HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nleaws- en Advertentieblad voorHoüandsNoorderkwartier. Jaargang 44. 1886. N°. 110. Zondag 12 September. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post 0.90. 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MOLENPLEIN. Cz. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. HlnnenlandLff Betreffende de kweekelingen der opgeheven Rijksnormaal school alhier, zijn ons de volgende gegevens verstrekt: Voor rijksbenrs konden niet in aanmerking komen 1°. Vier, die den leeftijd bereikt hebben, voor het onderwijzers-examen vereischt. 2°. Drie, die voor de toelage hebben bedankt. 3°. De voorbereidingsklasse (14 meisjes en 3 jongens), die nog niet tot dc normaalschool waren toegelaten. Als beurskweekelingen zijn geplaatst, in liet 4de studiejaar: Cb. H. Eikema (Texel), E. A. v. Strijen (Texel), D. Hoogendijk (Haarlem), P. Visser (Alkmaar); in het 3de studiejaar: A. Wijn (Haarlem), W. M. E. Damave (Velsen), E. Visser (Texel), A. C. v. Jucbem (Velsen), A. Heeroma (Velsen); in het 2de studiejaar: J. B. Schuchart (Haarlem), P. W. Akkerman (Alkmaar), H. C. v. d. Laag (Haarlem); in het 1ste studiejaar: Cl. De Bos (Alkmaar), C. Schuil (Alkmaar). Met ingang van 16 September e. k. In het geheel zijn dan van de Normaallessen niet geplaatst: Uit het 3de studiejaar drie; uit het 2de twee; uitliet lste vijf; totaal 10. Alle kweekelingen der les, zoowel als van de voorbereidings klasse, mogen de boeken behouden, die zij van het Rijk in gebruik hadden. Jl. Dinsdag werd te Amsterdam de algemeene ver gadering van het Xederlandsch Bijbelgenootschap gehouden. Uit het jaarverslag bleek, dat in het afgeloopen jaar 55302 bijbels verspreid waren en dat op 30 Maart 1886 123009 exemplaren voorhanden waren, tegen 109500op 30 Maart 1885. Een voorstel van het hoofdbestuur, om aan het Rheinische Zendelinggenootschap f 1000 subsidie gedurende 3 jaren te verleenen, om eene vertaling van het Nieuwe Testament 25) 3NT N j&Lm Door GOLO 11A1MUND. Een zacht kloppen op dc deur brak zijne woorden af. Op een bnrsch „binnen" trad Manuela dralend binnen. Zij was in het huis van haar oom, en wel in zyn eigen kamer, een zoo zeldzame verschijning, dat dc beide mannen te gelijk verrast opstonden. „Ziedaar mijne niclit," riep de oude Borbeck, die zich het eerst hersteld had, uit, „dat is waarlijk een lief en zeldzaam bezoek. Wat voert u toch wel hier en dat nog zoo vroeg?" Een duidelijk zichtbare verlegenheid toonde zich op het jeugdige gelaat, terwijl zij langzaam naderde. „Het is een zaak, oom Siegmund, die u misschien verrassen zal, maar ze heelt den tijd tot het ti gelegen komt," sprak zij, haren neef met een vluchtigen blik opmerkend. De jonge man verstond den wenk en nam hoed en rijzweep, die op een tafeltje lag, in dc hand. Niemand bewoog hem om te blijven. De oude man en het jonge meisje zagen beiden, in gelijke spanning en met hetzelfde ongeduld, het oogenblik te ge- moet, dat zij alleen zouden zijn. „En nu?" vroeg de heer Borbeck nieuwsgierig, toen dc deur achter zijn zoon gesloten was en Manuela, op een uitnoodigendc beweging van zijne hand, tegenover hem plaats genomen had. Zy streek angstig met dc hand over het voorhoofd. Wat zou zij er voor gegeven hebben, indien een ander in hare plaats de tijding gebracht had. Het viel haar zoo zwaar. De band van hare kinderjaren lag weer op haar, vast en drukkend en deed het hart ineen krimpen. Zij gevoelde door de neergeslagen oogleden, hoe zyn scherpe blik vorsckend tot in bet binnenste van hare ziel wilde doordringen. Maar hij kwam haar met geen woord te hulp, ofschoon hij een onheilspellend voorgevoel koesterde. „Oom Siegmund," zeidc zij eindelijk schuchter en verlegen, „ik wilde u mcdedeelen, dat ik het plau heb om te trouwen en ik kom uwe toestemming vragen." Als door een adder gebeten sprong hij op. Na de talmende en verlegen inleiding, die zij gemaakt had, verwachtte hij wel de bekentenis van iets, dat met liefde in verband stond, maar aan een fait accompli had hij niet gedacht. „Trouwen! Gij?" riep hij uit; „zijt gij krankzinnig, waarlijk krankzinnig, Manuela? Maar neen, vergeef mij. Ik moest dat woord niet gebruiken. Tegenover u niet. Maar welke schurk, Manuela, verwekte zulke gedachten in u, om uwen geest geheel in dc war te brengen?" Zij sidderde aan al hare leden. Zoo erg, zoo hartstochtelijk toornig had nog nooit iemand tot haar gesproken en allerminst haar oom, die bijna nooit buiten zyn rol van zachtzinnigheid en tevredenheid kwam. Maar toch wogen liefde en verontwaardiging nog boven vrees en twijfel in haar, en zij antwoordde gebelgd: „Het is mijn verloofde, oom Siegmund, bedenk dat en kies daar naar uwe uitdrukkingen, als ik u verzoeken raag. Op Eltach, denk ik, zijn uwe woorden niet toepasselijk." „Hy is het dus," riep dc lieer Borbeck uit. „Ik had er een voorgevoel van. Wat kon men ook anders verwachten? Een dor blad aan een verrotten stam. Maar dc vent heeft zijne rckcniDg niet goed gemaakt. Meent hij, terwijl wij beminnend en met voorzorg uw ongeluk verborgen houden, meent hij, omdat dc wet geen openbare beschermers en bewakers over u gesteld heeft, dat gij daarom zonder bescherming en verlaten zyt, de gemakkelyke prooi van eiken zwendelaar en gelukzoeker?" Langzaam was het meisje opgestaan. Stuipachtigo trekkingen vertoonden zich om mond en oogen, terwyl zij haar oog met de uitdrukking van schrik strak op haren voormaligen voogd gevestigd hield. „Mijn ongeluk, welk ongeluk?" sprak zij eindelijk nauwe lijks hoorbaar. De heer Borbeck sloeg den arm om de bevende gestalte van in liet Nias-dialect door den lieer Sunderman uit te geven, werd aangenomen. Na de pauze kwam in behandeling liet voorstel van de afdeeling Alkmaar, dat de algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap zou besluiten voor f 5000 deel te nemen aan de poging, welke wordt in het werk gesteld om genoegzame fondsen te verzamelen tot eene nieuwe vertaling des Ouden Testaments. Het hoofdbestuur moest dat ontraden op grond van de wet. Na langdurig debat werd het verworpen met 45 tegen 17 stemmen. Prof. Pekelharing, hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht, is belast met het instellen van een speciaal onder zoek van gouvernementswege naar de in Atjeh woedende ziekte, berri-berri, en zal half October derwaarts vertrekken. Naar uit Harlingen wordt bericht, is de nestor onzer Kamerleden, mr. Wybenga, daar plotseling overleden. Wie den krassen 82jarigen man nog onlangs in de Kamer heeft gezien, zou hem nog jaren levens hebben gegeven. Algemeen zal het doodbericht van den bij alle partijen geachten man met deelneming worden vernomen. De Tijd zegt het volgende, dat we met instemming overnemen „Wij geloovcn dat de pers in het algemeen goed zou doen, en in het hijzonder aan den heer Eull een dienst zou bewijzen zoo hij althans iets om zijn leven geeft door aan zijne verdere waaghalzerijen geen openbaarheid te geven. Evenzeer als er menschen worden gevonden, die zich liever berucht maken dan onopgemerkt voorhij te gaan, zijn er lieden, die roekeloos met hun leven omspringen, alleen om van zich in de dagbladen te doen spreken. Aan die ongezonde speculatie mag de pers geen voedsel geven. Een enkele maal.... welnu, dat zij zoo, bij wijze van curiosi teit; maar daarbij moet het dan ook blijven." De Hollandsche Maatschappij van Landbouw heeft, volgens de N. Rott. Crt., van haren voorzitter, den heer Visser van Hazerswoude, een vorstelijk geschenk gekregen. Ilij heeft haar namelijk het koloniale, verplaatsbare ten het jonge meisje en voerde haar zacht en vriendelijk naar de canapé, waar hij vaderlijk nevens haar plaats nam. „Manuela," zeide hij en hij dwong zijne stem tot den toon van de meeste zachtheid, „gelooft gij, dat ik uw vriend geweest ben en u van uwe jeugd af aan liefgehad heb?" Zij zag hem met hare treurige, ernstige oogen strak en vol aan. „Neen" zeidc zy bevend en week van hem af. „Niet!" riep hij uit en de toorn ontwaakte in hem, maar hij bedwong zich. „Wonderbaar kind, vol wonderbare tegen strijdigheden," sprak hij met minachtend medelijden. En meent gij, dat dc wereld en er zijn achtenswaardige menschen in, Manuela meent gij, dat dc wereld overtuigd is, dat ik het goed met u gemeend hebGelooft gij, dat het gerecht, voor hetwelk ik, als uw vocgd, gedurende twintig jaren rekenschap afleggen moest, die rekeningen in orde bevonden heeft?" Zij knikte zonder te spreken met het hoofd. „Nu goed, dat is genoeg voor den trots en de bewustheid van een man, die in den ernst van het leven dc grillen van een meisje naar waarde heeft leeren schatten. Ik heb dus getuigenis afgelegd door mijne handelwijze gedurende twintig jaren. Dat Ï3 een lange tyd, Manuela. Meent gij dat het zoo gemakkelijk was uwe kindschheid te behoeden en uwen geest, met alle macht der voorzichtigheid en der wijsheid, tegen de daemonen te beschermen, die hem nog dagelijks bedreigen?" Het jonge meisje bedekte haar gelaat met de handen en leide zich sprakeloos op het kussen neder. Eerst na ccnigen tijd beurde zij het hoofd wéér op en wendde het schoone gelaat, waarop de wanhoop te lezen stond, naar haren voogd. „Noem mij die daemonen, die het spook mijner kindschheid waren en wat ik nog vrees met verterenden angst. Misschien ontvlucht het bij den klank van zijn eigen naam," zoo sprak zij. „Eens moet het toch uitgesproken worden, wat het is, waarmede men mij in geheim zinnige uitdrukkingen tot den dood toe pijnigt." „Manuela," smeekte hij, „spaar u. Gij moogt u niet zoo op winden." „Maar gij doodt mij," riep zij buiten zichzelf uit. Gij maakt mij krankzinnig, indien ik het nog niet ben, door deze waarschu wingen en verschrikkingen, waarvan ik de oorzaak nooit duide lijk zie." Hij was in een pijnlijken toestand. Hy scheen zich te bedenken en te overleggen. Hij droogde het voorhoofd af, dat vochtig begon te worden. „Gij wilt het," sprak hij eindelijk, als door het ge nomen besluit gekalmeerd. „Het dringende gevaar dwingt mij de kleinere over het hoofd te zien. Gij weet, dat uw vader, mijn arme broeder, aan longlijden gestorven is, waarvan de kiemen zich maar al te gemakkelijk voortplanten. Uwe tweelingzuster had zoo zwakke longen, dat zij niet kon blijven leven, volgens de uitspraak van den geneesheer. Wy hebben vele jaren voor u ook vrees gehad, en wij hebben nog heden alle redenen om voor zichtig te zijn, en wy moeten toch altijd van Gods goedheid het beste hopen bij uwen aanleg tot krankheid." „Ik sta dus bloot aan deze ongelukkige ziekte?" vroeg het jonge meisje op een diep treurigen toon. „Gij moet zeer veel acht op uzelf geven, Manuela," antwoordde hij ontwijkend, zonder het ontkennend antwoord uit te spreken, dat zij hoopte. „Indien de kiem voor die kwaal in u wezenlijk sluimert, dan zou een .huwelijk en vooral zulk een als dat, waar toe die gcwctenlooze schurk u verleiden wil, het kwaad snel ont wikkelen." De tranen, die in hare oogen gesidderd hadden en alleen door haren trots tot nu toe terughouden waren, vielen nu langzaam en in dikke droppels neder. „Het is waar," zeide zij met gesmoorde stem. „Wat zou hem dan anders overblijven, dan een vroeg graf?" „Dat bleef over voor den liefhebbende," antwoordde hij streng. toonstelbugs-gebouw te Gorinchem als geschenk aangeboden. Hetzelfde lokaal zal dienst doen voor do tentoonstelling der Maatschappij van Tuinbouw, in het volgende jaar te Amsterdam te houden, doch dan zal er, naar men zegt, door dezelfde milde hand een tweede lokaal van gelijke grootte aan toegevoegd worden, terwijl wellicht anderen die twee lokalen dan door een midden-koepelgebouw met elkander zullen verbinden. - Het Passagegebouw, uitkomende aan de Prins Hendrik kade en den Nieuwendijk te Amsterdam, heeft bij dc vei ling f 150,000 kunnen gelden. Afslag op Woensdag a. s. De heer T. J. Raaymakers, onder-directeur der Rijks telegraaf te Amsterdam, komt op tegen den al te krassen uitval van ds. De Haas, naar aanleiding van het abuis, dat met een te Meppel aangeboden telegram is voorgevallen en welk telegram bij het overseinen is verminkt. Na hem eerst te hebben doen opmerken, dat vergissingen menschelijk zijn en óók telegrafisten bloot staan aan Ven verzuim, wijst hij er op, dat de Nederlandsehe telegraaf ambtenaren bun plicht goed doen. Hun bekwaamheid en hun nauwkeurigheid zijn Europeesch bekend en juist in Nederland komen de minste verminkingen voor. De ambtenaar in quaestie heeft een grove fout gemankt en is terecht beboet, maar 't gaat niet aan hem uit te schelden voor broddel-telegrafist, zijn ontslag te vorderen en de zaak in de Tweede Kamer te brengen Bij de herstemming voor een lid van den Gemeente raad te Terschelling is gekozen de heer D. D. Doeksen, met 59 stemmen. De heer P. Houtkooper verkreeg er 47. De aangeboden begrooting der gemeente Zijpe voor den jare 1887 bedraagt in ontvangst en uitgaaf f33,935.374. De hoofdelijke omslag is daarop weder, evenals vorige jaren, uitgetrokken op een bedrag van f 8000 en het getal opcenten op de personeele belasting op 35. Door liet Algemeen Armbestuur is 6250 en door het bestuur van liet AVceshuis f 2000 subsidie aangevraagd. „maar voor den beer Eltach blijft bovendien een rijke erfenis over." „Oom!" riep bet jonge meisje hartstochtelijk uit „dat was wreed waarom laat gij mij myn aangenaam geloof niet in mijne ellende?" Maar die man had een yzeren wil. Het was voor de tweede maal in zyn leven, dat hij dit spel speelde. Hij had vóór vele jaren en op dezelfde plaats, den vader van den jongen man op dezelfde wijze verdacht gemaakt. Ook toen had hij een jong, vertrouwend hart zoeken te vergiftigen door twijfel en wantrouwen. En zonderling, van al de frissche en gezonde menschen, die moedeloos of verslagen zich teruggetrokken hadden van het tooneel zijner daden, of den slaap des vredes sliepen na bitteren stryd, stond hij daar, nog recht en ongebogen. Hij was dezelfde gebleven, evenals het doel, naar hetwelk hij streefde. Hij liet Manuela uitschreien, den eersten storm van hare hevige aandoeningen uitloeien, vóórdat hij verder sprak. „Ik bon niet hard, zooals gij denkt, Manuela," zeide hij na eene pauze. „Maar ik mag u niet in illusies laten, die de gevaren verbergen, welke u omringen. De houtvester is een echte zoon van zijn vader. Hij speelt hetzelfde spel als zija vader met de ongelukkige Nana. Zie haar aan, aanschouw dat gebroken, dat treurige en verachte leven, en vraag dan, hoe dat tc gronde kon gaan het werd ongelukkig door berekening, door de zelfzucht van een man. Heden even als toen is Eltach de prijs en welk een prijs, Manuela! Dat wisten en weten de heeren van Eltach ook zeer goed, en daaruit laat zich het toeval verklaren, dat zij beiden hun hart aan eene bezitster van dat goed verloren. Maar de man van Nana was in den schoot van een achtenswaardig gezin geboren, en had ten minste zooveel achting voor de welvoegclijkheid, dat hij den uiterlijkcn schijn bewaarde. Nana was schoon, vroolijk, lichamelijk en geestelijk gezond, geroepen om dc vrouw van een man te worden, waarom dus ook niet zijne vrouw? Maar gy, Manuela?" „Ik?" bracht zij ademloos uit, terwyl hij bleef steken, ofschoon zijne verlegenheid iets gemaakts had. „Gij, Manuela, zijt ongesteld, geestelijk nog meer dan licha melijk," ging hij voort met een beradenheid door inspanning verkregen. „Tot nu toe had iedereen eerbied voor uw ongeluk. Een heilig gevoel van schaamte heeft tot nu toe zelfs den licht- zinnigsten cn meest gewetenloozcn man weerhouden, om zijne hand naar uwe schoonheid en uwen rijkdom uit te steken." In smartelijke spanning had Manuela hem hooren spreken. Thans legde zij hare handen aan dc gloeiende, koortsig kloppende slapen en sprak met ontroerde stem: „Hoor mij aan, oom Siegmund, en wees oprecht, ik bid u. Is het waar wat de menschen duisterend zeggen? Ben ik gek?" De heer Borbeck nam een buitengewoon bekommerde houding aan, die weinig overeenkwam met zyne koude, vaste trekken. „Gij zijt zieker dan gij denkt, Manuela, zieker nog dan zelfs een groot gedeelte der menschen denkt." Met een snijdend geluid van smart bedekte zij het bleeke gelaat, maar daarna sprong zij op, wrong de handen en trok zich het schoone haar uit. Deze uitbarsting van hevige smart voerde haar werkelijk bijna aan de grenzen van het beredenecrend ver stand en vertoonde een beeld, waarvoor zelfs Borbeck ontstelde. „Manuela! mijn goede, lieve Manuela!" riep hij uit, terwijl hij hare handen vatte, „bedaar toch, breng toch u zelf door zoo hevige smart niet in een toestand, die u en ons even ongelukkig maakt. Ja, ook u mijn kind, want de droomerij, de neêTslachtigheid en treurigheid, die er op volgen, wat zijn zij anders dan de teeltenen van een onzeker bewustzijn en duistere werkingen van een abnor male» toestand, dien wij met zooveel recht trachten tc vermijden. Kom bij mij, Manuela, leer mij vertrouwen. Rust bij mij uit en hoor my aan," (Vervolg op pag. 4.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1