Kosteft Kleine Mei le Sctapn. Koster's Kleine Wel ie Siii W. J. BLITZ, Tandarts, OPENBARE VERKOOPING, Opeubare Verknoping, Openbare Verkooping, HENDRIK JAN DE LANGE, BERICHT UIT GOEDERENVERVOER. ARTILLERIE-VRIJKORPS. (bij executie, zonder opgeld), op DONDERDAG 4 FEBRUARI 1SS6, des namiddags te twee uren, in het Koffiehuis van R. SCHENKEL, aan de Spoorgracht, te Nieuwediep, gemeente Helder, van Eeu overdekte (zoogenaamde) Schokker of Botter, gemerkt R 43, genaamd „de jonge Klaas," groot volgens eigen aau- ^gifte 16 ton, met Zeil en Treil, voor pf*pzooverre daarop aanwezig. Liggende in den ingang der Marinesluis te Nieuwediep, en aldaar vier dagen vóór den verkoop te bezichtigen. Informatien te bekomen ten kantore van den Deurwaarder J. W. VAN DER WAL Cz. op WOENSDAG 24 FEBRUARI 1886, middags 12 uren, in het lokaal van den Heer STAM, aan het Zand in de Zijpe, van: Eene HUISMANSWONING, BIJGEBOUWEN, ERF en LANDERIJEN, genaamd Zwaardijk, met nog een HUIS en ERF, nabij het Zand, gemeente Callantsoog, te zamen groot 26 hectaren 18 aren en 10 centiaren, in perceelen en massa. 1/6 in een HO UT BOSCH aldaar, geheel groot 2 hectaren en 51 aren. Een HERBERG met vergnnning, DOORREED- STAL en ERF, aan de Blaauwe Keet, gemeente Helder, groot 14 aren en 30 centiaren. Alles nagelaten door den Heer D. Buik. G. VAN OS, Notaris te Zijpe. aan de Schagcrbrug in de Zijpe, in „HET WAPEN VAN DE ZIJPE," op DINSDAG 23 FEBRUARI 1886, bij opbod, en op DINSDAG 2 MAART 1886, bij afslag, telkens ten elf uur 's morgens, ten overstaan van den te Alkmaar ge vestigden Notaris van: MÉpjik Eene llulsmanswoning met Boet, Erf, ffifjaaail Tnin, Boomgaard, Water, Boscli en Jljj jaiSLSSlk uitmuntend Weiland, nabij de Grootesloot en de Schagerbrug, inde Zijpe, groot 20 hectaren 26 aren 70 centiaren. Te veilen in perceelen en massa en te aanvaarden de Gebouwen en Erf 1 Mei 1886 en het Land dadelijk. Eigenaar de Heer Jb. HARP. Inlichtingen worden verstrekt ten kantore van den Advocaat-Procureur Mr. A. P. DE LANGE en van de firma DE LANGE DE MORAAZ, beiden te Alkmaar. Ruim gesorteerd in Kachels, Kolen-, Gruis-, en Turfbakken, Lampen en Lantarens. Stal kettingen, Stalschoppen, Graven, Vorken, Spijkers en Draad nagels, Timmermans-gereedschap; Emmers, Mclk- schotcls, Kaasstrcmsel en Kleursel, Thermometers en maatglazenBoeren- en Bouwgereedschappen, alsmede Ront-, Touw-, mand- en Borstelwerk. NB. Uuslirult (Crêpée N°. 1) en Hagel. HOLLANDSCHE IJzeren Spoorweg-Maatschappij. Te beginnen met den lsten maart eerstkomende zullen te Amsterdam ALLE STUKGOEDEREN zoowel ijl- als vrachtgoederen welke geene douaneformaliteiten behoeven te ondergaan, door de zorgen der Maatschappij AIIIBTSRALVE WORDEN BESTELD, tegen berekening van een loon van 5 Cents per eenheid van 50 kilogrammen, met een minimum van 30 Cents per verzending. Uitgezonderd van dezen maatregel zijn: 1°. de zendingen waarvan de afzender, door het een of ander voorschrift in den vrachtbrief, b. v.Station restante," te kennen geeft dat de goederen door den geadresseerde of van zijnentwege zullen worden afgehaalden 2°. de zendingen geheel of gedeeltelijk bestaande uit goederen, die slechts met inachtneming van bijzondere voorzorgamaatregelen vervoerd worden, bedoeld bij Art. 44, sub II 1 13, 15 en 16, van het Algemeen Reglement voor het Vervoer op de Spoorwegen, van 9 Januari 1876, Staatsblad, No. 7. DE ADMINISTRATEUR. Amsterdam, 11 Januari 1886. HANDELSDRUKKERIJ. Molenplein 103. aflevering van alle modellen boek- en steendrukwerk geschiedt 8poedig, net uitgevoerd en tegen de laagste prijzen. Jacob van Kampenstraat, 124, Amsterdam, is den eersten en derden Donderdag van iedere maand, 's namiddags van 1 tot 3 ure, te spreken wegens tand heelkundige operaticn en het plaatsen van kunst tanden in het Hotel Toelast te Nieuwediep. Ook is hij te spreken des Zaturdags in den Burg en des Maandags in de Jager te Alkmaar, beide dagen tot 's voormiddags 11 ure; des Donderdags, tot 's voor- middags 11 ure, in het Hótel Vredelmt te Schagen. De schietoefeningen zullen, tot nadere aankondiging, geregeld iederen Zondag, 's namiddags 1£ uren, in Musis Sacrum plaats hebben. Op Zondag a. s. oefening met een nieuw model schijf. Helder, 2 Februari 1886. Het Bestuur. Het was een vroolijke Januari-morgcndén van die morgens, waarop men zou meenen, dat Natuur thans reeds haar winter- gewaad af wilde leggen, om zich te tooien met haar lentedos. Vroolijk zag het er uit, op de Weteringschans te Amsterdam eenige knapen en meisjes vermaakten zich, voordat het schooluur sloeg, met stoeien en ravotten, en vermeiden zich in de schoonc natuur, welke het Weteringplantsoen hun aanbood. Doch genoeg van dit liefelijk beeld der onschuld, laten we onze oogen een weinig verder laten weiden, en we bespeuren in de verte een begrafenisstoet, welke langzaam en statig nadert.... Maar neen, thans bewerken we, dat het geen begrafenisstoet is, doch slechts één enkele, eenvoudige lijkwagen, getrokken door één mager ros, zonder eenige statiebedekking. De voerman heeft niet den statigen huilebalk op, noch den gekleeden, hoogen hoed een versleten pet bedekt zyne verwilderde haren, daaronder steekt droomerig zijn pokdalig gelaat uit, omlyst door een breeden, ruigen baard. Alles drukt eenvoud uit. „Eenvoud is het kenmerk van het ware," pleegt men te zeggen ja, tot zekere grenzen, doch eenvoud, zooals hier aan den dag wordt gelegd, is meer dan dat; zulk een eenvoud is armoede, is.... ellende. Ook het feit, dat niemand het lijk grafwaarts vergezelt, drukt het vermoeden uit, dat dit het stoffelijk overschot is van iemand, die geheel alleen stond op de wereld, zonder bloedverwanten, zonder vrienden, zonder bescherming. Ja! zoo is het inderdaad; dat lijk is van eene.... diep gevallen, ongelukkige vrouw. Reeds op vier-en-twintigjarigen leeftijd sloopte de onverbidde lijke dood het naar lichaam en ziel geknakte lichaam. En thans, thans is er niemand, die de ongelukkige vrouw naar hare laatste, rustplaats geleidt, niemand, die een schop aarde op hare kist werpt, neen, niemand, niemand. Wanneer straks de eenvoudige kist in het graf zal zijn neergezet en de kuil is aangevuld, dan zal er geen meer zijn, die zich harer herinnert, geen, die er meer aan denken zal, dat zij ooit heeft bestaan. In weinige woorden zijn hier de lotgevallen te verhalen dezer paria der maatschappij. Zij was uit bemiddelde ouders geboren, welke, behalve voor haar, nog voor een achttal andere spruiten te zorgen hadden. Haar vader, eertijds een welgesteld timmerman, was door slapte in de werkzaamheden tot armoede vervallen, offerde het weinige, wat hij verdiende, nog aan Bacchus, en kwam er eindelijk toe, ten einde zich en zijn huisgezin het hoognoodige te verschaffen, om zijn toevlucht te nemen tot diefstal, zoodat hij veroordeeld werd, om twee jaren in de gevangenis door te brengen. Echter was nauwelijks de helft van dezen termijn verstreken, toen hij, na een langdurig ziekbed overleed. Zijn vrouw, geheel zonder verdiensten, ging, korten tijd na haar echtgenoot, het eeuwige leven in, haar kroost onverzorgd achterlatende. Ouderloos, ver laten, zonder familie of vrienden, stonden zij thans geheel alleen op de wereld, die hun het lief nooit deed kennen, maar in dubbele mate het leed gevoelen. Wat er van de acht jongsten werd, doet hier niet ter zake; laten we ons bepalen tot de beproefingen, welke de oudste dochter, die thans den leeftijd van 18 jaren bereikt had, moest ondergaan. Zoo armoede en ont bering niet haar onuitwischbaren stempel op dat bleeke gelaat hadden gedrukt, zou men het jonge meisje bepaald schoon hebben kunnen noemen, thans echter was zy vervallen en oud voor haar leeftijd. Hartstochtelijk beminde zij een jonkman, die haar naar liet scheen teeder wederminde, doch toen zij de vrucht dier liefde in zich omdroeg, verliet hij haar wreedandermaal stond zy alleen op de wereld, doch thans nog verschrikkelijker dan toen hare beide ouders haar ontrukt warenhare eer was haar ont roofd. Toen zij eenmaal zóó diep gevallen was, bleef haar geen andere uitweg meer open, dan het pad der deugd voorgoed te verlaten en zich geheel der ondeugd te wijden. Zij nam haar intrek in één dier verfoeilijke huizen, dier broeinesten van on zedelijkheid, waarvan een wereldstad als Amsterdam zoo wemelt. Niet lang echter kon zij een leven, als daar geleid wordt, vol houden. Op den leeftijd, waarop als 't ware, voor een ander het leven pas een begin neemt, werd zy ontrukt aan de maat schappij, welke niets aan haar verschuldigd was, en welko weder- keerig ook haar geen weldaad bewezen had. Met haar daalde één dier vele ongclukkigcn ten grave, die door een reeks van rampen en tegenspoeden er toe gebracht zijn van het rechte pad af te wijken en den weg der ondeugd te gaan bewandelen. Hoevelen, die den Cenvoudigen lykwagen voorby hebben zien trekken, zullen dien met geen enkelen blik verwaardigd hebben enkelen zullen een sarcastische opmerking ten beste gegeven hebben; velen ook zullen er in 't geheel geen acht op geslagen hebben, en zij, die het wel deden, zullen waarschijnlijk met afschuw het hoofd hebben afgewend, niet bedenkende, dat men soms door een opeenstapeling van rampspoeden tot het uiterste kan vervallen. O, mochten zij, die door vertwijfeling er toe gebracht, zulk een leven, staande beneden dat der redelooze dieren, wilden gaan leiden, mochten zij afgeschrikt worden door het voorbeeld dezer vrouw, wier levensloop in deze korte schets is verhaald. (Amst. Ct.) De blindherd der paarden. Er is bijna geen onderwerp, waaraan de eigenaars van paarden, vóór alles, zoozeer hun byzon- dere oplettendheid moeten wijden als het bovenstaande, want bij geen ander huisdier vinden wij zoovele oogziekten als by het paard. Aan verscheiden oorzaken moet dit verschijnsel worden toegeschreven. Vooreerst zijn het de hoogc .ruiven, waardoor vliesjes met weerhaken het paard in de oogen komen en zich daaraan vastheggen. Daardoor ontstaat ontsteking, tengevolge waarvan het oog dikwerf verloren gaat. Vervolgens is de scherpe bytende lucht in de stallen voor de oogen van het paard zeer nadcelighet sterke ammoniakgas, dat dc oogen van den mensch doet tranen, is ook voor die van het paard schadelijk. Dc toevoer van licht is daarna van groot gewicht. Geeft men het licht van terzijde, zoo keert het paard het altijd slechts hetzelfde oog toe, waardoor de oogen zeer verzwakt worden. Staat het paard van het licht afgewend, zoo ziet het steeds in den donker, hetgeen door den plotselingen overgang bij bet naar buiten brengen nadeelig is. Is het dier tegen het licht geplaatst, zoo werkt dit verblindend. Een andere oorzaak van het kwaad zijn de oog kleppen. De oogen van het paard zien in een rechte richting zywaarts, en zyn alzoo bij de oogkleppen aanhoudend in een gedwongen toestand. De kwelling en prikkel, die daardoor ontstaan dat het paard eiken dag een plank dicht voor de oogen heeft, maken deze troebel en ziek. Ook raakt de zweep te dikwerf in de oogen en veroorzaakt het barsten van een bloedvat of een ontsteking. Al geschiedt dit ook dikwijls bij ODgeluk, zoo zijn toch de gevallen niet zeldzaam, waarin de ruwe voerman met opzet op nek en kop slaat en daarby het gezichtsvermogen direct vernietigt. Om alzoo de oogen der paarden en daarmede hun gebruiks- en marktwaarde zooveel mogelijk te bewaren, vervange men de ruiven door voerkorvenmen zorge voor goede luchtverversching en zindelijkheid van den stalgebruike in de stallen per dag en per paard 1 pond (Duitsch) gips, om den ammoniak te binden; brenge de vensters zoo hoog mogelijk aan voor de paarden; schaffe de oogkleppen af, die geen nut hebben en vermijde voor altyd het slaan met de zweep naar den kop van het paard. Holiandsche nederzetting in de Zuid-Afrikaansche Republiek. Eenige maanden geleden deelden wij het een en ander mede omtrent het wedervaren van den heer J, H. Janson Jr., in den nazomer van 1883, vergezeld van eenige landbouwers en hand werkslieden, vertrokken naar de Zuid-Afrikaansche Republiek, om aldaar in het district Lijdenburg de grondslagen te leggen voor eene nederzetting van Hollanders en sedert het eindo van Mei 1884 gevestigd op de plaatsen Groot-Suikerboschkop en Elandslaagte. Nnar men zich herinnert, is het doel dier onder neming hoofdzakelijk hierop gericht om aan immigranten uit Nederland grondbezit in de Zuid-Afrikaansche Republiek op minder bezwarende voorwaarden te verschaffen, en om hen in staat te stellen, met het land en de zeden van hun nieuw vaderland bekend en met den landbouw en de veeteelt daar te lando ver trouwd te worden alvorens zij zeiven plaatsen in huur of eigendom nemen. Voor die onderneming zyn de beide hiervoren genoemde plaatsen gekozen, welke te zamen eene oppervlakte beslaan van ongeveer 5904 morgen en aan elkander zijn gelegen langs het transportpad, hetwelk Pretoria met Lijdenburg en de Lijdenburgsche goudvelden verbindt. Uit de sedert ontvangen brieven van den heer J. H. Janson Jr. blykt, dat deze jeugdige onderneming zich voorspoedig ontwikkelt. Hij heeft eene nieuwe woning voor zich laten bouwen, daar het eerst opgetrokken huis, van klipsteenen met zoden gepakt, ter grootte van 4 bij ruim 3 meter, en afgedeeld in 2 vertrekjes, te klein en te ongeriefelyk was. Van de in wy ding van dat nieuwe huis hebben de kolonisten gebruik gemaakt om op 13 November 1885 openlijk van hunne gehechtheid aan den heer Janson te doen blijken en om tegenover de bnitenwereld het te betuigen, dat deze poging tot vestiging eener nederzetting van Nederlandsche emigranten in de Zuid-Afrikaansche Republiek als gelukt kan beschouwd worden. Op welke wijze dit geschied is, beschrijft de heer Janson in een brief, gedagteekend 14 November 1885, in dezer voege: Dagen lang te voren was aan de voorbereiding van het feest gewerkt. Myn nieuw huis was door de feestcommissie voor dien dag verzocht en had ik gaarne afgestaan. Aan het huis was van palen en zeilen eene ruime feesttent opgeslagen; allerlei spelen waren bedacht, waarvoor ik prijzen had toegezegd en op de voor gestelde dorpsplek was een steen opgericht, waarover straks meer. Uitnoodigingen waren aan de meest bevriende Transvalers rond gezonden door de feestcommissie, bestaande uit de heeren Van Achterbergh, voorzitter; Brenkman, secretaris; W. C. Janson, Diepraam, Van Sonsbeek en de Vries, als leden. „De 13de November brak aan met bewolkte lucht, die met regen dreigde, 's Morgens met het aanbreken van den dageraad was op de verschillende bezette plekken reeds al wat kolonist was druk in do weer om zich voor het feest gereed te maken. De ossenwagen had ik 's avonds te voren gezonden ora de kinderen en het beddegocd der gehuwde kolonisten 's morgens vroeg op het feestterrein te doen zijn, want die gezinnen zouden den volgenden nacht in myn oud huisje doorbrengen. 's Morgens te 9 uren kwam de stoet Trau8vaalsche vrienden, waarvan de meesten 3 uren te paard ver wonen, op het feest terrein aan even daarna kwam de Holiandsche of kolonistenstoet, met de nieuwe banier der kolonie voorop, van den tegenover- gestelden kant in galop aanrijden. Geweerschoten en hoera's van de Transvalers begroetten de kolonisten en hunne banier. Het feestterrein leverde op dat oogenblik een waarlijk indruk wekkend schouwspel op. „Een feestelyk ontbijt stond gereed, dat door den ouden heer Maré met gebed werd geopend en op dezelfde wyze door een ander werd gesloten. Onmiddelijk daarna werd de optocht gerangschikt. „Het weder hield zich uitstekend en in goede orde kwam de stoet aan op de plek, waar ccn gedenksteen ia opgericht. Daar vormde do stoet een kring ora den gedenksteen, bestaande uit blokken behaktcn zandsteen, waarop te lezen staat: „Hulde aan de oprichters door de vercenigde kolonisten, 13 November 1885." „Hartelijke woorden werden daar gesproken door Transvalers en Hollanders, die de wereld kunnen bewijzen, dat die beiden één volk kunnen worden, ten spijt van allen laster en alle praatjes, dat de Transvalers alle Hollanders haten. De Holiand sche driekleur, de Transvaalsche vierkleur en ook de geliefde Oranjekleur werden door Hollanders en Transvalers met vochtige oogen en trillende harten luide geöerd, en „met diep geroerde borst" werden het „Wien Neêrlandsch bloed," „de Transvaalsche Vierkleur," het „Wilhelmus" en het feestlied door mannen en vrouwen, oud en jong, Transvalers en Hollanders, aangeheven. „Het viel mij moeielyk in het eerste oogenblik om te sprekeD. Eenige minuten lang was ik als een kind: de stem stokte en weigerde dienst, maar God gaf mij de kracht en de gave opdat oogenblik om goed te spreken en ik dank Hem, dat Hij my woorden als het ware in den mond gaf, die indruk maakten op Hollanders en Tranvalers beiden. „De stoet begaf zich daarna weór naar mijn huis, waar ver schillende spelen, als: schijfschieten, hardloopen, prijsknippen, zakloopcn, enz., door mannen en vrouwen, jong en oud, plaats hadden. „De avonddisch dient nog vermelding om het daaraan gespro kene. Nadat ik een dronk had ingesteld op ons nieuw vader land en het Hoofd van onzen Staat, President Krüger, herdacht de heer F. J. Maré met warmte Nederland en het Oranjehuis, met welks eersten Vorst, Willem den Zwijger, de aanvoerders zijner voorvaderen, de Condé's en de Coligny's, zoo innig verbonden waren geweest. Tot het aanbreken van den volgenden dag was men alleraangenaamst bijeen. Toen trok ieder weder huiswaarts. Overgctelijk voorzeker zal deze feestviering blijven bij allen, die er aan deelnamen, en vooral de kinderen zullen er een indruk van bewaren, die niet dan ten goedo zyn kan." Die kinderen, 18 Holiandsche en 6 Transvaalsche, hebben behoefte aan onderwijs. Begrijpelijk is het, dat bij gelegenheid dier feestviering luide de wensch is uitgesproken, dat in die behoefte voorzien mogt worden. Reeds van den aanvang af is besloten, op de plaatsen eene plek af te zonderen voor den bouw van een lokaal, bestemd om dienst te doen als kerk en school. Voor de oprichting van dat gebouw, waarvan de kosten zyn geraamd op f 6000, zijn bijdragen gevraagd aanbelangstellenden in Nederland. Een gedeelte dier som ongeveer f 1200 is reeds toegezegd. In de kolonie is men begonnen met bouwmateriaal te ver zamelen. De kolonisten zei ven, die groote offers voor uitrusting en vestiging hebben moeten brengen, zyn vooralsnog niet by machte om zeiven den bouw te bekostigen, zoodat hulp uit Nederland, om tot het gewenschte doel te geraken, zeer welkom blijft. Ook ter wille van de godsdienstige behoeften der bevolking van de kolonie is het tot stand komen van dat gebouw zeer noodig. Men hoopt het te laten verrijzen op dezelfde vlakte, waar het gedenkteeken is opgericht. Wat den stand der veldgewassen aangaat, luiden de berichten van den heer Janson gunstig. Evenals alle boeren heeft hij in het afgeloopen wintergetijde verlies geleden op hot vee, hetwelk evenals ten vorige jare, naar 's lands wyze met het vee van den heer F. J. Maré naar diens winterplaats was gezonden. Eenige ossen en een paar koeien had hy echter bij wijze van proefneming gehouden. Terwyl op de plaatsen slechts 2 kalveren veronge lukten nog wel door onachtzaamheid van den Kaffer, die ze 's avonds in de kraal niet goed had vastgebonden kwamen in het zoogenaamde winterveld 2 koeien, 3 kalveren en eenige schapen om door de daar heerschende koude, vergezeld van sneeuw storm en gebrek aan gras. De geest onder de kolonisten is uitmuntend. Alom heerscht eene tevreden stemming. De werklieden, in de kolonie woonachtig, een timmerman en een wagenmaker, hébben volop werk, en als dat zoo blijft, is hunne toekomst in dat opzicht ten ruimste verzekerd. Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 4