der partij werkzaam kunnen zijn. In twijfelachtige dis tricten wordt zoo ontzettend veel van de kiezers gevergd, dat steun van geestverwanten van elders dubbel gewenscht is. Ook de verpachting van het grasgewas langs dijken, bermen en wegen in den Houtrakpolder bracht meer op dan het vorige jaar. Do opbrengst was nu f 1931, tegen f 1324 in 1885. Tot organist te Schagen is benoemd de heer J. M. Borstlap, te Brïelle. j- Men schrijft ons van Texel, dd. 4 dezer: „Voor de betrekking van penningmeester bij het Water schap de 30 Gemeenschappelijke Polders op Texel hebben zich, naar wij vernemen, tot heden 22 sollicitanten aan geboden." Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 4 dezer: „Zooals u bekend is, stelde de R. K. Centrale Kiesver- eeniging alhier tot candidaat voor de Tweede Kamer jhr. C. Hartsen, oud lid der Eerste Kamer." Heden stelde zij: II. W. Van Marle, kolonel der artil lerie te Helder." Te Bovenkarspel wordt eene school gebouwd voor Roomsch-Katholieken. Het kapitaal, daarvoor beschikbaar, bedraagt f 13,500. Roelf Griet, de vermoedelijke dader van den moord te Sinilde, is gisteren in hechtenis genomen. De heer Deibei, die in de vorige maand met eene bezending vee door de Vereeniging //Handel in Friesch vee op Amerika" derwaarts is gezonden, is in welstand daarmede te New-York aangekomen. Terwijl jl. Woensdag te 's Hage een 8jarig knaapje naar het cricketspel in de Maliebaan stond te kijken, trof hem een bal tegen het hoofd en veroorzaakte eene ernstige verwonding. Na in eene dei tenten verpleegd en verbonden te zijn, werd hij naar de ouderlijke woning overgebracht, waar het kind des nachts onder de hevigste pijnen overleed. In de Mauritskade te 's Hage dreef dezer dagen een „ijzeren bus" op het water. De Haagsche bladen spreken in den laatsten tijd niet meer van het water, maar van den modder aldaar. De correspondent van het Hld., die de bus zag „drijven* voegt er aan toe: //Wanneer ijzeren bussen niet zwaarder blijken te zijn dan de hen omgevende vloeibare stof, beseft iedereen van welken aard het open riool moet zijn, dat zich aan onze blikken voordeedDie ijzeren bus, drijvende om een beleefden term te gebruiken, op dien waterspiegel, is het schrikwekkend beeld van onzen toestand." Jl. Woensdag gaf te Amsterdam een dronken aan spreker een gratis voorstelling in het Weteringplantsoen, tot groot genoegen van straatjongens en kijkers. Hij zwierde en tuimelde heen en weer, tot hij opeens plat voorover op den grond lag. Toen vond een politie-agent het oogenblik gekomen, om den man aan de bespotting der omstanders te onttrekken en meê te nemen. Onlangs werd een onfeilbaar middel tegen snorken aangeprezen; tegen toezending van f 1.50 zou 't worden meêgedeeld. Iemand, die er een daalder voor over had, schreef er op en kreeg per omgaande ten antwoordniet slapen gaan. Dit doet ons denken aan een ander geval, zeker iemand overkomen, die in de courant een middel 5 Mark aan treft tegen een roode neus. De patiënt schrijft en zend het bedrag, met verzoek toezending recept. Het antwoord luidde: Drinken tot ze blauw wordt." Uit een Amerikaansch blad: Vrienden en bekenden wordt hierbij bekend gemaakt, dat mijne geliefde vrouw mij door den dood ontrukt werd, toen zij het levenslicht gaf aan een flinken jongen, voor wiens verzorging ik eene gezonde min zoek, tot het mij gelukt, eene beminnenswaardige, vermogende dame als levensgezellin weder te vinden, die in staat is, voorloopig aan het hoofd te staan van mijne zaak in manufacturen, waar alle bestellingen binnen 12 uren zoo billijk mogelijk straal, die op de kristallen bobeches van de gaskronen scheen en tegelijk de zwaar vergulde portrctlijsten trof. Tegen de geel damasten gordijnen, door den wind juist opgeblazen, kon men het nette figuur en het donkere teint van het jonge meisje duidelijk onderscheiden, dat even peinzend bleef staan. Of was het een vrouw? Blijkbaar was zy "iet jong meer, en toch trof mij dat fijn besneden profiel. Haar geheele voorkomen had iets buiten gewoons. „Wie is dat?" vroegen Charlotte en ik als uit één mond. Een verdrietige uitdrukking verscheen op het gelaat van de oude dame. „Dat is de pleegdochter van den slotbewaarder," antwoordde zij. ;,Ze is uit Italië of Griekenland hier aangekomen men weet niet recht hoe als een zeventienjarig meisje. De oude slotbewaarder heeft haar als kind moeten aannemen, want Hier zag zij grootmama veelbeteekenend aan, alsof zij wilde zeggen„Laten wij maar liever over iets anders praten." „Een aantrekkelijk persoontje!" zeide Charlotte. „Ja, maar dat is geen omgang voor u, kindlief!" kwam mevrouw Roden haastig hiertegen op. „Als gij hier kennissen wilt hebben dan heeft onze predikant een allerliefst dochtertje en bij den burgemeester zijn er wel drie, allen beste, brave meisjes." Charlotte had het hoofd omgewend en wierp de spreekster een verbaasden blik toe. „Ik omgang? Ik zoek hier geen omgang," antwoordde zij kortaf. „Nu, nu," hernam dc oude dame op wat bedaarder toon, „dan hebben wij elkaar verkeerd begrepen, kindlief neem mij niet kwalijkMaar ge zijt nog veel te jong, om een kluizenaarsleven te leiden, en jeugd voegt zich bij jeugd. Hier zijn genoeg jonge voeten, die wat graag dansen, en boven op de zaal van het stad huis klinken 's winters de uitlokkcndste wijzen van het orkest. Ge zult eens zien, hoe mijn Frits kan walsenWees maar niet boos, kindlief! Zoolang het hart rouwt, denkt men natuur lijk niet aan zulke dingen, dat spreekt van zelf! Maar als men jong is, krijgt men langzamerhand weer levenslust en levens vreugde." Charlotte had zich reeds by de eerste woorden afgewend en scheen maar half te luisteren. Met groote belangstelling bekeek zij de lange reeks van vensters van het vorstelijk kasteel, welks eene zijde naar ons was toegekeerd. Eenig laag struikgewas strekte zich uit langs den muur, terwijl de straatweg, die voorbij ons huis liep, naar het zoogenaamde slotplein voerde aan de voorzyde van het gebouw, en zich verder langs het domeingoed kronkelde, welks ingang bijna verborgen was achter een groep prachtige oude kastanjeboomen. Grootmamariep mij na een korte poos in de achterkamer by zich en verklaarde dat zij deze voor haar gebruik wilde inrichten, en nu verdiepten wij ons ijverig in de gewichtige kwestie, hoe wij de meubels zouden verdeelen, we raadpleegden mevrouw Roden omtrent een werkvrouw en het opdoen van hout, en kwamen eindelijk zeer voldaan in de voorkamer terug, waar Charlotte nog onbeweeglijk als een zwarte schaduw tegen het venster leunde. Toen ik zacht den arm om haar heensloeg, keerde zij geleverd worden, totdat ik eene directrice op eene jaar wedde van 200 dollars gehuurd heb, aan welk voornemen ik gevolg zal geven, wanneer de tegenwoordige uitverkoop a tout prix ten einde zal zijn en de zaak. waaraan ik nog eene verdieping zal toevoegen, die mij 500 dollars kost, naar de X -straat No. 11 verplaatst is." BulterHana. De burgemeester van Madrid, Xiquena, heeft zich jl. Maandag door een pistoolschot ernstig gekwetst en bevindt zich in bedenkelijke" toestand. Men zegt dat het pistool bij ongeluk afging, terwijl hij zijn overjas aantrok anderen spreken echter van een poging tot zelfmoord. Volgens de Ind. was de graaf sedert 48 uur uit Alhama teruggekeerd, waar hij geweest was voor herstel van ge zondheid. Hij was zeer overspannen en zijn vrouw had haar vader, maarschalk Concha, den President van den Senaat, daarvan verwittigd. Na een audiëntie bij de Koningin regentes gehad te hebben, onderhield graaf Xiquena zich eenigen tijd met zijn vrouw en zijn schoonvader en ging toen naar zijn studeerkamer. Nauwelijks was hij daar, of men hoorde een schot. Men snelde toe en vond den graaf op den grond in zijn bloed badende. Hij verklaarde dat zijn pistool in de lade van zijn schrijftafel lag en dat het afging toen hij daarin naar eenige papieren zocht. Het huwelijk van Cleveland, den President der Vereenigde Staten, is jl. Woensdag op het Witte Huis te Washington voltrokken, llij huwde de 22jarige mis Folsom en niet haar moeder, zooals door sommigen beweerd was. De plechtigheid liep zeer eenvoudig af, ook omdat de grootvader der bruid eenige dagen van te voren overleden was. Figaro ziet in dit laatste een gunstig voorteeken, daarbij natuurlijk doelende op het feit, dat hij zijn klein dochter een half millioen heeft nagelaten. Het langzamerhand toenemen der cholera in Venetië (jl. Maandag en Dinsdag stierven er 31 personen en werden er opnieuw 62 aangetast) heeft in Italië zelf veel minder ontsteltenis veroorzaakt dan eenige weken geleden door het verschijnen der epidemie in Apulie het geval was. Dit wordt gedeeltelijk toegeschreven aan den kalmer gemoeds aard der Noord-Italianen en voorts is de hvgiènische toe stand aldaar oneindig beter dan in Zuid-Italië. Ook in het Pieinonteesche garnizoensstadje Cunzo is thans de ziekte uitgebroken. Brieven uit de hoofdstad. 3 Juni. Aan Mevrouic de Echtgenoote van den Haagschen correspondent der Zaanlandsc/ie Courant." ff'aarde Mevrouw ft lag ik wel zoo vrij zijn, uw voorbeeld te volgen en eens voor een enkelen keer mijne gedachten over eene voor ons, dames, allerbelangrijkste quaestic van den dag, door de pers publiek maken? De gelegenheid daartoe doet zieh geheel ongezocht aan mij voor, daar myn beste man zijn Hemelvaartsdag bij een goeden vriend in de vrije natuur is gaan doorbrengen, en hij dus ditmaal niet bij machte is, zijn gewonen wekelijkschen brief te schrijven. Of hij boos zal zijn, als hij van avond thuis komt en ik lum vertel dat ik gedaan heb wat mijns mans is, wie weet...! Ik hoop het niet. Enfin, ik zal het er maar op wagen. En nu ter zake! Uit de lleldersche en Nieuwcdieper Courant van Woensdag 2 Juni heb ik gezien, Mevrouw, dat door u in het correspon dentieblad van mijnheer uw echtgenoot een beschouwing is gewijd aan „Onze dienstboden." Van hetgeen de Nieuwcdieper Courant daaruit overnam, heb ik behoef ik het u nog te zeggen? met groote belangstelling kennis genomen. ïloe gaarne zou ik er nu dadelyk op laten volgen: ook met groote instemming. Doch dit, waarde ftlevrouw, is tot mijn leedwezen niet het geval. Integendeel, wat u en mij betreft, valt alweer het gewone verschijnsel te constateeren, dat, als twee dames van gedachten gaan wisselen over dc dienstboden-quaestie, beider meening gewoonlijk lijnrecht tegenover elkander staat. Zooals ik zeide, ben ik met uwe denkbeelden omtrent het dienstbodenvraagstuk alleen hekend geworden door het fragment, zich niet om; ze boog slechts oven met het hoofd, alsof ze een groet beantwoordde, en toen ik naar beneden zag, werd ik Frits Roden gewaar, het geweer op schouder, den jachthond vlak achter hom en met een paar patrijzen in zijn weitasch. llij had den hoed alweer opgezet en stapte, zonder rechts of links te zien, recht toe recht aan naar zijn huis. „Lompe boer!" mompelde Charlotte. Eenige weken waren sedert dien tijd verloopen. Wij hadden onze meubels ontvangen en onze woning naar onzen smaak inge richt. De gordijnen hingen voor de ramen, kleeden bedekten den vloer en grootmama's ledikant met het roode behangsel stond in een diepe nis van haar kamer, alsof deze expressclijk voor dat reusachtig meubelstuk geschapen was. Een houtvuurtje brandde in de kachel, op de canapétafel lag mijn naaiwerk, grootmama zat bij het venster te breien, Charlotte aan haar schildersezel en Fuck lag knipoogend in zijn mand achter de kachel, 't Was alles net als vroeger, en toch zoo geheel anders, zooveel beter en prettiger, dacht ik, en mijn hart begon luid te kloppen,want buiten klonk een zware stap en weldra werd er aan de deur getikt. Charlotte zag van haar doek op. „Mijn hemel, daar is hy alweer!" mompelde zij. Nu werd de deur geopend en trad Frits Roden binnen. „Goedenmiddag, dames! Goedenmiddag, mevrouw!" Hij hield de oogen gevestigd op drie rozen, door de laatste nachtvorst, eenigszins verkleurd cn verwelkt, en overhandigde er een aan grootmama, een aan Charlotte en een aan mij. „Dit zijn de laatsten," zeide hij. „Ik heb ze nog op een beschut plekje gevonden. Maar hoe gaat liet u?" Hij schoof een stoel bij het venster, ging zitten cn beantwoordde tevens zijn eigen vraag: „Natuurlijk goed! Hoe zou het anders kunneu in deze gezellige omgeving?" „We hebben ons hier gauw thuis gevoeld, Roden," antwoordde grootmama vriendelyk; „en dat danken wij in de eerste plaats aan u en uwe moeder." Hy werd verlegen en boog slechts even. Hy kon nu eens geen complimenten verdragen. „Gij hebt ons trouw geholpen met alles in orde tc maken," liet ik er nochthans op volgen. „Hoe is 't nu met het keukenfornuis?" vroeg hij ontwijkend. „Rookt het niet meer?" „O neen! Ik kan er nu best mede terecht." Charlotte gaf haar ezel een duwtje; ze werd altijd ongeduldig als het gesprek over huishoudelijke zaken liep. „Wat schildert ge op het oogenblik, freule van Werthcrn?" vroeg hij, terwijl hij het kleine landschap op haar doek beschouwde. „Het gewone de gletschersl Maar waarom neemt ge niet eens een natuurtafereel hier uit den omtrek, bijvoorbeeld den ouden Stcttenburg, die daar zoo statig boven op die hooge rots ligt?" „De smaken verschillen!" antwoordde zij kortaf, terwyl ze haar fijn neusje optrok. „Wat voert ge eigenlijk uit met alles wat ge schildert? ging dat'de H. en N. Courant van uwe beschouwing heeft overgenomen. Ik veronderstel natuurlijk, dat in het. genoemde fragment de quintessens uwer denkbeelden ligt. En deze schijnen dan hier op neêr te komen, dat u het „tegenwoordige getob met de meiden" wenscht te verhelpen door verdeeling van den arbeid. U verwacht voor cenc afdoende en radicale reorganisatie van den huiselijken dienst alle heil van dit verdeelingsstelsel. Het grootste gedeelte van wat tot nog toe door de vrouwelijke dienstboden gedaan wordt, zou naar uw idéé door werkkrachten van buiten af moeten verricht worden. Wat te verstaan: door mannelijke werkkrachten? Het aanstellen van vrouwelijke adjudanten in buitengewonen dienst (alias schoonmaaksters) voor allerlei werk zaamheden, die de meiden vroeger stilzwijgend zclven deden, maar waarin zc thans eenvoudig geen zin meer verkiezen te hebben, is tegenwoordig meer regel dan uitzondering. Daar weten wy, Amsterdamsche huismoeders, alles van, en denkelyk zal het er bij u in de residentie ook al niet veel beter mede gesteld zijn. Maar ter vervanging of ter aanvulling van die reeds gebezigde extra-hnlp wenscht u thans ook mannelyke werk krachten in dienst te stollen. Wij krijgen dus, volgens uw schets van den nieuwen toestand, b. v. de volgende titularissen: de man die de glazen wascht, de man die het houtwerk zeept, dc man die de kachels en fornuizen schoonmaakt, de man die petroleumlampen haalt en ze gereinigd en gevuld terugbezorgt, de man die de schoenen poetst, de man die dc groenten schoonmaakt of snijdt, de man die de aardappelen schilt, de man die het vleesch gekookt of gebraden thuis brengt, de man die uw bonheurs en buffetten komt wrijven, de man die ii 1'instar de'1'Amérique uwe tapijten en karpetten schuiert, dc manMaar neen, uw lijstje van externe huisbedienden is ge zult het met mij eens zyn, Mevrouw waarlijk reeds lang en welsprekend genoeg. ftlaar is het ook voor verwezenlijking vatbaar? En waar het toch in de allereerste plaats op aankomt is er verbetering van den tegenwoordigen ellendigen toestand van te wachten? Ik voor mij betwijfel zoowel het een als het ander. Sedert, gisterenmorgen, toen ik uw verslag in de courant las, heb ik er dikwijls en ernstig over nagedacht. Wie in meerdere of mindere mate onder de kwellingen der dienstbodenquaestic geleden heeft, overweegt natuurlijk met gretigheid elk recept, dat een oplossing dier quaestic aan de hand doet. Maar uit welk oogpunt ik uw geneesmiddel ook bekijk, ik kan niet inzien, dat onze huiselyke toestand er drugelijker en aangenamer door zou worden. Want dit is toch, niet waar, Mevrouw? de hoofdzaak. Dat werkelooze mannen er door aan baantjes zouden geholpen worden, is slechts een bijkomstige omstandigheid, die door u wordt aangevoerd om uw denkbeeld in een gunstiger daglicht te stellen en het aannemelijker te maken, ftlaar, eilieve, ik bid u, stel u eens een oogenblik voor, hoe het wel moet toegaan in een gewoon, deftig burgerhuishouden, waar al het hierboven opgesomde „manvolk" achtereenvolgens aan de deur of over den vloer komt, om in de verschillende takken van den huiselijken dienst te voorzien! Want bijeengeschaard, zullen zij een respectabelen stoet vormen cn een schrikwckkenden invloed oefenen op het hart van menige huismoeder, die maar al te goed uil eigen ervaring weet, hoe letterlijk alles in de war loopt, zoodra er „werkvolk" in huis is. Ik geef nog toe dut het lappen van glazen en het schoonmaken van fornuizen eigenlijk meer mannen- dan vrouwen werk is, vooral als dc glazen wat hoog en de fornuizen wat zwaar zijn. Maar hoe wilt ge, beste Mevrouwtje! dat wij, Hollandscbe huismoeders, ons ooit zullen gewennen aan de hulp van den man die onze kleeden komt schuieren of onze meubels komt wryven? En het idéé om de aardappels geschild en de groente schoon gemaakt thuis tc krijgen, kan het ooit wel bijval vinden bij eene buisvrouw, die alles wat met den maaltijd in verband staat, steeds met de uiterste zorg, spaarzaamheid en reinheid wil verricht hebben? Is het niet 's middags haar grootste voldoening, een stuk vleesch op tafel tc hebben, gebraden zooals baar man liet zoo gaarne heeft? Gaat alle gedachte van een eigen huis houding en een eigen haard, toch reeds zoo aanmerkelijk verzwakt in den laatsten tijd! op die wijze niet geheel ver loren, Mevrouw? Mij dunkt, dit gevaar is niet geheel denkbeeldig, en ik zou zeggen dat het zelfs zeer ernstig is. De dienstboden- kwaal onzer dagen is erg; maar ik geloof dat uw geneesmiddel, aan de hand gedaan om er ons af te helpen, oneindig erger is dan de kwaal. Ik weet wel, dat men in het buitenland vooral in Parijs en Borlyn reeds ver op dien weg gevorderd is. ftlaar hoe is het daar dan ook met liet huiselijk en familieleven over 't alge meen gesteld? Ik hoop dat die uitheemsche losheid van banden hy voort, zonder zich van zijn stuk te laten brengen. Zij werd vuurrood cn wierp hem een tooruigen blik toe. Hy begreep dien en monsterde onze met schilderstukken van Charlotte rijk versierde wanden. „O!" zeide hij, „welke een massa! Bijna evenveel als in de appartementen van prins Otto!" „Zijn daar goede schilderijen onder?" vroeg Charlotte nu op een geheel anderen toon. „Ik heb er weinig verstand van," antwoordde Roden," terwijl hy weer ging zitten, „maar ik heb eens het oordeel van een schilder uit Dusseldorf daarover gehoord. Hij zeide, dat er drie of vier schilderijen van waarde bij waren, maar dat de meesten weinig of niets te beteekenen hadden. Daar zijn ook verscheidene stukken van liefhebbers onder en prins Otto zelf heeft er ook een paar geschilderd in de twee jaren, die hij bier doorbracht doorbrengen moest, beter gezegd." „Wie is prins Otto?" vroeg grootmama. „Dc jongste zoon van onzen hertog," was het antwoord, „de lieveling van zijn vorstelijke moeder, en overigens vry wel dc schrik zyner omgeving." „Wat doet hij dan?" informeerde Charlotte. Roden liet deze vraag onbeantwoord en bracht het gesprek op een ander onderwerp. „Hoe bevalt u onze dominé, mevrouw van Werthcrn?" Charlotte hield echter de oogen onafgewend op de vensters van het kasteel aan den overkant met de gesloten gordijnen ge vestigd. „Zijn het die kamers?" brak zij op eens ons gesprek af. „Welke kamers bedoelt ge?" vroeg hij. „Die waar al die schilderijen hangen „Ja. Ik mis hier dagelijks het Museum, waar ik altijd kopiëen maakte," liet zy er eensklaps op volgen, terwyl zij opstond. „Maar daarvoor hebt gij nu hier die prachtige natuur in de plaats, freule van Werthern! Ge kunt niet gelooven, welke schilderachtige partijen men hier vlak in de buurt aantreft, die nog zoo weinig op het doek zijn gebracht." Zij schudde ontkennend het hoofd. „Ik kopieer liever. Zou ik die schilderijen niet eens mogen zien „O, ja wel! Men kan het kasteel bezichtigen. Als ge wilt, zal ik cr eens met u heengaan." „O, dan maar dadelijk, als 't u belieft!" riep zij opgewonden. „Dadelyk?" vroeg hij glimlachend. ,,'t Is drie uur en 't is vroeg donker." „Ja, dadelyk, als gij er niet tegen hebt!" hield zij vol, vloog naar de slaapkamer en kwam ijlings terug met haar mantel om en een kanten doek over het hoofd geslagon. „Komaan, ik ben klaar!" riep zy opgewekt. „Gaat gy niet mede?" vroeg Roden, toen hij de kruk van de deur al in de hand had, om haar achter zich te sluiten. „Dank u!" zeide ik, „Ik moet voor de koffietafel en het avond eten zorgen. Komt ge straks mede terug?" „Ik vrees, dat dc tijd mij daarvoor zal ontbreken, freule Tonia!" antwoordde hij. „Op een anderen keer misschien morgen of overmorgen. Tot weerziens!" (Wordt vervolgd.^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2