naardien zij de ondervinding hadden opgedaan, dat de opkoopers in de groote steden zich te hunnen koste de grootste winsten toeëigenen. l)e wensch werd geuit, aan de opkoopers zoo weinig mogelijk melk aan te bieden. Als middel daartoe werd een voorstel gedaan tot oprichting, voor onderlinge rekening, van eene botex1- en lcaasfabriek, en dit voorstel vond algemeenen bijval; 20 der aanwezigen verbonden zich, voor gezamenlijke kosten, eene commissie met den meesten spoed af te vaardigen naar de bestaande fabrieken in Nederland, om daar de noodige gegevens te verzamelen en van haar bevinding in eene volgende ver gadering verslag uit te brengen. Jl. Woensdag is te Diemerbrug publiek verkocht de i boerenhofstede Hoop en Werk, groot 14,0933 HA., voor j f 29,050; de prijs van het land daalt dus aldaar niet. Het wachtschip, dat steeds ter reede van Batavia j lag, zal, naar de Java-Bode verneemt, spoedig naar Tand jong Priok worden overgebracht. Voorbereidende maat- regelen daartoe zijn en worden reeds genomen. Met deze ovex'plaatsing zal de reede van Batavia, die er thans al zoo doodsch uitziet, wel liet laatste spoor van haar vroegei-e grootheid zien verdwijnen. De eerste kievits-eieren zijn jl. Maandag te Kampen aangebracht. De Berlijnsche Echo schrijft de volgende prijsvraag uit: ,/In vier regels op rijm te verklaren, waarom de vrouw de betere helft van den man wordt genoemd. Aan den besten inzender zal een prachtuitgave van //Der Trom peter von Sackingen" worden gegeven. Brieven uit de hoofdstad. 25 Maart. De mor tuis nil nisi beneinaar ik moet er toch even mijn hart over luchten, dat ik nog nooit met zooveel genoegen een I winter heb zien opstappen als de nu opgestapte. Altijd indien hij wezenlijk en voor goed opgestapt is! Want dat wispelturig heer had gedurende al den tijd van zijn onaangenaam verblijf zooveel nukken en kuren, dat ik er hem best in staat toe acht om op het laatst nog eens duchtig een loopje met ons te nemen en, na ons schijnbaar ten aischeid de huiverende hand gedrukt te hebben, eensklaps nog voor een week of wat terug te keeren. Dat zou, durf ik gerust zeggen, iedereen tegenvallen, zoo in I de hoofdstad als elders, en ik verbeeld me dat zelfs baanvegers, I schaatsenslijpers en sneeuwscheppers den langen, maar halfbakken winter, dien we nu doorworsteld hebben, niet bijster zullen betreu ren. Want het ijs leed voortdurend aan verval van krachten en de sneeuw was zoo onbestendig als de liefde van een kostschool meisje. En toch zijn we tusschen dat koekkebakkerijs weken en maanden lang ingevroren geweest, zoodat er met allerlei kunst en vliegwerk turf moest aangevoerd worden, die reeds een aardig opgeldje begon te doen; toch hebben we dag aan dag zoo hard moeten stoken, dat de gasfabrieken op 't laatst „neen" verkochten, als wij om cokes kwamen aankloppen, en gingen de prijzen van groenten en aardappelen zoo pijlsnel omhoog, dat de van blijd- j schap huppelende harten der groenboeren ze haast niet konden bijhouden. Doch nu is het ijs weer uit het water, de kou naar we hopen weer uit de lucht, en krijgen we den normalen toestand weer terug, al is het dan ook de voorjaarstoestand, waarin vele levensbehoeften schaarsch en duur zijn. Ondertusschen, en dit is een verblijdend levensteeken. komt 1 er met het zachtere weer al dadelijk werk aan den winkel. Als men zoo de stad eens doorloopt, kan men er hier en daar duidelijk 1 de bewijzen van opmerken. Ik geloof dan ook dat het aantal werkeloozen thans met den dag aineemt en de socialisten gelukkig i weer voor een poos hun besten tijd hebben gehad. Die lange winter met een extra-bij voegsel was maar al te zeer koren op hun molen en op handige wijze hebben zij munt weten te slaan uit de wrevele stemming, door dien langdurigen stilstand van zaken onder het volk opgewekt. Thans, nu de vorst geen beletsel meer is om grondwerkers, metselaars, stukadoors, schilders en timmerlieden weer aan het werk te zetten, zal er ook wel in die" wrevele stemming eenige verandering ten goede komen. Menige baas heeft althans weer een of' meer ploegen volk aan 't werk kunnen zetten en voor velen zal het a. s. Zaterdagavond weer een blijde ure wezen. Heden morgen door een gedeelte onzer nieuwe wijken gaande, waar nog veel bouwterrein braak ligt, hoorde ik met genoegen weer het rammelen en stampen van een paar heistellingen, en hoe onmelodisch dit geluid anders ook wezen moge, klonk het mij ditmaal toch werkelijk als muziek in de ooren. Want het bewees dat de bodem weer geschikt is om te bearbeiden en de natuur zich niet langer verzet tegen het ijverig streven van des menschen scheppende hand. Ee'n ding hoop ik van harte: dat onze werkende stand door den kwaden winter, dien hy thans achter den rug heeft, by ver nieuwing en op krachtige wijze moge aangespoord zijn tot de beoefening der spaarzaamheid. De bewaring van het „appeltje voor den dorst" vindt onder onze werklieden nog zoo weinig toepassing, en hoe aangenaam en weldadig is het toch voor hen, wanneer de kwade dagen komen en zij er dan voldoende op voorbereid zijn om ze het hoofd te bieden. Het Nieuws van den Dag heeft dezer dagen, onder het opschrift „Onze vriend op de Stadhouderskade" een artikel gegeven, dat ik wel in honderd duizenden exemplaren onder ons volk verspreid zou willen zien. Want die qualificatic van „Onze vriend" voor de inrichting van de Rijkspostspaarbank op de Stadhouderskade is niet ten onrechte gebezigd. Als de werkman de hulp van dien bclangeloozen vriend leert inroepen, als hij er op leert vertrouwen en steunen, kan de bijstand van dien vriend hem in dagen van ziekte of tegenspoed van onberekenbaar nut wezen. Jammer genoeg hebben de werk lieden, zoowel hier te Amsterdam als door het geheele land, van die waarheid nog veel te weinig besef en laten zij vaak maar al te veel Gods water over Gods akker loopen. Het is nu de tijd, voor ieder die het wel met hen meent, hen op deze dingen te wyzen. Als de dageil van meerdere verdienste aanbreken is er kans dat de aandrang tot sparen een geopend oor vinde. Het voorjaar en de zomer zijn thans in aantocht; menige hand, die weken lang zonder werk en zonder verdienste bleef, zal nu allicht weer geregeld haar loon ontvangen, en elke stuiver, van dat loon bespaard, heeft in tijden van nood en tegenspoed allicht tiendubbele waarde. Dat sparen wordt den werkman tegen woordig zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt, nu de Rijkspost spaarbank zelfs bedragen van 25 cents in ontvangst neemt. Een sparend werkman is een kapitalist in den goeden zin van het woord, op wie het socialisme zijn macht heeft verloren. Voor werkverschaffing is dezen winter te Amsterdam niets gedaan, daar men er den vorigen winter geen bemoedigende vruchten van geoogst heeft. Daarvoor is dezer dagen de buiten gewone bedeeling aan de politiebureaux in de plaats getreden. Ik zou tusschen deze twee kwaden niet gaarne kiezen, want beiden hebben slechts zeer flauwe lichtzijden. Maar ondertusschen heeft het mij verwonderd, dat de motie der beruchte monster meeting van werkeloozen, gisteren in den Gemeenteraad met andere ingekomen stukken ter tafel gebracht, als ongezegeld en ongeteekend ter zijde is gelegd, zonder dat er verder een enkel woord over is gewisseld. Ik weet wel, de zoogenaamde motie was volstrekt niet in den vormmaar in dit buitengewone geval had de Raad wel eens over dat punt van etiquette kunnen heen stappen, en een hartelijk woord van den Voorzitter of van een der Raadsleden, waarin sympathie en deelneming betuigd werd met het lot der werkeloozen en het leedwezen van den Raad werd uitgesproken, dat men tegenover de tijdsomstandigheden als 't ware machteloos stond, ware nu in dit geval niet zulk een dood zonde geweest. Het eenvoudig ter zijde leggen van dit adres, in iict tegenwoordig tijdsgewricht, nu het alom onder de arbei dende klasse in alle landen woelt en gist, is mijns inziens niet zeer politiek. Een enkel woord, aan dit brandende vraagstuk van den dag gewijd, ware toch niet zulk een enorm tydverlies geweest, terwijl de Raad wel anderhalf uur zoek bracht met een discussie, die ten slotte uitliep op de verwerping eener voordracht over een.... storthuisje. Om mijne lezers in te lichten wat met dit storthuisje bedoeld werd, behoef ik hun slechts te zeggen, dat de verworpen voor dracht, die als No. 99 op het programma, eigenlijk als N°. 100 had behooren te zijn aangeduid, daar zij het centrum der faecaliën- quaestie raakte. Het betrof het vraagstuk of men bij wijze van proefneming de bewoners van zekere buurt, waar de faecaliën dusver met beerwagens opgehaald werden, in de gelegenheid zou stellen die stoften te deponeeren in een storthuisje. Dat stort huisje kostte den Gemeenteraad een debat van ruim anderhalf uur, en toen eerst viel het met een dreunenden slag omver. Wat al gepraat! In den Gemeenteraad overeen storthuisje, en in „Burgerplicht" over den Atjeh-oorlog. Onze liberale Kiesver- eeniging schijnt zich meer en meer als een bijwagen van het Parlement voor te doen en begint uitspraken te doen over de gewichtigste quaestiën van Regeeringsbeleid. Een motie, waarbij de Regeering wordt aangespoord om aan den Atjeh-oorlog zoo spoedig mogelijk een einde te maken, werd met algemeene stemmen aangenomen, maar zal in den Haag wel den weg van al dergelijke 1 motiën opgaan: naar den doofpot. Evengoed als de motie der j mannen van Patrimonium (die zich als wetgevers proseeren) omtrent art. 154. Wat dwalen er toch tegenwoordig een menigte schoenmakers van hun leest af, zoowel liberale als revolutio- Hij sprak op zachten, gesmoorden toon van het leed, dat de vorige dag ook hem had aangebracht, van de zorg en den angst, die hij voor haar had uitgestaan, van het geluk, haar nu terug te mo»en zien; en begon eindelijk van het aanstaand afscheid te gewagen, dat hem eigenlijk verhinderde iets van het oogen- blikkelijk samenzijn te genieten. De jonge vrouw hoorde hem met een mat glimlachje aan, maar Guida merkte wel, dat zij verstrooid was. Telkens dwaalden hare oogen af naar den tuin, waaruit gelach en gepraat van verre tot haar doordrongen. Ginds op het groote grasperk speelden Hein en Corry croquet, waarbij zij evenals altijd allerlei grappen en dwaasheden uitvoerden. Helmar wendde nog eenige pogingen aan om de belangstelling van zijne toehoorster te boeien; maar toen hem dit niet gelukte, brak hij eensklaps het gesprek af, stond op en sloot de balkondeur. „Dat's weer een van die verregaande onattenties van Hein!" zeide hij. „Hij weet hoe zwak en gevoelig gij zijt en tóch maakt hij zulk een geweld in uwe onmiddellijke nabijheid!" De stemmen waren noch onmiddellijk nabij noch maakten zy geweld, daar de afstand ze aanmerkelijk verzachtte, maar toch schenen zij de jonge vrouw te hinderen en zij antwoordde dan ook met onmiskenbare bitterheid: „Laat hem maar begaanHet afscheid valt hem niet zoo moeielijk al3 u, en toch blijft Corry hier achter." Helmar haalde de schouders op met een veelbeteekenend gebaar. „Hij is een rechte vlinder, van wien men niet anders kan verwachten dan zulk luchtig en lustig fladderen. Ge weet hoeveel ik van Hein houd en hoo gaarne ik zijn gebreken verontschuldig, maar hier betreft het niet zoozeer een gebrek, als wel een fout in zijn karakter. Hij kan nu eens niet diep en ernstig voelen." „Dat kan hij wel, geloof ik, als hij maar wil," mompelde Eveline. „Maar hij lacht en spot over elke opwelling van gevoel, alsof hij zich daarover schaamde." Het was de eerste maal dat zij partij trok voor haar jongen bloedverwant en dit scheen Guido eenigszins te bevreemden; hij antwoordde echter met de grootste beminnelijkheid: „Misschien hebt ge gelijk, mevrouw! Ik ken Hein wel is waar niet van dien kant en ik meen hem toch meer dan oppervlakkig te kennen, maar vrouwen zien in dergelijke gevallen gewoonlijk scherper en dieper. Het zou mij zeer aangenaam zijn, als gij het werkelijk bij het rechte eind hadt. Ge weet niet hoe het mij hindert, dat juist ik u zaken moest mededeelen, die ik zoo gaarne had verzwegen en die voor u ook van geen belang zijn. Wij zullen het dan ook maar jeugdige lichtzinnigheid noemen. Maar gij eischtet de volle waarheid en ik mocht ze u niet verzwijgen en toch spijt het mij dat ik daarmee een schaduw op mijn goeden Hein moest werpen." „Ge deedt al het mogelijke om hem van schuld te ontheffen," hernam Eveline; „hij kon geen beter advocaat vinden. En bovendien ben ik geneigd u gelijk te geven, sedert Eensklaps brak ze haar woorden af.' Zij had hem dat gesprek op de vlakte willen meedeelen, zoowel als de belofte, die Hein haar gegeven had. Het was natuurlijk dat Helmar, die de aan leiding tot dat gesprek was geweest, ook den afloop daarvan i vernam, en toch kon de jonge vrouw geen woord over de lippen brengen. De herinnering aan dien lenteavondstond lag als een droom, als iets ontastbaars in haar binnenste besloten, en ze had een duister besef dat zij met eigen hand dien schoonen droom zou verstoren, als zij daarvan ook maar met een enkel woord gewaagde. Helmar lette ditmaal niet op haar onverwacht zwijgenhij had andere zaken aan het hoofd. Een blik door het venster overtuigde hem, dat Hein en Corry nog verdiept waren in hun spel, de raadsheer bevond zich in zijn eigen kamer om brieven te schrijven, en eenige stoornis van anderen aard was voor het oogenblik niet te vreezen. De jonge dichter, die niet zonder opzet dit tête-a-tête gezocht had, bracht derhalve een beschreven papier te voorschijn en vroeg vergunning een gedicht voor te lezen, dat hij den vorigen dag „dien dag van leed en rouwe" had vervaardigd. Eveline'8 kwijnende gelaatstrekken fleurden eenigszins op; een gedicht van Guido Helmar wekte altijd hare belangstelling en zij richtte zich halverwege op, toen de voorlezing begon. Het waren onberispelijk schoone verzen, al bestond die schoonheid meer in de woorden en in den vorm dan wel in den inhoud maar door die zachte, zoetvloeiende stem voorgedragen, klonken zij de jonge vrouw als muziek in de ooren, terwijl de weemoedige toon, die daarin doorstraalde, diepen weerklank vond in haar hart. Met traDen in de oogen zat zij te luisteren, en half onbe wust staarde zij daarbij naar een bloemvaas, die dicht by haar op den schoorsteenmantel stond. Zij bevatte slechts een enkelen bloeienden tak, die hoewel reeds twee dagen geleden geplukt, nog niets van zijn frischheid verloren had. De donkerblauwe bloemen met den purperen kelk en het goudgele kroontje op den bodem daarvan, hadden zich nog voller en met schitterender kleuren ontsloten; ze hingen zwaar voorover en bogen zich als het ware groetend neder naar het bleeke, fijn besneden gelaat, dat naar haar was opgeheven. Guido las met toenemend pathos. Hij had het thema van de schoone grafbloem, die zich nog eens naar het zonlicht wendt, zeer dichterlijk gevarieerd en zichzelf daarbij de rol van de zon toebedeeld. Nu zweeg hij en overhandigde het vers, dat „Een verwelkende roos" tot opschrift droeg, aan de jonge vrouw, wier donkere, betraande oogen de zijnen ontmoetten. „Ik heb u verstaan," zeide zij zacht, „en ook gij verstaat mij zoo goed! Gij alleen begrijpt, hoe pijnlijk het mij aandoet, als mijne omgeving mij thans nog met een valsche hoop tracht te vleien ik dank u." Met deze woorden stak zij hem de hand toe, die hij onstuimig aan de lippen drukte.' „O, mevrouw, bedank mij niet! Als gij wist wat uwe naby- hcid, wat uw aanblik voor mij is geweest, zoudt gij begrijpen dat ik, niet gij, hier van dankbaai'heid moest spreken." (Wordt vervolgd.) naire schoenmakers! En onze Vereeniging „de Unie," die zoo krachtig het politieke leven onder den burgerstand beloofde te bevorderen, heeft intusschen schipbreuk geleden op den klip van 't socialisme! Hoe jammer! Weet ge wat ik ook jammer vind? Dat het mooie kranten bericht omtrent den werkeloozen broodbedelenden man en het geslachte hondje tot de rubriek tesrfnieuws behoortKunstnieuws in den zin van kunsteieren en kunstboter. Ik vond dat geslachte hondje zoo hartroerend. Helaas!A m s t e 1 a a r. Bultenlana. Niet alleen te Luik en te Charleroi, maar ook te Brussel was het de laatste dagen zeer rumoerig. De werk stakingen in beide eerstgenoemde plaatsen nemen bedenke lijke afmetingen aan. De procureur-generaal uit Luik begaf zich gisteren naar Hasselt, om onderzoek te doen naar een dynamiet-aanslag, welke bij het spoorwegstation van die stad is ontdekt. Men vond namelijk een pakket dynamiet met 35 patronen, op zes voet afstand van de rails, daar het pakket op zijde was geworpen door de vegers, die voor aan de locomotief zijn bevestigd. De machinist, die het pakket wilde onder zoeken, verloor daarbij drie vingers. De brouwerij van Binard en het houtmagazijn van Piette te Chatelineau, en de glasfabrieken van Baudoux te Jumet stonden gisteren in brand. Latere berichten luiden: De toestand te Luik en in de omstreken verbetert zicht baar. In de meeste mijnen te Seraing, Flemalle, Jemeppe en Tilleur is het aantal wekstakenden verminderd. Op al deze plaatsen heerscht rust. In de smeltovens van Cockerill te Seraing is het werk geheel hervat. Keizer Wilhelm van Duitschland heeft den Rijks kanselier verzocht, het volgende openbaar te maken: „Nog is mij de blijde beweging, die onlangs bij de viering van mijn 25jarig Regeerings-jubilé door het geheele land ging, in levendige herinnering; nog is de indruk uit mijn gemoed niet verdwenen, die ik uit talrijk huldebetoon dien dag ontving, en reeds sta ik, na verloop van slechts enkele weken, voor eene menigte van geluk- en zegen- wenschen, die mij door mijn geliefd Duitsch volk, van verre en van nabij, bij de voltooiing van mijn 89ste levens jaar op 22 dezer in den veelvuldigsten vorm gebracht zijn. In adressen en telegrammen is mij door stedelijke en kerkelijke gemeenten, corporatiën en Vereenigingen, Ge nootschappen en instellingen van allerlei aard liefde en gehechtheid opnieuw verzekerd. Poëzie en muziek, schilder kunst en kunstnijverheid zijn in den dienst van dien dag gesteld om mij ook zichtbare teekenen van trouwe toege negenheid te verschaffen. Overal in het land is de terugkeer van mijn geboortedag als een nationaal feest gevierd. Te midden van eene rijke bloemenpracht, die mij van verschil lende zijden werd aangeboden, klopt mijn hart in dankbare blijdschap over die verheffende patriottische uitingen. Ik put daaruit nieuwe kracht en vertrouwen om, trots mijn ouderdom, voor de welvaart des volks in eimstig pogen ook verder, zoolang het Gods wil is, te werken. Diep- geroerd door zoovele bewijzen van warme deelneming voel ik mij gedrongen, aan allen, die door oplettendheden vol liefde er toe bijgedragen hebben, mij den 90sten geboortedag tot een gewijden feestdag te maken, mijn innigsten dank daarvoor te betuigen." Naar men uit Panama schrijft, is de ontvangst van den heer De Lesseps jl. Dinsdag middag met de Was hington te Saint-Nazaire teruggekomen zeer warm geweest. Vijfduizend vlaggen van alle landaard waren uitgestoken en liet wemelde van opschriften en eerebogen. Een feest-comité had zeshonderd man aan het werk gezet om de straten te versieren. Opde zegebogen las men: Panama aan dengrootenFransch- man. Eer aan het genie van de 19de eeuw. De wereld handel groet De Lesseps. Aan den grooten denker. De beschaafde wereld juicht u toe," enz. Op transparenten zag men het tafereel van Columbus met het ei, Galileï met zijn draaienden aardbol en wat dies meer zij. De heer Poblo Orosemena bood den bezoeker uit naam der stad een adres aan, waarin o. a. gezegd werd, dat zijn werk het vooi'komen onzer planeet zou veranderen en hem zou doen schitteren „aan het uitspansel der onsterfelijkheid." Wanneer het werk tot stand was gekomen, zou hij bekroond worden met eene glorie, welke hij alleen in staat was te torschen, enz. Daarop nam de heer De Lesseps plaats in een rijtuig aan het hoofd van een zinnebeeldigen optocht. Hem volgde de wagen der industrie, waarop een drukpers, waarmede vliegende blaadjes ter eere van den bezoeker gedrukt werden, welke voorts onder het volk werden verspreid. Achter dezen wagen volgde die van Europa, waarop acht jonge meisjes, voorstellende de groote mogendheden, en een wagen van China, gevolgd door een reeks van rijtuigen met de voornaamste Chineezen der stad. Des avonds electi'ische illuminatie. Bij het onthullen van een standbeeld van .Columbus het woord voerende, sprak de heer De Lesseps zijn onvoor- waai-delijk vertrouwen uit in het welgelukken van liet ondernomen werk en de bisschop van Costa-Rica sprak in den zelfden geest. Een rentenier te Warschau, die daar eene halve eeuw geleden gekomen was en dezer dagen overleden is, heeft aan prins Bismarck 3000 roebels vermaakt, „om daarvan een aandenken (aan den hem persoonlijk onbekenden man) te koopen Gedurende een onweder zochten 36 vrouwen met hun kinderen een schuilplaats in een grot bij Civita Vecchia, waar zij, om zich te warmen, een vuur aan legden. Ongelukkig geraakte daarbij ook eenige bossen vochtig stroo in brand, waardoor de grot vol dikke rook geraakte. Nu ontstond er een onbeschrijfelijke verwarring, de vrouwen wilden vluchten doch zochten te vergeefs naar den uitgang, en het gevolg was dat 17 personen, deels gestikt, deels verbrand, in de grot achterbleven. Eene vondelinge. Eene ware geschiedenis uit Berlijn, die onlangs daar in de bladen de rondte deed, klinkt als een sensatie-roman en heeft het huisgezin van een hooggeplaatst beambte, men noemt man en paard, in diepen rouw gedompeld. Voor ongeveer 15 jaar werd dicht bij den ZoÖlogischen Garten, in een donker hoekje, een pasgeboren kind van het vrouwelijk geslacht gevonden. Blijkbaar had een onnatuurlijke moeder de vrucht van een verhouding, die het daglicht niet kon verdragen, trachten te verwijderen, een vermoeden dat nog waarschijnlijker werd, omdat het arme wurm een sterk bloedende wonde aan het hoofd had, die niet anders dan door geweld kon

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2