RELDERSOHE EN MEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblai voor Hollands KoorJerïwartier. 1886. NU23. Jaargang 44. Woensdag 13 October. Uitgever A. A. B A K K E K Cz. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddug. Abonnementsprijs por kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand October zyn als volgt 13 October Hollandsche mail (uit Amsterdam). 15 October Engelsche mail (over Brindiai). 23 October Hollandsche mail (uit Amsterdam). 23 October Hollandsche mail (over Marseillc). 23 October Fransche mail (over Napels). 29 October Engelsche mail (over Brindisi). Laatste buslichtingen aan het Postkantoor te Amsterdam: Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u. 's morgensdrukwerken den vorigen avond 8.45. Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk werken 2 u. 's avonds. Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avondsdrukwerken 2 u. 's av. Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgensdrukwerk 10 u. 's morgens. Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg. Om van de aansluiting te Brindisi zeker te zijn, is het raad zaam daags te voren, op hetzelfde uur, van de voorloopige ver zending gebruik te maken. •RlnnanlA-nrl. De Zaanlandsche Courant behelst eenige regelen over de Noordhollandsche kaas, die ernstige overweging ver dienen. Er wordt aanhoudend geklaagd over de kaas makerij. Uit de openbaar gemaakte juryrapporten blijkt dit ten duidelijkste. Enkele volgen hieronder, zooals zij vermeld zijn in het laatste nommer van het Maandblad der Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Tentoonstelling Gorinchem: «De jury betreurt het zeer, dat de kwaliteit der geëxposeerde kaas zoo veel te wenschen overliet, en aangezien zy bij deze de zekerheid kan geven, dat er in Noord holland veel beter kaas geproduceerd wordt, doet het haar tevens leed, dat zoovelen dier beste kaasmakers aan dezen wedstrijd geen deel hebben genomen, de uitslag ware dan ongetwijfeld veel beter geweest." Edam: «Het verdient zéér byzondere aandacht, dat van de in zendingen, uit den eens om haar uitstekend product zoo gezochten Zeevangspolder, slechts één der 3 prijzen, door den dijkgraaf van den Zeevnngspoldcr den heer Bark uitgeloofd, en wel do tweede, is toegewezen, terwyl alle andere, wegens blauwstippigheid of andere gebreken, terzijde moest worden gelegd." „Is op dit hoofdmoment onzer tentoonstelling het resultaat minder bevredigend dan wy gewenscht hadden, wij meenen toch de jury's crkentelyk te mogen zijn, dat zy de waarheid Hink onder do oogen hebben durven zien en zich door geeno conside- ratiën, welke ook, lieten terughouden van hun veto over alle in zendingen, die niet aan de vcreischten van een goed product O EEN LIEF BL0NDINETJE. Door Mevr. M. C. FRANK. Dorine zit by 't venster en is ook druk bezig. Ze maakt een lystje voor een schilderijtje, van uitgeknipt leêren bloemen en bladerenheel lief, heel sierlijk en broos. Dorine heeft een „dood eenvoudig" huiskleed aan, zoo eenvoudig! Effen lichtgryzc stof met zeer licht verschoten blauw bleu fané, uitgemonsterd; een licht blauw chenille doekje losjes om den hals geknoopt, fijne zwart fluweelen pantoffeltjes en kousen van 't zelfde blauw als 't garneersel van haar „peignoir." (Dorine leunt achterover in haar stoel, de voeten op een stoof; ze houdt haar werk met uitgestrekten arm in 't licht, om het beter te beschouwen.) 't Is een huisjapon, een huistoilet, maar 't is inderdaad bewonderens waardig, zoo fijn en lief ziet het meisje er uit. Wat een verschil met Ju toch! Dat denkt oom Dorus ook, die hij het binnentreden het huise lijk tafreeltje met één oogopslag overziet. Ju springt op om hem een stoel te geven; Dorine schudt de snippertjes leer van haar schoot op tafel en huppelt met de haar eigene kinderlyke aan valligheid naar „Oompie" toe, om hem een hand te geven en een „vaderlijken" kus van hem te ontvangen. Ju kreeg maar een hand van hem. Zóó ging het altijd; wonderlijk, hé? Ju was evenmin preutsch als Dorine; toch gaf en ontving zij zelden een kus, terwyl Dorine heel goedwillig die blijken van genegenheid ontving en beantwoordde. „Hé, Dor}', hoe kunt ge toch zoo maar iedereen toestaan u te zoenen?" zei Ju wel eens. „Ik k;in de menschen niet kussen, als ik niet waarlyk oprecht veel van hen houd!" „Och kom! Wat deert het my? Het schijnt „iedereen" plezier te doen, mij een zoen te geven, en mij kan 't niet schelen. Bovendien krygt men veel meer gedaan als men een beetje lief is voor de menschen!" Dat was Dorine's meening. Wat zou ze heden wel van Oom Dorus gedaan willen krijgen, dat ze zyn ruige, roode wang zoo hartelijk kust? „Zoo, zoo, meisjes! Allebei zoo bezig, hé? Wel, dat is best; „do naarstigheid past aan de jeugd," is het niet?" buldert hij, zich behagelijk in een leunstoel neêrvleiend. „Vroolijkhcid," Oompie, „maar overigens hebt u 't goed gezegd verbeterde Dorine met haar liefste lachje. „Slaapt Mama? Nu, ik heb den tijd, ik zal wel wachten tot ze komt; ik moet haar van daag eens ernstig onderhouden, meisjes; wekt haar evenwel niet." 't Zou inderdaad wel een vaste middagslaap moeten zijn, die niet gestoord werd door 's mans vervaarlijke stem. Nauwelyks heeft hij dan ook de woorden gesproken, of Mevrouw Darling verscliynt. Ze is niet zoo bleek en zwak, als toen we haar voor 't eerst zagen, doch haar slepende gang, hare gebogen houding en het droge kuchen, veroorzaakt door de geringe inspanning van uit de eeno kamer naar de andere te gaan bewijzen voldoende, dat de zieke ver van hersteld is. „Zoo, zoo, Mina! Wel, 'k ben blij dat ge zoo vooruitgaat! 'k Heb waaratje weör aan u gewonnen sedert eergisterengalmt oom Dorus haar toe. „Nu, terwyl ge zóó wel zyt, moet ik u eens ernstig onderhouden over do gewichtige zaak... Meisjes, ik moet konden voldoen, omdat o. i. daarin do krachtigste spoorslag ligt, om naar verbetering van den toestand te streven." Aldaar, over de stapels Edammer kaas„Alleen wenschen wij ons leedwezen uit te drukken over de voor 't meerendeel slechte kwaliteit der geëxposeerde kaas. Velen waren blauw, en kwamen dus niet verder in aanmerking; van de overigen waren ver scheidene zoet van smaak en misten den eigenaardigen Edammer smaak. Geen der mededingende kon als absolute waarde zeer goed genoemd worden." Beemster, Purmerend en omstreken„In eene gewone afdeelings- vergadering, gehouden in de maand April 1886, werd de zuivel bereiding met de meeste belangstelling besproken. Een ieder vond het te bejammeren dat men steeds moest vernemen, dat de Edammer kaas volstrekt niet voldoet aan de eischen die er voor worden gesteld. Steeds worden lagere pryzen bedongen, waarom men eenparig van oordeel was dat er middelen moeten worden gezocht, die kunnen strekken tot verbetering. Wel zal de tegen woordig ia bijna alle takken van nijverheid heerschende malaise een hoofdoorzaak zijn van die prijsvermindering, maar de steeds minder geworden zijnde hoedanigheid der Edammer kaas, gevoegd by de steeds grooter wordende concurrentie uit andere landen, moeten voor ons redenen zijn, om door eendrachtige samenwerking alles in het werk te stellen, hetgeen kan dienen om den roem der Edammer kaas te herwinnen." Terecht is de Zaanlandsche Courant van oordeel, dat als inzenders op tentoonstellingen omtrent hun belang zoo onverschillig zijn, onze kaasmakers niet mogen klagen als hun zaak verloopt. Met een enkel woord hebben wij reeds melding gemaakt van het plan om eene Nederlandsche Landbouw- Bank op te richten. Nu men dezer dagen onder de adver tentiën in de bladen, ook in onze courant, uitnoodigingen vindt tot deelneming in het maatschappelijk kapitaal, kan het zijn nut hebben, nader de aandacht op deze instelling te vestigen. Reeds sedert geruimen tijd had het de aan dacht van belanghebbenden getrokken, dat het „landbouw- crediet" in Nederland nog op zeer gebrekkige wijze is georganiseerd en dat vaak de kleine landbouwer zijne toevlucht moet nemen tot middelen om het noodige gereede geld te verkrijgen, die hem niet alleen te duur te staan komen, maar hem soms gevaarlijke praktijken doen onder nemen. Wij willen hier slechts herinneren aanlietkoopen van vee op crediet, om het aanstonds contant tot lagere prijzen te gelde te maken. Ten einde aan deze noodlottige toestanden een einde te maken, hebben zich eenige wakkere mannen vereenigd en uw Ma alleen sprekendoet me plezier en gaat zoolang naar uwe kamer." Ju, die de rugkussens en voetbank barer moeder geschikt heeft, ziet de zieke even vragend aan; Mevrouw Darling knikt; dan zamelt Ju haar kluw wol, stopnaald, schaar enz. bijeen, en verlaat de kamer. Dorine heeft langer werkze trekt de wenkbrauwen op en ziet Oom aan. „Ma alleen spreken? Zou die man waarlijk niet begrijpen, dat men door 't heele huis elk woord hooren kan, dat hij uitschreeuwt?" denkt ze. Met een schalksch lachje, en dreigend opgeheven vinger, zegt ze bestraffend: „Oompie, oompie, wat is u lastig! Nu moetik, kou kleumster, naar boven, waar 't zoo bitter koud is, en dat dewyl u geheimen hebt met Ma. U weet toch, hoe slecht ik tegen de kou kan; als ik kou vat, hebt u 't op uw geweten, hoor! Was ik maar zoo sterk als JuDie kan 't niet schelen, al staat ze den ganschcn dag op zolder de wasch op te doenze weet er niets van. Maar ik och arme!" „Klein verwend nest, neem myn pelsjas, die in de gang hangt, en hul u daar maar in, dan zult ge van geen kou weten. Maar nu, verdwynen, hoor! En niet terug eer ik roep, ja!" Dory trippelt naar de keuken, waar Ju aan 't stryken is; ze zet zich by de strijktafel neer „Gunst, Ju, 't is toch maar goed dat ge Chrisje zoo vroeg naar huis hebt gezonden, daar oom een geheim schijnt te willen toever trouwen aan Ma;" zegt ze spottend. „Hoe meent ge dat?" vraagt Ju, met beide handen het strijk ijzer opheffend en het dicht bij hare blozende wang houdend, een gevaarlijke manier om de hitte te beproeven. „Wel, hoor maar, daar beginnen de ontboezemingen al; als ge u een beetje stilhoudt, kunnen wc alles hooren." Ju zet het yzer weêr te vuur, gaat naar de kraan van de waterleiding, en zet die open, zoodat het water klaterend in den gootsteen plast. „Hé, Ju, draai dat ding af; 't maakt zoo'n geweld; ik kan niets hooren," zegt Dory gebiedend. „Dat kan niet, Dory, de gootsteen ligt vol zeepwaterhy moet eens Hink uitgespoeldbovendien moet ik mijn andijvie wasschen, en dan heb ik toch water noodig." „Vervelend!" roept Dorine uit en wil de keuken verlaten. Maar Ju roept haar terug en zegt: „Och, Dory, 'k heb zooveel te doen van daag, zoudt ge me een beetje willen helpen? Toe, doe het maar voor dezen keer.... neen, 't is geen nat werk; beschuit stampen maar. Ik maak vandaag een beschuitpodding voor Ma; ze houdt er van, en nu ze weer wat meer eetlust heeft.... Kijk, hier deze beschuiten; en daar hebt ge den vyzel: ik heb er al een papier onder in gelegd: de stamper?.... Ga hier zitten, kind.... wacht.... Chrisjes stoof onder de voeten, een schoone doek over uw japon.... ziedaar nu zit ge „als een schilderij" zou Cris zeggen: myn keuken is nog nooit zoo mooi geweest...." En al pratende heeft Ju haar zusje in een hoek, achter de stryktalel gedrongen; met zacht geweld drukt ze haar op een stoel neer, schuift de stoof onder haar voeten, zet een groot bord beschuit voor haar neêr, benevens den blanken, koperen vyzel. Voor ditmaal heeft Ju van hare meerdere kracht geprofi teerd om haar wil door te zetten. Dorine schikt zich alles behalve gewillig in die gevangenschap. het plan gevormd tot het stichten eener „Landbouw-Bank," wier werkkring het in de eerste plaats zal zijn, aan den landbouw tegen vergoeding van eene matige rente en com missie, en tegen behoorlijken borgtocht, de voor de uitoefe ning van zijn bedrijf onmisbare kapitalen te verschaffen, als bemiddelaar tusschen hem en de markt op te treden voor aan- en verkoop zijner producten enz. Er zal aan deze Bank tevens eene afdeeling gevoegd worden, die zich met het drijven van zuivere Bankzaken zal bezighouden. In den zaai- en in den oogsttijd heeft de landbouw het meest behoefte aan kapitaal, terwijl die gelden gedurende den overigen tijd terugvloeien. Die dan winstgevend op solide wijze te beleggen, zal de taak der Bank-afdeeling zijn. De gelegenheid tot inschrijving op de eerste serie der door de Landbouw-Bank uit te geven aandeelen wordt thans opengesteld. Uit het prospectus blijkt, dat bij voldoende deelneming dadelijk na de sluiting der inschrijving de koninklijke bewilliging zal worden gevraagd op de ontworpen statuten. Als directeur der handels-afdeeling zal de heer Corns. Prins Szn. te Haarlem, laatstelijk graanhandelaar te Amster dam, en als zoodanig van nabij met den Nederlandschen landbouw en zijne behoeften bekend, optreden, terwijl de directeur der Bank-afdeeling, en zoodra dit noodig zal blijken te zijn ook de president-directeur, door de algemeene ver gadering van aandeelhouders worden benoemd. Toezicht op de handelingen der directie zal worden uitgeoefend door een Raad van veertien commissarissen, van wie elf worden aangewezen door het Nederlandsche Land- bouw-Comité, of, voor zoover dit daartoe niet geneigd of niet in staat mocht zijn, door de algemeene vergadering van deelhebbers. De drie overige commissarissen worden door deze elf verkozen uit de deelhebbers, die te- of bij Amsterdam wonen. Deze drie commissarissen vormen te zamen eene permanente commissie, hoofdzakelijk belast met het dagelijksch toezicht op de zaken der Bank en het beleid der directie. Als leden der commissie van toezicht hebben zich voor de eerste maal beschikbaar gesteld de heeren Herman F, Bultman, landbouwer te Haarlemmermeer, en mr. D. Jo- sephus Jitta, advocaat en lid van den Gemeenteraad te Amsterdam. De jongste botsingen tusschen Engelsche en Belgische visschers in de Noordzee hebben opnieuw de aandacht „Hé, Ju! hoe flauw! Nu kan ik immers in 't geheel niets hooren, met dat gepla3 van 't water en dat stampen!" „Dat is ook niet noodig; als oom wilde dat wy het hoorden, had hij ons niet uit de kamer gezonden: en luisteren zusje, neen, dat past ons niet." „O, 'k weet toch al, waar hij 't over heeft. We zullen wel spoedig aan uw uitzet moeten beginnen, Ju; nu ik beloof u, 'k zal uw naamcijfer borduren in al uw fijne zakdoekjes, hoor!" En Dory begint heel zachtjes te stampen. „Dat zal wel niet noodig zijn, Dory kind; ik blijf bij 't geen ik van morgen zeiik ga niet naar tanteik zou Ma niet kunnen verlaten en wil het ook niet. En dus bekommer ik mij ook niets over Ooms geheimzinnigheid; ik weet ook al, waar hij 't over heeft. Er is iets andere, waar ik over tob „En dat is?" Het stampen wordt gestaakt, Ju rust even, de hand geleund op 't strijkijzer, dat inmiddels heet genoeg is ge worden, ziet Dory uitvorschend aan en zegt: „Over Charles." „Charles? Wat heeft die jongen er meo te maken?" vraagt Dorine, en ze buigt het hoofd over haar werk en begint heel yverig beschuit te vermorzelen. „Wel het komt me zoo voor, dat hy dat gij beiden enfin, dat hjj doodelijk verliefd is op u" Dory glimlacht, schudt het hoofd en zegt: „Nu? Wat zou dat? Hij is de eenige niet, Goddank." „Dat mag wezen, maar hij is de eenige, wien gy schijnt te bevoorrechten; geen van uwe andere adorateurs komt hier aan huis, zooals hij, en met geen van allen zyt ge zoo ingenomen, geloof ik. Wat moet er van worden als ge naar Indië gaat? Hebt ge daar al eens over gedacht, Dory? Weethy van het geheele plan?" „Wat er van worden moet? Hm; als ik ging (maar ik weet zeker, dat gij wel zult gekozen worden, gij, nuttig voorwerp) als ik ging, wel, dan was er een eind aan de historieCharles zou zijn affecties verplaatsen, en voilk! Zulke dingen gebeuren alle dagen." „En gij dan, Dory? Ge houdt toch ook veel van hem? Neen hij zou geen andernooithy is o hemel, de arme jongen houdt zoo zielsveel van uHoe zoudt ge van hem kunnen scheiden! O, Dory, ik hoopte zoo, dat gy eenmaal met elkaar zoudt trouwen!" „Die Ju!" lacht Dorine; „wat 'n pathos! Kind, maak u niet ongerust over Charles! En bedenk toch, als ik moest trouwen met al de heeren die „doodolyk" op me zijn, zooals gij blieft te zeggen, dan zou 'k zeker 365 maal in 't jaar naar 't Stadhuis moeten." „Maar hoe zult ge dan met hem doen? Hij rekent op u, geloof me; al zegt ge my niets, ik heb oogen." „Als hij op me rekent, rekent hij buiten den waard; dat gebeurt meer, en ik kau 't niet helpen. Ik heb hem nooit vast beloofd, hèm te nemen, 't Zou me leed doen, als hy zich iets aan trok, maar om hèm hier te blijven, als ik naar Indië kon gaan, dat zou 'k nooit doen. Ik kan u benijden als ik bedenk, dat gij als oudste de voorkeur hebt." „Maar, Dory, houdt gij niet zooveel van hem, dat het u stryd zou kosten van hem af te zien?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1