HELDERSCHË
NIEUWEDIEPER COURANT.
en AiyertenMlai TOorHollands Noorderkwartier.
1885. N°. 146.
Jaargang 43,
Zondag 6 December.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
8> TRUIDA'S HUWELIJK.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: "Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cent9. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Bln n enlano.
Het Zuid-Afrikaansche blad „De Republikein/' die in
zake de gepleegde oneerlijkheid met de gelden der buskruit
fabriek van Nelmapius in de Transvaal zulk een ongunstig
oordeel over den staatssecretaris Bok heeft uitgesproken
en op zijn ontslag uit 's lands dienst had aangedrongen,
schijnt nu tot andere gedachten gekomen te zijn. „Bij het
licht, dat wij thans in de zaak gekregen hebben' zoo
zegt het blad „is het ons duidelijk geworden, dat de
heer Bok, indien schuldig, slechts schuldig kan zijn aan
nalatigheid en niet aan moedwil. Gevolgelijk zien wij geen
grond voor een crimineele actie tegen hem. De chèques
had hij moeten teekenen, anders zou men hem kunnen
verwijten, dat hij de werkzaamheden der fabriek vertraagde.
En zooals wij nu de zaak verstaan, zijn er geen chèques
geteekend en toegestaan voor private doeleinden. Dit wijzigt
eenigszins onze zienswijze.' Onverantwoordelijk blijft het
echter, dat een publiek nieuwsblad zóó de eer en het karakter
van een openbaar ambtenaar aantasten en aan de publieke
verachting kan blootstellen, vóór het de zaak beter onder
zocht heeft. Maar tegen een Hollander komt het er in de
Transvaal door de partij van de „Republikein" zoo nauw
niet op aan. Eene nieuwe waarschuwing voor hen, die
van plan zijn naar dat land te verhuizen. Het voorloopig
onderzoek der zaak is verdaagd en zal later geschieden.
De Maatschappij tot opvoeding van weezen in het
huisgezin, die sedert haar ontstaan nu 12 jaren geleden
ruim 240 wezen aan haar zorg zag toevertrouwd, aan
wier opvoeding zij door de hulp 'van velen een som van
f 110,325 mocht ten koste leggen, doet een beroep op aller
hulp, tot uitbreiding van haar werkzaamheid. Zij stelt
zich niet voor aan ae corporatiën en de personen, die tot
de wees verzorging geroepen en verplicht zijn, die taak uit
handen te nemen of bloedverwanten en betrekkingen, die
tot de verzorging hunner aanverwanten zedelijk verplicht
zijn, er van te ontheffen. Neen, zij wil hen die daartoe
niet bij machte zijn de helpende hand bieden. En het aantal
van dezen is werkelijk aanzienlijk. Menig voogd, vooral
ook menig kerkelijk en burgerlijk armbestuur de ervaring
heeft het geleerd zou gaarne meer doen voor het wees
kind, als het daartoe maar bij machte was. Dikwerf was
het hard voor het bestuur aanvragen van dezulken door
gemis aan middelen te moeten afwijzen. Daarin verandering
te brengen acht het een heiligen plicht, daarin behulpzaam
te zijn is haar dringend verzoek.
Door W. Heimburg.
Truida wachtte nog even, maar verliet vervolgens de kamer,
zonder een woord verder te antwoorden.
„Dat's weer een speculatie!" zeide mevrouw Jenny met stille
berusting. „Daar valt niet aan te twijfelen."
„En zy gelooft wat hij haar voorpraat 1" snikte hare moeder.
„Die ellendige doop is de schuld van alles zoo iets trekt
haar altyd aan."
Jenny knikte toestemmend. „Dan zal ze wel altijd en eeuwig
buiten op dat Niendorf zyn, want ik voorzie niet dat we haar
tot andere gedachten zullen brengen."
„O neen! Ze heeft al de stijfhoofdigheid van de Baumhagens.
God weet wat ik daaronder heb geleden 1"
„Die Linden heeft een gunstig uiterlijk," hernam de jonge
vrouw, zonder een poging aan te wenden om hare schreiende
moeder te troosten. „Maar, lieve deugd, welk een opzien zal
dat engagement teweegbrengen! De heele stad zal er over praten 1
Ze had waarlijk wel een ander kunnen krijgen. Maar heb ik
het niet altijd gezegd, mama, dat ze nog eens een dwazen zet
zou doen! Arthur!" riep zy daarop den binnentredende tege
moet, „verbeeld je, Truida heeft haar hand beloofd aan dien
Linden!"
„Zeg, Arthur, wat weet ge van hem?" riep mevrouw Baum-
hagen tegelijk, terwijl ze haar zakdoek in den schoot liet zinken
en haar schoonzoon diep terneergeslagen aanzag. „Gij hebt in
de sociëteit toch zeker wel het een of ander van hem gehoord,
of
n't Is een charmante jongen, maar hiermede hij maakte
een beweging met de hand alsof hij geld telde „hiermede is
het min, zéér minnetjes gesteld. Hij weet wel wat hij doet, als
hij Truida neemt! Wel, drommels, als ik dat geweten had, zou
ik hem nooit een uitnoodiging hebben gezonden! Wie had dat
kunnen voorzien!"
„En ze zegt, dat zij zich door niemand tot andere gedachten
zal laten brengen," hervatte Jenny.
„Dat wil ik gaarne gelooven, zonder dat gy 't my verzekert.
Ze is immers uwe zuster, en wat ge u eens in het hoofd hebt
gezet nu, ik weet er alles van!"
//Arthur!" snikte zijne schoonmama, verwijtend tot hem opziende.
„Arthur, mag ik u verzoeken, my ten minste niet van eigen
zinnigheid te beschuldigenpruilde de jonge vrouw.
„Maar, kindlief, het is de onomstootelijke waar
„Praat toch niet altijd tegen!" riep Jenny, terwyl zij op den
grond stampte en haar zakdoek te voorschijn haalde, gereed om
in tranen uit te barsten. Hij kende deze manoeuvre en streek
haastig de blonde haren naar achteren.
„Goed dan! Wat wilt ge dan eigenlijk van mij?" vroeg hij.
„Uw raad, Arthur," antwoordde zijne schoonmoeder.
„Myn raad? Zeg dan maar ja en amen!"
„Maar als hij volstrekt geen fortuin heeft, zooals ik onlangs
ook al gehoord heb bracht zij hiertegen in.
Hij haalde de schouders op. „Wel, Truida heeft genoeg om
een man te onderhouden. En bovendien ik ken Niendorf
Het lidmaatschap der Maatschappij bedraagt f 5, begunsti
ger te zijn vereischt een bijdrage van f 2 's jaars. Iedere
gift eindelijk, hoe klein ook, zal welkom zijn. Door het geven
van kleedingstukken, geschikt voor de ouderloozen, verplicht
men de Maatschappij mede.
Geen enkele kerkelijke gezindte wordt buitengesloten.
Protestantsche, Roomsch Katholieke en Israëlitische weezen
worden gelijkelijk door haar verpleegd en in gezinnen van
dezelfde belijdenis, die niet tot de gealimenteerden behooren,
geplaatst.
't Bestuur bestaat thans uit de heeren P. J. Van der Aa,
Alexander Daniëls en J. H. A. A. Kalft' te Amsterdam,
J. Attema te Nijmegen, jhr. mr. A. E. Van Boelens Van
Eijsinga te Leeuwarden, mr. H. I. H. baron van Boetze-
laer Van Oosterhout en M. W. Scheltema Ez. te Amersfoort
en F. II. Coblijn te Utrecht.
Door de recherche der politie te Amsterdam zijn
aangehouden de volgende personen, die zich schuldig hebben
gemaakt aan den diefstal van 107 zilveren- en 80 gouden
horloges op den Haarlemmerdijk aldaar, namelijk: Bot,
onder meer ook verdacht van de inbraak op de Prins
Hendrikkade; Lavertu, de bekende paneelzager, en Bol-
hoven, een oud bekende der justitie. Van de gestolen
uurwerken waren er twee beleend in de Stads Bank van
Leening, één op den Achterburgwal, in een huis van ver
koop met recht van wederinkoop, één in de Goudsbloem
straat en één in de Westerstraat, allen op naam van de
vrouw van Lavertu. De dieven hadden in de Bickerstraat
een kamer waar zij hunne bijeenkomsten hielden.
De heer P. C. Verheyen, de bestolene, zal nu weldra
weder in het bezit gesteld worden van het volledig getal
bij hem ontvreemde horloges.
De Rechtbank te 's Hage deed jl. Maandag uitspraak
omtrent het aan mr. R. M. L., hoofdredacteur van 't Vad.,
te last gelegde verzuim van tijdige aangifte der geboorte
van een kind. De heer M. L. heeft zichzelf verdedigd en
er o. a. op gewezen, dat hij, daar het kind Donderdag
geboren en er Zondag geen beambte op 't stadhuis was,
niet in verzuim was. De Rechtbank overwoog echter, dat
art. 29 van het B. W. voorschrijft een aangifte binnen
3 dagen en dat de Zon- en feestdagen voor de berekening
van den termijn zijn uitgezonderd; dat niet gebleken is de
nalatigheid van den ambtenaar van den burgelijken stand,
trouwens gedaagde zelf geen poging heeft gedaan om die
te constateeren. Verder besliste de Rechtbank, dat de
niet van naby, maar ik geloof dat er met een verstandig beheer
iets goeds van te maken zal zijn. En Linden schynt er wel de
man naar te wezen. Zoo heeft Wolf my nog onlangs verteld,
dat hij er een groote schapenfokkerij wilde aanleggen."
„Dat laatste is al zeer uitlokkend!" merkte Jenny spottend
aan.
„Neen, neen!" riep mama, opnieuw in tranen uitbarstende,
„gij neemt dat alles maar zoo licht opIk kan er niet toe
besluiten ik heb nog nauwelijks een paar woorden met dien
Linden gesproken. O, 't is ongehoord 't is verregaand brutaal
En uit haar fauteuil opstaande, wierp zij zich verontwaardigd op
de sofa.
„Dat zal weer een prettige hoofdpijndag geven!" mompelde
Arthur, terwyl hij met kalme berusting een sigaar opstak.
Jenny antwoordde slechts met een enkelen blik, maar deze was
verpletterend. Ze sloeg den sleep van haar japon over den arm
en stapte haar verbaasden echtgenoot ruischend voorbij.
„Neem mij medel" zeide hij lachend.
„Jenny, blijf hier!" riep hare moeder. „Laat mij nu niet alleen
En de jonge vrouw keerde om, ontmoette haar man bij de deur
en ging hem met opgetrokken neusje voorbij, waarop zij naast
hare moeder plaats nam. O, hij had al meer op zijn rekening,
maar ze zou wel revanche nemen, ook over zijn afkeurend oor
deel 'smorgens bij het ontbijt, toen zij den ritmeester van Brelow
naar zijn zin te veel had opgehemeld. Hij verwachtte ook niet veel
goeds, dat kon ze hem wel aanzien
Op den vragenden blik harer moeder antwoordde zij echter:
„Of we het niet eens zijn, meent u? Och, wat zal ik u zeggen
hij is een Othello, en de blonden zijn altijd het ergst.
„Maar, Jenny, dat ongelukskind, die Truida
„Ja, dat's een dwaze inval! en zoo was Truida weer het
onderwerp van een onuitputtelijk gesprek.
Ondertusschen stond het jonge meisje voor haars vaders portret,
beurtelings bestormd door allerlei gewaarwordingen van droetheid
en geluk. Ze had dien nacht geen oog geloten, sedert zy hem in
het geheim de hand toegestoken en nauwelijks hoorbaar „Ja"
gefluisterd had. Ze wist dat hij haar liefhad, en duizendmaal had zij
zich voorgesteld, hoe het haar te moede zou zijn als hij haar dit
eens zeide en nu had alles haar toch nog overvallen. Lief
had zij hem sinds lang, reeds van den eersten keer af dat zy
hem had gezien; en sedert dien tijd had zij al het leed, maar
ook al het genot van eene in het hart besloten liefde leeren
kennen. Ze voelde niets oppervlakkig, niets half, en met haar
gansche wezen had zij zich aan die onweerstaanbare macht
onderworpen. Wie haar nu daaraan wilde onttrekken, zou haar
tevens het hart uit de borst moeten rukken.
Dikke tranen stroomden haar over het bleeke gelaat, maar om
den kleinen mond speelde een glimlach.
„Ik weet zeker, papa, dat hij u zou aanstaan," zeide zij zacht,
het portret toeknikkende. En weer verdiepte zy zich in de
herinnering aan wat hy haar den vorigen dag had toegefluisterd:
van zijn eenzame woning, van zijn verlangen naar haar, en dat
hij haar niets anders kon aanbieden, dan juist die eenvoudige,
afgelegen woning en een oprecht hart. De eenige rijkdom, dien
hij voor het oogenblik bezat, waren vele zorgen.
„Laat mij die zorgen met u dragen geen grooter geluk op
tijdige aangifte is voorgeschreven, zonder onderscheid te
maken of de aangifte verzuimd is om den Staat van het
kind te verduisteren. Gedaagde werd mitsdien een boete
van f 3 opgelegd.
Te Maastricht heeft jl. Woensdag avond in de Sint-
Andries-kazerne eene ontploffing plaats gehad in den
privaatput.
Een zware deksteen werd tegen het plafond geslingerd,
terwijl vier manschappen, die zich op de privaten bevonden,
opgenomen en tegen den muur geworpen werden. Allen
kwamen gelukkig met den schrik vrij. Men vermoedt,
dat door het werpen van eene brandende lucifer in een der
privaten de daarin aanwezige gassen zich ontwikkeld en
de ontploffing veroorzaakt hebben, 't Is de tweede maal
dat zulks daar plaats heeft.
Het Gerechtshof te 's Hage heeft het vonnis der
Haagsche Rechtbank, waarbij de keukenmeid van den heer
De Savornin Lobman veroordeeld werd tot een maand
celstraf, ter zake van diefstal van een stukje vleesch en
een weinig thee, wat de straf betreft vernietigd en de
beklaagde thans verwezen tot 14 dagen celstraf.
Dat men in nucliteren staat meestal moet ontgelden
wat in dronkenschap gezegd of gedaan is, bleek jl. Donder
dag voor de zooveelste maal ter terechtzitting van de
Rechtbank te 's Hage.
In den avond van den 21 September jl. bevond zich
een man, A. geheeten, zeer onder den invloed van sterken
drank in de gelachkamer van een tapperij aan den N.-W.-
Buitensingel te dier stede. De eigenaar van die tapperij
weigerde om aan A. meer drank te verkoopen, waarmede
deze zich lang niet kon vereenigen en heel lastig werd.
Hij beleedigde andere personen in de herberg tegenwoordig,
maar wat erger was, hij riep luidkeels uit, daarbij wijzende
op twee militairen die aan een der tafeltjes zaten: „de
Koning en al zijn manschappen zijn schurken." Deze
voor den persoon des Konings beleedigende woorden her
haalde hij verschillende keeren, zelfs in tegenwoordigheid
van den inmiddels tusschenbeide geroepen politieagent.
Beklaagde beweerde voor den rechter deze woorden
slechts in dronkenschap geuit te hebben en ontkende ton
stelligste de bedoeling te hebben gehad den Koning of de
militairen te beleedigen, want hij had vroeger zelf als
pontonier gediend.
De substituut-officier mr. Pape wees op het ernstige
van het feit en herinnerde, dat de wet niet toeliet in deze
de wereld dan dit!" had zij willen antwoorden; maar ze had
slechts de oogen neergeslagen en hem stil de hand toegestoken.
De woorden wilden haar niet over de lippen komen.
Alsof zij tot nu toe in de kille schaduw had gewandeld en
thans plotseling door koesterenden zonneschijn werd beschenen,
zoo bloeide en ontlook alles in haar hart. „Het is te veel, al
te veel geluk!" had ze 's morgens bij het opstaan gedacht; ze
dacht het ook thans nog, en de tranen, die zij weende, schenen
haar een rechtmatige schatting voor al die zaligheid toe. Als
mama nn aanstonds hare toestemming gegeven en zonder slag of
stoot gezegd had„Hij is mij welkom als zoon, laat hem maar
hier komen!" dan zou dat al te veel zijn geweest; die weigering,
dat wantrouwen, was het eigenlijk niet nuttig om haar niet
overmoedig van geluk te doen worden? 't Was de sneeuwstorm,
die de lente bladeren en bloesems doet trillen; maar als hij
voorbij is, zijn deze dan niet dubbel schoon?
In de zijkamer werd het gesprek thans weer drukker en leven
diger. Truida hoorde de jammerende stem harer moeder duide
lijker dan strakshet deed haar opnieuw pijnlijk aan en onwil
lekeurig dwaalden hare blikken naar haars vader3 portret, alsof
hij ook nu nog kon hooren, wat zijn leven zoo menigmaal had
verbitterd. Truida herinnerde zich immers zooveel onaangename
huiselijke tooneelen in die zelfde kamer daar ginds. Hoe dikwijls
was papa's kalmeerende stem dan tot haar doorgedrongen„Goed,
Ottilie, ja wel, ge zult uw zin hebben, maar laat mij verder
met rust!" En hoe dikwijls was een bleeke en ernstige man
dan die deur binnengekomen en zwijgend op de sofa neergevallen,
alsof hij hier bij zijn kind een wijkplaats zocht. Ach, zoo was
het ook geweest op dien dag, op dien onvergetelijken dag, toen
het later zoo stil, zoo doodstil werd!
Ja, daar klonk het opnieuw, haar jammeren en weeklagen,
dat zij zoo'n ongelukkige vrouw was geweest en dat de hemel
haar nu nog in hare kinderen strafte. En daarop hoorde Truida
eensklaps deuren haastig openen en dichtslaan, de dienstboden
heen en weder loopen en meende zij zelfs de valeriaandroppels
te ruiken, die mevrouw Baumhagen bij haar zenuwtoevallen
placht in te nemeu. Een oogenblik later kwam Jenny bij haar
binnenstuiven.
„Mama is allerakeligst," zeide zij verwijtend; „ik heb naar
den dokter moeten sturen en Sophie legt haar kompressen op het
voorhoofd. Een goed vooruitzicht voor vandaag!"
„Het spijt mij erg, Jenny," betuigde het jonge meisje.
„Gij hebt haar ook zoo onverwachts overvallen! Ik moet je
eerlijk verklaren dat ge mij een raadsel zijt, TruidaTien blauwtjes,
zoo goed als dén, hebt ge verleden jaar links en rechts uitge
deeld; ge hadt een rijke keus, en nu neemt ge den eersten den
besten!"
„Den besten zeker!" dacht Truida. Zij zweeg echter.
De jonge vrouw schreef dit aan den indruk toe, dien hare
woorden teweegbrachten.
„Ja, kind," ging zij voort, „denk nog eens goed na, gij
„Jenny, houdt toch op!" zeide het meisje op smeekenden
maar vasten toon. „Wat geeft u het recht aóó te spreken? Heb
ik mij ooit met een enkel woord over uw keus uitgelaten? Heb
ik Arthur niet altijd vriendschappelijk behandeld Wat heeft hij
by Linden voor waarin staat deze by hem ten achter! Ik