HELDERSCHE
EN NIElIWEftlEPER COURANT.
Nieuws- en AtertentieWal voor HollaBds Noorderkwartier.
1886. N°. 31.
Vrijdag 12 Maart.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BËKEJN DM AK1N G.
GRONDBELASTING.
PIA DE' TOLOMEI.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De BURGEMEESTER der gemeente Helder maakt bekend,
dat hij ter voldoening aan het bepaalde bij het tweede gedeelte
van Art. 15 der wet van den 26 Mei 1870 (Staatsblad 82),
betrekkelijk de grondbelasting, heden ter Secretarie der gemeente,
gedurende dertig dagen ter inzage van de belanghebbenden
heeft nedergelegd, eene opgave der uitkomsten, bedoeld in de
artt. 15, 23 en 43 van de gemeentewet.
Helder, 2 Maart 1886.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
BinnenlanO.
Uit het verslag over 1885, uitgebracht door de Noord
en Zuidhollandsche Reddingmaatschappij, blijkt, dat onze
kusten in dat jaar voor zware zeerampen gespaard bleven.
Slechts éénmaal, den 28 Januari, was het aanwenden der
reddingsmiddelen te Nieuwediep (Razende bol, Noorderhaaks)
noodzakelijk. Bij deze ramp steeg het aantal door de
Maatschappij geredde personen sinds hare oprichting in
1824, tot 3043.
Intusschen kunnen dergelijke gunstige omstandigheden
geene aanleiding geven om minder nauwlettend het oog
gevestigd te houden op de ontwikkeling en voortdurenden
vooruitgang van het reddingswezen, daar de voornaamste
taak steeds zal blijven het aanbrengen van verbeteringen
in de ten dienst staande middelen.
Met dankbaarheid wijst het verslag op de medewerking
en hulp in het afgeloopen jaar door de officieren der
Pyrotecbnische Inrichting te Delft verleend bij de leverantie
der benoodigde vuurpijlen, die uitmuntend voldeden. Aan
gezien echter genoemde inrichting door beperkte ruimte
niet altijd aan de bestellingen onmiddellijk kon voldaan,
werden ter completeering pijlen van de firma Birt te Londen
besteld en op verschillende stations geplaatst.
Wanneer dit feuilleton is geëindigd, zullen
wij plaatsen: DE GELUKSBLOEM, door
E. Werner, schrijfster van: „Aan het altaar," „Glück
auf„Vineta," //Tot hoogen prijs," „Onder Betoovering,"
23)
Door ERNST ECKSTEIN.
(Slot.)
De tranen kwamen den slotvoogd in de oogen. Ook zijne
vrouw, Luisella, vertoonde zich. Haar schenen de kwade dampen
der Maremma eerder goed dan kwaad te doen. Zij had de
zieke Pia verpleegd met eenen ijver, die Sor Grimaldo's bewonde
ring had opgewekt, want gewoonlyk was Luisella bijzonder op
haar gemak gesteld en zelfs slaperig van uatuur. Pia's lijden
had haar echter geheel doen veranderen. Gedurende de laatste
dagen was zy zelfs niet van het ziekbed geweken, en deze nacht
was de derde, dien zy slapeloos doorbracht. In hare droefheid
vergat zy geheel den eerbied, waarmede de naam van Siena's
stedehoofd haar eertyds had vervuld.
„God zij gedankt, dat gij komt!" sprak zij, Leone tegemoet
gaande, als meende zy hem te moeten vasthouden. „Zy heeft
vreeselijk naar u verlangd nog geen uur geleden vroeg zij
naar u. Het is goed dat gij hier zijt. Zoodra zij uit hare
bezwijming ontwaakt...."
„Wat! Wat praat gij toch?" viel de Capitano haar in de rede.
„Zy is bewusteloos vervolgde Luisella op trcurigen toon.
„Zoo gij haar zien wilt, kunt gij gerust binnengaan. Later,
wanneer zij wakker wordt, moet ik u verzoeken u te verwijderen,
opdat wy haar op uwe komst kunnen voorbereiden. Die plotse
linge vreugde zou zij niet overleven!"
„Vat moed, Uwo Hoogheid!// sprak Grimaldo, ontsteld door
de aschgrauwe bleekheid van Leone. „Geef den Capitano een
glas wyn, Luisella. Leun op mijnen arm, Uwe Hoogheid. Er
is nog hoop. Bid God; Hij zal redding zenden ter wille van
deze engelreine vrouw."
„Laat my met rust!" antwoordde Leone.
Hij stond nu rechtop, als uit marmer gehouwen. Nog eenmaal
slaakte hij eenen diepen zucht, en trad toen langzaam de zieken
kamer binnen.
Op eene schamele legerstede lag Pia do' Tolomei, niettegen
staande de hooge temperatuur die in de kamer heerschte, tot
aan den hals in wollen dekens gewikkeld en het hoofd in de
kussens verborgen. Het heerlyke goudblonde haar geleek eenen
goudstroom op het helderwitte laken, maar haar gelaat, dat in
hare gelukkige jeugd als met rozen bedekt was geweest, was
nu kleurloos, alsof cr geen enkele broeddroppel meer door de
blauwe aderen vloot, die onder de blanke huid zichtbaar waren.
Om de lippen, die weleer zoo vroolijk gelachen, zoo overmoedig
gesnapt hadden, lag een pijnlijke trek, niet onvriendelijk en bitter,
maar ontuitsprekelyk smartvol.... daar lag eene wereld van ziele-
leed, van verborgen lyden op hanr gelaat.
Leone trad aarzelend nader. Een gevoel van onbeschrijfelijk
wee overviel hem. Hy zonk op de knieën, drukte zyn hoofd
tegen den kant van het ziekbed, en kon zyn snikken niet bedwingen.
Plotseling schrikte hy op. Pia was ontwaakt en zag hem
met van geluk stralende oogen in het door tranen overstroomd
gelaat. Zij had zynen naam genoemd. Zyne tegenwoordigheid
had haar uit hare verdooving doen ontwaken. „Leone," sprak
zy. „O, wat zyt gy goed, dat gy niet gewacht hebt. Ik wist
het immers, dat gy uwe Pia niet zoudt laten sterven, zonder
De commissie, door den minister van Marine tot rege
ling van de kustwacht benoemd, heeft zich met het bestuur
der Reddingsmaatschappij in verbinding gesteld, ten einde
maatregelen te nemen om de kustwacht ook ten dienste
der Maatschappij te doen strekken.
Reeds jl. Dinsdag morgen vóór tien uur waren er te
Amsterdam omstreeks duizend personen, ook een groot
aantal vrouwen, in het Volkspark en zijne naaste omgeving
om de monstermeeting bij te wonen. Ieder, die binnenkwam,
werd gevraagd, óf hij een vuurwapen bij zich droeg. Een
zestigtal politie-agenten en zes inspecteurs stonden op het
terrein. Het doel scheen te zijn: eene deputatie uit ver
schillende Vakvereenigingen naar den burgemeester te
zenden, om werk te vragen. In en nabij het Park waren
omstreeks 3000 personen, en een politiemacht van omstreeks
150 man op de been, toen de bijeenkomst geopend werd.
Te 11 uren traden gelijktijdig in drie zalen van het Park
de socialistische leiders Domela Nieuwenhuis, Eortuyn en
Van de Stadt als sprekers op.
Het is onnoodig, de drie sprekers op den voet te volgen.
In nagenoeg denzelfden vorm behandelden zij het bekende
thema. De ellende is ten top gestegen en nu de Regeering
niet weet te handelen, moeten de werklieden zeiven de
zaak ter hand nemen. Ontraden werd, den weg van geweld
in te slaan; zoo zou slechts aan een paar schilders werk
worden verschaft. De Gemeenteraad zeide de heer
Foi'tuyn zou eene inkomsten-belasting kunnen heffen
van 10 of 15 pCt.dan zou de bezittende klasse niet
voortdurend worden bedreigd, nu het getal werkeloozen
overal aangroeit. De machineriën moesten niet, wat
sommigen willen, worden afgeschaft, maar het eigendom
aan de bezittende klassen ontnomen worden. Magazijnen
en pakhuizen liggen vol kleêren en brandstoffen; nu er
gebrek is, moest tot onteigening worden overgegaan. De
verantwoordelijkheid, welke, volgens de Amsterdammer, de
ontwerpers dezer bijeenkomst op zich laadden, viel louter
terug op de regeerende klasse, die niets deed om den nood
van het volk te lenigen. Ten slotte werd in de drie zalen
haar nog éënen kus te geven. Gij kunt het gerust doen; deze
lippen hebben u toebehoord van het eerste oogenblik af. Spreek
nu niet! Ik weet het immers, gij twijfelt er niet langer aan,dat
uwe Pia n liefgehad en uwen naam in eere gehouden heeft!
Deze dag moest komen, want ik heb God er zoo vurig om
gebeden, ieder uur, Leono! En nu zijt gij hier, en wilt uwe
Pia zeggen hoezeer het u leed doet haar miskend te hebben. O,
Leone, dat maakt mij gelukkig, nameloos gelukkig!"
Zij had zacht en langzaam gesproken, doch met eene heldere,
duidelijke stem. Liefkozend streek zij met hare hand over Leone's
hoofd, terwijl hij zelf nog altijd sprakeloos voor hare legerstede
geknield lag.
„Schrei niet," ging zij voor». „Was het dan uwe schuld,
dat een valsche vriend u bedroog? Indien het waar geweest
was, hetgeen hij u voorspiegelde, o, dan ware mijne straf zacht
geweest, dan hadt gij het volste recht gehad mij te dooden, in
stede van mij naar hier te verbannen, waar Gods zon mij toch
altijd bescheen en de blauwe hemel mij troost bracht in mijne
eenzaamheid! Ik zal geene onwaarheid spreken: ik was diep
ellendig, en meermalen overviel mij een gevoel van gramschap....
Ik vroeg mijzelve afHoe kan hij, die mij toch acht lange jaren
heeft gekend, aan mij twijfelen Weet hy dan niet dat er nooit
eene valsche gedachte in mijne ziel is opgekomen? Hoe is het
mogelijk dat hij nog een gerust uur heeft, terwijl hy weet dat
ik hier in ellende omkom? In die oogenblikken wendde ik
mij tot God en bad om kracht, ton einde die booze gedachten
uit mijne ziel te verbannen. Dan oordeelde ik rechtvaardiger en
kalmer. Neen, gij moogt niet weenen! Nu is alles voorbij, en
mocht gij nog een gevoel van schuld behouden ik heb u reeds
sedert langen tijd vergiffenis geschonken. Vergeef ook mij,
dat ik zoo onverstandig was, voor u, mijnen heer en gemaal,
een geheim te verbergenwant op die wyze is het den verrader
slechts mogelijk geweest ons te bedriegen. Hadde ik mijnen
Leone vertrouwd, hadde ik niet getracht zonder zyne voorkennis
mijnen broeder te zien, alles zou nog zijn als voorheen. Door
mijne eigene schuld ben ik in het verderf gestort. Wij waren
gelukkig, Leone, boven alle beschrijving.... en nu, wacht mij het
graf! O, zoo gij kunt, houdt mij dan nog een oogenblik vast
één kort oogenblik nog. Het was zoo heerlijk uwe vrouw tc
zijn en alles met u te deelen. Geef my uwe hand, Leone....
zoo.... en laat mij nu niet meer los.... ik voel dat mijne krachten
mij gaan begeven.... het is alsof ik hoe langer hoe dieper weg
zink, terwijl de aarde met al haren glans en al hare heerlijk
heid achterblyft hoog boven mij, als eene fonkelende ster...."
Hare oogen sloten zichzachtkens bewogen zich de loodkleurige
lippen; hare hand, die Leono stijf hield omklemd, was koud
als ijs.
Toch kwam zij den aanval nog eenmaal te boven f hare laatste
krachten verzamelende, richtte zy zich in hare kussens op, legde
den arm teeder om den hals van haren echtgenoot, en kuste hem
tot afscheid mond en wangen. Daarna keek zij hem met groote,
heldere oogen aan.
„God heeft het zoo gewild, en Zyne raadsbesluiten zijn ondoor
grondelijk," sprak zij met eenen zucht. „In mijne eenzaamheid
heb ik veel over het menschelyk leven nagedacht. Wat ons
toeval schynt, is noodzaak; klagen is daarom dwaas en onge
grond. Gy bemint my, Leone en dat ik nu heenga, zal eene
ongeneeslijke wonde slaan in uw hart. Draag uwo smart met
geduld, zooals ik de mijne gedragen heb. Alles gaat voorbij;
wy zeiven zijn slechts eene golf in den grooten stroom, een
boomblad, dat door den herfstwind wordt afgerukt en vergaat.
Wees moedig, Leone, om Ermenegilda's wil. Zie toch, ik sterf
zonder haar aan mijn hart te mogen drukken en toch ga ik
getroost heen! Zoo moet ook gy.... vaarwel, Leone, vaarwel!"
dezelfde motie voorgesteld, waarbij gevraagd werd: 1. aanleg
en exploitatie van een tram Raampoort-centrale station-
Plantage; 2. verlaging van bruggen; 3. verbetering der
bestrating in den Jordaan; 4. demping van grachten als
Lauriergracht, Krombootsloot, enz.5. bouw van arbeiders
woningen en die te verhuren tegen den kostenden prijs;
6. bouwen van bruggen over Amstel en IJ7. beter stelsel
voor afvoer van faecaliën in het oude deel der stad; 8.
teruggave van alle lijfgoed uit de Stads-Bank van Leening;
9. droogmaking der Zuiderzee; 10. een crediet van eenige
honderd duizenden (al zijn millioenen noodig) aan de Vak
vereenigingen, ter uitvoering van verschillende werken.
Bij dat alles moest invoering van een normalen arbeidstijd
worden geëischt.
Debat over deze motie werd niet gevoerd, maar zij werd
met luid gejuich begroet en als aangenomen beschouwd.
Na den afloop der bijeenkomst, omstreeks 12 uur, ging
het volk, pmstrecks 4000 man sterk, op weg naar het
Stadhuis, Eéne zijde van de Bloemgracht, alsmede het
huis van den burgemeester, waren door eene sterke
politie-macht afgezet. Ten Stadhuize werd de motie door
Bos, Butter en Geel aan den bode van den burgemeester
overhandigd. De burgemeester liet weten, dat hij de
deputatie niet kon ontvangen, maar het antwoord wel zou
zenden.
De stoet trok toen uiteen. Op het Waterlooplein was
eene groote menigte voor de woning van Penning, die
wilde, dat de stoet langs Heeren- en Keizersgrachten zou
trekken, om de ellende te toonen. Hieraan werd gevolg
gegeven. Zingende het Vrijheidslied en de roode vlag om
hoog, trok de stoet door de stad, op weg naar het Volks
park. In de Reestraat deed de politie een charge om het
volk uiteen te drijven. In het Volkspark sprak Van der
Stadt de menigte toe. Hij betreurde dat zingen langs den
weg; de indruk had somberder moeten zijn. Evenals For-
tuyn maande hij allen tot kalmte aan, waaraan de laatste
de uitnoodiging verbond om eiken ochtend te 11 uur in
het Volkspark bijeen te komen.
Zij zonk achterover, zonder doodstrijd, als eene machtelooze,
die zacht en zonder eenige pyn insluimert. Een vreedzame trek
kwam er over haar lief gelaat, een glans van vrede en verzoening.
Voor de laatste maal hief een zachte ademtocht de zwakke borst
omhoog... toen werd alles stil op het ziekbed der lyderes.
Ook in Leone's hart heerschte eene plechtige, doodsche stilte.
De ontslapene had hem tot standvastigheid aangemaand, tot
volharding en moed, al zou de last, dien hij torsen moest, hem
ook nederdrukken.
„Ja," dacht Leone in zijne vertwijfeling„zij kon volharden,
de heilige, want zij was zonder schuld; maar ik, die met eigen
hand mijn geluk verwoest, mijn leven vernietigd heb, ik zou al
die lange jaren, welke mij wellicht nog te leven overblijven, die
vreeselijke smart meedragen, waarvoor hierop aarde geene leniging
te vinden is? Innig geliefde, reine Pia, daartoe zoudt gij zelfs
niet in staat zijn geweest, hoe sterk en edel gij ook waart!"
Langzaam rees hy op. Met gevouwen handen bleef hij eenigen
tijd staan in aandachtige beschouwing van de doode. Geen traan
welde meer in zijne oogen op, toen hij het vreedzaam, schoone
gelaat aanschouwde, dat nu, evenals de zee na eenen woedenden
storm, meer en meer zijne vroegere liefelijke kalmte terugkreeg.
De laatste smartelijke trek was van hare lippen verdwenenhare
wangen waren met eenen blos bedekt, en het scheen alsof de
vriendelijke mond, die hem gedurende al die jaren zooveel goeds
en liefs had toevertrouwd, nog wilde spreken van liefde en geluk.
Hare stem, o God, die welluidende, heldere stem!.... En dat zou
nu alles voorbij zijn voorbij, alsof het een droom ware
geweest? Hij zou het aanzien, dat men Pia de' Tolomei aan de
kille aarde toevertrouwde, en dan verder leven, met het bewustzijn
dat hij in zijne verblinding haar graf gedolven had Neen Pia,
innig geliefde Pia, dat is onmogelijk! Hij lachte zoo kalm en
gelaten, als hij weleer gelachen had, wanneer hij bij het schaakspel
de zege behaald of bij eenen wedstrijd der Sieneesche jongeling
schap het beste schot gedaan had. Alleen de strijd der gewaar
wordingen in ons binnenste maakt ons zwak en onrustig; een
vast, onherroepelijk besluit oefent eenen bedarenden invloed uit.
„Moge de Hemel het mij vergeven l" sprak hij zacht. „Er-
menegilda was goed bezorgd bij den wakkeren Gregorio, beter
dan bij eenen vader, wiens knagend harteleed hare jeugd moet
vergallen. Ook gij schenkt my vergiffenis, Pia, mijne éénige,
mijne innig geliefde vrouwÉen graf zal ons te zamen opnemen.
Dat is de eenige wensch dien ik op aarde nog heb."
Hij begaf zich naar het naastbijzijnde vertrek, waar Sor
Grimaldo en Luisella in grooten angst zijne terugkomst ver
beidden.
„Zij slaapt," sprak hij met zachte stem. „Gaat heeD, ik zal
hier waken; zoodra ik uwe hulp noodig heb, zal ik u roepen."
Luisella wilde tegenwerpingen maken, doch de gebiedende
blik van haren moeder deed haar tot de overtuiging komen,
dat tegenspraak nutteloos was.
Zij verwijderden zich. Leone ging naar de eikenhouten tafel,
waarop eenige boeken lagen, benevens schrijfgereedschap en een
toegevouwen papier, met eenige door Pia geschreven woorden.
Het was een afscheidsgroet, waarin zij hem nog éénmaal ver
zekerde, dat zij geheel zonder schuld en rein was; dat zij hem
alles vergaf en hem tot haren laatsten snik had liefgehad. Het
geheel ademde liefde en bijna bovenmenschelyke goedheid.
Drie, vier malen las hij deze heerlyke regels, tot hij van
harteleed dreigde te stikken. Nu nam hij zelf de pen en schreef
eenige woorden, waarna hij de brief dichtvouwde en sloot, zoo
goed als hij dat zonder zegel doen kon; vervolgens plaatste hij
aan de buitenzijde eenige aanwyzingen voor Sor Grimaldo, die
den brief met het burchtzegel voorzien en zoo spoedig mogelyk
aan Gregorio de Tolomei in Florence bezorgen moest.