Kostefs Kleine Wintel te Schap!
si fan Amsterdam naar M Oost-lui ea
Kostefs Kleine Mei te Sclapi
M.500,000
IJ IOOSoo 2»2®S9
tejss&atii
BOÉLHÜIS
W. J. BLITZ, Tandarts,
Geregelde tiendaagsehe expeditie
Informatiën te bekomen bij Mej. P. H. PRINS, Hoofgracht 40.
Amsterdam. Keizersgracht 181,H. PRINS Co.
Te koop op Pietershoff te Anna Paulowna:
BERICHT UIT
Groote I
[Geldlottery
80000
I» 60000
10 Mei.
lVal®f^a&Co..
door geheel Indië, naar Padang, Deli en Atjeh eens in de 14 dagen (direct
zonder overscheping te Batavia).
Kiezer sa!
Straks wordt u geroepen om te stemmen voor leden der
Provinciale Staten.
Texelaars! Yergeet dan uw medeburger niet; denk dan
om den zoon van onzen vroegeren Burgemeester. Wij
hebben hier de krachtenwelaan dan, die algemeen
toegepast. Ik bedoel den Heer
CORNELIS KEIJSER Pz„
lid van den Gemeenteraad van Texel,
een man met flinke kennis en ontwikkeling, een volksman,
die handelend optreedt. Genoeg. Wij kennen hem.
Vele Kiezen.
Texel, 21 April 1886.
te Camp, gem. Schoorl, ten sterfhuize van den Heer
ARIE JANSZOON HOOGVORST, op vrijdag
30 APRIL 1886, 's morgens ten 9 uur precies, ten
overstaan van den te Alkmaarfgevestigen Notaris
HENDRIK JAN DE LANGE, om contant
geld, van:
12 Kalf koeien, 11 Geldekoeien, 8 puik beste
Hokkelingen, 2 Paarden, gelijktands, 7 Varkens,
7 Schapen met Lammeren, 8 Kuikalveren, 1 Geit,
10 Kippen en 1 Haan, 1 Kar op veeren, 3 Boerenwagens,
waarvan 1 met veeren schamel, 1 Ierbak, 1 driewielige
Kar, 1 Arreslede, 1 Trog, 1 stuit Mest, Boeren- en Bouw
gereedschappen en hetgeen verder tot eene compleete Boerderij
behoort. Voorts Meubelen, Huisraad en Inboedel, waaronder
Bedden met toebehooren, Tafels, Stoelen, Spiegels, Schilde
rijen, Koper-, Tin-, Blik-, IJzer- en Aardewerk en wat
meer volgt.
Inlichtingen ten kantore van de firma DE LANGE
DE MORAAZ, te Alkmaar.
Ongeveer zes duizend oude ponden best
Hooi, benevens goed Haverstroo.
Te bevragen bij W. VAN GIJTENBEEK.
Ruim gesorteerd in Emmers, Tobbes, Potten en
Pannen, IHelkschotels, Kaaskoppen, Persslootjes,
Halsjakken, Melkteeiusen, Boterkoppen, Kaas
kleursel, Stremsel, Lebben, Mestvorken, Schoppen,
Graven, Wieders, Togelbaken, houten- en ijzeren
Varkensbakken, Uzergaas, enz. Voor afheiningen
en kippenhokken: Hek keu draad en Krammen.
Amerikaansche Spijkers en Draadnagels, Timmer
mansgereedschap, Pik, Lijm en Haaienvel, Roeren
en Bouwgereedschap, alsmede alle Keukenbenoo-
dlgdheden.
N.B. Thermometers en Maatglazen, onmisbaar bij
het maken van boter en kaas. Ook ontvangen:
Behangselpapier, Behangünncn, Schoor
steenstukken, Tafelkleedcu, enz. enz.
F burger jeldlotterr "rborgde Am- I
Jotea, waarvan so 500 Jk. evat I0<>,000 I
ïLiïh'"! pwn «te; I
CUUUUU
90000
70000
50000
ent.
*«u,ooo enz. enz. w.
llïl J 9,nee"°* M 1.1
verkrypt een ieder dadolvirPwtwls8el- I
I Sfï,"g" v"n im-lySSK0
I SSigffy gggg.S!!P - SïffiSï I
BANKIERS,
iacob van Kampenstraat, 124, Amsterdam.
is iederen Donderdag, 's namiddags van 1 tot 3 ure,
te spreken wegens tandheelkundige operatlën en het
plaatsen van kunsttanden in het Hótel Toelast te
Nieuwediep.
Ook is hij te spreken des Zaterdags in den Burg en
des Maandags in de Jager te Alkmaar, beide dagen tot
's voormiddags 11 ure; des Donderdags, tot 's voor-
middags 11 ure, in het Hotel Vredelust te Schagen.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand
April zijn als volgt
28 April Hollandsche mail (uit Amsterdam).
30 April Engelsche mail (via Brindisi).
Laatste buslichtingen aan het Postkantoor te Amsterdam:
Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u. 's morgensdrukwerken
den vorigen avond 8.45.
Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk
werken 2 u. 's avonds7
Fransche mail, brieven 4.30 u.'s avonds; drukwerken 2 u.'s av.
Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgensdrukwerk
10 u. 'e morgens.
Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg.
Om van de aansluiting te Brindisi zeker te zijn, is bet raad
zaam daags te voren, op hetzelfde uur, van de voorloopige ver
zending gebruik te maken.
De Macht van de Breikous.
Naar bet Duitsch.
Gaarne wil ik hier den brief van een lieve, oude tante over
schrijven, dien ik eenigen tijd geleden onder allerlei geelgeworden
papieren heb gevonden. Onder een schijnbaar onaanzienlijk om
hulsel is dikwijls een stukje levenswijsheid verborgen; misschien
kan dit ook van dezen brief gezegd worden. Als ik hem openbaar
maak, doe ik het in de hoop, dat hij nog veel jonge vrouwen
tot nut en leering zal strekken. Al lacht men ook over het
bügeloovig standpunt van de goede tante, toch geloof ik dat een
bijgeloof, zoo onschuldig en zoo weldadig in zijn gevolgen,
niet te verwerpen is. Ik laat hier den brief volgen, zoodat de
geachte lezeressen er zelf over kunnen oordeelen.
Lief Nichtje!
Al kun je nog geen regelrechte kous breien en al zie je tegen
de kleine hiel op als tegen een berg, moet ik je toch zeggen,
dat je een verstandig vrouwtje bent, omdat je je in je verlegen
heid dadelijk aan het goede adres richt, namelijk aan je oude
tante, die jelui, overmoedige nichtjes, dikwijls schertsend de
breimaftres genoemd hebt. Ja, zeker kan niemand je daarin zoo
goed raden als ik en niemand zou het met zooveel pleizier doen.
Dus wenscht je man, nadat je nauwelijks drie jaar getrouwd
bent, dat je kousen voor hem zult breien? Ik maak hier een
lange gedachtenatreep en veroorloof mij de opmerking: Je man
schijnt bijzonder verstandig te zyn. Ik maak weer
een lange streep en intusschen vliegen mijn gedachten ver, ver
terug naar den tyd, toen ook ik, zooals jij nu, een jonge vrouw
was en nog geen vroolijke kinderen om my heen had. Ik wil je
bij deze gelegenheid gaarne een verhaaltje vertellen, dat jou en
je gelyken van nut kan zijn. Het is uit het eerste jaar van mijn
huwelijk. Ik had niet zulk een verstandigen man als jij, maar
ik verstond de kunst om een kleine hiel te breien. Wy woonden
toen in het stadje H., waar myn man als dokter een zeer goede,
maar vermoeiende praktijk had. Dikwijls was hij den geheelen
dag op het pad, kwam hij dan des avonds tegen theetijd thuis,
dan had hij geen lust meer in de studie, maar verlangde naar
eenige ontspanning. Het gezellig verkeer was destijds in ons
stadje zeer gering. De notabelen waren óf oude, stille menschen
óf vervelende jonggezellen, zoodat wij bijna geen conversatie
hadden. Ik had dus de mooiste gelegenheid om mijn verwaarloosde
liefhebberijen weer op te nemen, waaronder de muziek een eerste
plaats innam. Mijn man had mij er eigenlijk zelf toe aangemoedigd,
maar niet, zooals ik toen dacht uit liefde voor de muziek, maar
omdat hij meende, dat zij mijn beste troost zou zijn in de vele
eenzame uren, die ik zonder hem moest doorbrengen. Ik ver
keerde echter in den waan, dat mijn musicceren hem bet grootste
genot bereidde, en ging dus 's avonds na de thee voor de piano
zitten en terwijl bij een krant nam, speelde ik naar hartelust.
Toen het te laat was, bemerkte ik eerst, dat hy het vervelend
vond de eene sonate na de andere te hooren en alleen bij zijn
krant te zitten. Te laat zeg ik; want, langzamerhand, eerst één
maal in de week, toen twee- of driemaal, eindelijk zelfs dagelijks
dreef de verveling hem het huis uit. Hij zocht zijn vrienden, de
bovengenoemde, vervelende jonggezellen op en speelde met hen
in „de Leeuw" een party biljart. Eindelijk scheen het hem zoo
zeer tot een tweede natuur te zyn geworden, dat hij geen avond
meer bij mij bleef en als door een magnetische kracht op een
vast uur naar „de Leeuw" werd gedreven.
Hoe ongelukkig mij dat maakte, hoe onverdraaglijk my de
eenzaamheid werd, behoef ik je niet te zeggen. Genoeg, ik kon
eindelijk niet laten hem bittere verwijten te doen. Op al myn
klachten had hy slechts het eene antwoord: „Maar, lief kind,
je hebt toch zooveel pleizier in het pianospelen; ik wilde, dat
het biljarten my zoo amuseerde."
Van dien tijd af had ik geen pleizier meer in de muziek,
's Avonds, als mijn man weg was, zat ik te peinzen, hoe ik hem
toch in huis zou kunnen houden. Ik haatte alle jonggezellen en
noemde hen in stilte de verleiders van goede echtgenooten. Hun
gaf ik de schuld, terwyl ik er niet aan dacht, dat ik alleen my-
zelf moest aanklagen totdat eindelijk een breikous, ja, lach
niet, lief nichtje, een heel gewone, wollen breikous mij de oogen
opende. Hoor maar eens, hoe dat gebeurde.
De vrouw van den predikant gat een groote koffievisite, waar
ik natuurlyk ook was. Je moet weten, dat men toen in H. alleen
zoogenaamde damesvisites kende; partijtjes, waar ook heeren
kwamen, kenden de goede, kleinsteedsche bewoners niet. De my
bekende dames uit het stadje waren bijeen; het gesprek, slechts
gestoord door het rinkelen der dampende koffiekopjes, werd zeer
levendig. Het liep over do bekende, alledaagsche onderwerpen
van een kleine stad en begon myn geduld op de proef te stellen.
Eindelijk kwam er nog een tamelijk jonge dame binnen, die
mij onbekend was. Hoewel zy niet bepaald mooi was, had' zij
een aantrekkelijk uiterlijk en zag er uit als de gezondheid zelf,
terwijl een kalme, innige vroolijkheid uit hare oogen straalde.
Nadat zy aan my was voorgesteld als de vrouw van den koop
man M., die zich kort geleden ia H. had gevestigd, werd zy
naast my geplaatst. Toen bemerkte ik tot myn verwondering,
dat zy spoedig een groot, grijs breiwerk voor den dag haaldoen
yverig begon te breien.
„Neem my niet kwalyk, dames," zei zy toen met vriendelijke
j vrymoedigheid, „dat ik znlk een grof breiwerk meebreng; maar
de kinderen laten mij thuis weinig rust en myn man moet
j noodzakelijk kousen hebben. Daarom ben ik al tyd bly, als ik op
1 een visite een goed eind kan breien."
„Maar, lieve mevrouw M., u is ook al te vlytig!"
„Breit u dan alle kousen zelf?" vroeg een andere dame.
„Ja, zeker," antwoordde zy, „myn moeder placht te zeggen
„Een zoon moet de kousen, die zyn moeder en een man die,
welke zyn vrouw gebreid heeft, dragen; daarin gaat hy niet op
verkeerde wegen. Dat gezegde is by ons een soort bygeloof ge
worden en ik heb ondervonden, dat er veel waars in is en zou
er niet gaarne van afwyken."
Toen zy dat zei, stonden my eensklaps alle wegen, die naar
„de Leeuw" voerden, voor den geest. Ik dacht ook aan hetgeen
myn man eenige dagen geleden had gezegd: „Ik weet het niet,
maar vroeger, toen mijn moeder nog kousen voor my breidde,
zaten zij veel beter. Nu is de eene hier, de andere daar te
nauw, en te dun zijn ze allemaal."
Zou mynheer M. wel eens naar „de Leeuw" gaan? dacht ik,
toen de gastvrouw juist zei: „Ja, dat moogt u wel zeggen,
mevrouw M., want zulk een solied man als de uwe, is er in
heel H. niet, de myne natuurlyk uitgezonderd."
„Nu, wie weet of dat niet van myne kousen komt?" antwoordde
mevrouw M. lachend.
Wij lachten allen mee en het scheen dat het geheele gezelschap
vroolijker en opgewekter werd, vooral ik zelf. Kon ik niet eens
beproeven, of het middel zou baten? Mijn besluit stond vast.
Bij het naar huis gaan nam ik de gelegenheid waar in den naast-
byzynden goeden winkel breiwol te koopen van de beste, extra
sterke kwaliteit. In huis had ik geen rast, voordat ik de brei
pennen in beweging had gebracht; ik geloof zelfs, dat ik dien
avond gauwer thee gedronken heb om toch maar weer aan den
begeerden arbeid te komen.
Het hinderde my volstrekt niet, dat myn man als naar ge
woonte naar „de Leeuw" ging; zoo vast had het bijgeloof in myn
ziel wortel geschoten. Ik zocht een oude meetkous, die myn
schoonmoeder gebreid had, ging prettig bij de kachel zitten, die
lekker opbrandde, en begon zoo ijverig te breien, dat de tijd my
ongemerkt voorby ging en ik verschrikt opsprong toen de huis
deur open ging en ik de bekende voetstappen van myn man
hoorde. Een blik op de klok overtuigde my, dat het waarlyk
reeds elf uur was, de tyd waarop hij geregeld thuis kwam en ik
gewoonlyk al op de slaapkamer was. Spoedig verscheen hy in
de deur en staarde mij met komische verbazing aan.
„Wel, wat voer jij daar uit?*
Myn hart klopte als dat van een kind, dat op verboden lectuur
wordt betrapt, en ik antwoordde heel zacht: „Ik brei."
„Brei je? Wat dan?"
„Kousen."
„Kousen? Voor wien?"
Intusschen was ik tot het bewustzijn gekomen, dat ik toch
eigenlyk niets verkeerds deed en ik beantwoordde de laatste
vraag dan ook al wat dapperder: „Wel, voor jou, beste man;
het wordt zoo koud en je hebt geklaagd, dat je kousen zoo dun
waren."
„En ben je al zoo ver, lief kind? Je hebt zeker den heelen
avond zitten breien? Wat zal je dat hebben verveeld."
Hoewel ik mij volstrekt niet verveeld had, was ik zoo ver
standig het te verzwijgen. Ik antwoordde slechts: „O, het was
hier heel gezellig en warm."
„Ja, dat moet ik zeggen," antwoordde myn man. „Je hebt hier
een gezellig hoekje gemaakt; ik zou bijna lust hebben nog een
half uurtje te blyven zitten, maar ik zal waarschijnlijk van nacht
opgebeld worden; laten wij dus liever gaan slapen."
En den volgenden avond om tién uur, toen ik weer gezellig
in het hoekje bij de kachel zat, ging de voordeur open en trad
myn man binnen. Nu kwam de verbazing van myn kant.
„Nu al thuis?"
„Ja," antwoordde hij, „het was zoo koud in „de Leeuw," zy
hadden niet goed gestookt, zoodat ik door en door koud ben.
En toen ik my voorstelde hoe prettig jy nu by de warme
kachel zoudt zitten, vond ik het verstandiger naar huis te
gaan."
Ik gaf hem volkomen gelyk en maakte gauw op de spirituslamp
een warmen grog voor hem klaar. Nu was de gezelligheid vol
maakt en het breien ging nog eens goed. Toen de klok elf sloeg,
was de eerste kous klaar en mijn man beschouwde myn kunsstuk
met het grootste welgevallen.
Zoo ging het ook op de beide volgende dagen. Myn man kwam
om de een of andere reden voor tienen tkuis en wy hadden
nog een gezellig praatuurtje.
Eindelijk brak de gewichtige dag aan, waarop hij de nieuwe
kousen voor de eerste maal zou aantrekken. Hy had den geheelen
middag patiënten bezocht en kwam even voor het avondeten met
natte voeten thuis. Dat had ik voorzien: want de de dooi was
plotseling ingevallen en de wegen daardoor onbegaanbaar. Dat kwam
zeer goed im mijn kraam te pas. Wat zouden de kousen, die ik van
morgen had afgemaakt en nu op de kachel had gelegd, hem goed
doen. Eindelyk kwam het gewichtige oogenblikl
Met innig welgevallen trok mijn man de warme kousen aan
zij waren als aan zijn voeten gegoten. Ik was gelukkig als een
kind, dat een prijsje verdiend heeft. Zijn goede stemming werd
nog verhoogd door een lekker warme kop thee, die ik hem
inschonk. Toen nam mijn man, als naar gewoonte, de krant
op, om er een half uurtje in te lezen en nu was het gevreesde
Leeuwenuur daar! Hij stond op en ik meende al, dat hy wilde
gaan. Maar voor de eerste maal zag hy nu eens naar den
barometer en keek door het venster naar het weer.
„Vreeselyk weer!" zei ik van uit mijn warm hoekje, waarin
ik weer recht op myn gemak was gaan zitten.
„Ja," antwoordde hij, „ik ben bang, dat ik, als ik naar „de
Leeuw" ga, voor de tweede maal natte voeten krijg. Dat zou
ook jammer zyn van de nieuwe kousen. Nu, de heeren kunnen
voor één keer zonder my wel hun partytje maken."
Toen kon ik my niet langer inhouden. Lachend en schreiend
vloog ik myn man om den hals. Toen hy my verbaasd aankeek
en niet wist, wat er met hem gebeurde, moest ik myn hart
voor hem uitstorten. Ik vertelde hem de heele kousengeschiedenis
en ook hoe ongelukkig ik vóór dien tijd geweest was.
En myn goede man? hij gaf mij een hartolijken kus en
zei met komischen ernst: „Vaarwel dus, Gouden Leeuw! Ik
kan toch onmogelyk het kousengeloof van myn vrouwtje be
schamen." En zonder omwegen bekende hy my toen, dat hy
het in buis eigenlyk veel gezelliger vond dan in „de Leeuw."
In het vervolg waren de avonduren voor my de genotvolste
van den geheelen dag. Myn man wist altijd interessante lectuur
te vinden en las my meestal 's avonds voor, wat ons ruimschoots
aanleiding tot gedachten wisseling gaf en ons steeds nader tot
elkander bracht, zoodat wij waarlijk één van hart en één van
ziel werden. De breikous, die verder ook niet werd vergeten,
speelde by onze gezellige avonden een gewichtige rol en dikwyls
herdachten wy schertsend de wonderbaarlijke uitwerking van de
breikous, die „de Leeuw" had overwonnen.
Mevrouw M. is later een goede vriendin van mij geworden,
van wie ik nog veel goeds heb geleerd.
Zie, lief nichtje, dat is nu de geschiedenis hoe je oude tante
een goede breister is geworden. Ik hoop, dat zy je niet verveeld
heeft, maar ge in je goede voornemen sterkt om je man voortaan
slechts op door jezelf gebreide kousen door het leven te laten
wandelen. Een uitvoerig recept voor een kous gaat hier vooraf.
Groet uw man hartelyk van my en laat spoedig weer eens wat
van je hooren aan uw liefhebbende Tante.
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.