HELOERSCHE
EK KIEIIWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Nooriertwartier.
1886. N°. 124.
Vrijdag 15 October.
Jaargang 44.
Uitgever A. A. BAKKEK Cz.
KENNISGEVING.
5> EEN LIEF BLONDINETJE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonuementsprys per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Helder
brengen ter openbare kennis, dat het Eerste Suppletoir Kohier van
den Hoofdelijken Omslagdienstjaar 1886, door Heeren Gedepu
teerde Staten dezer provincie, bij besluit van den 7 dezer, is
goedgekeurd, en heden in afschrift gedurende vijf maanden op
de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing nedergelegd.
Helder, 13 October 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
De standbeelden-agitatie van onze dagen is onlangs door
de Standaard, naar aanleiding van de onthulling van 't
beeld van Hugo de Groot, nog eens aan de kaak gezet.
Het blad ziet iets anti-christelijks in deze manie, een over
blijfsel uit de classiek-heidensclie wereld.
vSchotland schrijft het blad o. a. dankt zijn
zedelijke veerkracht aan niemand onder .menschen meer
dan aan John Knox. En toch, onder al de standbeelden
die op Schotland's bodem verrezen, is er voor Knox geen.
Wat men te Edinburg vindt is een klein steentje, waarop
staat J. K.
„Ook voor Calvijn is tot dusver noch te Genève noch
elders een standbeeld verrezen, terwijl Luther op zijn voet
stuk in volle glorie prijkt.
„En ook hier te lande, in het Calvinistische tijdperk
van onze glorie, had men groote mannen te over,
maar werd aan hooge standbeelden schier niet gedacht.
„Is het dan niet oirbaar, aldus besluit het blad, en heeft
het dan niet zijn goede zijde, dat, waar deze paganistische
zuiging schier alle richtingen meêsleept, althans de Chris
telijke pers protest indiene, en dit overdadig eeren van
„den mensch en het onmensclielijke* tegenga in een eeuw,
die van de eere onzes Gods schier geheel zwijgt."
Het Hld. doet uitkomen dat het hoofdorgaan der anti
revolutionairen zich vergist, waar het hier het voorbeeld
van het puriteinsche Schotland aanhaalde.
„Te Glasgow, dat zeker meer onvervalscht puriteinsch
Door Mevr. M. C. FRANK.
„Koor eens, zus; gij begrijpt dat alles zoo niet. Ik houd van
Charles precies zooveel, als ik van eiken anderen mooieirjongen
zou houden, die als vriend van myn broer en als een soort neef,
dagelyks by ons aan huis komen, my het hof maken en attenties
bewyzen kan. Maar dat verplicht mij tot niets; als er meer
heeren hier aan huis kwamen, zoudt ge zien, dat zij zich allen
aanstellen alsof ze dood zullen gaan van verliefdheid op mij.
Denkt ge, dat ik me dat alles kan aantrekken. Willen zij
zich gek aanstellen, dat moeten zij weten. Ik ben niet
van plan mijn toekomst te bederven, door een dwaas enga
gement of een nog dwazer huwelyk met een arm Haagsck kan
toorheertje."
„Maar dan hadt ge Charles niet moeten laten gclooven, dat gij
't even ernstig meent, als hij, Dory!"
„O, hemel; ge moest eens weten, wat 'n plaag het is, daar
alle dag iemand te zien, die een gezicht zet als een arme zondaar,
die zucht en kreunt, die u wanhopig aanziet en u bij elke
gelegenheid zyne liefde verklaart.... en de hemel weet, hoeveel
gelegenheden Charles heeft gehad... Denkt ge dan, Ju, dat ik
een steenen hart heb, en dat maar altyd onbewogen kan aanzien
Lieve zus, als ik hem niet een klein ideetje hoop had gegeven,
had hij al lang de tering, geloof ik. Nu, ik wil geen „zieken
jongeling" op mijn geweten hebbenen zij stampt lustig, op de
maat, voort.
„Dory, Dory, kind, hoe kunt ge er zoo over pratenIk zou
geen rust hebben, als ik dacht dat iemand zich om mij ongelukkig
voelt."
„Dat komt, omdat ge niet gewoon zyt „geadoreerd" te worden.
Men kan hen niet kwalijk nemen, dat ze op een mooi meisje
verlieven; moet men 't het meisje dan euvel duiden, dat zij ook
niet op hen allen verlieft? O, Ju, Ju! 't Is niet altijd alles, om
mooi te zyner is zooveel tegende wangunst van de andere
meisjes, haar gebabbel, en dan die lastige aanbidders.... O, Ju,
Ju! Soms, als ik er heel kalm over nadenk, noem ik het een
ongeluk, mooi te zijn; daar; dat is nu de volle waarheid."
„Gunst, Dory, ik dacht altijd dat het zoo'n voorrecht was,"
zegt Ju, hare zuster verwonderd aanziende.
„Ja, 't is een voorrecht, dat echter duur gekocht wordt. Al
de heeren vleien en bewonderen u, terwijl de dames nijdig zijn
en kwaad van u sprekenis men jegens een ieder even vriendelijk
omdat ze u, au boute du compte, allen even onverschillig zijn,
of behandeld men allen om dezelfde reden, even „effen," dan
noemen ze u verwaand, coquet, en ik weet al niet wat. Ja,
't is wel prettig, mooi te zijn, maar och, ocli, 't is somtijds zoo
vervelend."
„Arm zusje; ge zoudt dus liever leclyk willen zijn, zooals ik
vraagt Ju, schalksch lachend.
„Neen, waarachtig niet'k ben bly dat ik er goed uitziemaar
gij zijt lang niet leelijk, Julief; als ge beter gekleed waart
„Hoor, oom roept! Ach, al3 Ma maar niet onwel geworden
is!" en Ju snelt heen, zonder op Dory's complimentje te letten.
„Meisjes!" begint Oom Dorus, op plechtigen rollenden toon,
„meisjes, Ma en ik hebben alles nu rypelyk overwogen. Ma
heeft me wederom een vleiend bewijs gegeven, van 't vertrouwen
dat ze stelt in mij, als oud vriend van uw overleden Pa, en als
beproefd, ja ik durf zeggen, leproefd vriend van u allen! En
dat vertrouwen hoop ik verdiend te hebben, hoop ik my altyd
is dan Edinburg, denkt men er anders over," aldus voegt
het er bij. „Tusschen de „Baron Church" en den muur
van het kerkhof der Puriteinsche Kathedraal geleidt een
smalle weg naar de „Brug der Weeklagingen," aldus ge
noemd omdat zij toegang 'geeft tot de Necropolis, welke
gehouden wordt voor een vroegere vergaderplaats der
Druïden.
„Het is een rotsachtige heuvel, thans aangelegd tot een
bekoorlijk park, welks slingerpaden voeren door rijen
van gedenkteekenen, gewijd aan de nagedachtenis der
Schotten, die de kerk en den Staat tijdens hun leven
hebben gediend.
„De kerk, een calvinistische, puriteinsche kerk naar het
hart van dr. Kuyper, speelt daarbij de hoofdrol. De op
schriften herinneren aan zijn stijl. Ontelbaar zijn de
dominés zooals de Schot, evenals de Hollander den
Protestantschen Evangeliedienaar noemt die er aan de
bewondering van het nageslacht worden voorgesteld, wegens
de zuiverheid van hunne leer en hunne getrouwheid aan
de letter der Heilige Schrift.
„In het midden van al die gedenkzuilen en standbeelden
prijkt het hoogste en meest indrukwekkende van allen, op
een granietzuil van meer dan 40 voeten hoogtehet stand
beeld ter eere van „John Knox."
In het September- en October-nummer van de Eco
nomist leest men o. a. omtrent het telegram-tarief in Engeland
het volgende:
„Tengevolge van de in 1885 ingetreden verlaging van
het tarief der telegrammen is het aantal berichten met
48 pCt. vermeerderd. Gedurende de zes maanden, geëindigd
Maart 11., dat het sixpence-tarief in werking was, steeg het
aantal verzonden berichten tot 16,788,000 (tegen 11,315,000
in hetzelfde tijdperk van het vorige dienstjaar). Wel is
waar werd 40,200 p. st. minder verdiend bij de vermeerderde
verzending dan vroeger onder het hoogere tarief, doch in
dit opzicht worden de uitkomsten in het nieuwe jaar steeds
gunstiger. Immers, terwijl April met 11,800 pond sterl.
tegen April 1885 ten achter bleef, was die achteruitgang
in Mei tot 4100 p. st. geslonken, en toonde reeds Juni
daarentegen eene vermeerdering aan van 2800 p. st.
waardig te blijven toonen, door u Ma en u in alle gewich
tige en moeilijke omstandigheden bij te staan en met raad en
daad te steunen. Meisjes, Julia en Dorine, we hebben uw beider
karakter, aard en aanleg vergeleken, overwogen en nagegaan
en we zijn tot bet besluit gekomen dat één van u beide
naar Indië moet gaanhopende dat daardoor uw aller positie en
vooral de zorgen uwer waarde Mama verlicht zullen worden.
Meisjes komt nader en geeft my de hand!"
Ju keek verbaasd: ze wist wel, dat Oom Dorus er van hield,
zijn redenaarstalent ten toon te spreiden, maar begreep niet, hoe
dat hier tet pas kwam. Dorine hield een bedaard, onnoozel
gezichtje, maar ze had moeite haar lachlust te bedwingendaarom
sloeg ze zedig de oogen neêr, lei haar klein, blank rechterhandje
in Ooms groote, forsche hand, en plukte met het andere aan
haar doekje, als een bedeesd, zachtzinnig duifje.
Wat een verschil met Juhare groote, donkere oogen, die zoo
helder onder de zwarte wenkbrauwen uitkeken, zagen oom in 't
gezichtzy stak haar roodc handjes in de zakken van haar groot
wit schort, en zei kalm:
„Oom, toe, maak u 't wat kort; mijn ijzers worden anders
koud en 'k heb nog zoo'n hoop strijkgoed!"
„Zie je, Mina; daar hebt ge opnieuw een bewys, dat ik goed
gezien heb. Ju hier is de Martha, de huisvrouw, wier geest
altijd bekommerd is over de alledaagsche zaken van't huishouden.
Dorine is is
Niet Maria, och, toe Oompje, zeg nu niet, dat ik die Maria
benik ben lang zoo'n heiligje niet, en Ju, mijn goede, oude Ju,
is veel meer waard dan ik!" barst Dory uit.
„Nu, nu, Dory, laat me uitspreken, meisje. Ik wilde uw Ma
maar aantoonen, dat Julia, uwe zuster, welker bescheiden, huis
houdelijke hoedanigheden ik op hoogen prijs stel, toch niet de
meest geschikte is om, om in een ruimeren kring in de
groote wereld te schitteren. Hare gaven zijn van een meer
bescheiden aard, hoe onwaardeerbaar ookterwyl Dorine, uw
jongste dochter, lieve Mina...."
„Ach, Oom, zeg het maar in eens: Ju is een voorwerp van
nut, en ik ben een luxeartikel, dat hier best gemist kan worden,"
valt Dorine den grootcn man wéér in de rede, maar hij vervolgt
„Uw jongste dochter, lieve Mina, zal beter op hare plaats zijn
in die schitterende kringen, waarvan de natuur, en haar karakter,
haar voorkomen, haar tot sieraad schijnen bestemd te hebben.
En dus, meisjes, hebben uw Ma en ik besloten, uw tante
Betsy te schrijven dat wy Dorine zullen zenden...."
Een smartelijke kreet van de zieke breekt hier Oom's rede af
de arme vrouw strekt de armen uit naar haar lieveling: „Dory,
myn kind, mijn zonneschijntje, Dory!" krijt zij.
Dorine knielt naast hare moeder neêr, trekt het bleeke gelaat
aan hare borst, en kust de bevende lippen, die keer op keerden
geliefden naam herhalen. Ach, de handen, die op Dory's blonde
haren rusten, zijn zoo doorschijnend, zoo zwak, de stem die haar
naam, en al hare liefkoozende bijnamen uitspreekt, is zoo bewogen
„Stil, Ma, stil, lieve, goede Ma; schrei nietals u zoo bedroefd
is, ga ik niet weg, neen, nimmer hoorKassian, neen, ik blijf
bij u, lieve Moe; ik beloof het u."
En Dory wat zelden gebeurt, legt, luid snikkend, het
hoofd op den schoot der moeder neêr, en op dit oogenbiik
althans, is het haar ernstig voornemen, de arme zieke niet te
verlaten.
Op dezen dag kan Oom zijn redenaarsgaven en zijne goede
raadgevingen niet meer ten beste geven. Het duurt lang, en 't
kost Ju heel wat tyd, eer zy Ma en Dory beiden tot bedaren
„Bij het uiteengaan van het Parlement, einde September,
deelde de Regeering nog mede, dat het verlaagd tarief,
dank zij het steeds toenemend aantal telegrammen, volgens
den loop der opbrengsten eerlang eene bate op de telegraaf
dienst staat op te leveren.
„Een goede wenk voor Nederland, dat met zijn verhoogd
tarief de les van het stuivers-porto schijnt vergeten te zijn.
De toenmalige vrees van sommigen voor verlies door de
schatkist is glansrijk beschaamd. En waarom zou het met
de telegrafie anders zijn dan met het brievenvervoer?"
De geschiedschrijver en aardrijkskundige P. H. Wit
kamp viert 30 dezer zijn zeventigsten verjaardag. Er heeft
zich een comité gevormd, met prof. Mathijs De Yries tot
eere-voorzitter, om hem bij die gelegenheid een blijk van
hulde aan te bieden, o. a. bestaande in eene vriendenrol.
Opdat geene handteekening, door onwillekeurig verzuim,
daarin ontbreke, worden belangstellenden, die nog geene
mededeeling ontvingen, uitgenoodigd, zich schriftelijk te
wenden tot een der leden van de commissie van uitvoering,
de heeren A. C. Wertheim, C. Dyserinck en Martin Kalft.
De commissie heeft gemeend aan deze openbaarmaking
de voorkeur te moeten geven boven geheimhouding, met
het daaraan verbonden gevaar, dat aan menig vereerder
van den waardigen man de gelegenheid zou worden ont
houden, van zijne instemming met deze hulde te doen blijken.
Bij koninklijke besluiten, in de Staatscourant ver
schenen, zijn wijzigingen gebracht in de tarieven van
kanaal- en havengelden op het Noordhollandsch kanaal, in
de Marinehaven te Nieuwediep, op het Noordzeekanaal, het
kanaal van Voorne, in de Marinehaven te Hellevoetsluis
en op het kanaal van Walcheren.
De hoofdstrekking der wijzigingen schijnt, zegt het
Vaderland, tegemoet te komen aan de grieven, door den
heer Verniers van der Loef! herhaaldelijk ontwikkeld, dat
wy door onze heffingen naar den netto-inhoud onze eigen
schepen benadeelen tegenover de schepen van die natiën
(bijv. Engeland), die vasthouden aan een buitensporig hooge
berekening van onbruikbare seheepsruimte om tot een lagen
netto-inhoud te komen. Voortaan toch zullen de heffingen
geschieden naar den bruto-inhoud.
gebracht heeft. Gelukkig dat Oom Dorus, behalve goeden raad,
ook handig hulp weet te verleenen, anders zou Ju radeloos worden,
met die twee schreiende, zenuwachtige vrouwen. Maar oom helpt
om beiden tot rust te brengen.
„Geen Hoffmann, meisje; geen eau de Carmes, ze hebben
immers geen buikpijn? Een flink glas portwijn, en dan naar bed;
en dek zo maar warm toe en laat ze maar uithuilenge zult
zien, dat is 't beste."
Zoodat, als Oom tegen vier uur heengaat, Dorine op de canapé,
Mama op haar bed liggen, in diepen slaap verzonken. Beiden
hebben „een flink glas portwijn" gebruikt, en zich daarna letterlijk
in slaap geschreid.
Eer oom vertrekt, geeft hij Ja nog den raad, haar maar te
laten liggen, al was het tot den volgenden dag.
„En ik moet zeggen, Julie, gij licbt u flink gehouden, meid;
ik begrijp, dat het een groote teleurstelling voor u is; maar, ik
heb gezien, dat gij hier onmisbaar zijt, terwijl uw zusje, (nu,
't is een allerliefst schepseltje maar een poppetje; zooals
ze zelve zegt, een luxe-artikel) spoedig een goed huwelijk zal
doen in Indië, en dan zijt ge er uitMaak nu maar, dat Ma
haar besluit niet intrekt; zult ge?"
Ju belooft al wat hij wilze is vermoeid, bedroefd, en verlangt
een poos rustig alleen te zyn. Ze wist al te voren op wie de
keus zou vallen. Zij had den tijd dus gehad, zich op het eind
besluit voor te bereiden. Haar verstand zei haar, dat het zóó
moest wezen en niet anders. Want hoe zou Dory, het kinderlijke,
vlinderachtige schepseltje, de taak hebben kunnen overnemen,
die haar sinds haar achttiende jaar op de schouderen rustte?
Dat voortdurende beholpen, bezuinigen en tobben om „fatsoenlijk
rond te komen," die aanhoudende schermutseling tegen nijpende
armoede, het ontberen van al de genoegens en voorrechten der
jeugd, bot zou Dory dooden. Ju wist maar al te goud, wat
het haar gekost had, voor dat zij tot berusting kwam, en geleerd
had dien toestand als den gewonen toestand van geheel haar
leven te beschouwen. Neen, nimmer zou Doriue zich er in
geschikt hebben; en hoe zou 't der hulpelooze moeder dan gegaan
zyn? Ju's goed hart deinsde terug voor die gedachten; dus, het
was zóó het best; zij had het vooruit geweten: zij moest hier
blyven altoos, altoos, tot het einde kwam.
Het einde Hoe dat zijn zou, ze kon 't zich nu reeds voorstellen,
en toch er was een tijd, toen Ju heel andere dingen vankhet
leven verwachtte. Ju was vijftien jaar toen zij Indië verliet, en
een Indisch meisje van dien leeftyd schept zich doorgaans illusiën,
welker verwezenlijking zij als niet zeer veraf beschouwt. Toen
Ju's vader overleed, ging zij als oudste dochter reeds „uit;"
ze was volstrekt niet mooi en werd weinig bewonderd, maar
toch als zy nu aan die gelukkige dagen terugdacht, trad er
altijd een beeld op den voorgrond, dat haar in dien dagen bijzonder
lief was geworden. De groote lotswisseling, de acht jaren in
Nederland, de zorgen en noodcn van het bekrompen leven hier
hadden dat beeld wel naar den achtergrond doen wijken, doch
niet uitgewischt. Tante's brief riep haar alles weêr levendig
in 't geheugen terug; hij was nog niet getrouwd; hij had zich
roem en eer verworven: meermalen had zij door derden van
hem gehoord, zelfs een groet, een boodschap ontvangen. Een
zeer flauwe hoop was er by haar opgerezen door dien brief; de
hoop, dat Ma haar lieveling niet zou willen afstaan, dat zij, Ju,
die toch altyd het minst geteld was in 't gezin, zou weggezonden
worden. En dan.... hij was daar, te Batavia; zij wist hetze had
zyne carrière steeds gevolgd. Hij zou komenze zouden ja,
wat zouden zo niet! (Vervolg op pag. 2.)