KN HELDERSCHË NIEUWERIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1885. N". 137. Jaargang 48. Zondag 15 November. Uitgever A. A. BAKKER Cz. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdng namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Blnnenlan d. Naar aanleiding van een gerucht, dat onze minister van Financiën voornemens is, een invoerrecht op granen voor te stellen, wijst het Hld. op eene korte beschouwing, die mr. M. Mees in de Economist van November heeft gegeven over den invloed, dien graanrechten zullen hebben. De heer Mees wijst op de verliezen, die in handel, scheep vaart en nijverheid zijn geleden, b. v. op de daling der koffieprijzen van 50 op 26 centen, en vraagt, of nu ook allen, die onder deze omstandigheden gebukt gaan, uit de staatskas of gedwongen bijdragen van andere burgers moeten worden geholpen? Zij zouden er evenveel recht op hebben als de landbouwers. En wie zullen van de duurdere broodprijzen genot hebben? Niet de boerenarbeiders, niet de pachters, maar alleen de boeren, die op eigen grond bouwen, d. i. 60 pCt. van den bodem. Een invoerrecht van f 30 per last tarwe, rogge en gerst zou millioen aan de landbouwers opleveren en voor het ingevoerde graan bijna 5 millioen in de schatkist brengen. In het geheel zou de bevolking dus 12^ millioen meer dan thans moeten opbrengen voor het gebruik van granen. Daarvan komt dan 3 millioen ten laste van branderijen, brouwerijen en andere bedrijven en van de boeren zeiven (voor veevoeder en zaaigraan) en 9£ millioen ten laste der geheele be volking wegens belasting op eerste levensbehoeften, dus f 2£ per hoofd. Maar daarvan betaalt een werkmansgezin van 9 personen f 13 's jaars, gelijk 7 9 weken huur! Doch een gegoed gezin, gesteld dat het evenveel brood eet, slechts eene som, gelijk aan een paar dagen huur! Dus eene progessive belasting in den omgekeerden zin. Deze redeneering van den heer Mees is zóó duidelijk, zegt het Hld., dat het eene misdaad zou zijn, juist in dezen tijd, nu de verdiensten zoo karig zijn, bet brood duurder te maken. Bovendien: uitsluiting of vermindering van invoer uit het buitenland beteekent ook afneming van onzen eigen uitvoer; wij betalen dan buitenlandschen invoer met onze producten en door dien invoer te belemmeren zullen wij tevens eigen uitvoer van vee, boter, kaas, enz. doen in krimpen. Is dat wenschelijk? Zal de minister van Financiën daartoe willen medewerken? Na het einde van dit feuilleton zal worden opgenomen: ,,TRUIDA'S HUWELIJK," de nieuwste pennevrucht van W. HEIMBURG, schrijfster van Hesje van den Lompen- molen, Haar eenige broeder, enz. 15) GEZOCHT EN GEVONDEN. Door GOLO RAIMUND. Te vergeefs zocht hij naar een passend woord; afkeer en ver bazing over de onbeschaamde leugen, die met zulk eene onschul dige zekerheid uitgesproken werd, kampten in zijn borst. Hij hield het stuk sprakeloos in zyne handen, en mevrouw van Marzdorf, die hem gadesloeg, verklaarde deze verbazing voorbarig ten gunste van Hortense. Beschouw het niet zoo lang, Erwin, zeg er liever de kleine dilettante een goed woordje voor," zeide zy met moederlijke bescheidenheid; „ik kan het haar aanzien, dat zij nog een weinig angstig is." Hij wendde zich snel om. „Werkelijk Hortense? Dan kent gij zelf de waarde van dit stukje niet laat mij u zeggen, dat het een volmaakt meester stuk is, en dat het bezit er van mij zeer, zeer gelukkig maakt. Men heeft mij wel gezegd, dat gij een weinig aan schilderen deed, doch ik giste niet, dat gij eene werkelijke kunstenares waart." Zij lachte en toonde paarlwitte tanden. „Kom, gy zijt een vleier. Het is een tamelijk goed gelukte proef, niets meer en niets minder. Of schat gij den tijd zoo hoog, dien ik er aan besteed heb? Weet dan, dat ik mij dikwijls even lang met u bezig houd, zonder te schilderen of iets ter wereld uit te voeren," zeide zij schertsend, en toen hij de aardig heid niet scheen gehoord te hebben, ging zij op een anderen toon voort: „En nu nog een klein beding, Erwin, ik mag de plaats uitzoeken, waar dit zoogenaamde meesterstuk gehangen moet worden." „Myn geheele huis staat er voor open," antwoordde hij. „Dan moet het de kamer uwer toekomstige vrouw zijn, om mij dadelijk bij haar aan te melden." „De kamer is gereed" zeide hy. „En de vrouw hebt gij toch ten minste reeds in 't oog," viel het meisje hem met een schalksch lachje in de rede, al was het ook niet, zonder dat haar hart vroolijker klopte, toen hij zweeg. „Ja, Hortense, dat heb ik," antwoordde hij met ongewone warmte. „En waarom, wanneer u toch het hart reeds op de tong ligt, Erwin, waarom legt gij het niet eindelijk aan de voeten der uit verkorene neer? Zy zal het zeker wel opnemen," zeide zij, nog altijd glimlachend. Hy zweeg, en zij boog, in ademlooze spanning, het bekoorlijke, gloeiende gelaat dichter tot hem, om het beslissende woord te vernemen. Daar werd snel de deur geopend, een bediende meldde den eersten gast aan en de betoovering, waarin zij Erwin gevangen geloofde, werd verbroken. Al was de beslissing weer voor een oogenblik verschoven, zij was toch nabij, en deze zekerheid bracht haar in eene gelukkige, overmoedige stemming. Aan tafel zat Erwin aan hare zyde, „Is op de school geleerdheid noodig?" vraagt de redactie van het Overveluwsch Weekblad (Jan Holland). Ontkennend wordt die vraag beantwoord. Wonderen heeft de schrijver waargenomen, verricht door armen van geest onder de onderwijzers, tot op de gymnasia toe, omdat zij beter dan zeergeleerden wisten af te dalen tot de kinderachtigheden en nietigheden, die het kind als hoogst belangrijke levenskwestiën beschouwt. „Waarlijk," zegt hij, „om met vrucht kinderen, zelfs jongelieden, te onderwijzen, beho -fl men de tretenschap niet 7.00 heel zwaar op te nemen. De geschiktheid om het weinige, dat men weet, duidelijk en aangenaam meê te deelen, maakt den goeden onderwijzer. „Die geschiktheid verkrijgt men nit t door examen-studie. Nevens aanleg, zijn algemeehe ontwikkeling en populaire wetenschap noodig. En op welke wijs wordt deze groote steun van een vruchtbaar onderwijs wel verworven? „Niet door den adspirant-onderwijzer les te laten geven in alles en nog wat. Dat eeuwig les geven in allerlei werkt verstompend, doodt het gezette denken, vermoordt de belangstelling, beneemt den lust tot eigen onderzoek. Wij zien dit dagelijks bij onze gymnasiasten en burger scholieren, en wat voor dezen geldt, zal ook wel van toe passing zijn op de jongelieden, die tot het vak van onder wijzer worden opgeleid. „Geestes-ontwikkeling is de vrucht van eigen, liefst moeitevol onderzoek en nadenken; algemeene of populaire kennis wordt verworven door goede lectuur. „Het is alsof men zich tegenwoordig er op spitst om den jongelieden voor het een den tijd te ontstelen en voor het ander den lust te benemen. De school- en handboeken voor taal, reken- en wiskunde sloven zich zoodanig af met de denkmethode, dat door al het voordenken van de samen stellers het nadenken bij de gebruikers op den loop gaat. „Men wil alles methodisch onderwijzen. Nu, dat de aanstaande leeraar 't geen hij volstrekt noodig heeft om leerlingen van zekeren trap van ontwikkeling te onderwijzen volgens de beste methode zich eigen maakt, daar kan nie mand iets tegen hebben. Maar dat stoffen, die meer dienst moeten doen tot sausing van het onderwijs dan tot het verorberen van zijn kern, ook al methodisch onderwezen en, wanneer hij zoo stil was, dat het de anderen bevreemde, zoo vond zij het natuurlijkde onuitgesproken vraag lag hem immers nog steeds op het hart. Intusschen bleef voor de gasten de aan leiding tot dit kleine feestelijke diner niet verzwegen. Mevrouw van Marzdorf kon niet nalaten er op te zinspelen, dat zij in 't bijzonder gerechtigd was aan dezen dag eene feestclyke beteekems te schenken, en daarbij prikkelde het hare ijdelhcid, om Hortense met het aquarel, dat voor het hare uitgegeven was, te laten pronken. Het gebeurde zeer toevallig en zonder erg, dat het gesprek daarop kwam, hoewel Erwin er in 't geheel niet over begon. Doch toen het schilderstukje eens genoemd was, gebood de be leefdheid reeds, dat men het wenschte te zien, en toen in mevrouw Miirzdorf's kamer de koffie gebruikt werd en Hortense het zelf te voorschijn haalde, was de bewondering waarlijk gemeend. „Men zou werkelijk zeggen, dat ze juist geplukt zijn," zeide een van de heeren, men moet gelooven, dat de bloemen naar de natuur geschilderd zijn, en toch waar zou men op dit oogen blik lelies vinden?" „Ik heb enkele bloemen u kunt ze gerust studies noemen in den tijd van het jaar geschilderd, dat zij bloeiden," ant woordde zij 7.onder eenige verlegenheid „en ik heb ze nu eerst voor dit blad gebruikt. Daarom u kunt zeggen wat u wilt is het arrangement ook een weiuig stijf, want daar is het niet natuurlijk, ik voel het recht goed. Ik ben er een weinig laat mede begonnen, en zelfs de fouten die ik zelf opmerkte, kon ik niet meer verbeteren, omdat het stukje eerst gisteren gereed was." De heer, die het aquarel bewonderd had, legde het met een beleefd antwoord weder op de tafel neer het was vreemd, dat Erwin bleef zwygen, zonder een enkel woord van lof te zeggen, en het gesprek kwam op andere onderwerpen. Maar over Veronika's stukken scheen een boos noodlot te zweven; de bediende, die in den een weinig nauwen kring de koffie ronddiende, verwarde zyn voet in Hortense's langen sleep, en er gebeurde, wat een beschaafden bediende, volgens mevrouw van Marzdorf', nooit en onder geene omstandigheden mag over komen, hij struikelde. Wel is waar redde de ongelukkige met bewonderenswaardige behendigheid zijne kopjes; de bruine stroom goot zich nu over het theeblad; in plaats van over de nabij zijnde kleederen der gasten uit, doch terwijl hij, om het evenwicht te houden, naar iets wilde grijpen, trok hij het tafelkleed naar beneden en het glas van het aquarel, dat eveneens op den grond viel, stootte tegen den vooruitspringende poot der tafel en brak in vele stukken. Men hoorde een kreet van schrik; terwijl de verschrikte en verwarde bediende zich onder de stomme, toornige blikken van zyne meesteres verwijderde, raapte men het beschadigde kunst werk van den grond op. Eenige glasscherven waren naar binnen gevallen en dreigden het schilderwerk te zullen beschadigen, waarom men aanraadde, het tot nu toe zonder letsel gebleven stuk uit de lijst te nemen. Ongelukkigerwijze bevond Erwin zich op dat oogenblik met een der aanwezige dames in eene andere kamer; hy trad eerst binnen, toen juist een vlugge hand het blad er snel en behoedzaam uitnam, en zyn angstig „houd op!" wekte slechts te meer de opmerkzaamheid op, zonder dat men het werk staakte. „Het heeft geen schade geleden," troostte de heer, die het reddingswerk volbracht had en het blad naar alle zyden wendde, „ah, daar is ook eene inscriptie voor den dag gekomen!" Voor dat Erwin, die cr als versteend by stond, het kon ver worden, dat is geest verwarrend en belangstel ling-doodend. „Wat is het aardig en nuttig als een onderwijzer aan de openbare lagere school weet te vertellen van geschiedenis, van land- en volkenkunde, van natuurlijke historie, van planetenstelsel en sterrenkunde! De kinderen luisteren met open monden en dragen een schat van kennis meê naar huis. „Doch die mededeelingen komen dan 't best als er gereede aanleiding toe bestaat, zooals een extraatje bij de gewone taak. Trekt ge er expresselijk uren voor uit op den rooster der lessen, dan zal de belangstelling weldra verflauwen, want dan wordt het een taak. „En de onderwijzer zelf? Als hij bij zijn examen duchtig heeft gevoeld, wat het wil zeggen om dergelijke vakken ook maar eenigszins wetenschappelijk aan te roeren, zal hij schuchter zijn om er op de school meê voor den dag te komen. Neen, de aardigste en belangwekkendste mede deelingen worden gedaan in den eenvoud des harten. Als de meester, door eigen weetlust gedreven, zich den inhoud van nu eens dit dan dat populaire werk heeft eigen ge maakt, zal hij de meeste aandrift bezitten om er nu en dan iets uit meê te deelen. Hij zal bij wijlen den bal misslaan, en een vakgeleerde, die achter hem stond, zou 't voorhoofd wel eens bronsen; maar 't schaadt niet: gezond verstand is het hek op den dam, dat on7.in buitensluit." In de N. Rott. G'rt. wordt er op gewezen dat de firma J. J. Beijnen te Haarlem bij een aanbesteding van rijtuigen eerste en tweede klasse op Pruisische staatsbanen, ver de laagste was. Het werk werd echter niet gegund aan de buitenlandsche firma Nu echter gebleken is dat de Nederlandsche fabriek het werk goedkooper leveren kan dan Duitsche fabrieken, vraagt het blad naar de verklaring van het feit dat nog op dit oogenblik in Duitschland druk voor Nederlandsche spoor wegen wordt gewerkt. Bij het instructie-bataillon te Kampen zijn jl. Don derdag in dienst gesteld 45 jongelongen: 14 werden er afgekeurd, 4 bedankten en 5 voldeden niet aan de oproeping. De landbouwleeraar Wagner geeft in de Landw. Ztg. fiir Westphalen het volgende middel aan de hand om het vleeschgewicht van levende varkens te bepalen: Men meet met een touw van den kopwervel, juist tusschen hinderen hoorde hij zijne eigen woorde, die hij eens op de keer zijde geschreven had, door vreemde lippen helder en duidelyk voorlezen, en toen voegde de lezer er met gruwzame duidelijkheid bij: „Erwin van Miirzdorf, den achttienden Januari achttien honderd vyf-en-zeventig." De diepste stilte heerschte een oogenblik in het gezelschap, de stomme en toch zoo welsprekende blikken, die men liera toewierp, maakten de eenige gedachtenwiaseling der gasten uit. Ook Hortense sprak geen woord, zij kon het raadsel evenmin oplossen als de overigen, slechts dat wist zij, dat zy in Erwin's oogen ontmaskerd was, en dat hij waarschijnlijk de eenige was, die den samenhang begreep. De kleine freule Mélanie, die genoodigd was om getuige van de zegepraal te zijn, die hare vriendin zou behalen, vond in hare natuurlijke nieuwsgierigheid en argeloosheid het eerst weder de spraak terug. „Hoe vreemd," zeide zij, „hoe kondt gij drie maanden geleden een blad schrijven en iets op een schilderstuk toepassen, dat eerst pas gemaakt is? Zijt gij een ziener?" Hij stotterde iets onverstaanbaars, terwijl Hortense, bleek en met toornig flikkerende oogen er roerloos bij stond, en de kleine levendige Mélanie, babbelde voort: „Neen een ziener toch niet, want Hortense zingt in 't geheel niet." „Aan wie hebt u toch gedacht, mijnheer van Marzdorf, en hoe kwamen uwe woorden drie maanden te voren op dit blad?" „Dat is een geheim," zeide hij, zich met geweld tot een scherts dwingende, „een van die kleine kunststukjes, zooals Bosco ze uitvoert." Maar niemand liet zich door die scherts bedriegen, al raadde ook geen enkele den waren samenhang, en de beleefde, gedwongen haast, waarmede men van het interessante thema tot een ander onderwerp overging, bewees duidelijker dan betuigingen van leedwezen, dat Hortense eene groote nederlaag geleden had. Het feest, dat zoo vrolijk begonnen was, eindigde in de pijn lijkste stemming, men nam vroeg afscheid en slechts Erwin bleef achter. Nu, eerst nu verloor Hortense hare gedwongen kalmte, zij verscheurde het heerlijke blad in duizend stukken en zonk, snikkende van toorn en schaamte in een stoel neer. Te vergeefs verzocht Erwin, in het gevoel, dat ook hij door den ruil der aquarellen, een klein deel aan de schuld had, haar om gehoor. Hortense wilde van verklaring noch verdediging w-eten. Alleen mevrouw van Marzdorf was, niettegenstaande haar eigen opgewondenheid, iets bedaarder; het was toch mis schien mogelijk, wanneer Erwin licht in de zaak bracht, een weinig de blaam te verzachten, die op Hortense's roem en waar- heidsliefdè gevallen was, en zij zag bovenal in, dat het beter was, hem tot vriend, dan tot vijand te hebben. „Gij ziet, mijn beste Erwin, dat de kleine verrassing, die Hortense u bereiden wilde, zeer treurig voor haar is uitgevallen," zeide mevrouw van Marzdorf, „dubbel treurig, wanneer men in aanmerking neemt, dat zij werkelyk naar hare krachten tyd en moeite voor u opgeofferd heeft. Haar eigen blad was bijna gereed, toen de lompheid van een bediende, die de kamer uit stofte het bedierf, maar het is zeker geen moederlijke ijdelheid van mij, indien ik volhoud, dat het, in geen enkel opzicht, be neden het voor ons liggende stond. Hortense had zich zoo van harte op dezen dag, dien gij, voor de eerste maal, na zulk een lange reeks van jaren, in den kring der uwen doorbrengt, ver- I, dat het te verdrietig voor haar zou zyn, om, niettegen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1