Bij de jl. Dinsdag gehouden verkiezing voor leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn te Middel- burg gekozen de heeren mr. J. P. I. Buteux enArieSmit (beiden liberaal). Te Goes moet eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren: jhr. dr. J. L. C. Pompe van Meerdorvoort (liberaal), jhr. mr. A. F. De Savornin Lobman (anti-rev.), mr. L. A. Bijbau (liberaal) en A. Schimmelpenninck van der Oye (anti-rev.). Te Zierikzee is gekozen de heer J. J. Van Kerkwijk (liberaal). Te Dokkum zijn gekozen de heeren E. B. Kielstra en mr. W. J. Van Weideren baron Rengers (beiden liberaal). De einduitslag der verkiezingen is dus bekend. Middel burg is voor het liberalisme herwonnen en daarmede heeft de liberale partij „a working majority* gekregen, zegt het Vaderland. De geheele winst is thans 4, zoodat de verhouding der partijen is 47 tegen 39. Herstemmingen moeten plaats hebben te Zuidhorn tusschen een liberaal en een anti revolutionair; te Leiden tusschen twee liberalen, een katho liek en een anti-revolutionairte Haarlemmermeer tusschen een liberaal en een katholiek, en te Goes tusschen twee liberalen en twee anti-revolutionairen (de katholiek bleef hier in de minderheid). In deze districten kan, daar de verkiezing van den heer Cremers verzekerd is, niets meer verloren, wellicht iets gewonnen worden. Waarschijnlijk zal ook te Amersfoort een nieuwe verkiezing noodig zijn, daar de heer Mackay wel voor Utrecht zal optreden. De liberale partij heeft dus in 't geheel gewonnen: 's Gravenhage, Middelburg, Zutfen en Steenwijk. Slechts één verlies staat hier tegenover, namelijk Utrecht, een verlies te droeviger, omdat het een man geldt, die een sieraad was der Vertegenwoordiging. Maar voor iemand van de bekwaamheid en scherpzinnigheid en, bij al zijn gematigdheid, van de echte vrijzinnigheid van den heer Roëll, zal wel spoedig weer een plaats gevonden worden. f Men schrijft ons van Texel, dd. 19 dezer: „Gisteren geraakte van den zeedijk, beoosten de haven, een paard en kar in zee. De voerman wist zich door een kloeken sprong te redden. Een wonder mag het bijna heeten, dat ook het paard er ongedeerd afkwam. Alleen het voertuig had eenige schade bekomen.* Boven en behalve de vergoeding van 30 pCt., bedoeld bij art. 45 der wet van 17 Augustus 1878, is voor de behoorlijke inrichting van het lager onderwijs subsidie ver leend, o. a. aan de gemeente Texel ad f 9490. De heer M. J. Hengeveld, districts-veearts te Alkmaar, zal, op verzoek der Hollandsche Maatschappij van Land bouw, op 1 Juli a. s., te Halfweg, onder de afdeeling Houtrijk en Polanen, eene voordracht houden, ten einde de kennis der landbouwers te vermeerderen met betrekking tot de uiterlijke hoedanigheden van het paard. De heer Hengeveld zal een en ander bij de daartoe aangevoerde paarden aanwijzen. Jl. Dinsdag avond sprong een fatsoenlijk gekleede jonge dame in de Buitensingelgracht, bij de Oosterbegraafplaats, te Amsterdam te water. Alle pogingen om haar te redden bleven vruchteloos. Toen men haar op het droge bracht, was zij reeds overleden. Nog langen tijd trachtte men de levensgeesten weder op te wekken, maar 't was tevergeefs. Het lijk dezer tot nog toe onbekende is naar de begraaf plaats overgebracht. Men schrijft aan de Leidsche Crt. „Zware onweders zijn droevige verschijnselen als zij woningen in brand steken, menschen of vee dooden en gepaard gaan met hagelslag, lengevolge waarvan de noeste arbeid des landmans vernietigd wordt. Maar onweders zijn niet minder heilzaam als zij de wolken scheuren en het aardrijk met een milden regen drenken. De zon staat hoog aan den hemel en de verdamping is zeer sterk. Hoe welkom dan de regen, die van tijd tot tijd door het onweêr ontstaat en de groeizaamheid bevordert! Van daar dat ieder, die aan land- en tuinbouw doet, het weer nu niet genoeg kan roemen. De granen staan uitmuntend en de peulvruchten belovend. Aardbeien zullen er genoeg zijn; aan boomooft zal het niet ontbreken, als de wind althans de verwachting niet teleurstelt. Binnen kort wordt het vervoer van aardappelen algemeenzij zwellen en rijpen met den dag. Het hooiland wordt gemaaid en er staat veel gras voor de zeis, bijgevolg zal de berg met een geurigen wintervoorraad gevuld kunnen worden. Gras is er overal genoeg en het melkvee voldoet aan den wensch der zuivelbereiders. Aan groenten is nergens gebrek en de peentjes o. a. zijn zóó malsch, dat men ze, naar het zeggen van de huisvrouw, wel kan zuigen. Het bosch heft zijn statig geboomte omhoog, dat met krachtig gebladerte getooid is. Buiten plaatsen en tuinen prijken met een menigte frissche bloemen weelderig bloeien daarbij de rozen, en de lente, die zich wel lang liet wachten, heeft nu met kwistige hand geuren en kleuren verspreid. Er werd gemord en armoede geleden; men stak het hoofd op, maar nu heeft ze alles weer goed gemaakt, die lieve lente!" Aan de gisteren te Leeuwarden gehouden harddraverij namen 30 paarden deel. De prijs, de gouden Koningszweep, is gewonnen door de zwarte merrie Snel, eigenaar Y. I. Ypma te Arum, pikeur J. Bruinsma te Arum. De premie, een gouden oorijzer, door eene bruine merrie van Y. L. Kingma te Jellum, pikeur de eigenaar. Voor eenigen tijd bevond zich jhr. mr. De Savornin Lohman, ten huize van een kennis te Zwolle, bij welke gelegenheid 't gesprek viel op een dame, van wie werd medegedeeld, dat zij een dochter te Lausanne op school had. De heer Lohman gaf daarover zijn verwondering te kennen, aangezien naar zijn oordeel nergens in Europa zoo goed wordt onderwezen als in ons land. Een der heeren maakte de opmerking, dat het wel vreemd was, dat de heer L. zich zoo uitliet, daar hij en zijn partij alles deden, om dat onderwijs te blameeren, waarop de heer L. ant woordde: „Maar, mijnheer! dat is politiek!* Omtrent Atjehsche valschheid lezen wij de volgende ge beurtenis. „Het volgend geval deed zich eenmaal te Lam poe voor. Drie Atjehers namelyk, een hoofd en twee minderen, die zwagers waren, gingen op zekeren dag op roof uit in de richting van het kampe ment der Nederlanders. Tegen den middag komt slechts het hoofd alleen terug, en wel met de geheele wapenrusting van een Nederlandsehen soldaat. Hij doet aan het verzamelde kampong- volk een verschrikkelijk verhaal van een aanval, dien hij alleen had gedaan op een benting van de blanda's, daar zijn beide tocht- genooten niet goed durfden, toen het er op aankwam. Na byna de geheele bezetting te hebben doodgeslagen, was hij met de veroverde wapens doodbedaard teruggegaan, naar de beide vrinden, die sidderend in de rimboe (wildernis) waren achtergebleven. Maar ziet, daar komt een patrouille aan van de Kafirs, en in het gevecht, dat opnieuw ontstaat, doet hij andermaal een tiental vijanden in 't zand bijten dan, helaas, met verlies van de beide kampongbewoners, die in den strijd vielen. Zoo was het verhaal, dat door den schurk met een onuitstaanbaar gezwets werd opgedischt. De trots en opgeblazenheid, wnarmeê hij met zijn buit door het volk liep, waren inderdaad ontzettend be spottelijk. Maar ziet, wat gebeurt er. Met het vallen van den avond komt een der beiden door het hoofd doodgemclde Atjehers, meer dood dan levend, in de kampong aan. Stervend geeft hij de volgende lezing van het voorgevallene. Bij een verlaten woning op een half uur van een benting der Hollanders gekomen, ontwaarden zij eensklaps een Javaansch soldaat, die blykbaar bezig was met rampassen, nasnuffelen van verlaten huizen, iets wat onze soldaten dikwijls zeer onvoor zichtig deden. De zwager van den verhaler besluipt den onvoorzichtige en schiet hem in den rug, op een paar passen afstand, met zijn donderbus dood. Men kwam overeen, dat hij, die den moord be ging, het geweer van den verslagcne, het hoofd de sabel en het leergoed, en de derde de verhaler, dus wat er op het lijk verder mocht gevonden worden, zoude hebben. De verdeeling geschiedde aldus. Onder het naar huis gaan, weet het hoofd aan den laatstbedoelde in te fluisteren om den bezitter van het geweer te vermoorden en dan met hun tweeën om het wapen te dobbelen. De overeenkomst wordt zwijgend gesloten en terwyl het hoofd de aandacht van het slachtoffer op iets in de verte bezig houdt, steekt de eene bloedverwant den anderen overhoop. Het lot beslist dat de doodslager het geweer zal hebben. Maar dit kwam niet uit met de rekening van het hoofd. Op een kwar tier afstand van hun woonplaats gekomen, trekt hij geheel onver wacht zijn roedoes (Atjehsch mes), keert zich bliksemsnel om en stoot zijn volger het wapen tot aan het hecht in de borst, ont neemt hem daarna alles wat hij van den vermoorden soldaat bij zich heeft, en werpt daarna het lichaam in de kali. De onge lukkige (maar die intusschen loon naar werken kreeg) was echter niet dood. Hij kwam langzaam in het koele water, dat toevallig zeer laag in de rivier stond, tot bewustzijn en strompelde naar zijn woning, alwaar hij echter, na bovenstaand verhaal te hebben gedaan, den adem uitblies. Het hoofd was rijk en kon zich de gevolgen van zijn mis daden voor een aanzienlijk bedrag afkoopen. Want zoo verregaand zedeloos en willekeurig is de Atjehsche adat, dat de mindere man voor diefstal dikwijls wordt gepijnigd en gedood, en de ryken, slechts boete betalende, verder ongestraft de schandelijkste euvel daden kunnen bedrijven." De commissie van Rumeensclie officieren en technici heeft thans in de veel behandelde kwestie der draaibare gepantserde torens, op grond der te Bucharest genomen proeven, die o. a. ook door eenige Nederlandsche officieren bijgewoond werden, haar oordeel doen kennen. Volgens hetgeen bet Mil. Wochenblatt daaromtrent mededeelt, is gebleken, dat de beproefde pantsertorens niet dien graad van volmaaktheid hebben, die tegenwoordig vereisebt wordt, nog minder dan vermoedelijk in de toekomst noodig is. Wat de inwendige inrichting betreft, is het Fransche systeem van een nauwkeurig werkende machine voorzien, maar van geringere waarde als oorlogswerktuig; het Duitsclie daaren tegen is goed als oorlogswerktuig, maar staat achter in nauwkeurigheid en gemakkelijkheid van behandeling der bewegingstoestellen. Met betrekking tot de trefkans is het Fransche stelsel het beste; het Duitsche staat daarbij in dit opzicht bepaald achter. Wat het weerstandsvermogen aangaat, valt mede te deelen, dat de Fransche toren door 5 schoten op 10U0M. afstand een bres gekregen heeft door de geheele dikte van de pantsering heen; de Duitsche vlakke koepel heeft veel beter weerstand geboden, doch daarbij breken de verbin dingen der pantserplaatsen licht af en komen dan in de binnenruimte neer. De proeven zullen dus later moeren worden hervat. Daar geen van de beproefde torens goed is, zal een nieuwe gemaakt moeten worden, waarbij reke ning wordt gehouden met de nu opgedane ervaringen, en die de voordeelen der ueide thans in beproeving geweest zijnde stelsels in zich vereenigt. Uit Kreuznach wordt eene geschiedenis van een wezenlijk „enfant terrible* medegedeeld. Toen de deur waarders in de woning van een zekeren M. de inbeslag neming moesten ten uitvoer brengen, vonden zij niemand dan een klein knaapje, dat op de vraag van de gerechts dienaars vlug antwoordde: „Papa is op reis!"Hoelang blijft je papa wel op reis?' Het knaapje bleef een oogen- blik verlegen, maar keerde zich vlug naar de deur van eene kleêrkast en vroeg: „Papa, wanneer komt ge weêr thuis?" Wat papa uit de kleêrkast antwoordde, wordt niet gemeld, wel echter, dat de vader gedwongen werd zijn geïm pro viseerden coupé te verlaten. Deze werd ver zegeld* en dus vooreerst aan zijne tijdelijke bestemming onttrokken. Vollvsoncierwljs. In „Eensgezindheid" te Amsterdam werd gisteren de jaarlyk- sche algemeene vergadering gehouden der Yereeniging „Volks onderwijs," onder leiding van den heer H. Goeman Borgesius. Tegenwoordig waren 51 afgevaardigden. De Voorzitter bracht bij de opening een woord van weemoedige hulde aan den over leden Voorzitter, dr. H. J. E. Van Hoorn, die zooveel voor de Vereeniging was geweest; die tot kort vóór zijnen dood voorde Vereeniging was werkzaam geweest. Hij wees tevens op het heugelyke feit, dat in den lande de liberale partij met eene meerderheid van acht candidaten de overwinning had behaald; iets, dat voor de Vereeniging „Volksonderwijs" zeker van groote beteekenis was en oen feit, waarover ieder lid zeer zeker tevreden mocht zijn. Uit het uitgebrachte jaarverslag bleek, dat het aantal afdee- lingen thans bedraagt 105, het aantal correspondentschappen 23, het aantal verspreide leden 81 en het totaal aantal leden 6680. De schoolbibliotheken werden zooveel mogelijk uitgebreid, terwijl ook het aantal Schools paarbanken steeds toenam. Verscheidene afdeelingen steunden het onderricht in handenarbeid voor vol wassenen, terwijl gedurende den winter sprekers optraden in ver schillende afdeelingen. Uit het financiëele verslag bleek, dat de ontvangsten met inbegrip der vorige saldo's waren f 11,784.42, de uitgaven f 5793.98, zoodat het batig saldo bedraagt f 5990.44 en na aftrak der saldo's van vorige jaren in 1885 een saldo blyft van f661.19, meerendeels te danken aan vrijwillige bijdragen. De contributiën bedroegen f 4947, de vrywillige bydragen f 1103. De commissie voor hulpmiddelen bij het aanschouwelijk onderwijs deelde mede, dat eene serie platen was uitgegeven voor dit onderwys, en stelde voor, dat het hoofdbestuur eene circulaire zou richten aan hoofden van scholen in Nederland om hen op het nut dezer pluten te wijzen. Het hoofdbestuur steunde dit zeer en stelde tevens aan de vergadering voor, de helft der premie ad f 1000 thans, nu de halve serie der platen verschenen is, aan den uitgever uit te keeren. Alsnu worden behandeld de punten der agenda: 1. Voorstel van het hoofdbestuur De vergadering besluite, dat ook io 1887 ten behoeve der voort te zetten uitgave van het Volksblad 3/4 der contributiën van f 1 en van 30 cents door de afdeelingen in de algemeene kas zal worden gestort. Aangenomen. 2. Voorstel Amsterdam: Do vergadering spreke den wensch uit, dat het reglement der Vereeniging zoodanige wijziging onderga, dat zy hare bemoeiingen in het vervolg ook tot middelbaar en hooger onderwijs kan uitstrekken. De afdeeling Groningen stelde als amendement voor, dat de Vereeniging zich vooralsnog niet bemoeie met middelbaar en hooger onderwys, maar wel met Burgeravondscholen, Industriescholen, Ambachtsscholen, e. d. Dit amendement werd met groote meerderheid aangenomen. 3. Voorstel Groningen: De vergadering drage aan het hoofdbestuur op, de afdeelingen uit te noodigen om, ieder in haren kring, te bevorderen, dat, waar immer mogelijk, het teeken-onderwijs in de gemeente-ver orderingen als verplicht leervak voor de lagere school worde opgenomen. Hoorn wil wel het teeken-onderwijs bevorderen, doch niet het aantal verplichte leervakken nog met teeken-onderwya als verplichtend vak vermeerderd zien, en maakte hiervan een amendement. Dit wordt echter verworpen. Het voorstel Groningen werd aangenomen. 4. Voorstellen-'s Gravenhage: a. De vergadering spreke de wenschelykheid uit, dat het onderwys in de geschiedenis in do openbare volksschool zich meer bewege in de richting der volksbeschaving. b. Bij de plaatsing van de kinderen op de schoolbanken ga een medisch onderzoek vooraf nopens de gehoor- en gezichtsorganen der kinderen. c. De vergadering dringe er by de Regeering op aan, dat by de aanstaande Grondwets-herziening de leerplicht in de wet worde opgenomen. d. Van overheidswege worde voedsel verstrekt aan die kinderen der lagere school, die er behoefte aan hebben. e. De Vereeniging doe stappen tot het verkrijgen van een by de wet geregelden arbeidsdag van 8 uren. Omtrent punt a. deelde de heer C. Croll mede, dat op de scholen bij de geschiedenis meer wordt gelet op de veldslagen, door Vorsten geleverd, en op hunne maitressen dan op de producten des gecstes, door hen getoond. Men diene meer op de „Culturgeschichte," op den vooruitgang der beschaving te letten. Het hoofdbestuur meende, dat in de meeste geschiedenisboeken op de lagere scholen in gebruik, reeds het meest op den vooruit gang der beschaving wordt gelet en men zich niet tegen de richting van het onderwys in geschiedenis moet verzetten. Rotterdam stelde voor als amendement, het woord meer io het voorstel van 's Gravenhage te lezen bovenal. Het voorstel-'s Gravenhage werd als zoodanig aangenomen. Omtrent punt b. deelde Den Haag mede, dat dikwyls kinderen met slecht gezicht of gehoor in de school op achterste banken worden geplaatst, waardoor hun onderwys lijdt. Groningen merkte op, dat de onderwyzers er steeds op letten om dergelyke kinderen in de voorste ryen te plaatsen. Het voorstel van Den Haag werd aangenomen met 28 tegen 22 stemmen. Punt c. was voorgesteld omdat het schoolverzuim, vooral op het platteland, schrikbarend toeneemt. Het hoofdbestuur merkte op, dat een dergelyk voorstel bij de Regeering toch niet in dezen tyd zou worden behandeld; liever raadde het den afgevaardigden aan, het schoolverzuim ieder in zijne afdeeling tegen te werken. Het voorstel-Den Haag werd verworpen. Punt d. werd door Den Haag verdedigd, op grond dat de arbeiders klasse het voedsel, van overheidswege verstrekt, even gaarne zal aannemen als het onderwys en de leermiddelen, en het dan niet als eene aalmoes zal beschouwen. De heer B. H. Heldt verklaarde zich tegen het voorstel; hy meende, dat de volksklasse het kind wil zien aan de huishoude lijke en niet aan de openbare tafel. Hy zou wenschen, dat nog meer door de liefdadigheid nan arme schoolkinderen voedsel werd verstrekt, maar geene verstrekking van overheidswege. Het voorstel werd met groote meerderheid van stemmen ver worpen. Omtrent punt e. zeide Den Haag, dat de afdeeling dit voorstel aanbeval omdat hierdoor bij volwassenen de gewenschte vrucht van het onderwijs te verwachten is en de ouders dan in staat zullen zijn om tegen vcrwaarloozing hunner kinderen te waken. Het hoofdbestuur meende, dat dit punt buiten den kring trad van „Volksonderwijs," en vroeg de vergadering of zy zich ge roepen gevoelde, dit voorstel tc behandelen. De vergadering beantwoordde deze vraag in ontkennendon zin en dit punt werd niet verder behandeld. 5. Voorstel van het hoofdbestuur: De vergadering drage het hoofdbestuur op, by de Regeering de noodige stappen te doen, ten einde voor (hulp)onderwyzers de gunstige bepalingen aangaande hun to vervullen militairen dienstplicht te herstellen in den geest van het koninklyk besluit dd. 22 Februari 1879, No. 15, luidende: „dat de diensttyd tot op zes maanden werd verkort en de begunstigden tydens hun vijfjarigen dienstplicht niet meer onder de wapenen behoefden te komen voor herhalingsoefeningen.* Het hoofdbestuur meende, dat de onderwyzers na loting slechts moeten worden opgeroepen voor 9 maanden, opdat zij hunne plaats als onderwijzer niet verliezen, en dan zoo mogelyk in de zomer- of vacantiemaanden, en hunne krachten worden dienst baar gemaakt aan de klassen in de kazernen. Groningen, Rotterdam en Amsterdam verklaarden zich tegen dat voorstel, omdat daardoor de onderwyzers zullen worden be gunstigd, evenals aanstaande predikanten. Rotterdam wenschte als amendement, dat de Regeering gedu rende hun vollen dtensttyd van de onderwyzers zooveel mogelyk van hunne krachten gebruik make voor het kazernc-onderwys. Dit amendement werd verworpen; hetzelfde geschiedde met het voorstel van het hoofdbestuur. 6. Voorstel-Sncek: De vergadering stelle voor het volgende jaar eene som van 750 ter beschikking van het hoofdbestuur, ten einde gevierde sprekers te doen optreden, waar zulks noodig wordt geacht. De bedoeling is in het byzonder om die afdeelingen te hulp te komen, welker middelen niet toelaten, zeiven in de kosten van éóne of meer spreekbeurten te voorzien. Het hoofdbestuur zou wenschen, zonder eene som vast te stellen, eene som toe te staan voor die afdeelingen, wier kas niet toelaat een spreker te betalen. Dit amendement van het hoofdbestuur werd met algemeene stemmen aangenomen. 7. Voorstel hoofdbestuur: De vergadering bespreke de vraag: Wat er vanwege de Ver eeniging kan gedaan worden om te voorkomen, dat het op do lagere school geleerde weêr verloren ga en te zorgen, dat er voor hen, die geen of gebrekkig onderwijs hebben genoten, gelegenheid zij om nog zooveel mogelyk deze schade in te halen. Het hoofdbestuur had deze vraag ter sprake gebracht omdat het herhalings-onderwys niet in de behoefte voorziet cn daarom de oprichting van scholen voor volwassenen gewenscht is. Om evenwel te voorkomen, dat ouders hunne kinderen slecht laten schoolgaan, redeneerende, dat zy het later op de school voor vol wassenen kunnen inhalen, moeten die scholen alleen open zyn voor hen, die ten minste 18 jaar zyn. De afdeeling Sliedrecht vreesde, dat de scholen voor volwassenen het verderfelyk schooolverzuim zullen bevorderen. Over het algemeen was de meening der vergadering, dat de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2