HANDELSDRUKKERIJ.
Molenplein 16 3.
Aflevering van Drukwerk geschiedt spoedig, net
uitgevoerd en tegen de billijkste prijzen.
Puike nieuwe Scliotsche Haring.
AMSTERDAMSCHE COURANT.
Verkoophuis „ÜE ROODE KOUS."
MARINE.
OPENBARE AANBESTEDING bij de Directie der Marine
te Willemsoord op VRIJDAG den 25 JUNI 1886, des
voormiddags ten 11 ure, van:
Het verrichten van eenige werkzaam
heden aan de gebouwen enz. van het
Maritime Etablissement aldaar.
De bestekken liggen ter lezing bij het Departement van
Marine te 's Gravenhage en bij de Directiën der Marine
te Willemsoord, Amsterdam en Hellevoetsluis, alsmede bij
de Provinciale Besturen van Friesland, Overijsel, Gelderland,
Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, en ter Secretariën
van de gemeenten Rotterdam en Dordrecht.
Voor zoover de voorraad strekt zijn de bestekken gratis
te verkrijgen ter Griffie der Marine te Willemsoord.
De noodige aanwijzing in loco zal geschieden op de twee
de aanbesteding voorafgaande werkdagen, 's morgens ten
10 ure.
Verdere inlichtingen kunnen verkregen worden ten
bureele van den Hoofdingenieur der Marine te Willemsoord.
De inschrijvingen op gezegelde biljetten, vermeldende de
aannemingssom in cijfers en letters, met de namen van
aannemer en borgen, zonder doorhalingen en bijconditiën
en door den inschrijver onderteekend, moeten vóór het
uur der aanbesteding franco bezorgd zijn bij den onder-
geteekende.
Willemsoord, 12 Juni 1886.
De Schout-bij-nacht,
Directeur en Commandant der Marine,
J. B. A. DE J. DE JONG.
XJit net Boerenleven.
Door P. K. ROSEGGER.
Boerengevatheid.
De rijke boer van den Sonnenberg (ik zie den grooten,
trotschen man, in wiens woning wij zoo dikwijls werkten, nog
voor mij staan) ging met zijn zoon Jochtl uit op een huwelijks
aanzoek. Het waren er ook twee, die zich de moeite van dezen
zuren gang wel hadden kunnen besparen. De weg naar een
meisje is' anders volstrekt geen zure gang, vooral niet als men
zulk een welgesteld en aanzienlijk man is als de boer van den
Sonnenberg. Er liggen zeker vijftig of zestig boerderijen in de
Landa, wier dochters in hun avondgebed den naam van den
jongen Jochtl van den Sonnenberg noemen; meisjes wier beste
tijd reeds voorby is en wier schoonheid dreigt te verwelken,
meisjes die pas volwassen zijn en nog slechts schuchter voor den
dag durven komen, meisjes in den vollen bloei van hun jaren,
die door huwelijkscandidaten nauwkeurig in het oog worden
gehouden. En de weg tot al deze dochteren des lands zou voor
den jeugdigen Jochtl met rozen bestrooid zijn geweest; de oude
boer van den Sonnenberg had werkelijk onderweg geen weldoor
dachte, eerbiedige toespraak behoeven te bedenkenhij kon, de
duimen in zyn gordel, vol zelfvertrouwen het huis binnenstappen
en hoe meer uit de hoogte hoe beter de dochter voor zijn
zoon als gade verlangen; niemand zou hem hebben afgeslagen.
Hij wilde het dan ook wel weten, dat hij de voornaamste man
in de Landa was, de grootste en de invloedrijkste. Zij noemden
hem Godvader eerst uit gekheid, doch gaandeweg werden zij
aan het woord gewend en hij liet het zich glimlachend wel
gevallen. Hij was immers almachtig, zoover als dat op den
Sonnenberg natuurlijk gaatheden goedhartig, toegevend, vroolijk,
morgen streng, toornig, driftig en vloekend juist naar de muts
hem staat. De God van Sonnenberg is dan ook meestal gewoon
alles te doen wat hem goeddunkt.
En heden?
Heden legt hy een moeilijken weg af; hij gaat namelijk met
zijn zoon uit vrijen, aan gene zijde van den berg die de grens
der Landa vormt, naar het IJzerslot in het Groendal.
Want zoo zyn de mensehen: de rijken willen nog ryker, de
aanzienlijken nog aanzienlijker worden er heerscht ontevreden
heid, hebzucht; het is een vloek dat ook daar geen geluk te
vinden is waar het wezen kon. Zoo verbeeldde de boer van den
Sonnenberg zich dat hij, omdat hij nu eenmaal boer van den Sonnen
berg was, ook wel heer van de ijzerwerken in het Groendal zijn
kon. De oude bezitter van het IJzerslot was gestorven en had
twee groote ijzerwerken met veel boschgrond en mijnen nage
laten en als eenige erfgenamen drieschoone, bijna volwassen dochters.
Was dat niet als het ware een vingerwijzing van den hemel,
dat de boer van den Sonnenberg voor zijn zoon Jochtl aanzoek
zou doen om de hand van de oudste dochter van het IJzerslot?
Daarheen waren zij thans op weg. De oude ging voorop, de
jongste volgde. Laatstgenoemde droeg iets in zijne hand, waarover
een roode zakdoek was uitgespreid. Hij droeg het angstig en zeer
zorgvuldig, als ware het iets zeer bijzonders.
De beide wandelaars liepen juist niet bijzonder vlug en ze waren
min of meer stil. Eens bleef de oude boer staan, zag zijn zoon
van het hoofd tot de voeten aan en zeide:
,,'t Is toch niet waar dat je een hoofd kleiner bent dan
andere knapenik weet niet wat de menschen voor oogen hebben.
Je bent een gezonde en flink opgegroeide jongen en ik ben vol
strekt niet bang dat ze je een blauwe scheen zullen bezorgen."
„O, daar ben ik ook niet bang voor," antwoordde Jochtl en
richtte zich wat hooger op. Op zijn breede borst, zijn sterke
schouders, zijn forschen nek mocht hij werkelijk trotsch zijn en
sedert eenige maanden gespte hy zijn lederen gordel in het
laatste gat. Bleef hij zoodanig in omvang toenemen, dan zou
hy reeds binnen korten tijd dat kostbaar bewerkte stuk met de
smaakvolle zilveren gesp, een oud familiestuk, moeten afleggen.
Nog nooit was dit bij een der Sonnenbergers noodig geweest,
het waren louter slanke, boomsterke kerels, gelyk de oude thans
nog mocht heeten, en hij die nu door den ouden Sonnenberger
over de Landa gebracht werd, mocht in zyn oog wel de knapste
van allen genoemd worden.
Hy had dan heden ook zijn beste plunje aan, onze Jochtl.
Zijn kort buis en zijn bokleeren broek kwamen zoo kersversch
van de kleêrmaker en op zijn hoofd droeg hij de spitse muts
met de bonte kwasten en den breeden omgeslagen rand met een
zwier, dat het een lust was het kleine, dikke kereltje te zien.
Jochtl was acht en twintig jaar, stevig van wangen en heet van
bloed, tamelijk slim en een beetje hardnekkig daarenboven. Hy
had nog weinig naar vrouwlui omgezien en de oude was bang
dat hij zou beproeven zonder vrouw oud te worden. Dit mocht
niet gebeuren. Daarom raadde hem de oude aan een van de
dochters uit het IJzerslot te vragen, en Jochtl vond dit goed.
Maagdenburger
Brandverzekering - Maatschappij.
Deze sedert den jare 1844 bestaande Assurantie-
Maatschappij waarvan het Generaal-Agentschap voor
Nederland aan de heeren Burlage en Schumacher te
Amsterdam is opgedragen, verzekert tegen zeer billijke
premiën tegen brandschade, en beveelt zich door hare
gunstige bepalingen ten zeerste aan.
Agent te Helder: de heer 'J.'. M^OOy.
Zijn het beste geneesmiddel ter wereld voor van streek
gemaakte lever, gal en slechte spijsvertering. De wonder
lijke kracht van dit heilzame middel, en de goede resul
taten verkregen bij patiënten, die aan gemelde kwalen leden,
zouden ongelooflijk schijnen, waren zij niet bevestigd ge
worden door de tallooze genezingen er door bewerkstelligd,
en door het bestendige voordeel uit hun gebruik getrokken.
Deze onwaardeerbare Pillen verzachten en versterken het
zenuwstelsel, zuiveren het bloed, regelen de afzonderingen,
en versterken het gestel. De kwaal vliegt voor hen weg.
Zij zijn geheel samengesteld uit uittrekselen van planten,
onvermengd met het eene of andere mineraalachtige of
schadelijke bestanddeel. Zij kunnen daarom gerust en
volkomen veilig gebruikt worden door zwakke vrouwen en
jonge kinderen.
Doosjes PILLEN en Potjes ZALF
f 0.80, f 1.85, f 3.—, f 6.75, f 13.50 en f 20.50.
Ze worden verkocht bij de Apothekers.
Voor den verkoop in het groot vervoege men zich bij
den l'rofessor Holloway. 533. Oxford-Street. Londen
Toen zij in de nabijheid van het slot kwamen, zetten zij zich
op het gras neder, «opdat wij niet zoo door en door verhit en
bezweet voor den dag komen," naar de oude deed opmerken.
„En nu zorg je dat je je goed voordoet," voer hij voort, „en
dat je dat snuiven door je neus achterwege laat. Later kun je
snuiven zooveel je wilt, als je dat vervloekte aanwendsel niet
wilt laten. Maar vandaag moet je je beste beentje vooruitzetten.
Netjes den hoed afnemen en je niet vergissen als wij binnen
komen. De moeder moet je de hand kussen. Zulke vrouwlui
vinden dat passend en het zal je geen kwaad doen. Praten zal
ik wel. Ben ik klaar en hebben wij antwoord gekregen en
ik hoop dat dit een gunstig antwoord zal zijn dan kom jy
vooruit en draagt zelf je zaken voor. Wat je spreken moet, kan
ik je nu niet zeggenhet rechte woord moet je zelf invallen
eveneens natuurlijk tot de bruid. Maar niet tc veel praten!
Misschien zal ze wel een poosje schreien, het meisje; dat is
niemendal, dat is zoo het gebruik, je moet haar dan maar zeer
zachtjes je hand op den schouder leggen. Maar wat zie ik
jongen?! ik geloof waarachtig! dat zou toch een ware schande
zijn voor een jongen als jij! loop rond!"
Jochtl had zijn gelaat op de armen gelegd en schreide. Na
lang vragen en vriendelijk vermaan kreeg de oude er eindelyk
uit wat zijn zoon scheelde.
„Schamen doe ik mij," zuchtte Jochtl.
„Ben je mal, jongen! schamen zal het meisje zich wel. Beter
een beetje te brutaal dan te lamzalig altijd je verstand ge
bruiken. Je bent een Sonnenberger, en je mag je daar wat op
laten voorstaan. Zoo, nu maar in Gods naam vooruit!"
Toen zy in het IJzerslot kwamen, vroegen zij eerst in de
keuken naar de vrouw des huizes. Een slanke, blonde keuken
meid' wees hun op bescheiden manier de trap en de deur aan.
Jochtl vroeg hoe zij heette en wilde haar een gulden in de
hand stoppen. Zij antwoordde: „Ik heet Katharina en daarvoor
bedank ik." Zij wees het geldstuk af en verwijderde zich ijlings.
Jochtl keek haar na.
De vrouwen van het IJzerslot waren juist bij elkander in de
groote kamer aan den arbeid: naaien, stoppen, stikken, strijken
en soortgelijke werkzaamheden meer, waarmede de een zich een
man wil behouden en de ander verwerven. Strijken, naaien,
stikken, stoppen zijn de edele daden der wezens, waardoor de
wereld in stand gehouden wordt. Stikken, stoppen, strijken,
naaien ter rechter tijd is het huis ten zegen en de huisvrouw
ter eere; maar altyd naaien, strijken, sloppen, stikken is dwaas
heid en lediggang.
Hoe het hiermede in het IJzerslot gesteld was, is onbekend,
maar heden waren zij alle vijf, de grootmoeder, de moeder, de
drie dochters, met huisclijken arbeid bezig, als hadden zij kunnen
vermoeden dat zich een vrijer zou aanmelden.
Daar werd aan de deur geklopt en hoe? De oude van den
Sonnenberg wist niet alleen met een veldheersgreep de klink te
vatten, hij wist ook hoe hij aankloppen moest, zacht, beleefd
gelijk zulks behoort.
Daarom liet ook de weduwe, nadat zij een onderzoekenden
blik op de werkende groep geworpen had op een beleefden
toon hooren: „Binnen!"
Toen do deur langzaam openging, fluisterde de oudste der
zusters, achter den rug der moeder om: „De God-Vader van
den Sonnenberg."
„En de God-Zoonklonk het zachtjes van de lippen der
tweede, en beide begonnen te lachen.
De oude deed eenige schreden voorwaarts en de hoffelijkste
aller boerenbegroetingen, die hem maar in kon vallen, klonk
van zijn lippen. De vrouw dankte op vriendelijke wijze. Daarop
bleef de Sonnenberger een paar oogenblikken staan zonder recht
te weten hóe bij beginnen zou. Jochtl bleef vlak achter hem en
dekte zich, wat den kleinere achter den groote niet moeilijk viel.
De oude liet een blik gaan over de meisjes, een goedaardigen
blik, waarin echter den wensch, om overbodige getuigen te doen
verdwijnen, niet te miskennen viel. De vrouw begreep de be
doeling van den blik zeer goed, maar zij gaf er geen gehoor aan
en de groep bleef zitten waar zy zat.
„Zeer geachte vrouwe van het IJzerslot," aldus ving de
Sonnenberger met eenigszins gedempte stem aan„Wij zijn de
eigenaaars van den Sonnenberg en vragen verlof een woordje tot
u te spreken."
„Ja," zeide zij, „en waaraan heb ik zoo gewaardeerde gasten
te danken?"
„Zooals het dikwijls meer gaat," antwoordde de oude, „mijn
zoon, Jochtl daar, mijn eenige hij keerde zich half om, ten
einde den borst voor te stellen, maar deze verschool zich nog
altijd achter den rug van zyn vader en de bloemruiker, van zijn
rood omhulsel bevrijd, beefde hem in de hand „Hy heeft,"
ging de oude voort, zich reeds eerder hierheen willen begeven
in dit zeer geachte huis, maar den eersten keer behoor ik
OESTERPUT.
Ontvangen:
J. REIS.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en feestdagen.
De Amsterdamsche Courant zal na nauwgezette
xeuze de belangrijkste en belangwekkendste gebeurtenissen
van den dag mededeelen.
De Amsterdamsche Courant is het goedkoopste
Dagblad van Nederland. Voor Amsterdam per
o maanden f 1.50, franco per post f 1.80.
Niemand kan door dén prijs worden afgeschrikt onze
Courant iederen dag alleen of met een vriend gesamen lijk
e ontvangen.
Abonnementen worden dagelijks aangenomen.
BureauLokaal „De Brakke «rond," Ne» 53.
Zeer groote keuze in
Wand.elstols.ls.en,
waaronder eenige zeldzaam voorkomende
TNT fit uurstolilien,
als: Zuid-Afrikaamche Olijven, Algérische Palmen,
Weichselhouten, Wijnranken, enz.
Alpenstolilton,
DcgonstoKlion,
Iilnclorstolilion,
IlOOlkStOltlieil en
Solt lotstolilioil
voorts eene nieuwe sorteering
IS.apstok.ls.en,
voor Gangen en Slaapsalons.
JACQUES VAN ROSENDAEL.
hem toch, als man van eer, ten leidsman te zijn. Hy gevoelt
zich aangetrokken door iemand op het slot. Hy is voornemens
in den echtelijken staat te treden en hy heeft zyn oog op de
allervoortreffelijkste geworpen die ooit door de zon werd beschenen.
En daarom is het ons heilig voornemen aanzoek te doen om
de hand van de jonge vrouw, daar God aan Adam reeds in het
Paradys
„Ik ken die schoone spreuk," viel hem de weduwe in de rede,
terwijl zy zich in haar geheele breedte oprichtte en zoodoende
de achter haar gezeten, fluisterende en lachende, dochters verborg.
„Zij die eenmaal als meesteres op den Sonnenberg zal zitten en
zulk een braven man krygt, mag gelukkig worden genoemd: ik
zou ook voor myn dochter niets beters kunnen wenschen dan
zulk een goeden en zekeren steun in 't leven, wanneer ik maar
overtuigd was, dat zy tegen de plichten en eischen, die men aan
de vrouw van den eerste onder den boerenstand stelt, waren
opgewassen."
De oude van den Sonnenberg maakto een zeer beleefde bewe
ging met de hand: dat was buiten twyfel, zy waren er tegen
opgewassen; Jochtl hief reeds zijn ruiker op.
„Evenwel," aldus vervolgde de vrouw van het IJzerslot, „het
is verklaarbaar dat in een huis als het onze, aan het water
gelegen tusschcn ijzergroeven en mynen, dc meisjes niet op de
hoogte zijn van de wijze waarop een boerenplaats moet worden
beheerd. Van 't eene weten zij te weinig, van 't andere te veel,
zooals het meer gaat. Men laat haar alles leeren en doen, en
wanneer zy volwassen zijn, bespeurt men, dat de schepsels alleen
voor het stadsleven deugen. Daarom bedanken wy u wel voor
de gunst en de eer, en wij wenschen van harte, dat mijnheer
uw zoon een echtgenoot zal vinden, die door opvoeding en af
komst volmaakt voor hem geschikt is."
De oude van den Sonnenberg bad het op dit oogenblik te
kwaad; hy bad met gebogen gestalte, als een vraagteeken, voor
de vrouw van het IJzerslot gestaan, en richtte zich nu op als
een steil uitroepteeken. Hy wist niet hoe hij zich wreken
zou voor den smaad, die in dit uur het geslacht der Sonnenbergers
werd aangedaan. Daar trad op eens Jochtl voor den dag en
zeide op eerbiedigen toon„Mevrouw sohynt ons slecht begrepen
te hebben. Zy heeft van haar dochters gesproken waarschijnlijk
die drie aardige meisjes daar. Maar och neen, dat is niets voor
een Sonnenberger, die heeft tot nog toe altijd de knapste en de
zedigste genomen. Naar voornaamheid en rykdom behoeft de
Sonnenberger niet te vragen, hij beeft er een noodig die goed
voor het huis en de keuken zorgt en daarom vraag ik in ernst
en in eere om de hand van het brave dienstmeisje, van Katharina."
De oude, wien de zweetdroppels op het voorhoofd parelden,
knikte levendig toestemmend met het hoofd, 't Was hem op het
oogenblik alleen te doen zich met goed fatsoen uit de ongelegen
heid te redden en den hem aangedanen smaad te wreken!
Het gegichel achter den rug der oude dame was plotseling
verstomd. Zij zelf keek ook eenigszins verbluft, doch op vriende-
lijken toon antwoordde zy, dat het altyd goed was om by zulke
gewichtige zaken recht duidelijk te spreken. Zy wilde slechts
weten of men het reeds met haar dienstmeisje eens was. In
dat geval had zy er volstrekt niet tegen: Katharine was een
kind van arme doch fatsoenlijke menschen; zoolang zij op het
slot diende, was er op haar gedrag niets aan te merken geweest.
Zy, de vrouw van het IJzerslot, gunde het goede kind van harte
het voor haar bestemde geluk.
De oude boer had eerst gedacht dat dezo Katharine voor zyn
zoon slechts een voorwendsel geweest was om zich handig uit de
verlegenheid te redden. Doch hij werd spoedig van het tegen
deel overtuigd. Daar Jochtl er nu toch op uitgegaan was om
een vrouw te zoeken, wilde hy ook niet zonder vrouw thuis
komen; zijn oog was plotseling opengegaan, Katharine was hem
reeds op het eerste gezicht bevallen, en toen hij haar later nader
bekeek, beviel zy hem nog veel beter; kortom, hij bleef bij zyn
aanzoek en alles kwam in orde.
Katharine is thans de hoog in aanzien staande meesteres op
don Sonnenberg; zy begrypt zelf niet hoe dit in zyn werk is
gegaan en Jochtl heeft het haar nooit gezegd. Dikwyls vraagt
zy hem nu nog, als zij haar molligen arm om zyn forschen hals
slaat, hoe hij toch zoo onverwachts om haar gekomen is.
„Omdat jij de liefste en de beste was," antwoordt hij dan. En
waarom ook niet? Zy is een ryzige, schoone vrouw en op feest
dagen, als zy de gouden ketting van zeven rijen om den hals
draagt en met haar natuurlijke bevalligheid iedereen naar eisch
helpt en vriendelijk met iedereen omgaat, dan verheugt zich
zoowel de oude als de jonge boer van den Sonnenberg, dat
destijds de vrouw van het kasteel hem zoo gelukkig afge
scheept heeft.
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.