
Onze Hollandsche Nijverheid bedelt om brood. Zij gaat als
langs de huizen en vraagt: „Help mij!" Zij laat de scheuren
zien in haar afgedragen kleed en fluistert: „Zóó moest ik ver
vallen Zy, onze deftige, fiere, trotsche Nijverheid van voor
heen; zij die honderde vakken van kunst en ambacht bloeien
deed, die duizende getouwen snorren liet, die tien, bij tiendui
zenden gezinnen welvaart gaf!
Wie wil, kan haar meé opbeuren tot nieuwe veerkracht. De
bouwkunst eischt frisscher vormen,' het meubelwerk vordert
kiescher smaak, de versiering in woning en huisraad verlangt
behagelijker tooi, de weelde begeert kunst. Honderd wegen
staan open voor Hollandsche oogen, die op de Wereldtentoon
stellingen de oneindige industrie van den vreemdeling hebben
aangestaard.
„Wat moeten mijn jongens worden?" Niet allen, als 't u
belieft, advocaten, doctoren, ambtenaren, officiers. Ook deze zijn
er noodig, zeker. Maar wij zoeken ze niet. Ze zijn er in
overvloed. Industrieëelen, fabrikanten, bouwmeesters, mannen
van nijverheid zoeken we uit de jongelingschap der Burger
scholen. Een onzer geleerden heeft, lang geleden, zoo waar
gezegd: „Wanneer gij u verheugt in de lallooze voorwerpen van
nuttig gebruik, in de velerlei genietingen en geriefelijkheden des
levens, tot welker verkrijging vernuft en nijverheid de wonder
krachten der natuur hebben aangewend, acht dan hoog de Natuur-,
Schei-, en Werktuigkunde, welke de eigenschappen en werkingen
der krachten hebben uitgevorscht en leeren toepassen." En
waartoe worden dan die vakken tegenwoordig aan iederéén geleerd?
Omdat ze meer dan ooit den vruchtbaren bodem helpen vormen,
waarop het werk der handen kan tieren.
Ook komt de kunst ons te hulp. Een der jongste nommers
van den Spectator vermeldde, dat de groote Alma Tadema de
teckeningen op zich had genomen voor een meubelmaker, die een
zaal te meubelen had voor een rijken lord. Zulk een doorluchtig
voorbeeld is goud waard. Allengs komen de tijden terug, toen
een Albert Durer het niet beneden zich achtte, schetsen te leveren
voor behangsels, een Rafaël patronen ontwierp voor tapijten, en
onze oude schilders werkten voor de porcelein-fabrieken te Delft
en aan den Amstel.
Wij juichen er in, dat de zonen van ons geslacht worden
was, was ver verwijderd in de Marienvoorstad, geen der aanwe
zigen werd daardoor bedreigd, zoools de gravin met een bevredigd
lachje onder hare gasten verkondigde.
„Geen enkele!" Aan Veronika had zij niet gedacht, of haar
niet in aanmerking genomen zij werd er eerst opmerkzaam op,
toen zy in het naaste vertrek een levendig gesticuleerende groep
van jonge heeren en dames zag, de laatsten nog in hare schilder
achtige costumes, die om een jong meisje in een donker zijden
kleed stonden, dat in haar eenvoudig gewaad in 't geheel niet
in de schitterende omgeving scheen te passen.
Boven allen uit viel Erwin's hooge gestalte haar in 't oog, ter-
wyl hij zoo levendig tot het jonge, bescheiden meisje sprak, dat de
gravin vol belangstelling naderbij trad.
„Ach, mama, verbeeld u eens welk een ongeluk. De brand is
naast juffrouw Elbing's woning," riep de kleine Mélanie haar
toe; „wy zijn geheel radeloos."
„Ik niet, liefste freule," antwoordde Veronika zeer bedaard,
„ik moet echter dadelyk weg."
„Heengaan!" riep de gravin op weinig beminnelijken toon, die
hare verbazing moest uitdrukken, „maar mijn beste juffrouw
Elbing, dat kunt u toch onmogelijk in ernst meenen! Uw huis
is toch gewis verzekerd wat heeft eene dame in uwe omstan
digheden ik meen iemand, die alleen woont," verbeterde zij
de trotsche woorden, „dan te verliezen, wat haar de assnrantie-
maatschappy niet vergoedt? Neen, juffrouw, van heengaan kan
werkelijk geen sprake zijnhet laatste tableau moet immers nog
vertoond worden, en u zult het begrijpelijk vinden, dat, na al de
moeite, die u voor dc costumes genomen hebt, ik nu ook in het
belang mijner gasten wensch, dat de beelden alle voorgesteld
worden.
Een vluchtig rood verspreidde zich een oogenblik over Veronika's
bleeke wangen eencn smeekenden blik uit de donkere, zachte
oogen sloot Erwin den mond, welke zich reeds tot een scherp
antwoord geopend had.
„Het is mij een bijzonder genoegen geweest, freule Mélanie
een dienst te kunnen bewijzen, mevrouw de gravin," zeide zij
rustig, „ik betreur het dien niet verder te kunnen betoonen. Ik
moet weg, en wel dadelijk, ik mis de kalmte en zells het recht
om hier te blijven."
Maar, mijn God, wie en wat hebt u dan te huis?" riep de
gravin ten hoogste beleedigd uit. Zij dacht er in 't geheel niet
meer aan, dat zij, op grond van een flauw gerucht, dadelijk voor
haar's gelijken het rijtuig had laten gereed maken, om geen tijd
te verliezen.
„Eene trouwe, hoogbejaarde dienstbode, en myn have en goed,
mevrouw," antwoorde zy.
„U zal niet door het gedrang kunnen komen, juffrouw Elbing,
eeno dame alleen, en dat zoo laat in den avond! Ik moet u
namelijk tot mijn leedwezen zeggen, dat ik op dit oogenblik geen
van de bedienden kan missen en
„O, ik bid u, gravin," viel Erwin, die zijne toornige opge
wondenheid niet langer kon bedwingen, haar in de rede, „ont
neem ons niet de rechten, die aan mij en mijn geslacht toekomen.
Hoe kunt u denken, dat ook slechts een enkele onder ons, bij
deze onvoorziene omstandigheden de bescherming van een knecht
toereikend voor mejuffrouw Elbing zou achten? Ik zal mij de