HELUERSCHE EN IVIEUWERIEPER COURANT. Bieuws- en Advertentieblad T0»r Hollaads Noorderkwartier. 1886. N°. 77. Zondag 27 Juni. Jaargang 44. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Oz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Von 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. SI nnenlan d. Jl. Zondag vergaderden te Rotterdam de Nederlandsche officieren van het pauselijk leger, met presidenten van Zouavenvereenigingen uit ons land, ter bespreking van de wijze, waarop het feest ter 25jarige herinnering van het regiment in September zal worden gevierd. Uit verschil lende mededeelingen bleek, dat er veel animo heerscht en het feest zeer opgewekt belooft te zijn. Staande de vergader- ring werd een brief geschreven aan generaal De Charette, waarin dezen verzocht werd, ten spoedigste de verzekering te willen geven, dat hij het feest met zijne tegenwoordigheid zal vereeren. .In beginsel is besloten, het feest te vieren met eene plechtige H. Mis en een banket, waaraan alle aanwezigen tegen zeer matigen prijs zullen kunnen aanzittende plaatselijke commissie zal de zorg voor verdere feestelijk heden op zich nemen. In de vergadering werden tot leden der feestcommissie benoemd de heeren Adr. Looymans, te Oosterhout; Aug. Wils, te Dordrecht; A. H. A. Arts, te Tilburg; voor de provinciën Zuidholland en Zeeland P. Willemse Cz., te Rotterdam; voor Noordholland F. J. A. Vos, te Amsterdam voor de noordelijke provinciën C. Sickez, te Bolsward; voor Gelderland Henri Robbers, te Arnhemvoor Limburg Jules Van den Dijk te Maastricht; voor Utrecht J. Kusters, te Utrecht, en voor Noordbrabant W. Manders, te Eind hoven en P. Brnamste 's Hertogenbosch. Door den Bond van de Alkinaarsche graan- en zaad- markt worden pogingen aangewend, om aldaar des Vrijdags te 9 uur een handel van monsters van granen enz. in te stellen, met het oog op het feit, dat tengevolge van een gemeenteraadsbesluit de markt tegenwoordig weder om 11 uur begint. Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland is jl. Donderdag aanbesteed: het verbeteren van 's Rijks zeewerken op het eiland Wieringen (raming f 11,300). Minste inschrijver de heer N. Heijblok te Wieringen, voor f 10,438. 13) DE ANDERE. Door W. IIEIMBURG. Verder gaande, werd mijn voet echter eensklaps gestuit: uit de kamer daarnaast klonk mij een lach in de ooren, zooals ik hem in lang niet gehoord had en die my toch zoo bekend was, zoo'n zilveren, hartelijke lach! En hierop volgde een wel luidende mannenstem, die opgeruimd zeide: „Gelooft ge mij niet?" Ik was onbeweeglyk blijven staan. Maar in den spiegel tegen over mij zag ik tusschen de gcelzyden plooien, die hy weerkaatste, Charlotte's profielhet f raaie hoofdje met het donkere haar kwam bekoorlyk tegen dat matte geel uit. Zy zat voor haar schilders ezel, half met den rug naar my toegewend, en zag tot den spreker op, die naast het doek stond, waaraan zij bezig was: een knap, mannelijk gelaat met een uitdrukking van jeugdigen overmoed en blauwe oogen, tintelend van levenslust. Het was een aanblik om een schilder in verrukking te brengenmy overviel eensklaps een geweldige angst. „Neen, Uwe Doorluchtigheid," hoorde ik baar nu weder zeggen, „dat geloof ik niet. Maar nu ben ik met mijn werk klaar en daar myne zuster niet schijnt te komen, zoo juffrouw Anita, wilt ge zoo goed zyn, dit een en ander by mij aan huis te laten bezorgen Tevens zag ik in den spiegel dat zy opstond. Nu werd ik als met geweld voorwaarts gedreven en plotseling stond ik tusschen de gele opgenomen portière en voelde hoe de schitterende oogen van den vreemden man zich vol verbazing op mij vestigden. „Charlottc!" riep ik en ik weet nog tot op dit moment niet of ik boog, zooals de etiquette voorschryft, toen Charlotte, zich omkeerende, zeide: „Myne zuster, Uwe Doorluchtigheid „Ik heb de freule uwe zuster op onverantwoordelijke wys in haar werk gestoord," dus sprak hy mij beleefd aan. „Met plan naar het kasteel Grunen te rijden, kreeg ik het in den zin hier even aan te gaan en vond in mijne vertrekken, zonder dat de verraste slotbewaarder my daarvan kennis had gegeven, deze vlytige schilderes „En ik verschrikte niet weinig!" viel Charlotte hier onge dwongen in, terwyl ze haar boezelaartje aldeed. „Maar Uwe Door luchtigheid, de schildery is af, zooals gij ziet en ik zal u niet langer storen." „Integendeel ze ia nog lang niet af! riep hij, het schilder stuk nauwkeurig beschouwende. „Zie maar, freule van Werthern, op dien bokaal met Rynwijn ontbreken nog de laatste lichttinten het waas op de perzikken kan wat donziger zyn, en de diamanten ring hier in den hoek, die zoo achteloos en toch zoo veelbeteekenend naast dien vollen schotel met vruchten op het groenfluwcelen tafelkleed ligt, is nog maar vluchtig gesehetst. Ge moet dien wat relcveeren! Let maar op het origineel! Dit is het merkteeken van den schilder: Pieter De Ring ge moogt het niet over het hoofd zien. Naar mijn gevoelen kunt en moet ge nog ver scheidene dagen aan dat stuk werken." „Het zijn maar kleinigheden," antwoordde Charlotte vastbe raden, „die ik thuis best kan bijwerken." En toen de prins haar haastig in de rede wilde vallen, liet ze er schielijk op volgen: „Ik wil dat schilderstukje nog vandaag aan iemand ten geschenke geven." „Aan haar aanstaande, Uwe Doorluchtigheid!" zeide ik luid, en ik voelde zelve dat myn stem diep en ernstig klonk. Ik kon □iet anders. Hij zag Charlotte verwonderd en min of meer vragend aan. „Ja," bevestigde het meisje op zachten toon, terwijl zy de oogen neêrsloeg. „Aan myn aanstaande." „Hy is wel te benyden," zeide de prins, zonder den blik van Men ineldt aan het Vaderland dat dezer dagen te Breda het volgende is voorgevallen. Bij een batterij veld artillerie aldaar moest een der remontepaarden afgericht worden en daarvoor werd de wachtmeester S. aangewezen. Het paard in kwestie bleek een lastig dier te zijn en S. maakte eenige verkeerde evolutiën. Door den luitenant, met den dienst belast, werden S. daarover eenige aan merkingen gemaakt, terwijl hem werd gelast van het paard te komen, waarop nu een pas aangekomen rekruut geplaatst werd. S. achtte zich daardoor zoo beleedigd, dat hij naar zijn kamer snelde en zich daar doodschoot. Door de Rechtbank te 's Hage is de heer S. v. L., notaris te Delft, veroordeeld tot een half jaar celstraf en ontzetting van het notarisambt wegens misbruik van ver trouwen. Volgens de „Horlogemaker/ werd de stads- en toren uurwerkmaker, de heer I. H. Addics te Amsterdam, voor eenige weken naar Stockholm ontboden, om verslag uit te brengen en kosten on te geven van een daar te plaatsen nieuw torenspeeluurwerk. Thans verneemt het blad dat hij aannemer van het werk is geworden voor de som van t 20000. In een der keeten, welke tot verblijf dienen van de werklieden aan de Tjonger, had dezer dagen, naar aan de Amsterdammer wordt gemeld, het volgende plaats „Een paar ambtenaren meenden te hebben opgemerkt, dat in die keet sterke drank werd getapt zonder vergunning. Zij gingen er dus binnen en vroegen aan de aanwezige vrouw ieder een borrel. Na dien onder een gezellig praatje genoten te hebben, vroegen zij, wat zij te betalen hadden, waarop de slimme vrouw ten antwoord gaf, dat zij voor den borrel niets, doch voor het gebruik van de zitbank ieder drie gulden hadden te offeren. De ambtenaren protes teerden daartegen, doch op een teeken van de vrouw kwamen onmiddelijk eenige kerels opdagen en de heeren raakten met de betaling van ieder een gulden vrij, terwijl er van de voorgenomen bekeuring niets kwam. Op liet landgoed BeecKcsteili," hij Velsen, zal op 7 Juli a. s. liet 23ste Christelijk Nationaal Zendingsfeest gehouden worden. Wij laten liier de namen der sprekers volgen met hunne onderwerpen: J. G. Knottnerus A.Mzn., predikant te 's Hage, openingsrede, te 10 ure 15 minuten. A. C. Alder, predikant te Amsterdam: Het gezicht van I den profeet Ezechiël aangaande Israëls toekomst. W. I baron Van Doorn van Westcapelle te 's Hage: Het ware leven. W. H. Gispen, predikant te Amsterdam: De zending en de Christelijke Jongelings-Vereeniging. Dr. J. Groenewegen, predikant te Delft: De oprichting van het Koninkrijk. C. F. Gronemeijer, predikant te Apel doorn De zijdelingsche invloed der zending. P. Groote, predikant te Utrecht: De waarde van het kleine in het Koningrijk Gods. Dr. L. Heldring, predikant te Zand- voort: Hans Nielsen Hange, een profeet uit het Noorden. Dr. A. J. Th. Jonker, predikant te Rotterdam: Het gebed voor den opbouw der gemeente. T. M. Looman Verslag der Zending-Vereenigingen. J. C. Montijn, predikant te Schiedam: De zending op Java. Dr. P. J. Muller, predikant te Nijmegen: Christendom en humaniteit. Dr. J. A. De Visser, predikant te Almelo: Spiritisme en materialisme, de vijanden der zending. J. Vermeer Az., predikant te Zwolle: Welke eisch is ons gesteld om waarlijk belang te stellen in het heerlijk wterk der zending? Jhr. Van Weede van Dijkveld, te Utrecht: Hagi-Hagop, de geschiedenis van een Armeniër. J. P. G. Westhoff, predikant te AmsterdamHet Seminarie te Dépok. G. J. Vos, F.Lzn., predikant te RotterdamEerste afscheids rede, te 3 ure 30 minuten. Dr. F. Van Gheel Gilde- meester, predikant te 's HageSlotrede, te 4 ure 45 minuten. Bij een landbouwer te Achlum hadden twee eenden hare eieren op een welueschutte plaats gelegd. Ze broedden ze zusterlijk met haar beiden uit, en voor eenige dagen kwamen er 30 kuikens voor den dag, die alle 30 de eene moedereend volgden, waarbij de andere eend verwezen stond toe te kijken. De eigenaar gaf echter ieder de helft der jongen en stuurde ze daarmede elk een anderen weg haar af te wenden. En Charlotte zette haastig haar kleinen strooien hoed op en nam de nog natte schilderij van den ezel. Zij was bleek en om haar mond lag weer die harde trek van de laatste weken, die straks geheel verdwenen scheen. Met een diepe buiging trad zij achteruit, nam my bij de hand, groette Anita, die stil by de kachel stond en uit het venster keek, met een vluchtig hoofdknikje, en het volgend oogenblik stapten wy dc gang door, snelden de trappen af en spoedden ons weldra door de kastanjelaan naar het domein. Geen van beiden hadden we nog een enkel woord gesproken. „Hoe kwam de prins daar?" vroeg ik eindelijk. „Ik weet het niet, Tonia," antwoordde zij. „Ik zat te schilderen en Anita praatte en bracht nog wat hout op de kachel, omdat ik het koud en vochtig vond, toen ik een rijtuig hard hoorde rijden, zooals hier nooit gereden wordt ieder ontziet hier immers de paarden! en ik zeide: dat klinkt net als een eigen equipage! Ook Antia had geluisterd; maar daarop werd het stil. We spraken alweer over andere dingen, toen ik op eens een zachten stap achter my hoorde, en toen ik opzag, stond hij al vlak naast mij. Ik was erg verlegen, zooals ge wel kunt be- grypen! Hij zeide, wat hij later ook tegen u herhaalde, dat hij op weg was geweest naar Grunen en toen op eens den inval had gekregen om Rotenberg, de plek waar hy de vervelendste weken van zijn leven had doorgebracht, eens terug te zien. Ik vind het naar, Tonia! Praat er maar niet verder over." „Ge zult uw lievelingsbezigheid dan maar een poosje moeten laten rusten," merkte ik aan. Zij zuchtte en bekeek het schilderstukje. „Hy blijft misschien niet lang," hernam zij; „maar om het even, 't is niet prettig, zoo overvallen te worden." Wij waren nu het landgoed genaderd en ik wilde links afslaan. Aarzelend bleef zij staan. „Ik zou wel even naar binnen willen gaan, Tonia. Of wilt gy hem soms de schilderij geven?" „O neen," antwoordde ik verheugd; dan ga ik met u mede." Haastig liep Charlotte op het huis toe en de stoep op. Ik begreep haar op dat oogenblik niet, besefte niet, dat zy als het ware instinctmatig vluchtte voor een macht, die hare schaduw zoo even onzeker en beangstigend op haar levenspad had geworpen. Ik hoorde haar heldere stem: „Is mynhcer thuis?" in de ruime, koele gang weergalmen en zag haar op het ontkenneud antwoord pijlsnel in Roden's kamer verdwijnen. Binnen een minuut kwam zij met ledige handen terug. „Ik heb het op zijn schryltafel gezet," zeide zij, gaf mij den arm en nam den sleep van haar japon op, die het fijne zand op het kiezelpad deed opstuiven. „Willen wy mevrouw Roden niet even goedendag zeggen?" vroeg ik. „'t Is mij goed," antwoordde zij, „maar we zullen het mensch maar ophouden. Zeker zit ze tot over de ooren in de drukte voor van avond." In de groote huiskamer was de tafel al gedekthet groenachtig schemerlicht, dat door de knstanjeboomen naar binnen viel, werd door prachtig ouderwetsch zilverwerk en schitterend kristal weerkaatst. Middenop stond een sierlijk middelstuk van vlier- bloemen, gouden regen en jasmynenaan het boveneind van de tafel was boven twee stoelen een soort van priëel vervaardigd van dunne groene berkeboompjes, en vóór de borden, waarop de servetten in kunstigen vorm gevouwen lagen, stond een groote taart, waarboven een kleine Amor van suikergoéd zweefde, alsof hij zijn pijl recht toe recht aan op de menschen wilde afschieten, die in het priëel zouden plaats nemen. „Dat is voor u!" fluisterde ik, Charlotte angstig aanziende, die met strakke blikken dat priëel beschouwde. De spottende glimlach speelde haar weer om den mond, maar in hare oogen blonken tranen. „Ontzettend!" hoorde ik haar zeggen. In de zijkamer troffen wij de oude dame aan, waar zij bezig was zware zilveren kandelaars van waskaarsen te voorzien. „O foei!" riep zy bedroefd, toen ze ons gewaar werd, „zijt ge nu die kamer doorgekomen? En dat had een verrassing voor Charlotte moeten zijn! De dienstboden hebben dat plaatsje voor het jonge paar zoo opgesierd. Maar nu ge toch hier zijt, kunt ge my een handje helpen, als ge wilt. Frits laat mij vandaag in den steek; hij is nog niet van het veld terug." En tevens drukte zij Charlotte een blad papier met een schaar in de hand en verzocht my per trapladder bij de kroon te klimmen, terwyl zijzelve de kaarsen flink met papier omwikkelde en mij aanreikte. „Denkt eens," zeide zij, zich yverig reppende, „daar heb ik straks een rijtuig de slotpoort zien binnenryden en meende prins Otto daarin te herkennen. Maar ik zal 't my wel verbeeld hebben, want waar zou hij zoo o,> eens vandaan komen? Het wordt altyd voorat bekend gemaakt, zoodat de heele stad dan zooveel mogelijk in opschudding is. En bovendien heeft hy Rotenberg voor goed afgezworenhet was er meer dan vervelend, zeide hy, en degecn, die hier een kasteel had gebouwd, zou dat op den jongsten dag nog moeten verantwoorden." Charlotte zweeg en knipte langzaam de papieren strooken, en ik zeide dus: „Ja, ge hebt goed gezien. Prins Otto is hier." De oude vrouw legde de kaars neer, die ze juist had opgenomen, en sloeg de handen in elkaar. „Wel, heb ik van mijn leven!" riep zij. „Wat zal die wild zang nu weer hebben uitgevoerd? Nu, dan krijgen wij het hier weer drukKinderen, en gij hebt dien deugniet vis-a-vis komt dezer dagen maar niet aan het venster!" Charlotte barstte eensklaps zoo hartelijk in lachen uit, dat al hare tanden tusschen haar roode lippen blonken. „Kent gij hem persoonlijk, mevrouw?" vroeg zij. „Dat zal wel waar zyn!" was het antwoord, ,,'t Was een pracht van een jongen! Juist zóó had ik mij Goethe altijd voor gesteld, toen hij bij Frederika te Sescnheim kwam. 't Is geen wonder, als hij in een goed blaadje bij de vrouwen staat. Maar hy maakt het te ergNn, ik heb hem eens de waarheid gezegd, toen hij deze misschien nog nooit had gehoord. Ik kon dat doen," ging zij voort, „daar hij als kind elk oogenblik hier bij ons was en met mijn jongste, mijn Max, nü in de schuur boven in de banebalken, d:in in de provisiekamer of ergens anders zat, waar ze juist niet wezen mochten. En ook toen hij volwassen wa9, is hy nog menigmaal hier gekomen en heeft mij de hand toegestoken en gezegd: „Mevrouw Roden, zóó lekker als de pannekoeken, die gij baktet en die wij in de kenken zoo heet uit de pan aten, heeft mij nooit weer iets gesmaakt." Maar dit tusschen twee haakjes: ik wilde u vertellen, hoe en waarom ik hem eens ernstig heb toegesproken, 't Is nu twee jaar geleden om de eene of andere dolle streek, die hij thuis had begaan, had de hertog hem hier arrest gegeven om een poosje over zijn zonden na te denken. Nu, misschien deed hij dat soms, maar eigenlijk bracht hij ons goede Rotenberg slechts in rep en roer. Hij liet koorddansers komen en kocht een olifant, waarop hij als een Turk gekleed door het park reed. In ons half vervallen komedie gebouwtje moest een rondreizende troep enkel operetten van Offenbach spelen, en alle straatjongens floten en alle meisjes zongen die dwaasheden, zoodat men zijn ooren wel had willen dichtstoppen. Hij liet dan vrijbiljetten uitdeelen, maar alleen aan die huizen, waar mooie dochters waren, zoodat de eerste loge vol blonde en bruine meisjeskopjes zat, de eene al mooier dan de andere en die domme kinderen voelden zich daardoor niet weinig gestreeld. Nu woont daar ginds op den hoek de schoenmaker Paul; hij had zoo'n lief meisje van achttien jaren, met een gezicht als melk en bloed en een paar donkerblauws

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1