HELDERSUHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdvertentieWafl voor Hollands Noorderkwartier.
1885. N°. 144.
Jaargang 43.
Woensdag 2 December.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
POSTKANTOOR HELDER.
6) TRUIDA'S HUWELIJK.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden,
gedurende de tweede helft der maand September.
Nameti der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
Cornelis KeizerArasterdam.
Swaabn
J. BlokBeverwijk.
J. Blokv
Mej. W. H. De Ruiter's Hage.
CohenNymegen.
Verzonden geweest naar West-Indië:
F. J. GoedkoopSint-Vincent.
TOrN-nftn1/i.r>rt.
Z. M. de Koning met gevolg heeft jl. Vrijdag in de
buurtschap VVenum gejaagd. Door het jachtgezelschap
werd veel wild geschoten. (Het V.)
Gedurende de maand October 1885 is in de Rijks-
Postspaarbank ingelegd f 403,032.95 en terugbetaald
f 305,986.12. Alzoo meer ingelegd dan terugbetaald
f 97,046.83. Aan het einde der maand September was ten
name der verschillende inleggers ingeschreven t 5,926,022.96,
zoodat de som der inlagen op 31 October 1885 bedroeg
f 6,023,069.79. In den loop der maand October zijn 2336
nieuwe Spaarbankboekjes uitgegeven; 805 zijn er geheel
afbetaald, zoodat er aan het einde der maand 108,685 in
omloop waren.
De regen van vallende sterren is jl. Vrijdag avond op
de meeste plaatsen in ons land door bet bewolkte weder
slecht waargenomen kunnen worden.
Te Groningen is men gelukkig geweest. Volgens de
N. Gron. Crt. was bet een merkwaardig verschijnsel. Op
het oogenblik, waarop het verschijnsel zich daar bij vrij
helderen hemel, tusschen 6 en 7 uur, het duidelijkst ver
toonde, was het alsof aan het uitspansel een vuurwerk
werd afgestoken.
Ook te Napels en Athene werd de „sterrenregen" goed
waargenomen.
Te Zutfen overleed jl. Zaterdag avond, in den ouder
dom van 50 jaren, de oud-kolonel, commandant van Atjeh,
C. Schilfer.
De Nederlandsche Vereeniging tot bevordering van
Zondagsrust hield jl. Woensdag te 's Gravenhage hare
Door W. Heimburg.
Dat was dus Geertruida Baumhagen! Het herinnerde hem
bepaald dat zy zoo heette; hij had van het begin af' een veroor
deel tegen dien naam gehad, en dien altijd vereenzelvigd met
kieinateedaebe parvenu's. Het gesprek aan de table d'höte kwam
hem weer in de gedachte. Hij had zich een voorstelling gemaakt
van een snibbige blondine, die het voorrecht van een juffrouw
Baumhagen en het rykste meisje van de stad te zyn door allerlei
luimen en invallen op hare bewonderaars botvierde. En nu vond
hy daar de Truida uit de kerk, een lief, bevallig schepseltje, een
meisje met een eenvoudig, onbedorven gemoed, die geen anderen
trots bezat dan dien elke edele vrouw moet bezitten.
Onwillekeurig verhaastte hij zyn schreden; hy zou gevolg
geven aan de vriendelyke uitnoodiging om het feest bij te wonen.
Maar bij bet hótel gekomen, was hij van gedachten veranderd:
hy wilde haar liever niet zien als vrouw van de wereld en
daardoor het liefelyke beeld uitwisschen, dat hy straks door die
kleine ruiten in dat armoedige kamertje had aanschouwd. Hij
zou het niet kunnen verdragen, indien zy ook hem in de helder
verlichte balzaal zoo uit de hoogte behandelde, als hij haar in
den omgang met heeren had hooren beschrijven. Neen, hij zou
maar naar huis ryden!
Dus peinzende, was hy op zyn schreden teruggegaan, en nu
stond hij wederom voor den bloemenwinkel. Na nog even geaar
zeld te hebben, trad hij binnen en vroeg een eenvoudigen ruiker.
De winkeljuffrouw had juist een monsterbouquet, byna zoo
groot als het wiel van een rytuig, maar ryk met kanten en
linten versierd, opgenomen om het een knecht te overhandigen.
„Aan juflrouw Baumhagen," luidde de bestelling. „Met dit
kaartje."
Linden zag daarop een groot wapen boven den naam. Onzeker
wat te doen, trad hij achteruit. Nu wendde de winkelierster zich
tot hem.
„Geef mij een eenvoudigen ruiker!" herhaalde hij. Daar was
er geen voorhanden; men zou er spoedig een schikken. De jonge
man koos zelf de bloemen uit den met nat zand gevulden zinken
bak en gaf ze aan. Hij scheen dit een prettig werk te vinden,
want telkens nam hij een roos terug en gaf nog een fraaiere
daarvoor in de plaats. Eindelijk was het gereed; prachtige witte
rozen omringden eenig lichtrood getinte knoppen, terwijl slechts
enkele trillende varens daartusschen waren aangebracht. Nog
eens beschouwde hij zijn koop, betaalde den prijs en ging ver
volgens naar het logement terug; hier legde hy de bloemen op
een tafel, liet zich schrijfmaterialen geven, kreeg een visitekaartje
uit zijn zakportefeuille en begon te schrijven. Te midden daarvan
hield hy op. „'t Is eigenlijk dwaasheid!" mompelde hy, „ze heeft
nu al lang dat groote bouquetMaar toch schreef hij verder en
las het ten slotte nog eens over
„Mag de peter thans 't bouquet nog schenken,
Waarmee hy, naar oud gebruik en zede,
U reeds bij het doopfeest moest bedenken?
Need'rig biedt hij 't aan; zyn rozen wagen
Slechts een groet te fluisteren mét de bede,
Ze van avond nog op 't feest te dragen."
vierde algemeene vergadering. Door den voorzitter, den
heer C. P. Ittmann Jr., werden de aanwezigen welkom
geheeten en een woord van herinnering gewijd aan den
ontslapen voorzitter van het hoofdbestuur, den heer prof.
Hofstede de Groot. De secretaris bracht daarna verslag
uit omtrent den toestand en de werkzaamheden der Ver
eeniging, waaruit bleek, dat de Vereeniging langzaam
vooruitgaat en thans ongeveer 1300 leden telt. Met ernst
was door het hoofdbestuur het onderzoek naar de Zondags
rust der beambten bij de spoorwegen en andere middelen
van vervoer ter i.and genomen. Tevens heeft het hoofd
bestuur de aandacht gewijd aan de regeling der vacanties
aan sommige Rijksscholen, vooral Rijks-Kweekscholen.
Het is gebleken, dat daarin een omvangrijk kwaad schuilt
en een aantal personen daardoor genoopt werden, op den
Zondag te reizen. Zoo spoedig mogelijk zal een rekest
dienaangaande aan den minister van Binnenlandsche Zaken
worden gericht. Ook aan den minister van Waterstaat
zal een verzoek gericht worden in het belang der tele
grafisten.
De uitslag van het onderzoek omtrent de Zondagsrust
van spoorwegbeambten enz, heeft de overtuiging gegeven,
dat het streven der Vereeniging èn niet overbodig èn niet
ijdel is en zich in veler sympathie mag verheugen.
Door den voorzitter werden daarna eenige citaten aan
gehaald uit brochures van verscheidene schrijvers, die de
Zondagsrust krachtig voorstaan, en daaruit geconcludeerd,
dat onthouding van Zondagsrust is: misdadig tegen God,
de maatschappij, den mensch en het huisgezin.
De inhoud van een strooibiljet en de wijze van ver
spreiding gaven aanleiding tot een breede discussie tusschen
de afgevaardigden uit Leiden, Dordrecht, Amsterdam,
Leeuwarden en het hoofdbestuur. Besloten werd, alsnog
een vlugschrift over „koop en verkoop op Zondag" aan
het Nederlandsche volk te richten.
Naar aanleiding van de opmerking, dat door de Pers
de door de Vereeniging aangeboden annonces en artikelen
verminkt werden, werd door den heer Van der LoefF, een
der leden van het hoofdbestuur, opgemerkt, dat daarmede
bedoeld werd, dat de annonces niet op in het oog vallende
manier gedrukt werden. Aan de medewerking van de
Pers bracht spreker warme hulde.
Na eene zeer wijdloopige discussie werd op de vraag,
welke houding de Vereeniging heeft aan te nemen met
Glimlachend sloot hij vers en kaartje in een couvert en gaf
brief en bloemen buiten het logement aan een besteller, met
bevel deze terstond ten huize van juffrouw Baumhagen te be
zorgen. En nu kreeg hij een luisterrijken invalte acht uur
begon het feest, dus over tien minuten hij wilde Truida
Baumhagen zien zien of zijn bouquet Maar toch wilde
hij haar even opwachten! „Goed, dat mijn vriend de kanton
rechter het niet ziet!" mompelde hij. Hij had een gevoel als
een kind op den kerstavond, zoo opgeruimd en vol verwachting,
terwijl hij op de markt voor het hötel op en neêr liep.
Daar sloeg het acht uur. Verscheidene heeren te voet waren
reeds lang in het logement aangekomen, daarop ook een paar
dames, en nu verscheen het eerste rijtuig met gasten in baltoilet
sierlijke voetjes wipten van de trede en lichte zyde ruischte en
knetterde. Het eene voertuig verving het andere. Nu kwam
een elegante equipage met prachtige grauwe schimmels aanrijden,
een bekoorlijke vrouwelijke gedaante, als in een wolk van licht
blauwe zijde en kant gehuld, boog zich voorover en een zilveren
lach klonk Linden in de ooren. „Mevrouw Frederich!" hoorde
hij onder het publiek mompelen, uit kinderen, vronwen en dienst
meisjes bestaande, dat zich nieuwsgierig achter en rondom hem
bij den ingang van het hötel verzameld had.
Het rijtuig reed over de markt terug, om in minder dan vyf
minuten terug te keeren.
„Truida!" murmelde Linden, terwijl hij zich onwillekeurig wat
verder in de schaduw terugtrok. Een kleine dikke dame in het
lichtgrijs steeg uit en vervolgens was zy uitgewipt en stond
nu achter hare moeder, lang en slank, in een blinkend wit zijden
kleedje, een dunne sortie over de schouders geworpen, en met
een welbekenden ruiker witte rozen in de hand. Maar dat was
niet hetzelfde meisje als straks! Het kleine hoofd werd eenigs-
zins in den nek geworpen, alsof de zware lichtbruine haarvlecht
het naar achteren deed overbuigen, en een uitdrukking van
koelen trots, die hem geheel vreemd voorkwam, lag thans daar
over verspreid. Twee heeren snelden de dames tegemoet; de
eerste bood zyn arm aan de moeder, de andere trad op het jonge
meisje toe; met onnavolgbare fierheid boog zij even en legde de
vingertoppen op zijn arm en daarop was de liefelijke gedaante
verdwenen en blcc-f slechts als een droombeeld in zijne herinnering
achter.
Een overmoedige stemming maakte zich thans van hem meester.
Een vrouw, die er behoeftig uitzag en met een kind in den arm
vóór hem stond, duwde hij een paar guldens in de hand en zijn
koetsier liet hy een glas warmen wyn geven, zoo groot en zoo
krachtig, dat de oude man er blijkbaar van ontstelde. „Als wy
nu maar goed thuiskomen!" zeide hij hoofdschuddend.
„Totaal krankzinnig!" luidde Linden's oordeel over zichzelf.
En toen een oogenblik later zijn rijtuig voorkwam en tegelijk de
welbekende klanken van een wals van Strausz tot hem door
drongen, begon hij de melodie der „Rozen uit het Zuiden" mede
te zingen. En nu rammelde en ratelde het voertuig over de
markt en over den donkeren straatweg huiswaarts, en schielyker
dan anders was hij in zyn stille kamer terug, met tal van pret
tige gedachten in de ziel.
In de heerenhuizing te Niendorf was één vertrek, waar een
schat van rozen bloeide. Niet alleen in potten en vazen op de
het oog op de maatregelen en toezeggingen van den
minister van Justitie, die eene herziening van de Zondags
wet in het vooruitzicht stelt, na verschillende gedane en
weder verworpen voorstellen, met 12 tegen 5 stemmen
besloten, vooralsnog eene volstrekt afwachtende houding
aan te nemen.
Tot leden van het hoofdbestuur werden gekozen de
heeren D. Oolgaardt, mr. J. De Louter en H. Meijboom.
Eenige ingekomen voorstellen werden in handen van
het hoofdbestuur gesteld ten fine van preadvies, en daarna
de vergadering gesloten.
In eene flink bezette vergadering van de afdeeling
Noordwijk en omstreken der Hollandsche Maatschappij van
Landbouw, trad jl. Maandag avond aldaar als spreker op
de heer dr. L. Mulder, hoofdredacteur der Landbouw
courant. In eene vloeiende causerie wees de spreker ver
schillende oorzaken aan van den tegenwoordigen toestand
van den landbouw. Dat in de eerste plaats Amerika met
zijn verschrikkelijken graanaanvoer genoemd werd, ligt
voor de hand; de tegenwoordige depreciatie van het kapi
taal, oordeelde spreker ook een der oorzaken de land
bouw is in de vette jaren niet gaan sparen voor de schrale,
die wij thans hebben te doorworstelen. Dat alles samen
gevoegd bij de algemeene malaise welke op ieder gebied
van handel en industrie wordt waargenomen, waren, meende
spreker, de oorzaken van den tegenwoordigen treurigen
toestand van landbouwer en landbouw.
Van staatswege verwacht spreker geen verbetering.
Toepassii.o; van het zoogenaamde beschermende stelsel zal
in hem nimmer een voorstander vinden; neen, de Neder
landsche landbouw moet zelf de handen aan den ploeg
slaan, hij moet breken met de verouderde gebruiken en
uit de lessen der wetenschap leering en nut trekken, zuinig
worden op de geringste kleinigheid: leeren boekhouden
opdat hij leere, wat hij op ieder product verdient of ver
liest, en dan daarnaar zijn bedrijf inrichten; vooral ook
beijvere de landbouw zich op het ter markt brengen van
goede producten en goed vee: inschrijving in de bestaande
Rundveestamboeken beveelt spreker zeer aan.
De rede werd door het publiek met de meeste aandacht
aangehoord en herhaaldelijk toegeiuicht.
De gemeentebode van Gent, genaamd V., heeft zich
vrijwillig bij den officier van justitie te Arnhem aangemeld,
als hebbende een bedrag van omstreeks f 3000 ten nadeele
bloemenrekken voor de vensters, maar al naardat het seizoen
meebracht, slingerden zich ook in de kleine kamer zelf duizenden
fraaie bloemen om schilderyen en meubels. Het maakte een
zonderlingen indruk, vooral als men in plaats van een betooverde
prinses of Schoone Slaapster aan te treffen, hier een oude vrouw
in een leunstoel bij het venster zag zitten, onvermoeid bezig met
groote en kleine bladeren van gekleurd gesatineerd papier te ver
vaardigen en ineen te voegen, .totdat er eindelijk een roos op
den stengel van ijzerdraad was bevestigd, die er op eenigen af
stand even natuurlijk uitzag, alsof zij zóó van den struik was
geplukt. Tante Rosalie kon niet leven, zonder rozen te maken;
zij besteedde de helft van haar gering inkomen om gesatineerd
papier te koopen, en wie zij gunstig gezind was, kreeg een krans
van roode, rosé, witte, gele rozen van haar ten geschenke. Al
de dorpsschoonen droegen zondagsavonds in de danszaal rozen
van de oude juffrouw Kruse in het van pomade blinkende haar
de graven op het kerkhof prijkten met een menigte door zon en
wind beschadigde, witte en roode rozen, uit dezelfde fabriek
afkomstigde kleine kerk werd jaarlijks omstreeks St. Jan door
de oude dame ruimschoots met deze voortbrengselen van haar
talent begiftigd, bij welke gelegenheid zij bijzondere zorg droeg
voor den krans, die de doornenkroon van het Christusbeeld
moest versieren. Dat moesten donkerroode rozen zijn, „even rood
als het bloed dat Hy had vergoten. „Daarop was zy bepaald
gesteld.
Geen Kerstboom werd in het dorp opgericht, waaraan niet hare
rozen tusschen de lichtjes te voorschijn kwamen, en geen bruiloft
werd gevierd, waar niet tante Rosalie's kransen en bouquetten
haar goede wenschen aan het jonge paar overbrachten.
Zij stond in het dorp bij oud en jong dan ook als de „Rozen-
tante" of „Rozenjuffrouw" bekend, en niet zelden werd zij op
hare wandelingen door een troepje kinderen achtervolgd, die haar
een roos of een andere bloem afbedelden. En de rozentante, op
dat verzoek bedacht, droeg steeds eenige minder goed gelukte
exemplaren in hare reusachtige reticule bij zich en voldeed daaraan
met milde hand.
Fran3 Linden had het zich reeds lang tot gewoonte gemaakt,
nu en dan een uurtje in gezelschap van de oude dame door te
brengen. Haar ziende, deelde zich onwillekeurig iets van den
vrede, die haar omgaf, aan hem mede, en dit deed hem goed. Zij
zat dan stil en rustig by haar kleine tafel, terwijl de kleine
magere handen druk met haar werk in de weer waren. Lang
zamerhand had zij hem op wonderlijk plechtige wijs de lotge
vallen medegedeeld, die onder het oude, spitse dak van dat huis
waren voorgevallen. Daaronder was weinig licht en veel schaduw,
veel schuld en menschelijk afdwalen een droevige geschiedenis 1
Een echtpaar, die niet met elkaar overweg kon, een eenig kind,
door beiden vergood en die eenige zoon bracht schande over
zichzelf en zijn ouderlijk huis en ontvluchtte bij nacht en ontijd
naar Amerika, waar hij ellendig aan zijn eind kwam. Diep
rampzalig waren de ouders achtergebleven, elkander aanklagend
over de mislukte opvoeding van hun kind. Toen stierf de vrouw
van verdriet, en nu brak er een treurige, eenzame tijd aan voor
den man, die alle menschen zonder onderscheid wantrouwde en
verachtte. Niemand wilde hij om en bij zich hebben dan zijn
honden, niemand wilde hy bij zich zien dan dien man, dien
Wolff, die hem kwam vertellen wat en hoe men in de stad over