Het tijdschrift „Onze hedendangsche letterkundigen,' met bijschriften van dr. Jan Ten Brink, wijdt aan dr. H. J. H. M. Schaepman o. a. de volgende regelen „Een Nederlandsch priester, een Nederlandsch dichter, een Nederlandsch geleerdeeen spreker, een improvisator, een pleitbezorger der hem toevertrouwde belangen; een redenaar met koper in de stem en met dien „koperen kop/ welken de Gónestet zoo gaarne voor zijn arm, gevoelig hoofd had willen ruilen; een strijder voor de oude Moederkerk, een moderne kruisridder met het zwaard van Behemondo in de gespierde vuist, een Herculisch vleugel man in het leger van Rome; een hoogleeraar aan een Nederlandsch seminarium, een letterkundige, begraven onder boeken van ouderen, lateren en nieuweren tijdeen gezellig man, met den ronden glimlach der gastvrijheid op de lippen, zijne vrienden ten zijnent verzamelend; en eindelijk een staatsman, die als lid der Nederlandsche Tweede Kamer het vooroordeel te schande maakte, volgens hetwelk geen talentvol lid in die achtbare vergadering zich op de hoogte van zijn elders verworven roem zou kunnen handhaven; die leider en aanvoerder werd zijner partij; die eerbied inboezemde aan zijne tegenstanders en hoogachting oogstte van zijne vrienden; die het oor won dierzelfde moeilijk te ontroeren Tweede Kamer, zoodat misschien eenmaal van hem gezegd zal kunnen worden, wat de jonge Disraeli van Sir Robert Peel zeide: „He played upon the House like upon a fidlle' dezen veelzijdig ontwikkelden Neder- landschen staatsburger, Herman Johan Aloysius Maria Schaepman, mag geene plaats onder onze hedenclaagsche letterkundigen worden ontzegd.' Ten Brink schetst den dichter en geeft een duidelijk beeld van zijn werkzaamheid. De vrees, dat de dichter in den staatsman zal ondergaan, is gelukkig niet bewaarheid, gelijk o. a. spoedig zal blijken uit het uitgebreid kunstwerk over de „Aja Sofia,' dat weldra door den druk algemeen zal worden gemaakt. Een schoon portret van dr. Schaepman en eenige dichtregelen in facsimile sieren deze aflevering. Een Engelsche kotter nam jl. Zondag niet ver van Seaham het Nederlandsche drankschip Kenau, schipper Zorgdrager, in beslag. De bemanning is naar Ilartlepool gebracht. De Arnh. Crt. schrijft: „Bij de vermelding van hetgeen uit de Lutine opgedoken werd, voegde een der bladen achter liet woord Spaansche matten (eene mat f 2). Die waardebepaling komt ook voor in het woordenboek van Van Dale. Waaraan deze zijne wetenschap ontleent, is ons onbekend, maar eene Spaansche munt van dien naam bestaat niet en ook geene munt die f 2 waard is. Men heeft de stukken van 5 pesetas f 2.37£, de duros van f 2.46 en vroegere, van 1772, de zilveren piasters, 8 realen van Mexikaansch zilver, die f 2.56£ waard zijn. Als werkelijk de Lutine zooveel millioenen bevat, is het niet onverschillig, hoeveel eene mat waard is voor hen die aandeelen in de onderneming der opduiking bezitten. Waar die aandeelen zijn, zal spoedig genoeg blijken. Vele jaren geleden vernamen wij van een onzer bekenden, dat hij een schatrijk man zou wezen, indien de inhoud der Lutine boven water kwameenige maanden geleden, lazen wij het bericht van zijn dood. Voor eenige jaren, misschien tien of twaalf, kwam een burgervrouwtje op ons bureau, om te vragen of we ook iets van de Lutine wistenzij had er nog aandeelen in. Van haar vernamen wij niets meer, en die twaalf jaar heeft ook haar naam uit het geheugen gewischt.' Van Terschelling wordt gemeld: „Uit de Lutine is een kanon opgehaald, dat natuurlijk geheel met roest bedekt was. Nadat men die roest er afgeklopt had, zag men als wapen eene kroon en daaronder saAmgewerkt de letters GR. Men zegt, dat er nog twee zulke stukken liggen aan boord van het wrak. Voorts zijn sedert de laatste opgaaf opgehaald 800 Spaansche matten, benevens een 25tal goudstukken, een paar horloges, een gouden ketting en eenige voorwerpen van mindere waarde.' Men schrijft ons van Texel, dd. 5 dezer: „In de op gisteren gehouden vergadering, is door het Dagelijksch Bestuur van het Waterschap de dertig gemeen schappelijke polders voor de betrekking van penningmeester bij dat Waterschap, waartoe zich ongeveer 25 sollicitanten hadden aangeboden, een drietal opgemaakt, bestaande uit de heeren: 1*. J. lieij, 2°. J. T. Zijm Jr. en 8°. D. Jz. Bakker.' „De onderwijzer P., van de lagere school te De Cocks- dorp, onder verdenking van oneerbare handelingen met jeugdige kinderen te hebben gepleegd, heeft, naar wij vernemen, jl. Zaterdag, in een verhoor bij liet hoofd onzer gemeente, zijne schuld aan die feiten erkend. Reeds gisteren morgen heeft beschuldigde, evenwel per éérste boot, het eiland verlaten en bevindt zich thans waarschijnlijk reeds verre buiten het bereik van de straf fende hand der gerechtigheid.' Toen jl. Zoudag avond, onder een zwaar onweder, vergezeld van een zwaren plasregen, de stoomtram van 8.13 uit Dieren den zoogenaamden Koningsmuur, even buiten het dorp, passeerde, ontspoorde zij doordat de grond over eene groote oppervlakte onder de rails was wegge spoeld en daardoor eene verzakking plaats had. In een oogenblik lag de geheele trein, bestaande nit locomotief en 2 passagierwagens omver, en moesten de reizigers door het stukslaan der ruiten zich trachten te redden. De ge kwetsten twaalf in getal werden meest allen in het hótel Het Wapen van Gelderland opgenomen, waar hun de eerste geneeskundige hulp werd verleend. Te midder nacht werd nog iemand vermist, zekere Sikkens, aannemer te Doetinchem. Toen men ging zoeken werd zijn lijk onder een der wagens weggehaald. De machinist schijnt weinig gekwetst te zijn. Enkele reizigers zijn zwaar gewond; o. a. braken er twee een arm en kregen velen belangrijke hoofdwonden. Het verkeer is thans gestremd, ofschoon een aantal werklieden onder toezicht van den directeur der Maatschappij reeds bezig zijn met het materieel weer op te richten en den weg vrij te maken. Tijdens het zware onweder, dat jl. Zondag avond in de omstreken van Grave woedde, is de bliksem ingeslagen in de boerderij van J. Hendriks te Overasselt. Het buis was verzekerd, de inboedel niet. Alles is totaal afgebrand en 3 geiten kwamen in de vlammen om. De rekening der gemeente Callantsoog, over het jaar 1885, reeds door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, bedraagt in ontvangst f 4667.58, in uitgaaf f 4048.58zoodat er een batig saldo is van f 618.99£. De aan den Gemeente raad aangeboden begrooting bedraagt in ontvangst en uit gaaf f 4113.03£, met eenen hoofdelijke» omslag van f600 en 20 opcenten op de personeele belasting. Op 20 en 21 dezer zal te Alkmaar, vanwege den Nederlandschen Kolf bond, een nationale kolfwedstijd plaats hebben, om prijzen tot een bedrag van f 200. Jl. Zaterdagmorgen heeft in de infanterie-kazerne aan de Nieuwe Gracht te Haarlem eene hevige gasontplof fing plaats gehad, toen men met eene brandende lantaarn naar een lek zocht. De adjudant-onderofficier Noord ijk en de sergeant Gabriel hebben daarbij belangrijke en ernstige brandwonden bekomenvooral eerstgenoemde in aange zicht, hals en aan beide handen. Het aantal personen, dat jl. Zondag uit 's Hage en uit plaatsen buiten de stad de puinhoopen van liet afge brande Kurhaus kwam bezien, is minstens op 60,000 te schatten. Tot heden is ruim f 4300 ontvangen aan giften voor het personeel van het afgebrande Kurhaus. Op de uitreis, in den nacht van 2 op 3 dezer, schijnt op de mailboot Prinses Marie, van Vlissingen naar Londen, een passagier overboord gesprongen te zijn. Volgens ver klaring van zijn vriend, die hem begeleidde, is zijn naam Black, was hij in het Kurhaus te Scheveningen gelogeerd geweest en waren bij den brand al zijne goederen en waarden verbrand, waardoor hij wanhopig geworden was. Dat de betrokken persoon aan boord was, is zeker; de achtergelaten bagage werd door zijn vriend medegenomen. De schrijver van het Financieel Overzicht van het Z.blad van het N. v. d. D. wijkt in het laatste nummer van zijn gewoonte af om de politiek te mengen in zijne beschouwingen. Hij zegt o. a.: „Wanneer echter de politieke berichten in zoo nauw verband staan met het vertrouwen, dat men aan staats fondsen geeft, meen ik van dien regel wel eene enkele maal te mogen afwijken. Dit geldt thans van de Russische politiek. Nederland heeft geen financieel belang bij Bul garije, noch gevoelt bijzondere sympathie voor het Bulgaar- sclie volk, maar wat Nederland als kleine doch vrije natie bijzonder levendig gevoelt, is de verregaande onzedelijke wijze, waarop het regeerend hoofd van dien Staat door de Russische Regeering werd behandeld. Zonder in de geheimen der politiek door te dringen, is het voor ieder duidelijk, dat zelfs door de Russische partij niet getracht wordt, den schijn van eerlijkheid en trouw te relden. Eerst door Russische roebels van den troon gestooten, wordt Vorst Alexander thans door den Keizer aller Russen zonder omwegen te kennen gegeven, dat hij niet langer aan de Regeering behoort te blijven, omdat de Keizer van Rusland hem niet dienstig acht voor de Russische belangen. Waarlijk, de laatst verloopen veertien dagen kenschetsen maar al te zeer de wijze van regeeren, thans in Rusland gevolgd. En welke les is hieruit te trekken, voor de Nederland sche houders van Russische staatsfondsen? Naar mijne meening geene andere, dan dat aan hen, die onvoorwaar delijk aan de eerlijkheid en trouw van Rusland gelooven, een koud stortbad is toegediend. De geschiedenis van Bulgarije der laatste veertien dagen moet ongetwijfeld het crediet der Russische fondsen verzwakken, want het is duidelijk, dat men niet veel zekerheid heeft voor de rechten der fondsenhouders, waar eene overheerschendo partij op middeneeuwsche wijze hare plichten opvat in een land, dat tot de beschaafde landen wil gerekend worden. Uit de korte geschiedenis der laatste dagen kan men opmaken, wat het lot van Europa zou zijn, wanneer het onder den druk van het Russische Keizerrijk zou komen, en hoe weinig zekerheid er bestaat voor liet behoud van den vrede, wanneer Rusland zijne kansen gunstig acht. Waar zulke stroomingen blijkbaar de bovenhand hebben, wordt het evenmin nauw genomen met de financiën, wanneer dehulpderbuitenlandschc kapitaalmarkt geen dringend vereischte meer zal zijn. Bij de groote hoeveelheid Russische fondsen in handen van Nederlandsche houders, komt het mij onder de tegenwoordige Russische toestanden zeer geraden voor, dat althans een gedeelte over de grenzen wordt gezonden.' Ten einde de eigenaardige gewoonten der bewoners van de zoogenaamde Jordaan te Amsterdam nader te leeren kennen, deelt men in de „Werkmansbode' het volgende mede Maandag 23 Augustus 11. ontstond brand in de Linden- straat No. 99, boven. Een der bewoners van dat perceel, J. Roosenschoon genaamd, was terstond tot redding gereed. In een oogenblik had hij een kind van 3 a 4 jaren, bene vens de moeder daarvan, van de kamer in 't portaal meer gegooid dan gezet, toen laatstgenoemde eerst bemerkte, dat haar dochtertje van p. m. 13 jaren oud, nog op de kamer was en in brand stond. J. R. ging terstond weder het vertrek binnen, en ontdekte in een hoek er van een groote vlam. Zonder zich te bedenken, greep hij er naar en bemerkte maar al te spoedig, dat die vlam de kleederen van genoemd meisje sterk had aangepakt. Met het voorwerp zijner redding de trap af te vliegen, was het werk van een oogenblik. Op de straat gekomen, waren direct verscheidene handen gereed, om het meisje de bran dende kleederen van het lijf te trekken. Doch J. R. had bij zijne redding zijn eigen kleederen en wat het ergste was, zijn beide handen belangrijk gebrand, zoodat zij ter stond bij de Brandweer en daarna aan het gasthuis ver bonden werden. Het gevolg dezer wonden was, dat J. R. gedurende een paar dagen niet heeft kunnen werken. Maar dat beteekende niet veel, want hij werd van de zijde der Brandweer goed beloond, en wel met50 cents. Doch nu het slot der geschiedenis: acht dagen later (30 Augustus) overleed, na een smartelijk lijden, het be wuste meisje. De geheele „buurt* was vol deelneming met de ontroost bare ouders, eu een „overbuur* kwam op het denkbeeld, dat dit meisje een buitengewone begrafenis moest hebben. Hij raadpleegde zijne klanten (de man heeft een water- en vuurhuis) en vond een gunstig gehoor; elk bracht wat bij het geleek wel inschrijving voor een 10 pCt. rente-belovende industriëele onderneming. In weinig uren was reeds f 10 geofferd. Toen werd besloten een krans te koopen met linten, waaróp „Rust zacht, lieve Ilelena.' Daaraan werd een kaartje met rouwrand, door middel van een zwart lintje bevestigd. Op het kaartje stond: „Ter eere van Helona Kamman. Eenige bewoners der Lindenstraat.' Er werd nog meer gedaan, nl. een gedicht gemaakt, betrekking hebbende op de treurige gebeurtenis; dit zal door een meisje aan de ouders worden opgedragen. Nog werd goedgevonden, dat 6 meisjes (speelmakkertjes der overledene) per rijtuig de begrafenis zouden opluisteren, die Woensdag op de Oosterbegraafplaats plaats had. Nog iets van anderen aard. Gepasseerde week vloog een kanarie in de Lindengracht. In een oogwenk was er veel volk op de been om het beestje te redden. Stokken werden aan elkaar gebonden, doch bleken te kort te zijn. Wat nu gedaan? Schuitjes, anders zoo talrijk, waren niet te ziendoch één wist raad en wilde zich gekleed te water begeven, om het arme diertje te redden. Gelukkig behoefde dit niet, daar een ander inmiddels een schuitje machtig was geworden, zoodat het „arme beestje' gered was. Zie daar die wreede palingtrekkers! Het volgende staaltje van kippenraoed schrijft men uit Yerseke: Terwijl deze week een kip met haar knikens op een erf in deze gemeente rondwandelde, kreeg een tamelijk groote, zwarte hond het in den zin, op dat erf een bezoek af te leggen, waarschijnlijk minder met de bedoeling om de kippenfamilie te molestceren, dan om een onderzoek naar mogelijke kluifjes of andere buitenkansjes in te stellen. Doch de kip scheen dat niet zoo op te vatten, en, toen nu de hond heel familiaar de kuikens wat al te nabij kwam, begon de moeder gevaar voor haar kroost te vreezen en vloog, hare gewone beschroomdheid afleggende, met moed bij herhaling op den vreemden indringer aan en liet niet van hem af, vóór zij hem tot ongeveer 50 meter buiten liet erf uitgeleide had gedaan. De landbouwer G. J. Kok, te Denekamp, die iemand in een brief met den dood had gedreigd, is dientengevolge door het Hof te Arnhem tot 6 maanden celstraf veroordeeld. De Parijsche correspondent van de Hl. Crt. meldt, dat in een der best ingelichte Parijsche bladen een verslag is voorgekomen van een bezoek, door een correspondent van het ongenoemde blad gebracht aan de socialisten en volks menners in Nederland. Bij afwezigheid van den heer D. N. had aan het bureau van „Recht voor Allen' de heer Croll aan den verslag gever verklaard, dat de leer der Nederlandsche socialisten die is van den Duitscher Karl Marx. Fransche socialisten, met uitzondering van Guesde, waren hun volkomen onbe- j kend. Omtrent dit onderhoud en het daarop gevolgde van den Franschen journalist met den heer Heldt meldt de Hl. Crt. nog het volgende: De Franschman had er de I overtuiging door opgedaan, dat in Nederland nog geen I omwenteling ophanden is; een overtuiging, waaraan men j te Parijs niet vreemd was. De heer Croll had zich hier- omtrent niet stellig willen uitlaten, maar verklaard, dat het socialisme groote vorderingen in Nederland maakte en dat hij zeer bevreesd was voor den winter, aangezien de crisis het gebrek aan werk dubbel deed gevoelen. De heer Ileldt daarentegen geloofde geenszins aan een revolutie, 1 daar de Nederlandsche werkman godsdienstig en Oranje gezind waswat het heerschende gebrek betrof, zoo rekende hij op de openbare liefdadigheid. Een fabel voor sociaal-democraten en hen die het worden willen. Een door den wind afgerukt eikenblad kwam al dwarrelende weder op den kop van den boom terecht. In zijn vlucht had het gemeend, geheel vrij en tot een bijzondere roeping bestemd te zijn. Toen het nu zijn nog aan den boom verbonden makkers zag, begon het tot hen te spreken: „Gij, arme ongelukkigenNiets weet gij van het verheven gevoel, dat mijn borst vervult. Als ellendige slaven duldt gij uw ketenen! Laat dit anders worden! Ruk u los van den boom, die met zijn geheele inrichting, welke slechts door uwe macht in stand gehouden wordt, met zijn erbarme lijke indeeling in wortels en vezels, in stam en takken, in twijgen en bladeren, slechts een gekunsteld samenstel is. j Streeft naar vrije, vroolijke zelfstandigheid, waarbij ieder zijn eigen zin kan volgen, zijn eigen meester kan zijn!' Zoo stookte het blad de anderen op. Velen werden door die voorgespiegelde zelfstandigheid verlekkerd en een der bladen vroeg, hoe dat alles te bereiken was. „Wel doodeenvoudig!' was het antwoord. „Niet als ge maar geduldig blijft wachten; maar wel door geweld. Gij moet den storm te hulp roepen. Een algemeene opstand zal u allen de gewenschte vrijheid brengen!' De bladeren volgden dien wenk en de te hulp geroepen bondgenoot rukte er vele honderden af. Terwijl zij nu zoo door de lucht dwarrelden en zweefden, jubelden zij en waren trotsch op hun vrijheid en zelfstandigheid, niet lang echter of zij begonnen te dalen, al dieper en dieper; het eene viel op den met stof bedekten weg en werd vertreden, het andere viel in het slijk en zoo gingen allen jammerlijk te gronde. De bladeren echter, die den boom trouw gebleven waren, arbeidden rustig voort, ieder op zijn plaats om het geheel in stand te houden. Zoo hielden zij tevens zichzelven in stand en bleven frisch en groen. En toen zij eindelijk oud geworden waren, hield de dankbare boom ze toch nog vast; eerst toen de jonge knoppen, het nieuwe geslacht, verschenen, liet de boom zijn oude bladeren zachtkens vallen, en ziet: de dooden keerden tot de aarde terug j en bevruchtten toen weder de wortels van den boom, die eens hun steun was geweest en aan welks instand- I houding zij ook thans nog bleven medewerken. Omtrent de Floralia-feesten, op 4 en 5 dezer in Tivoli alhier gehouden, kunnen we als vervolg van 't geen door ons in ons vorig nommer werd gemeld, het volgende mededeelen Op Zaterdag avond had in genoemd lokaal eene feestelijke bijeenkomst van leden met hunne dames plaats. De opkomst was niet zoo groot, als men dit had mogen verwachten. De Voor zitter hield eene rede, waarin hij duidelijk maakte, dat deze samenkomst ten doel had, om voor de leden afzonderlijk een feestavond te bereiden, terwijl de overige festiviteiten van Floralia j tegen entre'e voor ieder openstaan. Verder gaf spreker een schets van de levensgeschiedenis van Floralia, waarin hy o. a. hulde bracht aan de Sociëteit Mars alhier, die bij de stichting, nu 10 jaar geleden, eene Soiree Littéraire et Musicale gaf, waarvan de opbrengst de eerste gelden uitmaakte, waarover Floralia's Bestuur te beschikken had. Met aanbeveling om het streven van Floralia zoowel stoffelijk als zedelyk te steunen, besloot spreker zijn toe spraak. De heer J. G. R. Vos, vice-president van 't plaatselijk Nuts-departement, bracht daarop hulde aan 't Bestuur en in 't bijzonder aan den Voorzitter van Floralia, voor al den ijver en de toewijding, gedurende vele jaren aan eene zoo schoone, edele zaak betoond. Een bal besloot dit gezellig samenzijn. Zondag namiddag had er eene matinee, 's avonds eene soirée i in den tuin van Tivoli plaats. Vóór echter de soirée aanving, j ontlastte zich boven dczo gemeente een zwaar onweder en viel er een zeer milde regen neder, 't Gevolg was, dat velen daarin reden zagen om later, toen het weder bedaarde en 't Bestuur de feestelijkheden deed doorgaan, van han plan, om er heen te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 2