HELDERSCHE
i;\ MEDVVEUIEPER COURANT.
en Advertentieblad yoor Hollands Noorderkwartier.
1886. N°. 38.
Jaargang 44.
Zondag 28 Maart.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Blrmenlana.
DE GELUKSBLOEM.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Het hoofdbestuur van het Nederlandsch Onderwijzers
genootschap heeft een adres aan de Tweede Kamer gericht,
waarin het de voortreffelijkheid der openbare lagere school,
zooals die ten onzent bestaat, betoogt en er op wijst dat
waar geen kerkelijke partijschap bestaat, die school onder
ons volk vertrouwen en oprechte waardeering vindt.
„Het hoofdbestuur stelt er mitsdien hoogen prijs op,
dat er, ten aanzien van de beginselen, naar welke ons
lager onderwijs is geregeld, geen verandering tot stand
kome, maar dat alom in ons vaderland gelegenheid blijve
bestaan om voldoend lager onderwijs te blijven genieten,
hetwelk vanwege de overheid verstrekt wordt met eer
biediging van ieders godsdienstige begrippen.
„De ernstige handhaving dezer beginselen acht het
hoofdbestuur levensvoorwaarde voor de Nederlandsche
volksschool, die, hoe fel ook bestookt, ten onzent een his
torisch en zedelijk recht van bestaan heeft verworven.
„Zullen echter deze beginselen volledig en ongestoord
kunnen toegepast worden, dan behooren zij, gelijk tot
dusverre, in de Grondwet aan de natie te worden gewaar
borgd. In deze wet uitgedrukt al mocht het zijn onder
andere bewoordingen dan in art. 194 zijn zij naar de
meening van het hoofdbestunr, in voldoende mate veilig
en verzekerd te achten.
Worden zij daarentegen niet in de Grondwet opge
nomen, maar afhankelijk gesteld van de inzichten des
gewonen wetgevers, dan staat het te vreezen en wat
wij elders zien gebeuren wettigt deze vrees dat de
Openbare School de speelbal wordt der afwisselende Re
geeringen, en niet minder een twistappel in de gemeente
raden, dat zij inzonderheid ten platte lande zal
bezwijken als het offer, geëischt door de uiterste kerkelijke
partijen, en dat aan het onderwijs in het algemeen onbe
rekenbare schade zal worden toegebracht."
Aandeelhouders der Stoomvaartmaatschappij Insulinde
zijn op den 9 April a. s. tot eene buitengewone vergade
ring bijeengeroepen, ten einde een besluit te nemen over
een voorstel tot ontbinding.
Door E. Werneb.
Het Gemeentebestuur van Zijpe heeft zich onlangs
gewend tot den Raad van Administratie der Hollandsche
IJzeren Spoorweg-Maatschappij met het verzoek, dat voort
aan dagelijks een trein zou mogen stoppen aan de halte
Oudesluis. Op dit verzoek is, naar wij vernemen, een
weigerend antwoord ingekomen. Het aantal reizigers, dat
thans op marktdagen van die halte vertrekt, is te gering,
om het verzoek te kunnen toestaan.
Voor de op 16 en 17 Juni a. s., ter gelegenheid
van het 39ste Landhuishoudkundig Congres, te Leeuwarden
te houden Landbouwtentoonstelling, zijn uitgeloofd:
1. door de Vereeniging Het Paardenstamboek, voor de
beste inzendingen van een stamboeksmerrie, inlandsch ras,
als eerste prijs f 100, als tweede prijs f 25van een
stamboeksmerrie, vreemd of gekruist ras, als eerste prijs
f 100, als tweede prijs f 25;
2. door de Vereeniging Het Friesche Rundveestamboek,
voor de beste inzending van een stamboekskoe met min
stens twee volbloeds-afstammelingen, als eerste prijs f150,
als tweede prijs f 75;
door den voorzitter der Vereeniging Het Friesche
Rundveestamboek, voor de beste inzending van minstens
vier stamboekskalveren met hun vader, dus een twenter
of ouderen stier, een gouden medaille.
De uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem in de
zaak tegen mevr. Bulkley c. s. is, zoowel over de hoofdzaak
als den incendenteelen eisch, bepaald op Dinsdag a. s.
De nieuwe muntbiljetten van f 50 zien er net uit;
de vorm doet terstond denken aan Duitsche, niet aan onze
gewone Hollandsche bank- en muntbiljetten. De leeuw aan
den voet der Nederlandsche Maagd ziet er ietwat slaperig
uit, maar dit is zoo de gewoonte, en de pooten doen den
ken aan de rustigste rust. Een der voordeelen van deze
typographiseh keurig uitgevoerde biljetten is, dat zij aan
beide zijden de waarde aangeven.
De Koningin van Zweden is gisteren morgen in het
Amstel-Hótel aangekomen.
Gisteren werd door de Holl. IJzeren Spoorweg-
Maatschappij, in het Centraal administratiegebouw te Amster-
Hij had met steeds toenemende opgewondenheid gesproken.
Al de gal en bitterheid, die zich in den loop der jaren in zijn
binnenste hadden opgestapeld, kwamen thans tot een uitbarsting,
en daarby zag hij zyn jongen toehoorder met zulke woedende
blikken aan, alsof hij hem bij de minste tegenspraak bij de
kraag wilde pakken. Hein knikte echter toestemmend en ant
woordde met een hoogst ernstig voorkomen:
„In den grond van de zaak hebt gy gelyk. Ik ben ook al
tot besef gekomen, dat het leven een erbarmelijke zaak en de
geheele menschheid niets waard is. In dat opzicht ben ik het
volkomen met u eens."
„Hm, daartoe zyt gij cigenlyk nog te jong!" gromde Eberhard,
wien deze toestemming veeleer scheen te ergeren dan te ver
hengen.
„Men kan nooit vroeg genoeg met levenswijsheid beginnen,"
hernam Hein. „Maar a propos, dit is het punt, waarom ik u
heb opgezocht, en na den blik, dien ge mij zoo even in uwe
levensbeschouwing vergund hebt, vrees ik ook niet meer door u
verkeerd begrepen te worden. Mag ik op uwe stilzwijgendheid
rekenen, daar 't een zaak onder vier oogen is?"
„Stilzwijgendheid? Bij my loopt ge geen gevaar van het
tegenovergestelde! Maar wat bedoelt ge eigenlijk?"
„Wees niet bevreesd, dat ik u met een „sentimenteel zieken-
relaas" zal vervelen. Het betreft ook wel een ongesteldheid,
maar hierbij staan wezenlyk groote belangen op het spel. Het
jonge meisje, dat gy straks hebt gezien, is bestemd om eens
mijne vrouw te worden. Zij is de eenige erfgenaam van een
aanzienlijk vermogen, dat zich nu nog in handen van hare stief
moeder bevindt. Ongelukkig is deze ziek en zwak, zóó zelfs
dat het ergste te vreezen is."
„Tot uw groote spyt!" merkte de dokter hier spottend aan.
„Natuurlijk, tot onze spyt, maar wij moeten ons in het onver-
mydelyke schikken. Mevrouw Rehfeld is wel is waar nog jong,
maar de dokters zeggen, dat haar toestand hopeloos is en dat
zij het volgend voorjaar niet meer zal beleven. Denkelijk zult
gij van het zelfde gevoelen zijn als uwe collega's
„Ik ben het nooit met myne collega's eens!" riep de dokter,
opspringende. „Ja, die heeren zyn altijd onfeilbaar en weten
dag en uur van den dood te voorspellen en dan maakt de
patiënt hun een streep door de rekening en leeft soms nog
twintig jaren."
„Ja, juist, en daarom wilde ik uw gevoelen inwinnen. Ge
begrijpt wel, dat het wenschelijk voor mij is
„Zoodra mogelijk die erfenis te krijgen. Ja, dat begrijp
ik best!"
„Beoordeel mij niet verkeerd!" kwam Hein hiertegen op, die
thans ook was opgestaan en elke beweging van den opgewonden
man met de oogen volgde, terwyl hy zich blijkbaar inspande om
ernstig te kyken. „Ik betreur dat geval zeer, maar wyl het nu
eens onvermijdelijk schijnt, en er, zooals ik reeds zeide, groote
belangen mede gemoeid zijn, wilde ik gaarne althans zekerheid
daaromtrent hebben. Professor Mertens met wien gij, naar
ik gehoord heb reeds lang op letterkundig gebied overhoopt ligt,
al zult ge mij toch moeten toegeven dat hij een eerste autori
teit en een sieraad der wetenschap is! professor Mertens dan
heeft verklaard, dat zijne kunst hier niets meer vermag."
Eberhard, die inderdaad niet merkte, hoe meesterlyk hy opge
hitst werd, sloeg zoo hard op de tafel, dat zy dreunde.
dam, de navolgen ie onderhoudswerken aanbesteedop den
spoorweg Heider-Amsterdam en Zaandam-Enkhuizen volgens
bestek No. 379, uitvoeren van onderhoudswerken, in vijf
perceelen, raming f 24,723. Minste inschrijver, 1ste per
ceel L. C. Oudt, te Winkel, f 5880; 2de perceel V. Ph.
Braun, te Beverwijk, f 4000; 3de perceel H. J. Meekers,
te Amsterdam, i 7000; 4de perceel J. Plas, te Purmerend,
f 2450; 5de perceel J. Botman, te Bovenkarspel f 1150.
In het Volkskotfiehuis te Amsterdam is afgestapt een
chef van den Generalen Staf van het Verlossingsleger
fSalvation-army), die eenigen tijd aldaar denkt te vertoeven.
Bedoeld heerschap moet gemakkelijk te herkennen zijn,
daar hij een geheel rood kleed met goud geborduurden
kraag draagt, waarover losweg een mantel hangt van
dezelfde stof en kleur.
Op de laatste drie dagen der maand April a. s.
komt in veiling de uitgebreide verzameling werktuigen en
vee van wijlen rar. J. P. Amersfoordt, op de Badhoeve te
Haarlemmermeer. Niet minder dan 146 stuks rundvee zal
verkocht worden.
De Znid-Afrikaansche Patriot schrijft in een zwaar
moedige bui:
„Sommige mense denk dat die wereld beter word, maar
dit is zoo nie. De wereld wordt slechter, gaat nie vooruit
nie, maar achteruit."
De Patriot staat in dit opzicht niet alleen, maar de
gronden, waarop zij hare overtuiging bouwt, zijn niet
precies dezelfde als die, waarop de meeste pessimisten zich
verlaten. Genoemd blad beschouwt het als een afdoend
bewijs voor den achteruitgang der wereld dat: „Die vraag
is nie meer, wat zeg die Bijbel nie, maar hoe is dit in
Amerika?"
De heer H. A. Hanedoes en eenige andere land
bouwers te Haarlemmermeer zullen voor eigen rekening
eene kaasfabriek oprichten, welke gebouwd zal worden op
den hoek van den Aalsmeerderweg en Spaarnwouderweg.
Een dertigtal landbouwers hielden jl. Woensdag te
Halfweg eene vergadering, ter bespreking van de middelen,
om de melk voor den landman productiever te maken,
Wel zoo, heeft Mertens dat gezegd? En dus weet die groote
autoriteit, dat sieraad der wetenschap er geen raad meer op?
Dan zou ik uw aanstaande schoonmoeder toch wel eens onder
handen willen nemen
Een zegevierende uitdrukking vertoonde zich in de oogen van
den jongen man, maar hij antwoordde volkomen bedaard:
„Dat wilden wij u juist verzoeken, 't Is waar, als iemand
als professor Mertens
„Hond toch op met dien Mertens ik kom morgen aan den
dag!" riep de dokter woedend.
„Ik zal u zeer dankbaar zijn, maar niet waar? de bij
zonderheden van ons gesprek blijven geheel onder ons?"
„Ja, die blijven onder ons!" stemde Eberhard knorrig toe.
"Maar, geheel onder ons, wil ik u toch ook zeggen, dat gij een
prachtexemplaar van een aanstaanden schoonzoon zijt! Ge kunt
het ver brengen met uw zoogenaamde levenswijsheid
„Maar, dokter, dat is niets anders dan de praktijk van de
theorie, die gij straks als de uwe hebt verkondigd en die ook de
mijne is," antwoordde Hein, hem onverschrokken aanziende.
Deze opmerking was zoo steekhoudend, dat de dokter niets
antwoordde. Hij had een boek opgenomen en klopte daarmede
op de tafel, maar hij keek den jongen man aan, alsof hij hem
met zijn blik wilde doorboren.
„Hoe oud zijt gij eigenlijk?" vroeg hij.
„Zeven-en-twintig jaar."
„Dan zijt ge al vroeg wijs. Ik was op uw leeftijd nog een
goedhartige domkop, die aan allerlei idealen geloofde. Maar gij
hebt groot gelijk, en het doet mij plezier dat ik de menschen
weer eens juist beoordeeld heb allemachtig veel plezier zelfs!
Goedendag, mijnheer Kroneck!"
Dit afscheid klonk juist niet zeer vriendelijk, maar Hein
scheen dit niet te merken, daar hij den heer des huizes uiterst
beleefd groette en vervolgens de kamer verliet. Nauwelyks was
hij weg, toen de dokter het boek in een hoek wierp.
„Een schandelijke berekening! Dat die vent zich niet schaamt
openlijk daarvoor uit te komenEn daarbij heeft hy een gezicht
en een paar oogen, waaruit men heel wat anders zou opmaken.
Gezichten liegen tegenwoordig dus ook al! Maar wee hem, als
er nog een vonkje van hoop bij die aanstaande schoonmoeder
isDan breng ik haar weer op de been, en al moest ik haar
een jaar lang onder mijn behandeling hebben hij zaljop de
erfenis wachten!"
Ondertusschen ging Hein de stoep af. Met moeite onderdrukte
hij zijn lachen, wijl Martijn by de deur stond en hem nazag.
„Daar heb ik u beet gehad, oude menschenhater!" mompelde hij
„Nu zijt ge toch in de val geloopen!"
Hiermede stapte hij op bet rijtuig toe en was min of meer
verwonderd, Corry hier niet volgens afspraak aan te treffen. Zy
wandelde door den tuin en wel in gezelschap van den jongen
man, die straks ook in de bibliotheek van den dokter was geweest
en toen zoo haastig naar buiten werd gestuurd. Bij de komst van
haar neef keerde zy zich om, roepende
„Zijt ge daar eindelyk, HeinIk begrijp niet hoe ge zoolang
in dat berenhol hebt durven blyven."
„De beer is getemd," zeide Hein lachend. „Hy heeft beloofd
de patiënt morgen te komen bezoeken."
„Is 't mogelijk! Hoe hebt ge dat gedaan gekregen?"
„Heeft dokter Eberhard beloofd bij u te komen?" vroeg ook
Gilbert in éóne verbazing.
„Ja, en ik ben overtuigd dat hij woord zal houden."
„Dokter Gilbert, de assistent van van dien anderen man!"
dus stelde Corry hem thans voor. „Hoe hij dat uithoudt, begrijp
ik volstrekt niet, want hij heeft mij al toegestemd dat zijn heer
en meester een monster is."
„Wel neen, juffrouw, dat heb ik niet toegestemd," kwam Gilbert
hiertegen op. „Ik vond het alleen onvergeeflijk, dat hij ook u
zoo onbeleefd behandelde."
Hij legde zulk een nadruk op het woordje dat Hein den
een zoowel als de ander een vorschenden blik toewierp.
„Nu, wij zullen het gezamenlijk ondernemen hem te temmen,"
hernam hij. „Gij zult uw chef zeker vergezellen, als hij de villa
Rehfeld met een bezoek verwaardigt?"
„Natuurlijk komt gij mede!" viel Corry hier gedecideerd in.
"Zooals gezegd is, dokter, ik heb groot vertrouwen in u en zal
u aan mama recommandeeren. Niet waar, Hein?"
Hein scheen met een even plotseling vertrouwen bezield te
worden, want hij vatte de hand van den jongen geneesheer en
schudde deze vriendschappelijk.
„Ge zult welkom zijn. Maar kom nu mede, CorryWe moeten
naar huis."
Hij bood haar den arm en geleidde haar naar het rijtuig.
Gilbert, niet gewoon om dames eenige beleefdheid te bewijzen,
dacht er niet aan haar tot aan het portier uitgeleide te doen,
maar bleef als vastgeworteld staan. Het juffertje, pruilende over
deze onderstelde onbeleefdheid, sprong schielijk op de trede
maar toen ze nu nog eens het rijtuig uitkeek en den jongen
man zag staan, totaal verbouwereerd, de oogen onafgewend op
haar gevestigd, vertoonde zich weer dat bekoorlijke guitige lachje
op haar gelaat, terwijl een lichte beweging van het kleine hoofd
den linkschen bewonderaar ten bewijze strekte, dat ze niet boos
op hem was.
Hein had dit een en ander niet onopgemerkt gelatenmaar
nu gaf hij den koetsier een wenk om op te rijden en zeide
onverschillig
„Een aangenaam mensch, die dokter Gilbert!"
„Vindt ge dat ook?" riep Corry verheugd.
„Wel zeker. Hij heeft iets voorkomends en bescheidens en
zou u misschien eens wat afleiding kunnen bezorgen, als Guido
en ik vertrokken zijn, want dan zal het geducht stil in de villa
worden. Ik zou het een groote rust vinden, als ik wist dat gij
ten minste van tijd tot tijd eens gezelschap hadt."
„Gij zijt toch zoo goed. Hein!" zeide Corry dankbaar, terwijl
ze het hoofd nogmaals uit het portier stak. Hein barstte echter
in een overmoedigen lach uit.
„O ja, ik ben de belangelooste van alle menschen! Vraag dat
maar aan dokter Eberhard die zal 't u bevestigen! Maar
eigenlijk heeft hij gelyk en is het eigenbelang schering en
inslag van al ons doen en laten!"
Het vertrek van Kroneck en zijn zoon was inderdaad op een
van de eerste dagen der volgende week bepaald en Helmar kon
welstaanshalve niet alleen van Eveline's gastvrijheid gebruik
maken, hoewel het hem aan den lust daartoe niet scheen te ont
breken. Hij maakte dus ook toebereidselen om heen te gaan.
Het was in den voormiddag. De gordijnen in het salon waren
neergelaten en alleen de deur van het balkon stond half open,
zoodat alles in schemerduister was gehuld. De toestand van
mevrouw Rehfeld was verergerd; zij had die wandeling naar de
bergvlakte en het ongewoon lange zitten in de avondlucht duur
moeten bekoopen en was den vorigen dag voor geen harer gasten
zichtbaar geweest. Thans lag zij moede en afgemat op de sofa,
terwijl Helmar naast haar zat, de eenige, die niet was opgestaan,
toen al de anderen zich na het ontbyt teruggetrokken om de zieke
eenige rust te gunnen.