HELDERSCHE
EN IVIEUWERIEPER COURANT.
Nieuws- en AlvertentieliM voor Hollands Noorderkwartier.
1886. N°. 11.
Zondag 24 Januari.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
PIA DE' TOLOMEI.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnnenlan el-
De Haagsche correspondent van de Zaanl. Crt. schrijft
naar aanleiding van de kerkelijke geschillen te Amsterdam
o. a. het volgende:
„Al is dit geschil de wereld uit, daarom is het nog niet
gezegd, dat er vandaag of morgen niet andere geschillen
zullen ontstaan. Zie, wat mij betreft, ik zou meenen, dat
die niet kunnen uitblijven en dat onze Grondwet die eerder
in de hand werkt dan het tegenovergestelde. Daarom komt
thans de vraag meer dan ooit aan de orde: Moet art. 168
in hoofdzaak blijven luiden zooals nu, of moet dit artikel
zoo worden gewijzigd, dat hoegenaamd alle financieel ver
band tusschen Staat en kerk wordt opgeheven? Want zeker
is het, de kerkelijke strijd te Amsterdam zou niet plaats
hebben gegrepen, zoo de misnoegde partij kon uittreden
zonder op eenmaal zonder kerken en kerkelijke goederen,
of, gelijk men het triviaal uitdrukt: „naakt aan den dijk"
te staan. Zoo onderlinge schikking mogelijk ware, ik kan
mij nog denken, dat een uitweg, een modus vivendi,"
ware te vinden. Maar splitsen kan men de Hervormde
kerk niet. Er is maar ééne Hervormde kerk, en die dit
is, die heeft aanspraak op de voordeelen, die zij bezit, en
ook al maakte men elke kerkelijke gemeente geheel onaf
hankelijk van elke andere instelling, telkens zal een strijd
tusschen hare leden kunnen ontbranden en de vraag wor
den gedaan, aan wie de kerk, de goederen, de gelden toe-
behooren, aan de blij venden of aan de uittredenden. Ware
van een kerkelijken strijd geen terugslag te duchten op
het maatschappelijk of staatkundig leven, men zou de kerk
de kerk kunnen laten en, wat ook de heer Beelaerts wil,
aan den rechter de beslissing kunnen overlaten. Nu echter
niet. Geloofskwestiën, waarmede de kerk staat of valt,
liggen buiten het terrein van den burgerlijken rechter.
De Staat kan niet tusschenbeide tredenhij kan de kwestie
niet oplossen. Haar doorhakken kan hijdit is het eenige
en dit moet hij doen uit eigenbelang. Overgangs-maat-
regelen moge hij nemen om de kerkelijken voor te bereiden
op een nieuwen toestand, maar tot meer verplichte hij zich
niet bij de herziene Grondwet. Mij- zou toelachen het
3)
Door ERNST ECKSTEIN.
Nadat eenige andere ridders in het strijdperk waren getreden,
kwam de beurt andermaal aan den Proven<;aal. Met fiier opgeheven
hoofd zag men hem de renbaan binnendraven. Hij droeg nu de
kleuren zijner schoone gemalin, alsof hij den adel van Siena ver
geving wilde vragen voor de tweede overwinning, die hy dacht te
behalen.
Ook ditmaal wierp hij zijnen tegenstander met bewonderings-
waardige behendigheid uit den zadel.
Als de tiende in de ry zou Leone zich meten met den overwinnaar,
die intusschen met een paar teugen vurigen Chianti nieuwe kracht
en nieuwen strijdlust had opgedaan.
Met ingehouden adem bogen de toeschouwers zich over de
borstweringen. Honderden blikken hingen met gespannen aandacht
aan den wapperenden vederbos van dezen man, die toen reeds als
de verpersoonlijking van Sicna's ridderen werd bechouwd. Rai-
mond de Ventadour en Leone della Pietra! Het was alsof hier
het overmoedige, door kampspelen on ridderzangen wijd vermaarde
Provence en het land van Toskanen wedijverend tegenover elkan
der stonden; als zou deze eenc strijd beslissen aan wie voortaan in
het ridderlijk Europa de eereplaats toekwam, aan de /,pros cavaliers"
der Rhónc en Durance, of aan de edele „Signori" uit het land der
Apenynen.
De heraut gaf het teeken, en cenen wervelwind gelijk stormden
de beide kampvechters op elkander los, en deden het zand van
de renbaan tot aan de zitplaatsen der vrouwen opstuiven,
Een seconde lang scheen alles een verwarde massadaarna reed
Leone della Pietra met opgeheven lans, vrij en fier het strydperk
rondhet zadel van den Proven<jaal echter was ledig
Half bedwelmd door den val, werd de overwonnen weggeleid.
Aangezien hij verder geen het minste letsel had bekomen, was het
geen zonde tegen de gastvrijheid, den overwinnaar met luid en
eindeloos gejubel te begroeten. Van alle kanten wedijverde men
om deze trotsche stad der drie heuvelen en haren roemruchten
zoon geluk te wenschen en te eeren. De vrouwen en jonkvrouwen
wuifden met hare gekleurde doeken. Bloemen en kransen, die men
in gereedheid had gehouden, vielen in eenen dichten regen op
Leone neer. Alleen Pia, hoewel haar gelaat van geestdrift gloeide,
gedroeg zich als naar gewoonte kalm cn bezadigd, tot heimelyke
voldoening van Ugo, die hare bewegingen met gespannen aan
dacht had gevolgd.
Leone's triomf wierp, in weerwil van Pia's terughouding, eene
schaduw op Ugo's stemming. De standvastigheid, waarmede het
geluk Leone overal volgde en hem schijnbaar zonder moeite
winnen deed, wat aan de meestcn eeuwig bleef ontzegd, herin
nerde hem weder te bitterder de even hardnekkige tegenspoed,
die hy voor het eigenaardig kenmerk van zijn loven hield.
Daardoor kwam het, dat kracht en zelfvertrouwen hem in den
steek lieten, toen de beurt om in het strijdperk te treden aan
hem was gekomen.
Misschien ook maakte het bewustzijn, dat Pia de Tolomei van
uit hare loggia op hem nederzag, hem onrustig, verstrooid en
verlegen.
Kortom, de anders zoo behendige, ijzersterke ruiter werd reeds
by den allereersten schok zoo heftig op den grond geslingerd,
dat zijn bloed uit het vizier in het zand stroomde.
Een angstkreet van Pia was het laatste wat hij vernam.
Daarna verloor hy, zeker ook tengevolge van den ongewonen
zielstoestand waarin hy verkeerde, volkomen zyne bezinning.
denkbeeld, de voordeelen te laten, aan wie daarop nu recht
hebben, maar telkenjare een dertigste in te houden, zoodat
na verloop van dertig jaren elke financiëele band tusschen
den Staat en iedere kerk geheel verbroken was. Vindt
men den maatregel hard, ik ook; maar de vrede in Staat
en kerk en de onmogelijkheid om de kwestie op te lossen
wettigen eene stoutmoedige daad."
Het bedrag der te heffen belasting van de ongebouwde
eigendommen voor 1886 is vastgesteld, voor geheel Neder
land, op f 5,532,794.60.
Tegen de vervalsching van natuurboter door kunst
boter zullen, voor zoover het nieuwe Strafwetboek daartegen
niet reeds voorziet, nadere maatregelen van Regeerings-
wege worden genomen.
Een plan tot uitbreiding van de sluis- en havenwerken
te IJmuiden is gereed.
Op de beurs te Groningen begrootte men jl. Woensdag
de passiva der firma Hund Co. op 2^ millioen, de activa
op daarvan. Naar verzekerd wordt, heeft een firma te
Groningen Donderdag bij Hund Co. f 25,000 gestort.
Toen een der firmanten Maandag kwam om het geld terug
te halen, werd hem medegedeeld, dat de boedel fout was.
De firma heeft zich nu genoodzaakt gezien hare boeken
over te geven.
Een bank te Amsterdam, vele Israëlieten te Groningen
en vele firma's in Groningerland zijn, volgens de Asser Crt.,
bij deze zaak betrokken. Over den geheelen omvang der
zaak kan niet vóór Maandag a. s. worden geoordeeld.
In het aanstaande voorjaar vertrekken eenige gezinnen
van Oost-Terschelling naar Noord-Amerika. De over
bevolking in dit gedeelte van 't eiland noopt deze gezinnen
hunne fortuin elders te beproeven.
Als bewijs, dat de armen in de gemeente Hoogwoud
niet vergeten worden, diene het volgende:
Ten einde eene buitengewone uitdeeling van goederen
en eetwaren te kunnen houden, ging de kerkeraad der
Nederd. Herv. gemeente ook dit jaar rond met eene lijst,
waarop door de meergegoeden ruim geteekend werd.
Bovendien werd door den heer C. Warnsinck, notaris
Hij kwam eerst weder tot zichzelven, toen de arts zich over
hem henenboog, om zyne kwetsuur te onderzoeken. Gelukkig
was het niets ernstigs; zijn helm, door den val gebarsten, had
hem aan het voorhoofd eene wond toegebracht, die in een paar
dagen genezen zou zijn.
„Waar ben ik?" vroeg Ugo met flauwe stem.
„In het paleis der Tolomei," antwoordde Piero, uit eene
vensternis te voorschyn tredend.
Nu wendde Ugo het hoofd en aanschouwde in dezelfde venster-
nis de blonde Pia.
Zij trad nu ook naderbij, zag hem met hare groote zwarte
oogen uitvorschend aan, en vroeg toen op hartelijken toon:
„Hoe gevoelt gij u, Signore de' Falconari
Wie beschrijft de hemelzalighcid, die hem doortrilde! Eene
plotselinge ingeving scheen hem te zeggen: zoo zacht, zoo innig
spreekt een jong meisje slechts wanneer zij bemint! Eensklaps
verdween de bittere smart, die hem had aangegrepen, toen hij
daar voor de oogen zijner aangebedene zoo hulpeloos nederviel
hij vergat de eenzame, sombere jaren, die achter hem lagen, en
het ongelukkig gesternte, waaronder hij zich verbeeldde geboren
te zijn. Hy benydde den trotschen Leone niet langer de bloem
kransen der edelvrouwen en de luide toejuichingen der bewonde
rende ridderschap. Hij prees zichzelven gelukkig, dat hij over
wonnen was, nu dit onheil hem geopenbaard had wat voor hem
het gewichtigste was, ja het éénige dat waarde kon schenken
aan zijn leven de genegenheid van Pia de Tolomei.
Den volgenden dag reeds voelde Ugo zich geheel hersteld.
Niets dan een smal verband om zijn hoofd herinnerde aan het
ongeval.
Welgemoed en zonder in het minst gekweld te worden door
de afgunstige gedachten, die hem anders zoo menig uur vergal
den, woonde hij nu in de feestzaal der Tolomei den zangwedstrijd
bij, tusschen Raimond de Ventadour en de Sieneesche ridders.
Ook hier stond de begaafde Della Pietra in de eerste rij, en
hoewel de edelvrouwen, die in deze de hoogste rechtbank uit
maakten, voor het minnelied aan den Provengaal en zijne onver
gelijkelijke rijmkunst der Jeerepalm niet konden onthouden, zoo
stond toch Leone, hoewel hij zich van eene vreemde taal be
diende, op hot gebied der eigenlijke gezegde „tenzon," cn later
op dat der satire, zoo oneindig ver boven den ridder van Avig-
non, dat deze zelf in een hoffelyk slotgedicht de rechtbank uit-
noodigde den Sienees te bekronen, en daarmede aan zijne eigene
nederlaag iederen schijn van bitterheid ontnam.
Pia had uitdrukkelijk geweigerd zitting te nemen in den
hoogen raad der vrouwen; zij was nog te jong, beweerde zij,
en het zou van haar, de zestienjarige, aanmatigend wezen, een
oordeel te willen uitspreken over de vaardigheid der troubadours,
terwijl zy van hunne kunst zoo weinig verstand had.
Ook later hield zy zich, meer dan zij anders gewoon was,
op den achtergrond.
Ugo legde dit alles in zyn voordeel uit. Zij treurde om de
nederlaag, die hij den dag te voren geleden had; zij wilde niet
schitteren op het feest, zoolang hij de herinnering aan de ramp
op het voorhoofd droeg! Vandaar die echt jonkvrouwelijke
schuchterheid, vandaar de zachte verslagenheid, die haar dubbel
bekoorlyk maakte.
Indien Ugo de 'Falconari bij Pia eene zekere verlegenheid
meende op te merken, zoo bedroog hij zich daarin niet. Omtrent
de oorzaak echter was hij geheel en al op het dwaalspoor.
Pia de' Tolomei beminde; niet hem evenwel, maar juist den
overwinnaar, die den ongelukkigen Ugo de' Falconari in alle
opzichten overvleugelde, Leone della Pietra, de glorie van de
aldaar, ongeveer 50U kilogram spek onder de armen van
alle gezinnen uitgedeeld.
Bij de publieke verkooping van den inboedel van
wijlen den heelmeester en verloskundige A. Hoek, te 's Hage,
hebben opgebracht: het onlangs vermelde portret van Z. M.
den Koning, met eigenhandig onderschrift van Z. M., f64;
vijf familie-portretten, waaronder eene groep, gevormd uit
de overleden dochter van mevrouw Bulkley (schoondochter
van den erflater) met de beide kinderen, f 600; twee
familie-portretten in olieverf, f 71. Behalve het bedoelde
vijftal portretten en groep werden alle geveilde photografien
en schilderijen, benevens meer ten verkoop aanwezige
afbeeldsels van leden de- familie des erflaters, de eigendom
van een zijner nabestaanden.
,z Jeanne Lorette schijnt zich in de gevangenis te Arnhem
uitstekend te gedragen. Door de zorg van eenige dames
houdt zij zich onledig met allerlei handwerken en hare
poes, waaraan zij blijkbaar zeer gehecht is. Tijdens haar
verblijf te 's Hage had zij aldaar een tamgemaakte muis
in een flesch, doch deze heeft hare gevangenis niet met
de nieuwe willen verruilen."
Gedurende 1885 zijn bij het instructie-bataillon te
Kampen in dienst gesteld 302 volontairs, waaronder 9
tamboers en 1 élève hoornblazer, benevens 46 pupillen,
5 volontairs van de instructie-compagnie te Schoonhoven
en 1 van het 2de regiment infanterie.
In hetzelfde jaar zijn overleden 6 militairen, terwijl 1
onderofficier en 28 manschappen gepasporteerd werden.
Aan de korpsen infanterie zijn verstrekt 21 soldaten,
296 korporaals en 24 sergeanten.
In het kader van het bataillon werden geplaatst 22
korporaals.
Het wetenschappelijk onderwijs werd op 1 Januari bij-
fewoond door 121 militairen. Hiervan behooren 63 tot
en hoofdcursus, waarvan 33 in het 2de studiejaar zijn en
wel 19 ter opleiding tot 2den luitenant der infanterie, 4 tot
2den luitenant-kwartiermeester h. t. 1., 9 bij dat in Oost-
Indië en 1 bij het korps mariniers, terwijl tot het 1ste
studiejaar behooren 30 leerlingen, waarvan 23 ter op-
stad der drie heuvelen, den toekomstigen Capitano van Siena.
Korten tijd na dit schitterende feest brak er een oorlog uit;
en andermaal zou het blijken dat er voor Ugo de' Falconari geen
geluk was weggelegd.
Hij werd krijgsgevangen gemaakt.
Maanden lang smachte hij in de kerkerholen van den over-
moedigen Karei van Anjou, die dreigde hem te zullen dooden,
in geval Siena hem niet op eenen vastgestelden dag eene bijna
onbereikbaar hooge som als losgeld had opgebracht.
Tweemaal wist Leone, aan wien intusschen de hoogste staat
kundige en militaire waardigheid die van bevelhebber der
stad was opgedragen, het uiterste te voorkomen, en eindelijk
gelukte het hem, in weerwil van de gunstige tijdsomstandigheden,
de reusachtig groote som voor den schraapzuchtigen Karei van
Anjou bycen te brengen.
Zoo kreeg Ugo de' Falconari dan de vrijheid weder. Maar
toen hij binnen Siena's muren terugkeerde, kwam hij nog juist
tijdig genoeg om het bruilofsfeest van den capitano Leone met
Pia de' Tolomei als de hartelijkst verwelkomde gast te kunnen
bywonen.
Wat Ugo in die dagen geleden had, was met geene pen te
beschrijven....
Nu, in de eenzame zolderkamer, tusschen die oude kasten en
kisten, overblijfsels uit lang vervlogen jaren, doorleefde hij dat
alles nog eenmaal, in eene stemming, bitterder en droeviger
dan ooit.
Welk een smartelijke terugblik! Hoe ellendig, hoe onherroe-
kelijk was zijn levensgeluk verstoord! En hij, die hem eenmaal
van den dood gered had, die vriend zelf, had hem alles ontnomen,
hem voorgoed ten gronde gericht! Was het werkelijk een
vriendschapsdienst geweest, hem met zoo eindeloos veel moeite
aan de handen van Karei van Anjou te onttrekken, om hem
daarna het leven als een ondragelijke last te laten voortsleepen
Ware het niet beter geweest» indien de beulsknechten van den
Frank toenmaals hun werk maar hadden voltooid? Één enkele
bijlslag en de levensdroom ware uitgegroomd!
En nu te moeten denkenhij weet, hij vermoedt niet eens
hoe het in uw binnenste gesteld is, waarvan hij uwe ziel beroofd
heeft 1 Hy voelt voor u als voor eenen broederdat betoont hij
telkens en telkens weer; hij is uw beschermer, uw weldoener!
Eene heerlijke weldaad, die hy mij bewezen heeft! Ja, zóó
moest onze loopbaan eindigen, de zijne en de mijne! Altyd en
overal heeft de triomfwagen van zyn geluk mijne schoonste ver
wachtingen verpletterd in zijne vaartAltijd stonden zijn voor
spoed en zijne zaligheid in verband met mijne ellende en mijn
bitter leed! Pia, Pia! O zeker, zij zou nu de mijne wezen,de
mijne voor eeuwig, indien Leone den tijd mijner gevangenschap
niet gebruikt had om de vrouw te veroveren, die van rechtswege
mij toekwamAl geschiedde het in onwetendheid, eene mis
daad was het toch! Waarom heeft hy mijn geheim niet geraden,
terwijl hy toch voorgaf mijn vriend tc zyn? Waarom las hij
niet in mijne oogen wat ik zoo dwaas was te willen verbergen?
Hij, o, waarheen hij zich ook wenden mocht, overal vlogen de
harten hem toegemoet; voor my echter bestond slechts die eene,
en haar heb ik voor eeuwig verloren!
Wederom bleef zyn starende blik op de geesteloos eenvormige
beelden van het houtsnijwerk rusten. Het was hem alsof er een
spottende glimlach kwam spelen om de dunne lippen der Phari-
seen en schriftgeleerden. Juist 1 Zoo behoorde het ook! De
gansche wereld, de levende zoowel als de doo&e moest hem uit
lachen 1 Dat verdiende hij, en anders niets! Waarom had hy
het noodlot niet getrotseerd, niet op zichzelven en zyne kracht