HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Aivertentieblad toof HoDands N oordertwartier. 1885. N°. 152. Zondag 20 December. Jaargang 40. 14> TRUIDA'S HUWELIJK. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnen 1 anO. De Kamper Crt. brengt in een artikel met het opschrift „Een dwangmiddel" het feit ter sprake, dat niet Vlissingen gekozen is als aanleghaven voor de nieuw op te richten, gesubsidieerde Duitsche stoomvaartlijnen, maar Antwerpen, al is het slechts bij wijze van proef voor één jaar, om, zooals in den Duitschen Rijksdag vanwege de Regeering gezegd werd, de bevoegdheid te behouden, later eene andere haven te kiezen, met andere woorden: om een slag om den arm te houden. Volgens doorgaans vertrouwbare berichten, bestaat er, zegt ae Kamper Crt., in politieke kringen te Berlijn de opvatting, dat de verwerping van Vlissingen zamenhangt met moeielijkheden in zake het zalmtractaat en de letter kundige conventie. Die opvatting heeft, meent het blad, alle waarschijnlijkheid voor zich. Is zij juist, dan zou de zaak hierop neêrkomen, dat de groote Rijks-kanselier ons wil dwingen, de belangen van onze zalmvisscherijen en de belangen, die bij de letterkundige conventie betrokken zijn, prijs te geven, om misschien in ruil daarvoor Vlissingen te zien kiezen als aanloophaven voor de bedoelde Duitsche stoomschepen. Dergelijken dwang mogen wij ons echter, zegt de K. Crt., niet laten aandoen. Zoo groot zou voor Vlissingen het voordeel niet geweest zijn, dat daardoor de nadeelen konden worden goedgemaakt, die de Duitsche tractaten ons zouden berokkenen. Nagenoeg allen, die bij de zalmvisscherij en den zalm- handel hier te lande zijn betrokken, hebben zich verklaard tegen het tractaat, waarbij tusschen de Rijnoever-Staten eene regeling wordt gemaakt. En men schatte de beteekenis dezer takken van volksbestaan vooral niet gering! De zalm-industrie verschaft aan zeer velen brood, aan velen welvaart. Al zou men ook in de bezwaren, door de belang hebbenden bij dat bedrijf tegen het tractaat aangevoerd, eenige overdrijving willen vermoeden, in elk geval eisclit de wijsheid, dat de bloei van dit bedrijf niet in gevaar worde gebracht. Het sluiten van het zalmtractaat is, meent de K. Crt., eene zwakheid geweest van den afgetreden minister Van der Does de Willebois. Van de Tweede Kamer hoopt het blad, dat zij niet gelijke zwakheid zal begaan, door aan dit tractaat, waarbij de belangen van Duitschland beter behartigd zijn dan de onze, hare goedkeuring te hechten. Wat de letterkundige conventie betreft, daarbij zijn niet Door W. Heimburg. I enkel betrokken de belangen van uitgevers, van dagblad ondernemingen, van schouwburg-directiën, enz., maar ook algemeener belangen. De vrijheid van vertalen, die bij deze conventie vervalt, is een voordeel voor de beschaving, dat niet mag worden prijsgegeven. En die vrijheid doet hoegenoemd niets te kort aan de rechten der buitenlandsche schrijvers, omdat het debiet van hunne boeken niet benadeeld wordt door de vertaling, bestemd voor een publiek, dat ze in de oorspronkelijke taal niet lezen kan. Bij vroegere overeenkomsten met eenige buitenlandsche mogendheid over letterkundigen eigendom hebben Regeering en Vertegen woordiging steeds de vrijhéid van vertaling vastgehouden, omdat zij al het belang daarvan beseften. De Kamper Crt. ziet geene enkele reden, waarom men thans ter wille van Duitschland van deze gedragslijn zou afwijken. In het Militair blad komt een artikel voor van den heer Knebel, kapitein der infanterie, over wielrijders als ordonnances en verkenners. Bij de manoeuvres door de troepen, in garnizoen te Bergen-op-Zoom, gehouden, werden de wielrijders ingedeeld als ordonnances bij den staf. De proef voldeed goed. Zij konden overal den troep volgen en bewogen zich met een snelheid van een matig dravend paard. Ongelukken zijn niet voorgekomen. Zij bewezen goede dienstenbij marschen, ten einde vlug verkeer te hebben tusschen voorhoeden, flankdekking en hoofdcentrumbij den velddienst als correspondentiemiddel tusschen de voorposten onderling en den hoofdtroep; bij den belegeringsoorlog als verkenningsmiddel tusschen forten, versterkingen, posten en de veiligheidsketen. Door hun snelheid verdiende zij de voorkeur boven voetgangers, en in het doorsneden terrein en des nachts boven bereden ordonnances, omdat de wieier overal kan komen en voor zien kan worden van een lantaarn. Een verdere proefneming is echter noodig om te weten, of de bereden ordonnans door den wielrijder kan worden vervangen. Als de beste tweewieler komt de zoogenaamde veilig- heidstweewieler „Kangaroo" in aanmerking. Deze stalen rijwielers loopen uitstekend; de wielen wen telen om kogelassen, waaronder bijna alle wrijving ver meden wordt. Ofschoon de middellijn der wielen gering is, zelfs zóó gering, dat de rijder met zijn teenen den weg kan raken, rijden de veiligheidswielers minstens even snel als de gewone hoogwielers, omdat met iedere omwente- De jonge vrouw had alle kasten opgeredderd; in de keuken hing al het nieuwe huisraad in ry en gelid en blonk en schitter de in den zonneschijn, alsof alles zuiver gond was. In de provisie kamer waren bussen en potten gevuld, en met een tevreden glim lachje draaide zy den sleutel om en legde dien in het spiksplinter nieuwe mandje, dat zij aan den arm droeg. „Kom aan, Frans," zeide zij, nadat hij al die heerlijkheden mede had moeten be wonderen, „laten wy de kamers nu ook nog eens doorgaan." „Daar zyn er niet veel, Truida!" antwoordde hy glimlachend. „O, genoeg voor ons beiden. Wy hebben er geen meer noodig. En zij gingen de tuinzaal door en verheugden zich over het fraaie buffet en over de lamp van cuivre poli, die boven de groote eettafel hing. Ze betraden het salon en beschouwden opnieuw de schilderijen, die de zon juist zoo schoon verlichtte, en bleven toen staan, en zagen elkaar in de oogen en kusten elkander. „Alles is juist zooals ik het gaarne heb, Frans," zeide zij, „zoo eenvoudig en degelijk, weet ge, zoo niets valsch of nagemaakt. Ik heb een afkeer van alles wat schijn is; alles moet echt zijn, even echt en waar als myne liefde en als uw hart, gij goede, beste man! En in de huishouding ontbreekt nu niets meer," ging zij voort, terwijl zij een bijna onzichtbaar vezeltje van het tapyt opraapte, „en ook buiten is het landgoed bijna niet te herkennen't Is het netste buitentje wijd en zyd in den omtrek, Frans! En, begrijp eens, nu heeft alles nog op lange na niet zooveel gekost als Jenny's uitzet en huwelijksreis!" Zy waren de open zaaldeur binnengetreden en de jonge man zag met innige welgevallen over den tuin naar de stallen en schuren in het verschiet, die hun bouwvallige daken met stevigen blauwen leisteen verwissseld hadden. „Ja, Truida, 't is een mooi gezicht, we zullen hier dikwijls zitten! En overmorgen wordt er met het bouwen van de nieuwe schuur begonnen; ze moet klaar zijn, als wij de eerste rogge binnenbrengen," „Wel nu," vroeg zij schertsend, „denkt gy er nu nog zoo over, als toen wy acht dagen getrouwd waren en eens over dat zelfde onderwerp spraken? Weet ge wel dat ge toen zoo kinder achtig waart cn volstrekt niets van datgene wildet nemen, wat u van Gods- en rechtswege toekomt? En dat ge 't liever in den voedertrog van de koeien en de slaapsteden van de knechts wildet laten doorregenen?" „Nu niet meer, Truida!" zeide hy. „Waarom niet, stijfkop?" „Omdat we elkaar liefhebben, nameloos liefhebben." „Dat byvoegelyk naamwoord is geheel onnoodig," merkte zij aan. „Gelooft gij niet dat men nameloos kan lief hebben?" vroeg hy schertsend. „Dat woord klinkt zoo stijf en boekachtig vind ik." Hij lachte luid en voerde haar mede naar de ijzeren trap van de veranda. „Kom," zeide hy, „laten we den tuin eens door- en het bosch een eind ingaan!" Den volgenden dag zette Truida de vensters van de logeer kamer wijd open en maakte daar alles zoo goed mogelijk in orde. De middagtafel in de zaal was feestelijk gedekt en Frans reed met de nieuwe equipage naar de stad om den kantonrechter Withoofd van het station af te halen. Zij verheugde zich dezen te leeren kennen. Frans had haar al veel moeten vertellen van dien vriend, en zij had zich kostelijk vermaakt met de grappige voorstelling, hoe hy in gezelschap doorgaans niet van zijn.plaats week, en zich verbeeldende dat hy iemand een compliment toe voegde, zich niet zelden tot zijn eigen verbazing aan de eene of andere verregaande onbeleefdheid schuldig maakte. Ze zou zich eens netjes maken voor dien man met zijn „hart van goud," zooals Frans hem noemde, en stak daarom een kanten roset in het haar; dat geleek iets op een mutsje en dat zag Frans altijd gaarne, omdat het haar iets hnisvrouwachtigs gaf. Toen zij met dit zinnebeeld harer nieuwe waardigheid aan haar toilettafel trad om in den spiegel te zien, vond zy hier een ruikertje lelies van dalen met een rondom de stelen bevestigend briefje. „Van hem! Van Frans!" fluisterde zij, terwijl ze van blijdschap kleurde. Hij had haar zoo glimlachend „Adieu!" gezegd. Schielyk wikkelde zij het papier open en las: „Ik heb u „nameloos" bemind! Hoe ziet ge mij vei*wonderd aan? En waarom schijnt dat goede woord U in 't geheel niet aan te staan? Wijl minnen al zoo heerlijk is En die omschrijving kan ontberen? Het was alsof men in de Mei Gemaakte bloemen ging vcreeren? Ge hebt gelyk, maar luister eens, Hoe 'k aan die woorden ben gekomen: Toen ik voor 't eerst u heb gezien, Had ik nog nooit uw naam vernomen. Ik zag alleen uw oogenpaar, Zóó lief om nooit genoeg te roemen! Mijn hart behoorde u aanstonds toe Maar 'k wist niet hoe ik u moest noemen, Van waar ge kwaamt, noch waar ge woondet, Van wien ge een zuster waart of kind! ~- Begrypt gy nu waarom ik zeide: Ik heb u „nameloos bemind!" Zóó weet hy er zich uit te redden!" mompelde zy met innige verrukking, terwijl zij het papier aan de lippen drukte. „Ja, „nameloos" dat is het rechte woord!" Het was hun lievelingsthema, dat ze van elkander gehouden hadden, eer ze nog iets van elkander wisten. Zy was toch al een bijzonder gelukkige vrouw! En zij stak de lelies aan haar borst, het briefje in den zak, nam de sleutelmand op en ging nog even zien of alles in de eetkamer in orde was. Daar zo op het oogenblik niets anders te doen had, klopte zo aan tante Rosa's deur, die slechts door een kleine gang van de eetzaal gescheiden was. ling van de trappers het voorwiel ongeveer maal omdraait. De veiligheidswieler heeft de navolgende voordeelen: 1. hij kan gemakkelijk en vlug bestegen worden; 2. hij is beter te gebruiken dan de hoogwieler bij het stijgen en dalen langs hellingen; 3. hij is zoo licht (20 a 25 kilogram), dat een man hem gemakkelijk over hindernissen draagt; 4. hij kan gebruikt worden op ruwe wegen, op weiland en op de heide (op gewone wieiers slaat men voorover op drassig en oneffen terrein); 5. de rijder kan gemakkelijker dan op een andere machine een ransel, tasch, enz. medevoeren; dit voorwerp wordt vastgehecht op de hoofdstang achter onder het zadel ébij een hoogwieler wordt hierdoor het opstijgen belet); 6. de rijder is op gewone manshoogte boven het terrein. Eenige afbeeldingen zijn bij het artikel gevoegd, terwijl verschillende opgaven o. a. die nopens den tocht van den heer Kiderlen worden medegedeeld. De Staatsbladen 214218 behelzen de wet van den 5 dezer, houdende bekrachtiging van provinciale belas tingen. Deze zijn in Noordhollanda van zeven opcenten op de hoofdsom van grondbelasting op de gebouwde eigen dommen en van acht opcenten op de hoofdsom van de grondbelasting op de ongebouwde eigendommen over 1886, en b. van drie opcenten op de hoofdsom van de belasting op het personeel over den dienst 1886/87. Het voorloopig comité tot de oprichting van een Bond van schutterij-onderofficieren van Nederland is nog met verscheidene corpsen in onderhandeling gebleven, en heeft daarom den termijn, binnen welken de voorloopige inteekenbiljetten worden terugverwacht, verlengd tot 1 Jan. 1886. Het dorp De Koog is thans telefonisch verbonden met bet telegraafkantoor te Texel. Voorloopig komt deze aansluiting alleen ten dienste der kustwacht, om bij strandingen, of indien door schepen hulp wordt verlangd, daarvan op de snelste wijze kennis te kunnen geven. Jl. Maandag zijn eenige landerijen en dijken van de gemeente Oudorp voor 3 jaren verpacht ad f 877 per jaar, tegen f 1172 in 1882. De gewezen directeur der Kralingsche zwem- en badinrichting is ter zake van vergrijp tegen de zeden door het Gerechtshof te 's Hage veroordeeld tot 2 jaren celstraf. De oude dame zat aau het venster en maakte rozen; met Pinksteren zou er een bruiloft in het dorp gevierd worden. Tegenover haar had een kleine heer plaats genomen, die de jonge vrouw bij haar binnentreden met eene diepe buiging begroette. „Ik maak duizend excuses, mevrouw maar ik wilde mijn heer uw echtgenoot spreken. Hij is uit, zooals ik hoor, en nu heeft de juffrouw mij toegestaan hier zoolang te wachten." „Wat zegt hij, Truida?" vroeg de oude dame, haar de hand toestekend. „Ik heb hem niets toegestaan hy kwam binnen en daar zit hij nu." „Ik ben Wolf, mevrouw," stelde de agent zichzelf voor. „Moet ge mijn man vandaag noodzakelijk spreken? We wachten van middag bezoek en gij komt dus niet zeer gelegen. Kan ik de boodschap soms overbrengen?" vroeg Truida. „O neen! In geen geval!" betuigde hij met verscheidene nieuwe buigingen. „Ik moet mijnheer Linden zelf spreken, maar ik kan wel eens terugkomen, 't Is geen bezwaar vroeger ben ik dagelijks dien weg gegaan. Uw dienaar dames!" En hiermede verwijderde hij zich. „Wat zou die man gewild hebben, tante?" vroeg de jonge vrouw, toen hy weg was. „Ja, wat hij bij mij kwam doen, kan ik u zeggen uitvragen kwam hij mijik geloof dat hij gaarne eens door de sleutelgaten had gekeken, om precies te weten hoe het er boven bij u uitziet. Maar ga toch zitten, mevrouwtje! Beiden konden best met elkander overweg. Soms dronk de oude dame bij Truida koffie en dan moest zij altijd veel vragen beantwoorden. Toevallig was het bij een van die gelegenheden uitgekomen, dat zij een schoolkennis van Truida's grootmoeder uit het nauwe straatje was geweest. Van tyd tot tijd gingen zy ook tezamen wandelen, en dan leerde Truida de dorpelingen kennen, hoorde waar armen of zieken woonden en vernam nu en dan ook iets van de chronique scandaleuse der plaats. Tante Rosalie was tamelijk streng in haar oordeel, de menschen bevielen haar niet licht, maar daarentegen was Linden met nog een ander jong nichje haar afgod. „Hy is zoo fatsoenlijk," placht zij te zeggen, „zoo voorkomend, ook voor oude menschenEn Truida beantwoordde dit welwillend gezegde steeds met de verklaring, dat zij zich het huis volstrekt niet zonder tante Rosalie kon voorstdien. De jonge vrouw kon het dien dag echter niet lang in de rozen- kamer uithouden; 't was vreemd, maar zij maakte zich bezorgd over haar man. „Als er maar geen ongeluk met die nieuwe paarden is gebeurd?" dacht zij, terwijl ze de veranda betrad. In volle pracht lag de tuin daar bloeiende en geurende voor haar. Overal was het stil; maar neen haar gelaat betrok daar ginds, onder de kasïanjeboomen, waar de zonnestralen als gouden vlokken door het dichte loof drongen, liep iemand op en neder. Ja, stellig, hy was het, die man dien zij bij tante Rosa gezien had. Hoe kwam hy er toe den tuin in te gaan? Waar had ze zijn naam ook meer gehoord? Zy schrikte inwendig, alsof haar plotseling iets onaangenaams te binnen schoot. „Wolf" die naam stond immers op het visitekaartje, dat op hun trouwdag met dien schotel bloemen was afgegeven. Ja, zoo waar! Maar ze had dien man ook al eens gezien ze wist zelve niet waar? Misschien by Arthur, buiten in de fabriek 1 Dat kon wel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1