metaal, dat waarschijnlijk slechts eene waarde van weinige
stuivers, het arbeidsloon niet medegcrckond, vertegenwoor
digde.
Tot onderwijzer aan de school No. 3 te Haarlemmer
meer is benoemd de heer K. Rab, van Texel.
Den 6 Februari a. s. viert de heer C. J. Reiziger
zijn 25jarige ambtsvervulling, als Hoofd eener school te
Alkmaar.
Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te
Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteed: het onderhouden
van en het doen van eenige herstellingen en vernieuwingen
aan de gebouwen der Rijks Hoogere Burgerschool te
Alkmaar, van den dag der goedkeuring van de aanbeste
ding tot 31 December 1887 (raming f 2150). Minste
inschrijver N. Van der Voort, te Alkmaar, ad f 1842.
De Utrechtsche maskerade gaat door, hoewel zich
slechts 67 deelnemers hebben aangemeld.
In de jl. Woensdag avond gehouden godsdienstoefe
ning der Hervormde gemeente te Oudkarspel, werd in het
diaconiezakje een bankbiljet van f 100 gevonden. Blijkens
een daarbij gevoegd briefje, moet voor dat geld ongebleekt
katoen gekocht worden, om dit onder de armen van alle
gezindten te Oudkarspel te verdeelen.
In de laatste dagen van November 1885 ontstond
brand in het huis op den hoek van Kloveniersburgwal en
Zandstraat te Amsterdam. De brand werd spoedig gebluseht,
en op eene der bovenkamers vond men het lijk van H.
L'Amblé, met vele brandwonden als bedekt. Dadelijk ontstond
het vermoeden van eene misdaaddoch het onderzoek wees
geen dader aan. Door eene zeer toevallige omstandigheid
is men nu waarschijnlijk den dader op het spoor gekomen.
De kleermaker, die aan L'Amblé een jas van bijzondere,
licht herkenbare kleur had geleverd, meende dezer dagen
in de tram die jas te herkennen. Spoedig begaf hij zich
naar den commissaris van politie der 2de sectie, den heer
Stork, die persoonlijk een onderzoek instelde en weldra tot
de ontdekking kwam, dat de drager van de jas woonde in
het huis No. 10 van den N. Z. Voorburgwal.
De man werd gearresteerd. Hij is vroeger kellner
geweest, heet Herman Liese en is Westfaler van geboorte.
Hij ontkent iets van de misdaad af te weten en verklaart
de jas gekocht te hebben, te zamen met een horloge en
ketting, die aan L'Amblé behoord hebben, van twee kellners,
jongelieden van ongeveer 23 jaren, de een kort en dik, de
ander iets langer, en beiden uit Haarlem.
Liese blijft voorloopig bewaard aan het hoofdbureau van
politie, waar gisteren zijn photograpbisch portret is genomen.
In navolging van den heer W. G. Boele, op Jacoba-
hoeve te Wapenvelde, hebben de gebrs. H., te Oosterwolde
onder Doornspijk, eene proef genomen met het bewaren
en groen inmaken van gras in een gemetselden kelder.
Over de verkregen resultaten is men bijzonder tevreden.
Ook elders heeft men uitkomsten verkregen, waarover men
voldaan is. Het schijnt aan geen twijfel onderhevig of de
voedende bestanddeelen van ingemaakt groenvoeder be
dragen belangrijk meer dan van goed gewonnen hooi.
Jl. Woensdag werd voor de Rechtbank te Assen een
zaak behandeld, die een gebruik in Drente te aanschouwen
gaf, dat met het oog op de omstandigheden, waaronder het
feit plaats greep, een barbaarsche mishandeling werd.
Een dienstbode van een boer te Zweeloo bad de verkeering,
die zij met een boerenknecht had, opgezegd, en de vrienden
van dezen laatsten meenden nu, partij trekkende voor den
aanstaanden bruidegom, er toe te moeten overgaan om
wat men in Drente noemt „de meid te laten trouwen.-*
Eenige jongens, ongeveer 15 in getal, gingen op zekeren
avond van de vorige maand naar den boer waar de meid
diende. Zij vonden haar bij het spinnewiel en op het gezegde
van een hunner, „aanpakken, jongens," grepen ze de meid
beet en sleurden haar Tfit de keuken, over de deel naar 1
buiten, waar ze óp een gercedstaanden wagen geplaatst
werd nevens een stroopop. In dien toestand trokken de
jongens zeiven den wagen voort tot in een naburige gemeente.
Onder rumoer en het lossen van schoten werd eindelijk
halt gemaakt bij een herberg. Na eenig oponthoud aldaar
werd de terugtocht aangenomen en na ongeveer 1^ uur,
de meid weder bij haar boer in huis gebracht, waar ze
half bewusteloos van schrik en uitgestane koude, en dus
in deerniswaardigen toestand aankwam. De boer bij wien
zij diende had zich, verwonderlijk genoeg, geenszins verzet
tegen hetgeen in zijn woning plaats greep; integendeel,
toen de jongens bij het binnenkomen gezegd hadden, dat
ze gekomen waren „om de meid ie trouwenhad deze
geantwoord, „nu, daar kan ik niet aan doen."
Tegen een tweetal der jongens was volgens mr. Moens
het wettig bewijs geleverd en 't requisitoir luidde mitsdien
schuldigverklaring aan mishandeling en veroordecling tot
celstraf. Ernstig werd nog de boer onderhanden genomen
over zijn hoogst laakbare daad, om toe te laten dat de
dienstbode, die hem en zijn gezin zooals hij zelf zeide
steeds trouw gediend had, zoo te laten behandelen als
geschied was, temeer nog omdat bleek, dat hij vóór het
gebeurde zich er zelfs over had uitgelaten dat hij alles
gewillig zoude toelaten tegenover het meisje, nuts men
zijn have en goed maar niet beschadigde.
Jl. Woensdag avond trad in eene vergadering der
Amsterdamsche afdeeling van de Nederlandsche Maatschappij
ter bevordering van Nijverheid de heer G. Bcraud, van
Maastricht op. Spreker had als onderwerp gekozen: het
vervaardigen van kleedingstoffen uit turfvezels. In vloeiend
Fransch, later vertolkt door den heer Dolk, maakte spreker
eerst zijn gehoor bekend met de grondstof der béraudine,
zijnde de vezels, welke zich in de veenderijen bevinden
en die kunnen vergeleken worden met de uitloopers
van de paardenbloem of van de aardbezie. Het groote voor
deel der béraudine is de goedkoopheid. De vlokken, die
tusschen do vaste en losse turf zich bevinden en die tot
nu toe onbruikbaar waren, zijn aan spreker gebleken eene
stof te kunnen verschaffen, die zich uitstekend laat ver
binden met wol en die de groote deugd heeft van sterk
het water op te slorpen. Van de 300 kilogram vlokken kan
100 kilogram bruikbare vezelstof'bereid worden; het overige
gedeelte kan als mestspecie worden gebruikt. De uit de
turfvezels bereide béraudine is gebleken dienst te kunnen
doen in de geneeskunde, wegens het opslorpend vermogen
van die stof, en op de spoorwegen als onderleggers. Het
meest verwacht echter de spreker van het gebruik der
vezels voor de verwerking der daaruit verkregen garens,
die dan ook in Frankrijk reeds veel gevraagd worden. De
grondstof kost 1^ gulden per 100 kilogramna verwerking,
zoodat zij geschikt is om tot garen gesponnen te worden,
is de verkoopswaarde 20 gulden en na gesponnnen te zijn
75 gulden per 100 kilogram. Gemiddeld is de prijs der
béraudine, wanneer zij met 10 pCt. wol vermengd wordt,
en dit geschiedt gewoonlijk, de helft van den prijs van
zuivere wol. Bij de weefsels wordt in den regel voor de
ketting wol en voor den inslag béraudine gebruikt.
Van de verschillende faillissementen te Groningen
maakten wij gewag. Ook wezen wij op een pessimist
aldaar, die in het Dagblad en enkele andere bladen allerlei
treurige voorstellingen deed. De Prov. Gron. Crt. schrijft
gisteren 't volgende:
„Terwijl de handelshuizen te Groningen zich inspannen
den slag door den val van vijf zes firma's schakels
van één keten aan het crediet toegebracht, tot de
kleinste afmetingen terug te brengen, gaan luchthartige
correspondenten voort de bladen, die van hun jacht op
sensatie makende berichten de dupe worden, te voorzien
was opgegroeid, maar toch zou niemand vermoed hebben, dat
Ersilio Cagnafidardo naar de nederige betrekking van stalknecht
dingen kwam. De natuur vergoedde hier bijna geheel, wat het
lot had onthouden. Ridderlijkheid en goede manieren waren
dezen knaap niet vreemd, en dat hij zijn woord wist te doen,
kort en krachtig, zonder eenige bedeesdheid, had hij daareven
genoegzaam getoond.
Ugo de' Falconari voelde zich door dezen toevalligen samenloop
van omstandigheden zonderling getroffen. Bygeloovig als hij altijd
geweest was, vroeg hij zich af wat het noodlot toch wel met deze
gril zou kunnen bedoelen....
Wilde het hem te elfder ure nog waarschuwen zich in acht te
nemen voor Piero, den natuurlijken wreker zijner beleedigde zuster?
Bespottelijk! Wanneer Ugo de' Falconari den Capitano niet
duchtte, zich niet liet terughouden door de mogelijkheid, dat
deze alles ontdekte, dan legde Piero toch al bitter weinig gewicht
in de schaal. Neen, die waarschuwing had het lot zich gerust
kunnen besparen
Of zou misschien Ugo's plan er juist door versterkt worden
Een behendig uitlegger zou er even goed die beteekenis aan kunnen
geven, want Piero vertegenwoordigde voor Ugo den gelukkigsten,
ja, den eenigen gelukkigen tijd van zijn leven. Maar ook dat was
overbodigUgo de' Falconari had volstrekt geene aansporing meer
noodig evenmin als een bal, die, door de wet der zwaarte
kracht gedreven, naar beneden rolt.
Hij trok de schouders op.
„Uwe getuigschriften?" zei hij, de hand uitstrekkend.
Van graaf Carducci heb ik er geene; de vlucht kwam te
onverwachts; midden in den nacht moest hij alles in den steek
laten, want zijn leven werd bedreigd. De Sindaco van Colle
verklaart echter in dit stuk, dat ik gedurende de vier maanden
van mijn verblijf aldaar geene reden tot ontevredenheid heb ge
geven."
Hij reikte den edelman een perkament.
„Wat hebt gij in Colle uitgevoerd?" vroeg hij, het geschrift even
inziende.
„Ik hielp mijnen zwager by den veldarbeid. Ik kon niets anders
vinden."
„En wie waarborgt mij, dat gij voor het werk van Sor Donato
geschikt zijt?"
„Geef my éénen enkelen dag, dan zal ik mijne geschiktheid
bewijzen."
„GoedMaar zeg mij nu nog eens wat ter wereld u er toe gebracht
heeft, andermaal naar Colle te gaan?"
„Eene belofte, Heer! Toen het Guelfenleger nog bij Florence
stond, geloofde men algemeen dat het den kortsten weg over Grevc
zou kiezen. Toen nu de tijding kwam, dat het Colle naderde,
was mijne zuster half krankzinnig van angst, te meer omdat mijn
zwager reeds drie weken afwezig was. Ik kon echter reisgelegen
heid krijgen, die mij niets kostte, en mijn geld was intusschen
zoo verminderd, dat ik wel iederen soldo driemaal moest omkeeren.
Hadde ik gewacht en later den tocht te voet gedaan, dan zou ik
eenen geheelen dag hebben moeten loopen en eerst in den avond
de stad bereikt hebben. Dan ware het natuurlijk te laat geweest
om nog werk te zoeken, en mijne laatste soldi zouden in den
zak der waardin terecht gekomen zijn. Dat kon dus niet. Maar
toen mijne zuster zich zoo wanhopig aanstelde, beloofde ik haar
heilig en vast, dat ik, zoodra ik iets geschikts gevonden had,
terug zou komen, om haar met raad en daad bij te staan.
Het was kinderachtig van haar, maar nu ik het eenmaal beloofd
had..."
„Ja, ja, toen moest gij uw woord houden, hoewel gij toch nog
volstrekt niet zeker wist dat gij den post krijgen zoudt."
„Dat is zoo, Heer; maar toen Sor Donato zeide dat ik hem wel
aanstond, hield ik de zaak voor afgedaan, en het overige hoe zal
ik dat zeggen? Ik verbeeldde mij, dat uwe Genade zich over eenen
stalknecht het harnas niet zou aantrekken!"
„En zijt ge naar Colle gegaan, toen het Guelfische leger reeds
voor de stad lag?"
Aan de oostzijde stonden de heuvels vol gewapendenhet was
alsof al het gras in lanspunten veranderd was. Zoo ver het oog
reikte, zag men voorposten en schildwachten. Niemand mocht de
stad in of uit."
„Zoo, en gij dan?"
„O ikl Nu ik het mijne zuster eenmaal beloofd had.... Ik
ben er doorheen gelaveerd!"
„Maar die roekeloosheid ware u bijna duur te staan gekomen,
niet waar?"
„Ja, heel veel heeft het niet gescheeld. Maar mijn plan was
gelukt, ik troostte mijne zuster zoo goed mogelijk, ried haar zich
kalm te houden en af te wachten en zich verstandig in het on
vermijdelijke te schikken, ingeval de landsknechten bij haar
kwartier mochten nemen. Zonderling genoeg, schijnt dit laatste
echter zooveel mogelijk vermeden te worden, want de geheele
armee kampeerde buiten de stad wegens strategische redenen,
zegt de waard der Canova Romana, en hij is een orakel op dat
punt. Toen ik echter op dezelfde wijze terug wilde keeren, traden
mij eensklaps een paar hellebaardiers in den weg en, eer
ik recht wist wat gebeurde, was ik gekneveld. Al mijn praten
was vruchteloos, de kerels sleepten mij mee, en aangezien niemand
recht scheen te weten hoe er in dit geval gehandeld moest worden,
ging ik van de eene hand in de andere, totdat ik omstreeks
middernacht, half versmachtend van dorst, by de tent van eenen
edelman aankwam. Deze sliep gerust, en scheen zeer ontsticht te
zijn over de nachtelijke stoornis."
„De opperbevelhebber dus?" vroeg Ugo de' Falconari.
„Dat geloof ik niet; maar toch iemand die wat te zeggen had.
Zijnen naam heb ik ook gehoord: Piero de' Tolomei..."
„Wat, Piero?"
„Piero de' Tolomei!" herhaalde Ersilio. „Ik heb een uitstekend
geheugen, en dit heb ik bijzonder goed onthouden, want de woorden
„Een spion? Steek den ellendeling overhoop!" die mij uit de
tent in de ooren klonken, waren bijzonder geschikt om myn
bevattingsvermogen ter hulp te komen. „Hel en duivel," dacht
ik, „die maakt korte wetten! Steekt den ellendeling overhoop!"
Eene rilling ging mij door de leden; het was of ik de ijzeren
punten van de hellebaarden reeds in mijn lichaam voelde. Hadde
de hemel mij niet de noodige koelbloedigheid gegeven, dan ware
het voor goed gedaan geweest met Ersilio Cagnafidardo. Nu
echter riep ik den edelen heer toe, dat hij liever de laaghartige
lasteraars over de kling moest jagen, die mij beschuldigd hadden
zonder my te willen aanhooren I Als een profeet uit den ouden
tijd dreigde ik hem met Gods toorn, indien hij eenen weerloozen
burger, eenen trouwen vriend der Guelfen nog wel, als een dolle
houd liet doodsteken. Terwijl ik nog sprak, verscheen een tweede
persoon op het tooneel, een forsch en statig heer met gryzend
van volledig onware voorstellingen nopens den 9tand van
zaken in deze stad. Ware het niet, dat door deze onjuist
heden van liet ergste allooi de indruk buiten Groningen
werd geleid in een richting, die het aanzien der stad nood
wendig moet schaden; waren zij niet pijnlijk in hooge mate
voor zoo vele firma's wier soliditeit onaangetast is en
onaantastbaar men zoude er zich bij neerleggen.
Thans meenen wij aan de eer van deze stad en aan den
goeden naam van zoovelen onzer medeburgers de opmerking
te zijn verschuldigd, dat, naar de meest vertrouwbare
inlichtingen, die wij in staat waren in te winnen, er niet
de minste waarschijnlijkheid, zelfs niet de minste grond
bestaat voor de tendenz-gerucliten, die leugenachtige nieuws-
jagers, met wie weet welke oogmerken, ventileeren. Wij
verklaren naar waarheid, dat zij, wier oordeel in de aan
gelegenheden van den handel beteekenis heeft, ons als hunne
stellige meening te kennen gaven, dat van de financiëele
ramp, die trouwens groot genoeg is, het laatste bedrijf is
afgespeeld, zoodat berichten, daarmede in strijd, óf moeten
zijn gegrond op gebrekkige kennis van de toestanden, óf
worden ingegeven door oogmerken, voor welke een fat
soenlijk man geen qualificatie heeft. Het crediet, dat
geschokt is, keert niet gemakkelijk terug. Zij, die, met
deze waarheid voor oogen, er behagen in vinden het nog
meer te ondermijnen, laden een verantwoordelijkheid op
zich, die hun te zwaar zou kunnen worden. De geesten
oproepen gaat gemakkelijk genoeg. Hen te bezweren is
iets anders."
Benoemd tot Hoofd der school in het huis van ver
betering en opvoeding te Alkmaar de heer G. P. Hem-
penius, te 's Hage.
Op de Geest te 's Hage had dezer dagen het vol
gende niet onaardige geval plaats:
Eene vrouw, aldaar een bovenkamer bewonende, was het
niet vreemd, wanneer haar man ruimschoots van de „ver
gunning" gebruik had gemaakt. In dezen toestand trof zij
hem bij hare tehuiskomst 's avonds opnieuw aan in den
fang, snorkende onder aan den trap. Goede raad was
uur. Op haar verzoek droegen twee buren den beschon-
kene naar boven en legden hem te bed. Na hiervoor beiden
bedankt te hebben, stak zij de lamp aan en kwam toen tot
de tegelijk blijde en onaangename ontdekking, dat het haar
man niet was. Het beleefde verzoek aan de helpers,
om het vrachtje nu wéér naar beneden te slepen, vond
geen gehoor. Ondertusschen was de rechte Jozef, ditmaal
eens niet dronken thuisgekomen, niet weinig verrast op het
zien van deze vreemdsoortige familiariteit. Dat hij den
vreemden gast nog sneller het bed uit en den trap af wist
te krijgen, dan hij er op was gebracht, en er daarna
hartige woordjes tusschen man en vrouw werden gewisseld,
laat zich beter begrijpen dan beschrijven.
Bultenlana.
Het bericht dat de Engelsche vloot, die pressie op
Griekenland moet uitoefenen, i'eeds thans te Creta zou
aangekomen zijn, wordt uit Weenen ten stelligste tegen
gesproken. Het eskader is zelfs nog niet bijeen, doch de
verschillende schepen hebben te Genua, Spezzia, Malta en
Alexandrie bevel gekregen, om te zorgen dat zij 31 dezer
te Creta bijeen zijn. Tegelijkertijd verwacht men daar het
Oostenrijksch eskader, dat uit één fregat en twee corvetten
bestaat, en het Italiaansche, dat uit drie pantserschepen
saamgesteld is. Overigens heeft men te Athene wel gevlagd
op het bericht van den val van het conservatieve Engelsche
ministerie, doch schijnt men overigens meer geneigd dan
vroeger om zich naar den uitdrukkelijken wil der groote
mogendheden te schikken.
De Koning van België heeft een jaarlijkschen prijs
van 25,000 francs uitgeloofd ter aanmoediging van de
haar. Zij droegen fakkels voor hem uit; een ridder en twee
hellebaardiers vergezelden hem. Dit was de vader van den
beminnclijken edelman, die mij voor spion had uitgescholden. Hy
had gehoord wat ik in de tent had geroepen, tot mijn geluk, want
hij kwam terstond tusschenbeiden, ried zijnen zoon eerst te onder
zoeken of ik de waarheid sprak, en liet mij wegvoeren, want
Piero de' Tolomei had zonder tegenspreken aan den wenk zijns
vaders gehoor gegeven."
„Zonderling, die samenloop van omstandigheden!" mompelde
Ugo, eenige malen als in gedachten het hoofd schuddend. Hij
wist zelf niet waarom het verhaal van den Cordonees hom zooveel
belang inboezemde. Was het omdat het noemen van Piero en
van den ouden Gregorio hem aan Pia herinnerde? Was het
omdat de mededeelingen van den avonturier hem een oogenblik
zijn brandend ongeduld deden vergeten?
„En heeft Piero's vader u de vrijheid geschonken?"
„Dat zou hy hoogst waarschijnlijk gedaan hebben," hernam
Ersilio, „want hij scheen kalm en rechtvaardig. Maar ik dacht:
wie weet hoe het lot zich keeren kanDie Signore zal wel
gewichtiger dingen aan het hoofd hebben, dan het lot van eenen
armen gevangeneDaarenboven was ik werkelyk strafbaar,
omdat ik de stad binnengeslopen was. Ik achtte het dus veiliger
den mogelijken uitslag niet af te wachten. Tegen het aanbreken
van den dag waren de landsknechten, die mij bewaakten, gerust
in slaap gevallen. De eik, onder welken zij zich hadden nedcr-
gelegd, stond wel is waar nog binnen den lcgerwal, waar de
schildwachten gestadig heen en weer liepen; maar ik zag dat
de wijd uitgespreide takken van den boom die der naburige
stammen bijna raakten, en dat ik het dus wel zou kunnen wagen.
Het was nog donker genoeg. Ik klom tegen den eik op, klemde
mij vast als een wilde kat en kwam, mij zoo van den eenen
tak op den anderen slingerend, gelukkig in het vrije veld. Op
handen en voeten voortkruipend, sloop ik tusschen de voorposten
door tot aan het bosch van Arano. Daar was ik eindelijk in
veiligheid."
„Dan zijt gy toch nog lang onderweg gebleven."
„Ik koos den omweg over Valterra. De ondervinding had
mij wijs gemaakt, heer, en ik vreesde dat de voorposten der
Ghibellijnen mij even heusch zouden ontvangen als die der
Guelfen, wanneer ik rechtstreeks op Siena ging."
„Gij schynt den duivel te slim af te zijn," hernam Ugo. „En
zyt gij hier aan de poorten van Siena niet aangehouden? Sedert
gisteren zijn de posten verdubbeld."
„Ik liet mijn getuigschrift zien en beriep my op Sor Donato.
Toen zeide de poortwachter, dat een kerel zooals ik in deze
troebele tijden wel voor iets beters te gebruiken was dan voor
stalknecht, en meesmuilend liet hy my doorgaan."
„Daarin had hij geen ongelijk," hervatte Ugo. „Mij dunkt
ook dat gij wel eene lans zoudt kunnen drillen. Waarom treedt
gij niet in krijgsdienst?"
„Oprecht gesproken, heer, als ik mijn loven in de waagschaal
stelde, zou het om iets beters moeten zyn dan de karige soldy
van eenen landsknecht. Bij graaf Curducci verdiende ik driemaal
meer en ik was er veilig bovendien
Ugo de' Falconari stond op.
„Ga nu heen," sprak hy, hem het perkament teruggevend;
„ik zal met Sor Donato over u spreken."
(Wordt vervolgd.)