HELDERSCHE EN NIEUWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor HollaDds Noordertwartier. 1885. N°. 154. Vrijdag 25 December. Jaargang 48. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 16> TRUIJDA'S HUWELIJK. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. franco per post 1.20. B UREAU: MOLENPLEIN. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Advertentiën, bestemd voor het nommer van Zondag a. s., wordt men beleefd verzocht zoo vroegtijdig mogelijk in te zenden, althans vóór Zaterdag morgen 10 uur. De Uitgever. In het nummer van 1 Januari 1886 zal gelegenheid bestaan tot het plaatsen van Advertentiën behelzende Nieuwjaarwenschen, 25 cents van 15 regels; iedere regel meer 5 cents. De Uitgever. Binnenland. De Arnh. Crt., sprekende over den brand in de Wytten- bachstraat en de bij die gelegenheid door pastoor Van Hooff betoonde hulpvaardigheid, zegt 't volgende: Daartoe behoort meer liefde tot zijne naasten, dan in al de Standaard-artikelen van dr. Kuyper te vinden is, en meer liefde voor het volk dan in die van Domela Nieuwenhuis in „Recht voor Allen." Hebt gij, zoo vraagt de Haagsche correspondent der Zutp. Crt., hebt gij niet in uw eigen omgeving wel eens opgemerkt, welk een grooten invloed de geregelde lezing van eon bepaald dagblad op de denkbeelden zelfs van de meer ontwikkelden uitoefent? Als men met een Hagenaar spreekt over de politiek, dan kan men in den regel aan zijn discours onmiddellijk bemerken of hij een lezer is van het Vaderland of van liet Dagblad. De politiek van zijn krant wordt bijna altijd ook zijn eigen politiek. Het ont breekt hem aan tijd, om zich zelf over sociale en politieke vraagstukken een zelfstandig oordeel te vormen, en hij neemt als waar aan, wat de redactie van zijn blad hem toedient. Maar op minder ontwikkelden is die invloed uit den aard der zaak nog veel grooter. Werklieden, die niets anders lezen dan Recht voor Allen, worden langzamerhand geheel van socialistische ideeën doortrokken, zonder dat zij het zelf bemerken. In den beginne koopen zij voor twee centen eene krant, alleen uit nieuwsgierigheid, zonder zich tot oproerige theoriën aangetrokken te gevoelen, maar in het werkelijk met talent geschreven blad komt toch wel het een en ander voor waarvan zij de waarheid moeten erkennen, en het is er op ingericht om de belangstelling voortdurend te prikkelen. Al spoedig verlangen zij naar een nieuw nummer, en de meesten zijn, nadat zij een jaar Recht voor Allen en niets dan Recht voor Allen gelezen Door W. Heimbukg. Arthur woelde met de hand in wanhoop door zijn blonde haren. Die „hoofdpijn" was de rots, waartegen elk redelijk voorstel te pletter werd gestooten! „Goed, rydt dan maar heen!" mompelde hij verstoord, „dan kom ik wel met oom Henri thuis." „Ja wel, ja wel, neef!" riep de oude heer vergenoegd. „Goed dat ge nog wat blyft! We zullen dien Moezel wijn eens pro- beeren, niet waar, Frans?" „Oom heeft bij myn huwelijk voor den wijnkelder gezorgd," zeide de hoer des huizes, terwijl hij opstond om het rijtuig te bestellen. „En zoo roijaal!" voegde Truida er bij. „O, la la!" De oude heer was opgestaan en hielp zijne schoon zuster eenigszins hijgende en kortademig met het omdoen van haar mantel. „Het was puur egoïsme, Ottilie! Een mensch moet toch zyn gewone slokje hebben, als hy hier moe en dorstig aankomt." „Truida," fluisterde Jenny, terwijl zij hare zuster eenigszins ter zijde troonde, „hoe kunt ge zoo onverstandig zijn en u een jong meisje in huis laten smokkelen? Dat is het ergste, wat men zich denken kan; overal zyn ze, overal stellen ze zich op den voorgrond, overal willen ze helpen en steeds hebben ze allerlei attentientjes voor den heer des huizes, 't Is zeer onbillijk van die oude vrouw, dat ze zoo iets vergt; bedenk toch het een of ander voorwendsel, zoodat het meisje wegblijft. Ik spreek uit ondervinding, melieve I Arthur had ook eens een nichtje bij ons te logeeren verzocht, zooals ge weet! Als ik nog daaraan denk! Lieve hemel, ik ging haast dood van ergernis!" Truida lachte. „Och, Jenny!" zeide zy hoofdschuddend. En toen snelde zy hare moeder na, die al in het rytuig zat. „Komt ge schiolijk eens terug?" verzocht zij vriendelyk, toen ook Jenny plaats had genomen. „Ik wacht eerst een contrabezoek," was het antwoord. „Ge moet ook niet te lang wachten met een paar andere visites in de stad te maken." „Daaraan hebben wij nog in het geheel niet gedacht," ant woordde Truida opgeruimd. „Zeg als 't u belieft aan Arthur, dat hij niet al te laat moet thuiskomenOom Henri weet nooit van opstaan," merkt Jenny wrevelig aan. En het rijtuig reed voort. Het was laat geworden, eer oom Henri en Arthur huiswaarts keerden, en laat eer ook de kantonrechter zyn kamer opzocht. Zij hadden alle drie nog lang in Linden's kamer gezeten en over den ouden en den nieuwen tijd gepraat. „Dat kan vroolijk by ons worden, als tante Rosa's nichtje komt," zeide Frans. „Gij zijt dan ook niet meer zoo alleen, Truida, als ik uren lang buiten bezig ben." „Ik heb niemand noodig," antwoordde zy bedaard; nooit heb ik een vriendin gehad, en nu schijnt deze mij geheel overbodig toe." En met haar sprekende oogen zag ze hem aan. hebben, vijanden van de tegenwoordige maatschappij en vrienden van de opstandpredikers. Daarom zou ik willen, zegt de correspondent, niet dat men de colporteurs van Recht voor Allen van de straat weerde, maar wel dat men er altijd en overal andere col porteurs naast plaatste, die tegen één cent per stuk uit stekend geschreven blaadjes van geheel andere strekking verspreidden. De Werkmansbode, waarvan het nieuwe Kamerlid voor Sneek, de heer Heldt, redacteur is, bewijst in dit opzicht reeds uitstekende diensten, maar één man kan niet alles, en de verspreiding is nog veel te gering. Blijkbaar ontbreekt het aan het noodige geld, om de Werkmansbode op dezelfde wijs te exploiteeren als Recht voor Allen, maar zijn er niet Nederlanders genoeg, die er iets voor over hebben, om meer gezonde sociale denkbeelden onder het volk te brengen en de sociaal-democratie te bestrijden door argumenten tegenover argumenten propaganda tegenover propaganda te steilen? De heer H. J. Betz drijft in de Amsterdammer den spot met het groote verschil van opvatting, waar het op de neutraliteit der volksschool aankomt. De eene voor stander zegt dat het beginsel van neutraliteit moet gehand haafd worden, de ander o. a. de redactie van Vooruit betoogt dat de school niet neutraal is en niet neutraal mag zijn. „Zou het geen tijd worden er een sonnet op te maken vraagt dr. Betz. „De zaak is er duister genoeg voor." De minister van Waterstaat, enz. brengt ter algemeene kennis, dat, overeenkomstig het koninklijk besluit van 19 dezer, op den aanstaanden Nieuwjaarsdag gelegenheid zal bestaan tot overbrenging per telegraaf van nieuwjaars- wenschen in den vorm van naamkaarten. Deze nieuwjaars kaarten worden uitsluitend bij de Rijks-telegraafkantoren aangenomen en kunnen allen gericht zijn aan geadresseerden in plaatsen, toaar Nederlandsche Rijks-telegraafkantoren zijn gevestigd. Bezorging buiten den gewonen bestelkring dei- kantoren van bestemming vindt niet plaats. De aanbieding van nienwjaarskaarten zal, behalve op 1 Januari, ook kunnen geschieden op 31 December a. s. De kaarten mogen alleen den naam van den geadresseerde en diens woonplaats, alsmede den naam van den afzender bevatten, zonder toevoeging van de letters "p. of dergelijke; aanduidingen van den afzender of de afzenders, zooals gSmit en familie," ude heer en mevrouw Prins," Willem en Mina," alsook de bijvoeging van den zooveel „Mevrouw," vroeg de kantonrechter, terwijl hy het eindje van zijn sigaar in een meerschuimen pijpje stak, „heeft hij wel eens ooit een vers op u gemaakt?" En met een olijken glimlach wees hij op Frans. Truida bloosde. „Wel zeker!" antwoordde zy. „Ja, dat verzen maken kan hij niet latenhernam Withoofd, zijn vriend op den schouder slaande. „Ik kan u zeggen, mevrouw, soms kreeg hij een koortsigen aanval daarvan en bezong ryp en groen! Die dichters zijn eigenlijk geboren leugenaars, al ge- looven zij op het oogenblik, dat zij al die zoete rijmen on het papier uitstorten, stellig en zeker dat ze al dien onzin meenen. 't Is waarlijk treffend en aandoenlijk!" „Zwijg toch, Richard!" zeide de heer des huizes, half lachend, half verstoord. „Is 't soms niet waar?" ging de ander voort. „Denk maar eens aan uw beroemd gedicht op die Zigeunervrouw! Ik was er ook bij, toen gij boven op den berg dat bruine meisje voor het eerst te zien kreegt, en 's avonds stond er al in uw portefeuille „Snel spoedt zij zich door straat en stegen voort, Met fladderende lokken en schuwe, donkere oogen, Waarin 't verlangen naar de heide gloort, En naar de lucht, die ze al als kind heeft ingezogen, En naar den wind, die door het rietgras vaart „En zoo gaat het eenige kolommen voort! En wat bleek bij slot van rekening? Dat ze in de Jodenbuurt thuis behoorde en langs de huizen ging met de vraag: „Zyn er ook hazevellen of lompen te koop?" Alle drie lachten, Truida wel het meest. Maar daarop werd zij eensklaps ernstig. „Gij zijt recht ondeugendverklaarde Frans, terwyl hij opstond en een kandelaar aanstak, „'t Is al laat, Richard, en we staan hier vroeg op." Toen de heeren elkander op den drempel van de logeerkamer goeden nacht wenschten, zeide de kantonrechter: „Nu, Frans, ik wensch u geluk, gij hebt een lotje uit de loterij: zoo'n lief, verstandig vrouwtje 1 En dan dat andere, wat er nog bijkomt! ge zyt een recht gelukskind! Nu, goedennacht! Die oom Henri is ook een aardige man! Maak nu maar dat ge weg komt!" Truida stond voor het open raam in haar kamer en ademde de zoele lucht inslechts een zwak schynsel van de lamp in de zijkamer drong tot haar door. De nachtelijke hemel was met donkere wolken bedekt, het weerlichtte boven de bergen in het verschiet en de nachtegalen vervulden den tuin met hun liefelijk gezang, „Truida!" klonk het achter haar. „Frans!" antwoordde zij en vlijde het hoofd tegen zijn schouder. „Luister toch eens! Het is zoon prachtige avond." Hy stond eon geruimen poos zwygend naast haar. Nog altyd dacht hy na over een gesprek in dien namiddag oom Henri had zijn verwondering betuigd, dat de jonge man geen timmerhout van zijn bosch liet maken. Maar het was al veel gedund en nieuwe aanplantingen waren er nog weinig gemaakt. „Zeg, Truida," zeide hy op eens, „waar ligt eigenlijk de villa Boschrust?" mogelijk verkorten titel des afzenders, zoo dit verlangd wordt, zijn geoorloofd. De naam der plaats van afzending wordt ambtshalve medegeseind. Formulieren voor het schrijven der kaarten zijn ten dienste van het publiek bij de Rijks-telegraafkantoren beschikbaar. Aanbieding op de gebruikelijke naamkaartjes of op losse minuten is intusschen niet verboden. De prijs van elke nieuwjaarskaart is tien cent. onafhan kelijk van het aantal woorden. De aflevering ter plaatse van bestemming, ook van de op 31 December aangeboden kaarten, geschiedt, indien eenigzins mogelijk, op 1 Januari, zonder omslag en zonder ontvangbewijs te vorderen. De besturen der Spoorwegmaatschappijen hier te lande zijn door den raad van toezicht op de spoorwegdiensten uitganoodigd, voor 1 Februari e. k. aan dien raad voor stellen te doen nopens het, ingevolge koninklijk besluit van 25 November jl., binnen een jaar na de uitvaardiging van dat besluit in te voeren gemeenschapsmiddel tusschen de reizigers en het treinpersoneel, (noodsein), bij welke uitnoodiging eenvormigheid door den raad is aanbevolen. Op den Rijnspoorweg zijn met zulk een seinmiddel reeds belangrijke en goed geslaagde proeven genomen. Te Arnhem kreeg een bedelaar aan een woning een weigerend antwoord: uit kwaadheid nam hij een steen op en verbrijzelde een der spiegelruiten van het huis. Te Wanneperveen, waar men docter noch vroedvrouw heeft, is dezer dagen een vrouw, die zonder verloskundige hulp was bevallen, met het kind in het kraambed omgekomen. Bij een brand te Lekkerkerk kwamen 19 stuks vee om en bij een brand te Dalen 4 koeien en een hond. Twee boerenwoningen en 5 hooibergen werden daar een prooi der vlammen. De oorzaak was het omvallen van een petroleumlamp. Een correspondent van de Haarl. Crt. te Bucharest meldt, dat de schietproeven met de draaibare gepantserde torens der forten, die de stad moeten omgeven en die 15 dezer zouden beginnen, wegens het ongunstige weder eenige dagen zijn uitgesteld. Eene commissie van Neder- landsche officieren, bestaande uit den luit.-kolonel Voorduin en de kapiteins Scherer en Snijders, zullen die belang rijke proeven bijwonen. De 18 forten van Bucharest worden nl. naar het plan van den Belgischen generaal Brialmont, van 40 torens voorzien, elk met twee kanonnen van 15 centimeter gewapend. Nu is aan een Duitsche De jonge vrouw aan zijn arm schrikte op, als door een adder gestoken. „Meent ge onze mijne villa?" bracht zij hijgend uit, „hoe weet gij wie heeft u daarover gesproken?" Hij bleef het antwoord schuldig. „Ik ik kan niet bedenken, wie?" zeide hij eindelijk; „de een of ander moet mij verteld hebben dat er een klein, onontgonnen bosch bij is. Maar, Geertruida, wat mankeert u op eens?" vroeg hij. „Hoe beeft ge zoo?" „Och, Frans, wie heeft u daarvan verteld?" zeide zij nogmaals. „En wat Hare stem klonk zoo bedroefd, dat hij aanstonds gevoelde dat hij een teere snaar had aangeroerd, „Truida, heb ik u verdriet gedaan? Ik vraag u duizendmaal vergiffenisIk dacht aan niets anders dan aan goedkoop timmer hout, dat ik daar misschien kon laten vellen." „Timmerhout? Daar? 't Is alleen maar een park. Och, Frans „Maar wat is er dan toch?" vroeg hij min of meer ongeduldig. „Ik kan immers onmogelyk weten „Neen, dat kunt ge ook niet weten," stemde zy toe. „'t Was alleen de schrik ik had het u lang eens moeten meedeelen, maar het valt mij zoo vreeselyk moeilijk er over te spreken. Ge zult het ook hooren maar zeg mij eerst, wie u daarvan verteld heeft? „Ik verzeker u, kind, dat ik het niet meer weet." „Frans," zeide de jonge vrouw, met zachte, telkens haperende stem, „daar op dat Boschrust is mijne arme vader ge storven „Mijn vrouwtje!" troostte hij haar. „Hy is daar hij heeft daar zichzelf van het leven beroofd," klonk het nauwelijks hoorbaar uit haar mond. Hij boog zich verschrikt tot haar over. „Arm kind, dat wist ik niet dan zou ik 't hebben laten rusten." „En ik, Frans, ik heb hem gevonden. Hij had Boschrust, toen ik nog een kind was, laten bouwen en inrichten, en trok zich daar weken lang terug. Het is zoo moeilyk daarover te spreken hij was niet gelukkig, Frans, en dat vergt ge ook niet van mij, niet waar? Mama begreep hem niet, en toen, dien eersten Kerstdag, hadden ze weer een woordenwisseling gehad. Maar eigenlijk is dat niet het rechte woord, daar papa haar nooit tegensprak en ook nooit moeite deed om mama's tranen en jammerklachten te stuiten. Na een poos hoorde ik het rytuig wegrijden. Het was nog vroeg op don dag een wonderlyke angst maakte zich van mij meester en na tafel kreeg ik hoed en mantel en liep de poort uit en den straatweg langs, totdat ik eindelijk op Boschrust aankwam. Het verwonderde mij dat de luiken op zijn kamer niet open waren, terwijl ik toch de versche wagensporen voor het huis zag. De tuinmansvrouw, die er achter woont, zeide dat mijnheer boven was. En hy was ook boven ja maar dood!" Hij had den arm om haar heengeslagen en voelde hoe zij beefde en hoe koud hare handen waren. „Laat dat onderwerp nu rusten, myn beste," zeide hij ontroerd „ge maakt u anders nog ziek!" „Ja, Frans, jaren lang ben ik ziek geweest," zeide zy. „Het was een vreeselyke tyd; ik kon mama niet vergeven. Van dat oogenblik af heeft er een kloof tusschen ons bestaan, die door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1885 | | pagina 1