HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1886. N«. 14 Jaargang 44. Zondag 31 Januari. 6) PIA DE' TO LOM El. „Wij huldigen Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post 0.90. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiên: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers hij abonnement belangrijk lager. Binnen 1 ana. Uit Cura^ao wordt dd. 31 December 1885 o. a. aan de N. Rott. Crt. gemeld: „Gisteren voormiddag is Zr. Ms. oorlogsstoomschip Atjeh, commandant kapt. ter zee C. H. Bogaert, uit Nederland hier behouden aangekomen. Met vlaggen in top kwam het vroolijk vóór de haven. Nadat er een saluut van 21 schoten was gelost, stoomde het krachtig gebouwde schip statig de St. Annabaai binnen en liet in het Schottegat het anker vallen. Bij het binnenloopen in de haven bewoog zich eene groote menigte langs den waterkant. De vaderlandsche driekleur wapperde op alle forten; en ook op de hier liggende schepen werd het nationale dundoek ontplooid, als een bewijs van hulde aan ons nieuw stoomschip. Zoodra de Atjeh in den mond der haven kwam, werd door de kapel van het garnizoen het Wien Neêrlandsch bloed ge speeld, terwijl de kanonnen van de Rif- en Waterforten liet saluut der Atjeh beantwoorden. Men is hier zeer ingenomen met het flinke schip, dat zeker beter de eer der Nederlandsche vlag zal kunnen ophouden, dan de oorlogsscheepjes, die hier de laatste jaren als stationschip hebben gefungeerd. Niemand zal er rouwig om zijn, wanneer men de Bonaire, die hier een alles behalve schitterend figuur heeft gemaak, voor goed deze haven ziet verlaten. Ruim eene week geleden hebben wij hier een bezoek gehad van een der grootste Noord-Amerikaansche oorlogs schepen, het fregat Tennessee. Dit schip is het vlaggescliip van het Noord-Amerikaansche eskader, onder bevel van den schout-bij-nacht James E. Jouett. Bij het ten anker komen in het Schottegat werden de noodige saluutschoten met de forten gewisseld. Dat was het begin van het kanon gebulder, waarop wij eenige dagen achtereen vergast werden. Daags na zijne aankomst bezocht genoemde schout-bij-nacht, vergezeld van zijn adjudant, den gouverneur, bij wien hij met de hem verschuldigde eerbewijzen werd ontvangen. Aan saluutschoten toen weer geen gebrek! De gouverneur bracht met zijne adjudanten een dag of wat later een tegen bezoek op de Tennessee, en ook nu werd Z.Exc. met Door ERNST ECKSTEIN. De angst was op haar gelaat te lezen. „Ik zal het u zeggen, Pia. Ons leger zal verslagen worden en twee dagen later is Sienna ingesloten. De geringe bezetting, versterkt door de overblijfselen van het vernietigde leger, zal juist voldoende zijn om den vijand zoo lang op te houden tot hij de noodige toebe reidselen tot de bestorming heeft gemaakt. Voordat wij acht dagen verder zijn, bezwijken de wallen en de Guelfenvlag waait op de tinnen van uw paleis. Maar Florence zal geduchte wraak nemen; eerst op uwen echtgenoot, want hy heeft bij Monte Aperto de troepen aangevoerdhem dankt Sienna de over winning, evenals Florence haar grenzelooze vernedering en drukkende belastingen aan hem te danken heeft. De enkele trek van grootmoedigheid, dat hij zich te Empoli verzet heeft tegen de plannen der ridderschap, die geheel Florence van den aardbodem wilde verdelgen, zal niet voldoende zijn om hem te redden want sedert lang reeds heeft men daar eene geheel andere uit legging aan gegeven. Men zegt, dat hy Florence enkel heeft gespaard, omdat hy hoopte eenmaal aan de oevers der Arno te zullen heerschen gelijk hij nu in Sienna het gebied voert." „Laaghartige boosheid!" zei Pia minachtend. „Laat dat zoo zijnDe opvatting bestaat en de Guelfen handelen er naar. „De dood in het beste geval de verbanning, zal onher roepelijk Leone's lot wezen! Als een bedelaar zal hy henen- trekken, wanneer hij al aan het zwaard van den beul mocht ontkomen. Zelfs uw vader zal niets vermogen tegen de macht spreuk der Florentynsche edelen. Uwe toekomst is dus donker genoeg..." Hij zweeg een oogenblik. Pia bewoog zich niet, met afgewend gelaat staarde zij voor zich uit in het geboomte. „Donker genoeg!" herhaalde Ugo na eene lange pauze. Pia, de teedere, verwende Pia, als een zigeunerin op straat geworpen, misschien haar brood bedelend langs de deuren een verlokkend beeld voorwaar! En al hadt gij wat u zelve betreft, ook den moed om dit lot te dragen, hoe staat het met Ermenegilda? Gij hebt haar afgodisch lief zal Ermenegilda van gebrek en ellende moeten omkomen? Is Leone, die uwe eer met voeten treedt, werkelijk een zoo ontzettend offer waardig?» Hy trad dichter aan hare zijde. Zijn stem had een zachten, deemoedigen klank, terwyl hij voortging: „Luister nu wat ik u voorstel. Bij God den Almachtige zweer ik u dat ik den toestand van ons leger niet donkerder heb afgeschild dan hij werkelijk isbedenk u dus twee-, driemaal voordat gij my antwoordt. Reeds sedert lang heb ik gevreesd, dat Sienna's glorie van korten duur zou wezen en daarom myne geringe bezittingen zoo belegd, dat ik er ieder oogenblik over beschikken kan. Een Lombardisch handelshuis bewaart het grootste deel; het overige is veilig in Avignon. Pak dus bijeen wat gij behouden wilt cn volg mij nog heden met Ermenegilda naar Rome. Twee dagen later voert een Lombardische koop vaarder ons over zee naar Marseille daar wacht ons een rustig en vreedzaam leven, vol geluk en zaligheid. Uwe Ermene gilda zal ik op de handen dragen. Ik zal „Ellendeling!" riep Pia, zich eensklaps omkeerend. Hare oogen schitterden, hare lippen en fijne neusvleugels trilden, het altijd zoo zacht en liefelyk gelaat had de uitdrukking eener Bellona. „Versta mij niet verkeerd, Madonna," stamelde Ugo. „Op kanongebulder begroet, die door de vuurmonden van het Waterfort beantwoord werden. De schout-bij-nacbt Jouett beeft zich zeer gunstig over deze haven uitgelaten en verklaard, dat er weinige zulke veilige ligplaatsen voor schepen zijn als hier." In de te Leeuwarden gehouden vergadering van de plaatselijke afdeeling der Maatschappij tot bevordering van Bouwkunst, trad als spreker op de heer W. C. De Groot, architect aldaar, die een voordracht hield over „Land- bouwwoningen." Na den verschillenden bouw van land bouwhoeven in onderscheiden provinciën van ons land te hebben nagegaan en daarbij telkens te hebben gewezen op de meerdere of mindere practische inrichting van die stichtingen, stond spreker meer uitvoerig stil bij den bouw van Friesche boerenplaatsen, die door hare inrichting, waarbij het gemak van dat bedrijf zoowel als de eenvoudige en min kostbare wijze van inrichting het meest is in acht genomen en die daarom boven de andere de voorkeur verdienen. Zeer uitvoerig werden de eischen nagegaan, die moesten worden gesteld aan de juiste en doelmatigste verdeeling van het fedeelte voor het bedrijf bestemd, zooals de inrichting van e woning en in het bijzonder die van den melkkelder. Tevens werd gewezen op het nadeel dat het gevolg is van te zuinigen bouw, hetgeen dikwijls ten koste van de soli diteit plaats vindt. Niet alleen dat deze zuinigheidszin tekort doet aan de eischen die aan de onderdeelen moeten worden gesteld, maar al te dikwijls wordt zij ook toegepast op de hoofdbestanddeelen van den bouw, en dat alles om een zoo laag mogelijke bouwsom te verkrijgen. Spreker laakte de handelwijze van den bouwmeester, die zich daar door verdienstelijk wil maken. Voor het Staringsfonds (opgericht te Wageningen den 18 Maart 1884) werden in den laatsten tijd een aantal bijdragen ontvangendie bijdragen worden echter nog steeds gebezigd tot uitbreiding van het kapitaal. Het fondskapitaal is namelijk nog niet groot genoeg om nu reeds bijdragen te geven aan zoons van onvermogende landbouwers voor het bezoeken der Rijkslandbouwschool; volgens de statuten mijn eerewoord, ik verlaDg niet... Ik verwacht niet..." „Zwijg!" beval zy hem met waardigheid. „Tot nu toe zijt gy mij onverschillig geweest, thans haat ik u als de pest! O, welk een eerloos verraad, welk eene lage, laffe boosheid!" De gloed, die haar gelaat overtogen had, maakte haar boven alle beschrijving bekoorlijk. Iedere trek van haar wezen was vol leven, iedere lyn getuigde van vurigen hartstocht. En toch wat was zij schoon en liefelyk in haren toorn hoe sprak alles van hare teedere, warme, echt vrouwelijke liefde! Ugo verloor bijna zijne bezinning. De keel werd hem als toegesnoerdhij snakte naar adem en stiet een kreet uit als van een doodelyk gewond roofdier. Eene minuut later had hij haar bij de schouders gegrepen. „Pia," kermde hij, zijn verhit gelaat over haar heen buigende, „gij maakt my krankzinnig! Is het mogelijk, Pia? Mijn gloeiend verlangen laat u koud als ijs? Hebt gy niets dan smaadredenen, vreeselijke smaadredenen voor den man, die zijn hartebloed zou willen geven voor dén enkel bemoedigend woord Zij had zich losgerukt. „Ik haat u," herhaalde zij met doffe stem. Een heesch ge lach klonk haar in dc ooren. Ugo de' Falconari scheen plotse ling veranderd; zijn gelaat, dat daareven nog van koortshitte gloeide, was aschkleurig. „Haat gij mij? Welnu, maar ik bemin u en kan ik uw harte niet winnen, dan zult gij de mijne zyn, ook zonder dat trotsche hart! Ik heb een ijzeren wil. Pia! Gij zult de mijne zijn, of het is met u gedaan met u met Leone en met mij! Ik geef u drie uren bedenktijd. Blijft gij dan ook bij dat hard nekkige „neen," dan hebt gy ook over Leone uitspraak gedaan. Nimmer zal hij u weer in zijne armen sluiten nimmer! Ik zal eene wraak verzinnen, waarby al de pijnen der hel in het niet verzinken. Ik zal u zijne liefde ontrooven die u zoo zalig maakt, en het laatste overblijfsel van zijn geloof aan uwe trouw. Dat zal my weinig moeite kosten en de haat is vindingrijk. Ja, Madonna, ik zal u haten, onverzoenlijk, waanzinnig haten zooals ik u bemind heb! Wees gewaarschuwd, wees gewaar schuwd!" Met deze dreigende woorden keerde hij zich om. Haastig, maar met wankelenden tred begaf hij zich naar het paleis, terwyl Pia, als om een vreeselyk vizioen af te weren, de sidde rende handen tegen de oogen drukte. Hoe langer hoe meer verdiepte Ugo zich in de vreeselijke gedachten, waarmede hij van Pia gescheiden was. Het scheen dat zijne wilskracht, die zoo langen tijd onderdrukt was geweest, zich nu plotseling met verdubbelde woede verhief, gelijk de gloeiende lava in het hart van den vulkaan onverwachts omhoog rijst, de kraterwanden doet splijten en, dood en verderf ver spreidend, voortrolt in toomelooze vaart. Drie uren bedenktijd! Hoe onverdragelijk langzaam gingen de minuten voorbij Het gloeiende hoofd met de hand ondersteunend, leunde Ugo in den fraai gesneden en versierden armstoel, en telde de minuten met angstig kloppend hart. Hij schrikte terug voor zijne eigene heftige ontroering. Indien Pia hem afwees, zou hij tot het ongehoordste in staat zijn; de eene misdaad zou hij op de andere stapelen, en de overtuiging, dat hij geen medelijden kennen en voor geen enkele zonde terugdeinzen zou, /ervulde hem met een gevoel van afkeer. Eene rilling voer hem door de leden. Hij was niet in staat zich alle kansen en mogelyk- heden voor den geest te roepen, of ernstig na te denken over de middelen die hij kiezen, de wegen die hij inslaan zou; maar dht hij vinden zou wat hy zocht, gelooide hij zoo vast als de mag alleen de rente van liet kapitaal daarvoor worden gebezigd. Het zou, daar het vele landbouwers tegenwoordig bezwaarlijk valt hun zoons naar de Rijkslandbouwschool te zenden, zeker zeer wenschelijk zijn, dat meerdere Landbouw- Maatschappijen, afdeelingen en belangstellenden, eene bij drage deden toekomen voor dit fonds, ten einde het ont brekende bedrag spoedig bijeen te brengen. Het bestuur van dit fonds bestaat uit de heeren: mr. C. J. Sikkesz, lid van de Eerste Kamer, en H. M. Berns te Arnhem, terwijl in de plaats van wijlen den heer Jong- kindt Coninck, de heer L. Broekema, directeur der Rijks landbouwschool, aan het curatorium is toegevoegd. De juffrouw van de Christelijke Bewaarschool te Zaandam, die de vorige week terechtstond, wegens het niet voorhanden hebben van de noodige vaccine-briefjes voor haar zelve, hare helpsters en de kinderen, werd bij vonnis van de Rechtbank te Haarlem jl. Donderdag tot dezelfde straf veroordeeld, als welke de kantonrechter te Zaandam in eersten aanleg op haar toepaste, namelijk f 10 boete of één dag gevangenisstraf. Bij de Chr. Geref kerk in Nederland zijn, volgens het thans verschenen verslag over 1885, van de 379 ge meenten 80 vacant; er zijn 203 gevestigde predikanten en 14 emeritus-predikanten. Het grootste aantal leden heeft Amsterdam met 4720, Rotterdam 4495, Hoogeveen 2300, Leiden 1900, Urk 1739, Kampen 1700 en Den Haag 1600 leden. Hel aantal Chr. Geref. scholen bedraagt 78. Aan de theologische schoolste Kampen zijn 74 studenten geplaatst, waarvan 13 in het laatste studiejaar. Dat men een gegeven paard niet in den bek moet zien, bleek onlangs bij de veiling van de nalatenschap van wijlen mevr. Kleine-Gartman. Onder de schitterende bewijzen van hulde en vereering, die weinige dagen later onder den hamer zouden worden gebracht, bevond zich o. a. een kop en schotel, naar men meende van goud of minstens van verguld zilver. Toen de ambtenaren op den waarborg van edele metalen ook dit souvenir aan hun onderzoekenden blik onderwierpen, bleek het, dat men te doen had met een voorwerp van onedel vrouwen haar credo. Een der pages deed hem uit zijn somber gepeins ontwaken. „Heer," sprak deze, „indien het u gelegen komt de knecht nit Cortona, dien Pepe bij u heeft aangemeld, wacht in de voorzaal." Ugo maakte een afwijzend gebaar, maar, zich eensklaps bezin nende, sprak hij: „Goed, laat hem binnenkomen." Nu was het hem niet ongevallig, dat hij gestoord werd. In een kort wambuis gekleed, eencn bruinen baret in de linkerhand houdend, trad een slank gebouwd jonkman over den drempel; hij groette eerbiedig, maar zonder de minste verlegenheid, en bleef vervolgens in militaire houding op twee pas van de deur staan. Ugo de' Falconari wendde het hoofd om. Het voorkomen van den Cortonees scheen hem te treffen. Die buigzame, slanke gestalte, dat overmoedige, blozende en innemende gezicht met de schitterende oogen en het donkere, sierlijk gepunte kneveltje, moest hij meer ontmoet hebben. „Hoe heet gij?" vroeg hij, den jonkman van het hoofd tot de voeten oplettend gadeslaande. „Ersilio Cagnafidardo, om uwe Genade te dienen." Ook die stem kwam den signore bekend voor. Er was iets hartstochtelijks gedempts in den klank, eene met geweld onder drukte zinnelijkheid, en Ugo' de Falconari wist, dat hij dienzelfden indruk nog eens gekregen had, jaren geleden misschien, in de dagen der kindsheid.... Maar neen, eerst onlangs moest een dergelijke klank zijn oor hebben getroffen, zeer onlangs zelfshet was alsof hij den nagalm nog hoorde.... Zonderling! Het hinderde hem, dat hij het raadsel niet oplossen kon.... „Zijt gij uit Cortona?" vroeg hij na eene vrij lange pauze. „Ja, Heer." „Wat brengt u naar Siena, juist nu de oorlog ontbrandt is?" „Het toeval, Heer! Mijne betrekking ten huize van graaf Carducci heb ik verloren, toen het banvonnis over den graaf werd uitgesproken. Ik had geen onderkomen, en trok dus met de weinige spaarpenningen, die mij overbleven, naar Colle, waar eene zuster van mij getrouwd is." „Naar Colle waar de troepen...." „Om u te dienen, Heer!" „En verder?" „Daar bleef ik voorloopig, en trachtte eeneu nieuwen dienst te vindenmaar de hemel raag weten hoe het kwam in dat nest liep mij alles tegen. Ik besloot dus naar Siena te gaan en waarlijk reeds terstond bij mijne aankomst hoorde ik van de vrouw in de herberg, dat er in de stoeterij van den capitano eene plaats open was...." Ugo de' Falconari had, steeds door innerlijke onrust gekweld, naar die mededeclingen geluisterd; het raadsel bleef onopgelost. Maar eensklaps schoot het hem als een bliksemstraal door de ziel. „Pia de' Tolomei...." fluisterde hij. „Ja, hoe onmogelijk het ook schijnen mocht, dat was het! Pia's stem in mannelijken vorm, zwaarder, vrijmoediger, krachtiger. En zoodra hem dit duidelijk geworden was, wist hij ook aan wien de gelaatstrekken van den jougen man, diens hooge, slank gebouwde gestalte hem deden denken. Piero, Pia's broeder, was het sprekend evenbeeld van den Cortonees, behalve dat Piero, in den tijd toen Ugo met hem verkeerde, zes of acht jaren jonger en ook iets minder donker van tint was. Hoe langer Ugo den jonkman gadesloeg, hoe meer de gelijkenis hem trof. Wel kon men het den Cortonees aanzien, dat hy niet zooals Piero de' Tolomei in de statievertrekkea van een paleis

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1