DEPOTS VAN THEE.
hertoglijke Braunschw. land-loterij
500,000 Mark event.,
1 4 8 000
G. Daubert jun.,
RUHR-HAARDKOLEN,
's Gravenhaagsche Hypotheekbank
THEE
(tEBR. SNEL, Amsterdam.
60 a 70 parken zwaar HAKHOUT.
M. RAVENSWAAY ZONEN,
Ww* den 14. en
lb Januarii
hoofdeolleeteur Braunsehweig.
Aan de leden der Hervormde Gemeente wordt
bij deze kennis gegeven, dat de Diakenen voor
nemens zijn, zich dezer dagen aan liunne woningen te
vervoegen, tot het doen der Winter-collecte voor hunne
armen. De Diakenen nemen de vrijheid, die inzameling
met den meesten drang aan te bevelen.
P. SCHAGEN, President.
J. SEVENHUIJSEN, Secretaris,
f Helder, 2 Januari 1886.
Te huur voor 6 jaren.
Weiland, nabij 't dorp.
dezer Courant.
te Anna Paulowna in N. H.,
eene BOERDERIJ, bestaande in
Huis, Schuren, Arbeiders
woningen enz., met p. m.
48 hectaren best Bouw- en
Franco brieven, aan het Bureau
PRIMA ZUIVER BRANDENDE, GROVE
uit 't RIJNSCHIP bij de MOLENBRUG.
Tan 65, 80 sn 90 cent per Monter. Vrij Vtnis.
M. KLEIJN.
voor Nederland.
De bank verstrekt gelden ter leen onder eerste
hypothecair verband en biedt voor het beleggen van
gelden gelegenheid aan door uitgifte van pandbrieven.
Informatiën en prospectussen zijn te bekomen bij den
Agent voor Helder en omstreken:
A. J. DE JON GIL, te Helder
van
Verkrijgbaar te Helder bij J. J. MOL, Banketbakker;
W. J. DRIESSEN. Weststraat 12; C. JONKER, Kanaal-
weg 57; te "Behagen bij K. VERHEUS, Banketbakker, Loet.
Probeer s. v. p. de SOU C HO X- TIlEE
N°. 3, k 1.25 per kilo.
EERSTE HOUTVERKOOPING.
In het bosch WILDRIJK.,
aan den Belkmerweg, nabij de Vlotbrug,
in den Sint-Maartensweg in de Zijpe,
op WOENSDAG 6 JANUARI 1886, TOOrmiÜ» ELF TO,
OPEXBARE VERKOOP1XG van
G. VAN OS, Notaris te Zijpe.
Ruime keuze, zeer lage prijzen!
Alle soorten van Timmermans-gereedschappen, Ijzerwerk,
Sloten, Schuiven, Deurkrukken, Dakramen, glazen Dak
pannen, Verf-olie, Lijnolie voor lederwerken, enz.Emmers,
Waschtobbes, Strijkijzers; Doofpotten, sterke en koperen
deksels, nu voor 1.40.
Met aanbeveling, Uw Dw. Dienaar,
J. J. KUIJPER.
Oosterend (Texel).
HANDELSDRUKKERIJ.
Molenplein 103.
AFLEVERING VAN ALLE MODELLEN BOEK- EN
STEENDRUK WERK_ GESCHIEDT SPOEDIG, NET
UITGEVOERD EN TEGEN DE LAAGSTE PRIJZEN.
UIT HET MAGAZIJN VAN
te GORIXCHESI.
Deze THEEËN worden afgeleverd in ver-
zegelde pakjes van vijf, twee en een half en
een Ned. ons, met vermelding van Nommer en Prijs, voor
zien van nevensstaand Merk, volgens de Wet gedeponeerd.
Zich tot de uitvoering van geëerde ordersaanbeveler.de.
Nieuwediep. A. METZELAAR, Binnenhaven 12.
Helder. J. BREEBAART, Langestraat.
Wieringen. J. D. BOERSEN.
Schaffen. J. DENIJS.
In de van den staat gewettigde en garanteerde
100
worden in de l8te tot 6dc klasse volgende winsten getrokken:
300000 Mark,
22 4 10 000 Mark,
200000
100 000
3 4 fi 000
1 :t 80 000
55 4 5 000
1 i 60 000
2 4 4 000
2 4 50 000
107 4 3 000
3 i 40 000
313 4 2 000
2 4 30 000
723 4 1 000
1 4 25 000
1048 4 500
6 4 20 000
100 4 300
12 4 15 000
47595 a 250, 240, 200 Mk. etc.
1 4 12 000
Be
trekking 1. klasse heeft plaats:
en geef ik daartoe ORIGINAAL-LOTBRIEFJES tot den planprijs:
gansclie, halve,
vierde, achteling
fl. ÏO.— fl. .5.
fl. 2.50 fl. 125
tegen vrachtvrij gemaakte insending van den bedrag- af.
Prijslijsten naar de trekking gratis.
NB. De prijs voor gansche, halve, vierde, achteling bedraagd:
fl. 75.— fl. 37.50 fl. 18.75 fl. 9.40
door alle 6 klassen.
Brieven uit de hoofdstad.
Oudejaarsavond.
Is het byna wel mogelijk, op een avond als deze de pen ter
hand te nemen en zich tot schrijven te zetten, zonder zich ge
stemd te gevoelen tot peinzen en herdenken 's Menschen ge
dachten zijn nu eenmaal //tolvrij" en laten zich ook in dit
opzicht niet dwingen. Men wordt als van zelf genoopt tot het
verlevendigen van allerlei herinneringen, tot het maken van
vergelijkingen, tot het bepeinzen van de velerlei tegenstellingen
tusschen toen en nu, onverschillig of dat /,toen" een, tien, of
misschien wel vijftig of honderd jaar geleden is. Ofschoon,
stille gelegenheid tot overpeinzen heeft men in een groote,
rumoerige stad niet veel, en vooral jnist niet op den Oudejaars
avond, die ook ditmaal nog veel drukker en rumoeriger is dan
andere avonden. Het is op straat een levendigheid en beweging
van belang, duizende menschen zijn op de been, zingende en
schreeuwende troepjes doorkruisen de menigte, en daartusschen
hollen en rollen trams en rijtuigen van allerlei soort in alle
mogelijke richtingen heen en weer. Buiten, op straat, laat de
opgewektheid en de levenslust niets te wenschen over.
Maar binnen? Maar in de huizen? Wat zullen er in dit
groote Amsterdam een menigte harten zijn, die niet zonder
grievende teleurstelling aan het vervlogen jaar kunnen denken,
waarvan zij zooveel gehoopt hadden en dat hun zoo weinig
gegeven heeft! Dat is een //Overpeinzing," die zich nu eenmaal
I ook door het drukste straatrumoer niet uit het hoofd laat jagen.
Want Amsterdam heeft over het algemeen weer geen best jaar
I doorleefd, en vooral de zoogenaamde „mindere man" is er waarlyk
nog niets beter aan toe dan op den Oudejaarsavond van anno
1884. Eigenlijk gezegd, noch slechter. Want veel meer werk
is er niet, en destijds was er een Commissie voor Werkver
schaffing, die althans velen door den ergsten nood heenhielp.
Die Commissie is dit jaar niet weer opgetreden, en de werke-
loozen moeten nu maar zien, hoe ze zelf zich er door slaan.
Vraag niet, hoe dat gaat; soms hoort men er de hardbrekendste
staaltjes van. Er zullen dan ook van avond onder den wer
kenden stand heel wat verwenschingen aan het adres van den
„slechten tijd" gericht worden. En menigeen zal met verdriet
terugdenken aan de vroegere „vette jaren" en aan den nog veel
vroegeren tijd, toen de Nederlandsche nijverheid nog een goud
mijn was, waaruit hare beoefenaars nooit te vergeefs kwamen
putten.
Maar kan men alles wel op rekening van den „slechten tijd"
schrijven. Valt er, bij een vergelijking van het toen en het nu,
ook niet wel iets op te merken ten nadeele van de werklieden
zelf, die tegenwoordig zoover van de oudvaderlandsche degelijk
heid en sobere levenswijze zyn afgeweken. Als men tegenwoordig
een jong werkman over die oudvaderlyke manier van leven
hoort spreken, weet hij niets beters te doen dan den spot te
drijven met die lni uit den pruikentijd, nit de dagen der neepjes
mutsen en driekante steken, met die „houten klaasaen," die nooit
naar een ballet gingen kijken en niet eens wisten hoe ze een
billard-queue moesten vastbonden:
Och, toen ging het heel anders too in de werkmanswereld. De
kinderen uit den oudvaderlyken tyd werden aanvankelijk naar
een heel gewone school gezonden, aan het hoofd waarvan een
heel gewone onderwyzer stond. Indien zy de daar voor hen
noodige bekwaamheden hadden opgedaan, waartoe in dien dwazen
pruikentijd onder anderen behoorde het schrijven van duidelyk,
goed leesbaar schrift, zonder ergerlijke taalfouten, vlug rekenen
en begrijpen van hetgeen men las, werden zij veelal op een of
ander ambacht gedaan. Het kantoorheerschap was toen nog niet
zoo in trek. De ouders, hoewel geen Croesussen, waren toch
zoo dom niet om al dadelijk te verlangen, dat hun jongens geld
thuisbrachten, maar zij geven dikwijls den baas nog een sommetje
per jaar toe, indien hunne zonen inaar flink achter den vodden
gezeten werden, en bekwaam werden in het beroep, dat zij ge
kozen hadden. Zij geloofden volstrekt niet aan het hedendaagschc
spreekwoord, dat wie zich dood werkt onder de galg begraven
wordt.
En wat kwam er van die jongens? Eenvoudige ambachtslui,
waarvan het enkelen gelukte in vaders zaak te komen, anderen,
indien zij het benoodigde kapitaal bezaten om niet roekeloos van
wal te steken, zich als patroon te vestigen. Maar dan waren
het ook bazen, die zich gcwoonlyk niet ontzagen flink mede te
werken, die nauwkeurig op de hoogte waren van den besteedden
tijd en de gebruikte materialen, van die akelige bazen, die zich
„met alles bemoeiden," ja, zij ontzagen zich zelfs niet, indien
het te pas kwam, hunne ondergeschikten troffel of hamer uit de
hand te nemen, een voorbeeld te geven hoe er gewerkt moest
worden, indien de arbeid niet naar hun zin verriche werd. Die
menschen waren (volgens de tegenwoordige opinie) al te practisch,
en het gevolg van een en ander was dan ook, dat knechts, die
tot de breekebeeuen gerekend konden worden, het niet waagden
veel praats tegen hunne bazen te voeren, dat de knappe werklui
een flink loon verdienden en Maandaghouders nog onbekende
grootheden waren. Dat alles zou in onzen tijd onmogelijk en
onbegrijpelijk zijn! En bovendien werd door de bazen uit dien
„pruikentijd" zoo solide gebouwd, dat men thans over hun werk
nog van verwondering de handen ineen slaat en het dadelyk
herkent als echt ouderwetsch. Zij gaven de menschen waar en
werk voor hun geld, dachten niet: „als het onzen tijd maar
uithoudt!" en konden op hun ouden dag meestal het bijltje er
bij neer leggen.
In onzen meer beschaafden tijd handelt men „gelukkig" heel
anders met de jongens. Twee of drie jaar oud zijnde een
leeftijd waar op vroeger een kind nog het meest de moederlijke
zorg noodig had worden zij naar een bewaarschool gestuurd,
wat heel gemakkelijk is en waar de arme dreumissen op commando
leeren spelen en zich vervelen. Op zesjarigen leeftijd ziet men
de kleinen dan meestal verhuizen naar de scholen voor gewoon
lager onderwijs, om daar gewoonlijk tot hun elfde of twaalfde
jaar te vertoeven. Maar dan zijn in onzen tegenwoordigen tyd
velen van die scholieron reeds zoo bijster knap, dat hunne ouders
het zonde en schande zouden vinden om er een timmerman, met
selaar of ander handwerksman van te maken. Ontbreken de
middelen om den „veel belovenden" knaap nog meer te laten
„studeeren," hem nog eenige jaren onder de pompmachine met
hooge drukking te brengen, dan wordt er voor den bol zoo
spoedig mogelijk een of ander kantoor gezocht. Gaat alles goed,
dan kan hij immers binnen een jaar of zestien boekhouder zijn,
genoeg verdienen om niet te sterven, schoon te weinig om te leven,
in 't kort zich verre te verheffen boven den stand, die in onzen
tijd van geleerde menschen weinig in tel is en als 't ware met
minachting wordt aangezien: de werkmansstand.
Doch eigenlijk kan ik de bewering, dat een werkman niet in
tel zou zijn, nooit zonder een ongeloovig glimlachje aanhooren.
Geef 's Zondags, en in do week zelfs ook, op onze Amsterdam-
sche strater. uwe oogen maar eens den kost, en zie hoewel de
mannelijke als de vrouwelijke leden van den werkmansstand
kosten nog moeite ontzien, ondanks den slechten tijd, om zichzelf
in tel en in aanzien te brengen.
Niet in tel? Zijn de werkbazen en baasjes tegenwoordig dan
geen heerenZelf werken doen ze immers niet? Zy hebben
slechts, als heer gekleed, met den onvermijdelyken hoogen hoed
op het hoofd de karreweien na te loopen; het maken van be
stekken en teekeningen kunnen de heeren gevoegelyk aan hunne
meesterknechts overlaten, indien door hen maar alleen rekening
wordt gehouden van de inkomsten en de uitgaven. Theoretisch
moet een baas knap wezen; practisch gevormd te zijn, mag zeer
geriefelijk heeten, meer is geen noodzakelijk vereischte. Als er
iets nieuws moet gemaakt worden of ontworpen, is immers het
buitenland daar tot het nemen van een voorbeeld! Die in den
tegenwoordigen tijd zyne hersenen pijnigt, ten einde iets oor
spronkelijks uit te denken, is te gek om alleen te loopen! Als
men maar weet mee te praten van renaissance, spitsbogen, zes-
tiende-eeuwsche en andere stylen, al kent men daartusschen ook
het onderscheid volstrekt niet, dan kan men het tegenwoordig Al
een heel eind ver brengen! Zelf een wenteltrap te kunnen maken,
is voor een timmermansbaas in onze dagen „gelukkig" geen
vereischte meer, als hy er maar heel mooi een op het papier
kan zetten, 't Is waar, daar tegenover staat dat b. v. voor het
leggen van parket- en mozaïekvloeren Duitsche en Belgische
werklieden te hulp moeten worden geroepen, in ons land, waar
vroeger de kuntstnijverheid op zoo hoogen trap van bloei stond,
doch daar schijnt men zich minder om te bekommeren.
En de vrouwen van onze bazen, worden zij tegenwoordig ook
niet even goed mevrouw genoemd als ieder ander lid van de
schoone sekse, dat daarop zoogenaamd recht heeft? De stemmige
jurken, de eenvoudige mutsen, de zijden japonnen, die jaren
duurden, zyn „gelukkig" uit de mode. Neen, een bazenvrouw
Ï8 geen juffrouw meer, zoodra haar man maar een stuk of wat
knechts in dienst heeft, al ziet hy die 's Zaterdagsavonds ook
met een bezwaard hart aankomen om de verdiende dubbeltjes op
te stryken. En waarom zouden die dames ook juffrouw blijven,
nu men tegenwoordig in heel Amsterdam de vrouwen van koffie
huishouders zelfs hoort aanspreken als mevrouw? Het kan
immers niet anders: dc dienstmeiden zijn „juffrouwen" geworden,
dus behooren de „juffrouwen zich wel tot „mevrouwen" te laten
promoveeren! Kom, kom, men moet met ziju tijd meegaan en
niet blijven stilstaan, al mocht het sommige personen dan ook
vreemd in de ooren klinken als zij hooren zeggen: „Mevrouw,
wilt u aan mijnheer zeggen, dat hij van middag een knecht stuurt
om een rust te maken, "of: „Mevrouw, mag ik een glaasje pommerans?"
Dat de werkmansstand dus niet in tel zou zijn, is eigenlijk
een ongerijmde bewering, te ongerijmder, daar men tegenwoordig
baas kan worden wanneer men het slechts verkiest. Moest men
in dien „pruikentijd," om meester in het een of ander vak te
worden, proeven afleggen van voor zijne taak berekend te zijn,
die dwaasheid is „gelukkig afgeschaft. Het hek is nu van den
dam, maar op de Amsterdamsche Tentoonstelling van 1883
hebben we er ons met eigen oogen van kunnen overtuigen, hoezeer
onze kunstnijverheid in velerlei opzicht bij die van andere natiën
achterstaat. Zou ook daarin, zoo niet de eenige oorzaak, dan toch niet
een der vele oorzaken zijn gelegen van het bedroevende feit, dat onze
vaderlandsche nijverheid tegenwoordig zoo op de achterbank ligt
Dat mynheor spelen en de mevrouw uithangen heeft er reeds
zoo menigeen den hals gebroken; en als de uren in het Café
achter het biljard zoek gebracht, besteed waren aan de teeken
tafel of achter de werkbank, dan zou menig werkmanskind thans heel
anders in zyn schoenen staan. Als de oud-Hollandsche leus van het
willen" en kunnen" weer wat meer in eere kwam, als men wat minder
klaagde en wat meer de handen uit de mouw stak, zou er mis
schien weldra op den Oudejaarsavond niet zoo veel gejammer
over den slechten tijd gehoord worden. Amstelaar.
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.