HËLDERSCHE
JVIEEWEDIEPER COURANT.
en Advertentieblad TOorHollan(ls Noorderkwartier.
Jaargang 44.
Vrijdag 29 Januari.
1886. N°. 13.
6) PIA DE' TOLOMEI.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddBg.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnnenlan d.
Aan een belangrijk artikel, van de hand des heeren
E. Snellen, voorkomende in het Weekblad „De Hervorming"
en getiteld Overvragen," ontleenen wij de volgende
regelen:
„De heer Von Hartmann, de merkwaardige denker uit
Berlijn, beweert, dat het huiswerk der jeugd nooit aan
vulling mag zijn van wat het school-onderricht niet geeft;
dat het nooit iets anders wezen mag dan herhaling of
voorbereiding. De school, zegt hij, is bestemd om de
noodige algemeene ontwikkeling mee te deelen. Acht men
dit onmogelijk zonder het huis daarbij te hulp te roepen,
dan moet óf de inrichting der school niet deugen óf de
leeraars vinden het gemakkelijker hun taak voor een deel
naar de huiskamer over te brengen.
Hoevele geslachten zullen er nog voorbij gaan, eer deze
stelling consequent wordt toegepast? Tot de tanden toe
gewapend staan de groote mogendheden van Europa, ge
reed om te verpletteren elk, die een aanval waagt op
haar gebied. Tot de tanden toe gewapend staan de groot
machten der kennis, gereed om hun gebied tegen elke
afbrokkeling te verdedigen. Of om bij ons beeld te blijven,
een gansche schare van ouders, zou zoo gaarne afdingen
op den prijs, waartegen hun zonen en dochteren een plaats
kunnen verkrijgen op het arbeidsveld der groote maat
schappij. Met onverbiddelijke gestrengheid, met ernstig
gebaar wijst de genius van onzen tijd naar het opschrift
Vaste Prijzen. Bravo! Geen familie-bescherming, geen
kruiwagens meer! Een zelfde recht voor allen! Kennis is
macht. En zoolang als maatstaf van kennis nog geen
ander middel is uitgedacht dan mondeling en schriftelijk
onderzoek, zoolang blijft het afgelegd examen de prijs, die
moet worden betaald.
Daar is redelijkerwijs niets tegen in te brengen; daar
is stof tot roemen veeleer, mits het blijke, dat men bij
het vaststellen van den koopprijs rekening heeft gehouden
met de lichaamskrachten en de geestvermogens der jonge
lieden, zooals zij in den regel zijn; met hun behoefte aan
tijd voor liefhebberijen; met de waarheid, dat men op
meer dan een gebied kennis kan meedeelen zonder van
dit gebied een examenvak te maken; rekening gehouden
Door ERNST ECKSTEIN.
Alsof door dit besluit de toekomst voor goed was bezegeld,
sloeg hij Dio's geschiedenis der keizers met een ruk dicht en
trad aan het venster, ongeduldig de breede lichtstreep beschouwend,
die zich boven de toppen der buomen op den achtergevel van
een ouderwetsch gebouw vertoonde. Langzaam, onverdragelijk
langzaam, gleed die lichtstreep naar de linkerzijde. Voordat
het gebouw geheel in schemering gehuld was, kon Ugo niet
verwachten, Pia in de zaal te zullen aantreffen; de dag was
ternauwernood begonnen. Terwijl hij zoo den blik door het
park liet dwalen, waar boom en plant in den morgendauw
glinsterden, werd de poort beneden geopend, en de gade van
den capitano trad in een licht huisgewaad naar buiten.
Het weelderige, blonde haar was in een wrong bijeengebonden,
en een zachte blos bedekte haar gelaat; het scheen alsof zij
zoo even pas ontwaakt was, zoo frisch en bloeiend, zoo kalm en
rustig zag zij er uit.
Een oogenblik stond zy stil bij het groote rozenperk aan het
begin van dc laanhalf' aarzelend plukte zy een pas ontloken
knop en stak dien in het golvend haar. Leonc had dat gaarne,
en het was haar een weemoedig genot ook nu deze gewoonte te
volgen, al was de eenige, voor wien zij zich tooide, ook ver van
haar verwijderd, al moest hij, helaas, misschien nu reeds het
zwaard trekken. De gedachte aan den bloedigen veldslag, die
volgen moest, had haar doen aarzelen; zij meende, dat het niet
paste met rozen te spelen, terwijl de mannen van Siena daar
ginds zich voorbereiden tot het gevecht. Maar het kon immers
een gunstig voorteeken zijn.... Even knikte zij met het hoofd en
gaf aan hare eerste opwelling gehoor.
Ugo de' Falconari zag er echter iets geheel anders in. Wie
zich tooit, wenscht te behagen; aan wien anders zou zy willen
behagen dan aan mij?
En terwijl hij, in den aanblik van hare schoonheid verloren,
daar stond en peinsde, schoot hem plotseling de gedachte door
de ziel, dat dit oogenblik voor zijne plannen gunstiger was dan
ieder ander. De prachtige morgen, het eenzame park met zijne
van dauw glinsterende bloembedden en lanen, Ermenegilda waar
schijnlijk nog niet ontwaakt het kon niet beter treffen. Dat
Pia nog niet met haar dochtertje gesproken had, wier vroolijk
stemmetje onophoudelijk over haren vader babbelde, terwyl zy
hem in hare kinderlijke onschuld omgaf met ecnen stralenkrans
van alle mogelijke deugden, was voor Ugo de' Falconari een
onbetwistbaar voordeel. Daarenboven ia de mensch in den morgen
stond het minst geneigd tot droomerijen, tot het toegeven aan
bezwaren; het werkelijke, tastbare, tegenwoordige komt dan tot
zyn recht; eerst bij het naderen van den avond doen de hersen
schimmen haren invloed gelden.
Hij keerde zich naar de deur.
Op den drempel ware hy bijna in onzachte aanraking gekomen
met een forsch gebouwd man, die zich diep voor hem boog en
uiterst deemoedig om verschooning smeekte.
«Wat verlangt gij?" vroeg de edelman knorrig.
z/Heer," gaf de man ten antwoord, /,ik kom van Donato den
stalmeester. Sor Donato laat den Signore weten, dat de knecht
uit Cortona, die zich reeds gisteren zou hebben aangemeld,
beneden in den stal is om bescheid te vragen. Sor Donato laat
vragen, of de Signore geneigd zon zyn met den knecht te spreken
en diens getuigschriften in te zien."
eindelijk met de vraag, of de uitgebreide verstandelijke
arbeid ook werkelijk verstandsontwikkeling, ontwikkeling
van het denken is; of zij er toe bijdraagt den menseh
harmonisch te vormen, of de behoeften des gemoeds niet
lijden onder de hedendaagsche methode van onderwijs.
Zijn deze vragen reeds beantwoord? Werd de vormende
kracht van meer dan een vak, in verband met den tijd er
aan besteed, ons reeds voldoende aangewezen?
Zoolang dit niet is geschied, zullen duizendtallen ouders
blijven klagen, dat er op het gebied van het onderwijs
wordt overvraagd.
Is de Haagsche correspondent der Zutph. Crt. goed
ingelicht, dan is bij de nieuwe regeling van het zeevaart
kundig onderwijs het daarop betrekkelijk koninklijk
besluit is nog niet publiek gemaakt het beginsel aan
genomen, dat in het vervolg stuurlieden op de groote vaart
alleen door eene acte van bekwaamheid het recht verkrijgen
in die kwaliteit op te treden.
De Haagsche correspondent der Arnh. Crt. schrijft,
naar aanleiding van Flanor's jongste door ons medegedeelde
opmerkingen over den goeden smaak, eenige lezenswaardige
regels
Smaak en stijl zegt hij zijn tegenwoordig in de
mode, doch de volgers dezer mode worden niet geleid door
eigen opvatting, eigen inzicht en oordeel, die ze trouwens
in 't geheel niet bezitten, maar door den winkelier, die
hun zijn waren aansmeert. Vandaar dat men de woning
binnentredende van een met den geest des tijds medegaand
staatsburger, die dus „aan kunstsmaak doet," getroffen
wordt door de doodende eenvormigheid in inrichting van
vertrekken, keuze en plaatsing van meubelen, tapijten en
meubelstoffen, welke men overal ontmoet; een eenvormig
heid, die het beste bewijs is, dat hier niet de altoos indi-
viduëele, sterk sprekende smaak van den heer des huizes,
maar de sleur van den tapissier heeft voorgezeten.
Een salon Louis Seize, eetkamer Louis Treize, slaapsalet
Louis Quatorze, weer iets anders Louis Quinzeziedaar
wat u als een litanie wordt voorgedreund, wanneer ge een
volgens bestelling naar al de eischen van den tegenwoordigen
tijd ingerichte woning beziet; met de oogqp dicht kan men
in die huizen, welke trouwens ook in hun indeeling en
z/Lnat hij naar den duivel loopen!" riep Ugo vertoornd. «Een
sukkel, die reeds terstond begint met ons te laten wachten, kan
de capitano niet gebruiken; zeg hem dat maar, Pepe!"
Zoo sprekend wilde hij den man voorbijloopen. Deze echter
versperde hem andermaal met eene diepe buiging den weg.
„Vergeef mij, hecrl Ik heb hem terstond gezegd, dat Uwe Heer
lijkheid het zeker kwalijk zou opnemen, dat hij zich heden eerst
kwam aanbieden. Maar toen zei hij, dat hy zich daaromtrent
tegenover den genadigen heer zei ven zou verantwoorden; hij
was in Colle geweest; de Florentijnen hadden hem aangehouden
en als spion willen dooden. Indien het lot hem niet gunstig
geweest ware, zou hij nu hier niet in den stal staan, maar, een
hoofd kleiner gemaakt, ergens onder de wallen van de Guelfen
liggen. Sor Donato verzoekt u dus dringend...."
„Goed dan, het zij zooMaar nu nietIk ben.... Ik heb andere
dingen te doen!"
„Wanneer verlangt Uwe Heerlijkheid....?"
„Hel en duivel, wanneer hij wil! Over twee, drie uur, maar
nu niet! Maak, dat gij wegkomt!"
Pepe gaf ten derden male eene linksche buiging ten beste en
stormde de trap af.
Ugo de' Falconari keerde een oogenblik in de kamer terug,
als om de ontstemming, door de onwelkome stoornis teweegge
bracht, daar van zich af te schudden. Tusschen de hooge olmen
aan de middcnlaan schemerde Pia's lichte kleeding; zij liep iets
sneller dan te voren; het scheen dat zij naar het paleis terug
wilde keeren. „Zie daar weer mijn noodlot!" mompelde Ugo
verbleekend: „een lummel, die hare paarden moet roskammen,
zal mij dit gunstig oogenblik ontstelen....!"
Als een razende vloog hij naar beneden.
Hij kwam nog juist bijtijds. Pia de Tolomei was werkelyk
de deur reeds genaderd.
„Madonna," begon Ugo geheel bniten adem, „zoudt gij zoo
goed willen zijn nog eens met mij terug te gaan? Ik moet u
spreken, Madonna, en dat zweer ik u, ditmaal geldt het iets
beters dan de belangen van Sor Donato!"
Er lag iets uitdagends in zynen toon. Pia de' Tolomei, die
zijne houding aan eene geheel andere oorzaak toeschreef, zag
verschrikt tot hem op.
„Toch niets dat Leone betreft?" vroeg zij gejaagd; want zij
dacht, dat hij misschien berichten had uit het leger bij Colle.
„Juist, het betreft hem."
„Dan geve God, dat het niets kwaads zij, wat gy mij te
melden hebt!"
„Dat hangt van uw oordeel af" hernam hij, de schouders
ophalend.
Zoo sprekend sloeg hij de olmenlaan in. Pia volgde hem met
gevouwen handen, alsof zij er zich op voorbereidde eene droevige
boodschap te hooren. Maar toch iets ernstigs kon het niet
wezen, want Ugo de' Falconari was niet onsteld of terneergeslagen.
„Madonna Pia," begon Ugo, „mag ik u vragen, hoe gij
gisteren den dag hebt doorgebracht? Waar zyt gij heengegaan
na afloop van het ontbijt? Of, indien gij tehnis gebleven zijt,
wie heeft u dan bezocht?"
„Ik ben tehuis gebleven, den gehcelen dag, en heb geen andere
bezoekers gehad, dan Bianca de' Ricci met hare tante."
„Anders niemand?"
„Niemand."
„Hebt gij ook nog brieven ontvangen, Madonna?"
„Een schrijven van myn echtgenoot, dat weet gij."
„Anders niets?"
localiïeït tamelijk eenvormig zijn, den weg vinden. Wanneer
mij de eene of andere goede of halve kennis alzoo de
artistieke en aesthetieke schatten zijner woning vertoont,
komt mij steeds te binnen wat ik eens professor Pierson
in Oefening kweekt kennis hoorde verhalen van den inge-
beelden, would-be aesthetischen behanger en decorateur te
Amsterdam, die hem eens die „stijlen" op de volgende
wijze had uitgelegd: dertiende eeuw: Lewie trèze; veer
tiende eeuw: Lewie Ketorze; vijftiende eeuw: Lewie Kijns
enz. Om 't nog eens te zeggen: de tegenwoordige smaak
is niet de fijn gevormde, op kennis gegronde van den
aesthetisch ontwikkelden beschaafde, maar de plompe, een
vormige van den ambachtsman, die eenmaal een model heeft,
dat hij slaafs volgt.
En het onware, het postiche van al dat gesnor! Oude
meubels, waarin zelfs de- wormgaatjes, die de oudheid
moeten bewijzen, in het jaar Onzes Heeren 1885 door den
werkman kunstmatig zijn aangebracht; oude glazen ruiten
en ander middeleeuwsch glaswerk, nog warm van den adem
des glasblazers; aan de wanden zinken platen en schotels,
als oud verkleurd koperwerk bewonderd door lieden, die
opperbest kunnen weten, dat ze kersversch aangevoerd zijn
uit een bekende Antwerpsche fabriek. Alles namaak: alles
zich anders voordoende dan het is, geheel in den geest
van den tijd. In één woord, hebben wij nu het recht wel,
de dames om haar valsche vlechten, haar tournures, haar
korsetten en valsche ditjes en datjes hard te vallen?
Berichten uit Batavia, luiden o. a. dd. 22 dezer:
„Zr. Ms. stoomschepen Tromp en Samarang, onder bevel
van den kapt. ter zee Stakman Bosse, worden naar Atjeh
gezonden om de orde te herstellen onder den Radja van
Paasei en zijn buren, die elkander blijven beoorlogen tot
nadeel van het prestige van ons gezag."
Dat het in de laatste tijden der suikerraffinaderijen
niet naar wensch ging, vernam men bij wijze van gerucht
reeds lang. Thans deelen de heeren Dudok de Wit Co.,
te Amsterdam, mede, dat door de heeren Spakler en Tette
rode ruim 125 man zijn afgedankt, welk voorbeeld alras
gevolgd werd door de Hollandsche Suikerraffinaderij, die
aan 50 man het werk moest opzeggen, terwijl nu de
Amstel-Suikerraffinaderij zich genoodzaakt ziet, eveneens
„Neen, niets."
„Hebt gij ook brieven geschreven? Zeg mij de waarheid,
Madonna Pia!"
„Ik begrijp u niet? Wat beteekent dat, Ugo? Gij neemt mij
in het verhoor, alsof gij mijn biechtvader waart!"
„Dat ben ik ook in zekeren zin. Maar geef mij toch antwoord
op mijne vraag."
„Kom, wees niet zoo dwaas, Ugo? Plaag mij niet langer met
dat onderzoekhet zal u in uw slaap niet storen of ik brieven
schrijf of niet!"
„Neen, mij zeker niet!"
„Maar wien dan, als ik vragen mag?"
„Nu, uwen heer gemaal misschien
„Mijn gemaal! Hoe meent gij dat?"
„Vraag mij niet verder! Ik zie, dat ik reeds te veel heb
„Gij zijt my een raadsel, Ugo."
„Ja, ik ben onhandig, dat weet ik, en veel liever zon ik met
de heele zaak niets te maken willen hebben, maar nu ik het
eenmaal beloofd heb..."
Pia de' Tolomei bleef stilstaan.
„Wat hebt gij beloofd, Ugo, en aan wien?"
„Aan uw gemaal als gij het dan weten wilt en wat...?
Wees niet boos op mij, Madonna, maar hij smeekte zoo dringend,
en toen heb ik beloofd, dat ik als zijn vriend over u waken
zou..."
„Hoe moet ik dat opvatten?"
„Leone vertrouwt u niet; hij vreest, dat gij in zijne afwezig
heid..."
„Gij liegt!" viel Pia hem in de rede.
„Bij God, die ens ziet, ik spreek de waarheid! Dat i3 het
wat mij de laatste dagen op het hart heeft gelegen als het gevoel
van eene onvergeeflijke vernedering! Leone, de echtgenoot van
eene vrouw zooals gij, onteert deze vrouw wanneer hij eenen
wapenbroeder opdraagt hare deugd te behoeden, de onwaardige
rol van spion te spelen, haar in den weg te treden wanneer het
haar in den zin mocht komen
„Niet verder!" riep Pia doodelijk ontsteld. „Zwijg, ik beveel
het u! Uw eed moge u ernst zyn, maar zoo kan Leone della
Pietra niet over zijne vrouw gesproken hebben! Indien gij niet
met opzet liegt, hetgeen ik zal trachten te gelooven, dan moet
gij hem verkeerd begrepen hebben!"
„Bij het bloed van Christus zweer ik u, dat gij dwaalt
Leone twijfelt aan uwe deugd, hij ontwijdt, hij brandmerkt u,
en gij verdedigt hem nog!"
Pia boog het hoofd. De olmenlaan verlatend, stond het tweetal
nu tusschen de laurierhagen, die hier rechts en links een twintig
voet hoogen muur vormden.
„Madonna," vervolgde Ugo, terwijl de jonge vrouw, in droevig
gepeins verzonken, het eene blad voor, het andere na van de
struiken plukte. „Madonna, ziet gij niet in dat iedere dwaasheid
hare eigene straf meebrengt? Zie, Pia, gij wist, dat ik u beminde,
vurig, boven alle beschrijving en gij hadt ook mij lief, en
toch hebt gij uzelve kunnen vergeten, toch, door de schitterende
loopbaan van den capitano verblind, aan mijnen medeminnaar de
hand gereikt, terwyl ik troosteloos in de gevangenis smachtte.
Nu, Madonna, maait gij wat gij gezaaid hebt. De man, wiens naam
gij draagt, ziet niets beters in u dan de beheersohers de onge-
loovigen in de voor geld gekochte vrouwen van zijnen harem.
Waart gij de mijne geworden
„Wat? wat raaskalt gij toch?" viel zij hem heftig in de