HELDËRSCHE EN NIEUWEIMEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad yoor Hollands Boorderïwartier 1886. N°. 88. Vrijdag 23 Juli, Jaargang 44. Uitgever A. A. BAKKER Oz. DE ANDERE. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post 0.90. 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. In eene vergadering van kiezers te Veen wouden werd vóór eenige weken het woord gevoerd door den heer Kielstra, oud-hoofdofficier van het Indisch leger, die in zijne rede onderscheidene gewichtige bezwaren ontwikkelde tegen de tegenwoordige inrichting van ons leger. Van verschillende zijden is die spreker beantwoord en bestreden. Zijne ver dediging is wederlegd en in het Handelsblad van gisteren komt nu voor een „slotwoord aan den heer Kielstra* van „Mars.* Nadat deze schrijver den heer K. heeft terecht gewezen over zijne onjuiste opmerkingen betreffende de oppassers van officieren, laat hij er op volgen: „Dat er hier of daar misbruiken voorkomen, willen wij aannemen: op welk gebied vindt men die niet; dat de heer K. mis bruiken bestrijdt op plaatsen waar zulks behoort, is zijn recht. Maar, om de Veenwoudsche vergadering met zulke zaken van ondergeschikt belang, en dan nog onjuist voor gesteld, bezig te houden, schijnt ons minder gepast. Nut kon hij daar niet stichten, 't Was of de heer K. zich enkel ten doel stelde in den smaak zijner hoorders te vallen, en zulks ten koste van zijne voormalige kameraden en van het leger. De redenaar in de vergadering te Veenwouden had ook gesproken over den slechten geest die er in de kazernes heerscht. Daarover wordt hem door „Mars" het volgende toegevoegd: „Wanneer wij in herinnering brengen hoeveel er gedaan wordt om den milicien te ontbolsteren, om hem lichamelijk en intellectuëel tot een nuttig lid der maat schappij te vormen, dat er door vele officieren 's winters lezingen worden gehouden, om hen nuttig en aangenaam bezig te houden, schoolonderwijs wordt gegeven, enz. enz., dan gelooven wij niet, dat het verblijf in de kazerne demo- raliseerend werkt. De miliciens gaan niet slechter naar huis dan zij gekomen zijnmaar de soldaten, die een slechten indruk in het leger geven, zijn enkele vrijwilligers en plaatsvervangers, mannen, die het leger beschouwen als 24) Door W. HEIMBURG. Den volgenden dag ontving ik een brieije van Charlotte: „Gaat ge van avond met mij naar bet concert?" Verschrikt zag ik mevrouw Roden aan; sedert den vorigen dag hadden wy alleen over Charlotte en altijd weer opnieuw over Charlotte met haar grievend zielsverdriet gesproken. Daar was een vreemde zangeres in de stad en de opbrengst van het concert was voor gewonden, weduwen en weezen bestemd. „Ga maar mede, Tonia! By sommige mcnachen uit de droef heid zich op zulk een eigenaardige wijs," zeidc de goede oude vrouw. „En in welk een onrust en spanning zalzy verkeeren." Ik zond een toestemmend antwoord, en zoodra Charlotte dit had ontvangen, ratelde hare equipage de straten door. Zij ging ryden met koetsier en palfrenier en al de vorstelijke ap- en dependentiën. En 's avonds, toen ik haar met bezwaard hart afhaalde om naar het concert te gaan, wachtte zij my op in zwart krip en kant, met sleep en waaier het sierlijkste rouw- toilet dat ooit was aanschouwd. En zoo stapte zij de smalle gang door, die men tusschen de stoelen van het publiek had opengelaten, zoo ver mogelijk naar voren, door honderden oogen en een dof gemomj^l gevolgd. „De gravin Kaltensee!" klonk het van mond tot mond. Ik zat naast haar als op gloeiende kolen Charlotte, zonder een spier op haar gelaat te vertrekken, schijnbaar geheel in de muziek verdiept. In de eerste pauze zeide zij„Kom mede!" En wederom gingen wij onder honderden blikken de zaal door. „Beviel het u niet?" vroeg ik in de garderobe. „Ik heb niet geluisterd „Maar Charlotte!" „Ik wil maar laten zien, dat ik nog niet door een veemgericht uit den weg ben geruimd,* antwoordde zij lachende. „En ook," voegde ze er bij, „dat ik nog geen zin heb zoo zonder compli menten van het tooneel te verdwijnen." En ze nam mijn arm en praatte, terwyl wij de stille straten doorstapten, over Rome en den volgenden winter en alle mogelijke andere zaken. „Charlotte," zeide ik, toen wy het kasteel naderden, terwijl de lakei vooruitsnelde om de deur te openen; „dat couvert dien brief, dien ik op uw schryftafel gelegd heb, met een paar regeltjes er by hebt ge dien gevonden?" „Ja wel! Hij is al lang tot asch verteerd en brandde zoo lustig als de slechte, nuttelooze inhoud verdiende. Goedennacht, Tonia!" „Hebt ge tyding van prins Otto?" „Ja, evenals eiken dag." „Goede tyding, Charlotte?" Zy lachte onbezorgd. „Hoe anders? Slaap wel, Tonia?" En zoo ging het den eenen dag voor cn den anderen na. Met een glimlach op het gelaat reed Charlotte uit en de najaars wind voerde de tonen van haar pianospel naar onze vensters over. Ook te voet vertoonde zy zich in het gedeelte van den tuin, die zich rondom het kasteel uitstrekte, dat voor het publiek toegankelijk was; en hier kwam ik haar eens tegen, toen ik uit de stad terugkeerde. Verschrikt zag ik haar aan. Ilaar gelaat was zoo bleek en op hare wangen onder de oogen lag zulk een wonderlijk rood; zelfs onder de kleine voile was het duidelyk zichtbaar. „Goede hemel, zyt ge ziek, Charlotte?" vroeg ik. „Neen," antwoordde zij, naast mij voortgaande. „Gy ziet zoo rood?" „Bah! De menschen hier behoeven niet tc denken en te zeggen dat ik hier bleek en verdrietig wordl" Ik bekeek haar van nadorby. Waarlyk -geblanket! Het deed my zoo pynlyk aan, dat ik mij moest omkeeren, om haar myne een „pis aller," en ook in de burgermaatschappij den weg naar de kroegen, enz. wisten te vinden. Het leger ontdoet zich van die kwade elementen, als het mogelijk is en te erg loopt; maar evenmin als elders kan men hen geheel weren. Bovendien zijn de kazernes niet, gelijk de heer K. beweerde, gebouwd in de.nabijheid van slechte huizen, maar omgekeerd zoeken deze wellicht hier en daar de kazernes op." Nadat „Mars" heeft aangetoond, dat de wensch, door den heer K. geuit naar algemeene oefenplicht lang niet gemakkelijk en lang niet goedkoop te verwezenlijken is, besluit hij met deze woorden: „Wij gelooven, dat de heer K. zijne kiezers in den waan heeft gebracht, dat hij kans ziet het land te verdedigen met opoffering van weinig geld en weinig moeite. Naar onze meening doet dit denken aan onvolledige kennis van de defensie of wel aan lekkermakerijMocht de heer K. minister van Oorlog worden de hemel beware ons! dan zou hij evenmin aigemeene oefenplicht kunnen invoeren als indertijd de heer De Roo van Alderwerelt zulks heeft gedaan.' Omtrent den gezondheidstoestand des Konings vernam de Haagsche briefschrijver van het Z. D., dat de maagaan doening, aan welke Z. M. onlangs leed, hem nogal heeft aangedaan. Zijn krachtig gestel overwon die ongesteldheid betrekkelijk spoedig, maar de Koning hield er uit een gevoel van afmatting, waardoor hij spoedig moede wordt. Groote beweging kan hij zich dan ook niet veroorloven. Met eiken dag neemt echter de beterschap toe. Naar de Landb. Crt. toevallig vernam, heeft er weinige dagen geleden eene samenkomst plaats gehad, waarin over het oprichten eener groote Landbouwbank gesproken is. Aan het hoofd moet, naar men mededeelde, de heer D. F. A. Baudin, thans te 's Hage, staan. Er zouden provinciale vertakkingen wezen, elk met op en voor zichzelf verant woordelijke besturen. In dat plan moet ook het Neder- landsch comité betrokken zijn. ontroering niet te laten zien. „Zeg mij eens, Charlotte," verzocht ik haar, „is prins Otto met het voornemen van zijn vader bekend?" Zij aarzelde een oogenblik met haar antwoord. „Hij moet den brief gekregen hebben, waarin ik het hem mededeelde, want op andere dingen, die ik hem toen ook vroeg, heb ik antwoord ge kregen. Dat heeft hij niet genoemd." „En wat deukt gij daarvan, Charlotte?" „Dat hij mij niet wil agiteeren en den hertog zyne meening daaromtrent wel zal gezegd hebben." „Eu wacht gij 't nu af?" „Neen. Ik heb hem nog eens daarover geschreven." En wederom gingen er verscheidene dagen voorbij. Ik vond dat Charlotte steeds bleeker werden steeds duidelyker kwam het blanketsel to voorschijn. „Zekerheid!" smeekte ik den goeden God zekerheid tot haar best!" Tevergeefs. Alles ging zijn ouden gang. Brieven, geschenken, bloemen kwamen dagelijks in menigte en Charlotte ging rijden speelde piana en zong. En op zekeren dag vertelde zij mij, dat zij aan freule van Reckenthien te Berlijn geschreven en bij haar belet gevraagd had't was hier bij ons onuitstaanbaar ver velend. Half September wilde zij op reis gaan en Anita zou haar als een soort van kamerjuffrouw vergezellen. Op een goeden morgen kwam de bode van het telegraafkantoor bij ons en bracht mevrouw Roden de prettigste tijding, die ze nog ooit van haar leven gekregen had zooals ze nu nog ver zekert. Met den uitroep: „Tonia, vau avond komen ze!" stiet zy de deur van de woonkamer open. „Kijk, kind, daar staat het! O hemelsche vader!" Ja, daar stond het: „Heden avond acht uur komen wy thuis. Muller." Het telegram was uit Keulen. En nu geraakte het heele huis in rep en roer. „Sophie, kinderen naar den tuin! Iiaalt groen en bloemen! Juf, laat de jonge hanen slachten! Kind, Tonia, gelooft ge ook niet dat hij jonge haantjes zal mogen eten En appelmoes Hij houdt zooveel van appelmoes. Tonia, een lauwerkrans, hoor! Ga naar den tuinman van het kasteel en bestel een lauwerkrans, zoo mooi als hij er maar een maken kan En de goede vrouw liep uit de keuken naar de ziekenkamer en zette de vensters open, en liep van daar weer naar de deel. „Joris, zorg dat het rijtuig zindelijk en blinkend is en ga eens naar den predikant en maak het compliment van mij en dat de jonge mijnheer vandaag thuiskomt! En vraag bij dokter Rother of hij tegen negen uur eens wil aankomen men kan niet weten. Bestel ook een vat bier in de brouwerij voor in de keuken. Tegen vijf uur rijden wij van hier, Joris! Ik haal mijn jongen zelve te Triebelsberg af." Alles wemelde plotseling als in een mierenhoop door elkander. Weldra lag de gang vol groen, en mevrouw Roden en ik en de meiden en ieder, die maar handen overhad, maakte kransen. De moeder zat op de onderste trede van de trap en midden in het werk sloeg zij de handen voor het gelaat: „Ik denk aan al die arme menschen, Tonia, die geen kransen kunnen maken, omdat ze niemand thuis mogen wachten." En daarop repte zij zich weêr met bevende vingers. Tegen den middag prykten bij den oprit van het domein twee reusachtige denneboomen, boven den deurpost hing een prachtige guirlande, en op een chassinet stond, meer goed gemeend dan fraai „Gij, dappere strijder, Gij, Duitschland's bevrijder, Gij, wakkere Pruis! Gewond moogt ge wezen, Gauw zult ge genezen In 't ouderlyk huis!" Dit had de opperherder aangegeven. De keukenmeid vond het Het Comité voor de Bakkerij-Tentoonstelling te Amsterdam heeft de toezegging gekregen dat de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij de goederen voor de Tentoon stelling heen en terug gratis zal vervoeren; de Rijnspoor wegmaatschappij, de Maatschappij tot exploitatie van Staats spoorwegen en de Grand Central Beige hebben gratis vervoer toegezegd alleen bij terugzending der goederen na afloop der Tentoonstelling. Aan de stations zijn voor belanghebbenden speciale vrachtbrieven verkrijgbaar gesteld. Ook de Hollandsche Maatschappij van Landbouw heeft hare ingenomenheid met deze Vaktentoonstelling betuigd. Zij heeft namelijk een gouden medaille uitgeloofd voor het beste ingezonden meel van inlandsch fabricaat. Met het opstellen der verschillende machines zal binnen enkele dagen een aanvang worden gemaakt. Het bestuur der Alkmaarsche Harddraverij-Vereeniging heeft besloten, de gewone jaarlijksche harddraverij te houden niet op 25 Augustus, zooals eerst bepaald was, maar op 11 Augustus a. s. In Drente wordt in den laatsten tijd met uitstekend gevolg van brandnetels gebruik gemaakt als groenvoeder voor de varkens. Brandnetels worden daar in voldoende hoeveelheid op den landbouwersheem gevonden, die vroeger als zonder waarde werden vernietigd. Daar de wortels dezer plant zeer diep in den grond uitschieten en zelfs onder puinhoopen enz. het weligst tieren, waren zij vroeger moeilijk te verwijderen. Door het afstroopen van blad en zaad van den stengel gaan zij echter meer achteruit, dan door uitgraving der wortels. Het turftrekken is voor dit jaar in den Akerpolder en Rietwijkeroordpolder afgeloopen. Dank zij het voor spoedig werken der baggermachines, hadden deze vóór St. Jan reeds het aangenomen werk verricht. Algemeen was men bevreesd, dat het dit jaar laat zou worden, door dien men veel later dan anders kon beginnen en er heel wat voor het mes was, doch die vrees is niet bewaarheid. Het een leelijk vers, maar zweeg toen het haar nader werd uitgelegd. De oude man vertelde namelijk, dat hem dit rijmpje nog „van ouds" was bijgebleven, toen na den slag bij Leipzig een jonge mynheer Roden hier ook was teruggekomen, „wel is waar met één been minder dan hij had toen hij heenging, maar toch nog best te spreken zooals hij het uitdrukte. Dit moest de oudoom van Frits zijn geweest. En mevrouw Roden besliste: „Het blijft! 't Is historisch en bovendien Frits weet dat 't hem plezier zal doen, en 't is toch ook waar, wat daarop staat." De leuning van de trap, de deur van de huiskamer en alle mogelijke andere deuren waren met kransen versierd; de gang was aan weerskanten met festoenen behangen en in het voorhuis, waar de groote lamp van de gewelfde zoldering hing, strekten zich de fraaie guirlandes naar de vier hoeken uit, en de bonte asters voldeden werkelijk prachtig tusschen het spurriegroen Overal bloemen en nog eens bloemen. In de woonkamer was de tafel gedekt met het fraaiste wat het huis bevatte, onder anderen met het damasten tafelgoed, dat bij den doop van Frits voor de eerste maal was gebruikt. Zijne moeder had haar beste zwartzijden japon aangetrokken, terwijl ze een muts met hemels blauwe linten en om den hals een ouderwetschen kraag van prach tige oude kant droeg. Alleen in het vertrek, dat voor hém was ingericht, werd geen enkele bloem geduld; daar lag eenzaam de lauwerkrans op de kleine tafel naast het bed. En hoe gelukkig reed zij vervolgens in het groote rijtuig weg, omringd door dekens en kussens en voetbankjes! En onderwijl zat ik boven op mijn kleine kamer en las een brief van mijn voogd, die mij in korte woorden mededeelde, dat ik terstond in het Elisabethshospitaal kon geplaatst worden. Wat was er eigenlyk voorgevallen, vroeg hij, dat ik een wijkplaats wilde verlaten, waar over ik in het begin zoo verrukt was geweest? Kón ik hem dat zeggen Ach, had ik er nog maar eerst eens over gesprokenMaar juist als ik eens wilde beginnen, zeide mevrouw Roden„Tonia, den volgenden winter zullen wij samen dat groote haardkleed afwerken, dat ik voor Frits ben begonnen." Of: „Tonia, den volgenden winter moet ge mij trouw voorlezen, want mijn oogen worden slecht." Of: „Kindlief, ge moet leeren whisten; anders ben ik bang dat ge u zult vervelen met mij, oude vrouw, en mijn zieken jongen." Dan had ik een gevoel, alsof de keel mij werd toegenepen en kon ik geen woord van heeugaan reppen. En zoolang daar ginds nog niets beslist was mocht ik toch immers ook blijven 1 Ik kou 't my niet verhelen, dat ik iu een soort van koorts achtige onrust verkeerde dat ik er geweldig tegen opzag hem weer te ontmoeten. Dag en nacht had ik aan hem gedacht, en sedert het oogenblik dat de oude vrouw gezegd had: „Tonia, wat zullen wij dan toch aanvangen?" waren mijne gedachten weerbarstig geworden en lieten zich niet meer beteugelen, hoewel een inwendige stem mij telkens waarschuwend toeriep„Gij, arme stumperd, hebt ge dan vergeten, dat gij „de andere" zijt?" Neen, neen! Ik wilde immers mijn verstand laten heerschen. Hij was niet meer dan een vriend, een broeder, bovendien een patiënt, lichamelijk en geestelijk ziek; want ook zijn hart zou nog lang niet genezen zijn van de wonden, die Charlotte hem had toegebracht. En uur op uur verliep, de avond viel, en ik stond aan het venster en keek door de openiug tusschen de twee rijen kastanje- hoornen op den straatweg voor het kasteel. Ook de vensters van cuze vroegere woning kon ik zien; ze werden verguld door de laatste stralen van de ondergaande zon. Daar hoorde ik paardengetrappel, een rijtuig ik herkende dc oude vospaarden en ging langzaam, trap voor trap, naar be neden. Schoorvoetend mengde ik mij onder de dienstboden, die elkander bij de bont versierde, wijd geopende huisdeur verdron gen. Langzaam reed het rytuig het voorplein op, het was van boven dicht on Joris maakte van den bok een veelbeteekenend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1