HELDERSCHE
E.Y 1V1E1]WERIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad woor Hollaiids Noorderkwartier.
1886. N°.130.
Vrijdag 29 October.
Jaargang 44.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdog en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij nbonuement belangrijk lager.
Hlnnenland,
Dat Vorsten aan hen, welke zij een onderscheiding toe
dachten, een olifant, een adelaar, een leeuw, een vlag, een
toren, een kroon, een vlies of zelfs een kousenband schenken,
zal niemand wraken, zegt de Arnh. Crt., maar zij moesten
den Herrn Gott ausser'm Spass laten. Nu bijvoorbeeld
lezen wij dat de heer Sehiirmann de orde van den Heiligen
Verlosser heeft gekregen van den Koning van Griekenland.
Op de verdiensten van den heer Sehiirmann dingen wij
niets af, maar zoover wij weten, bezit hij die voornamelijk,
zoo niet uitsluitend, als impresario, ondernemer van tooneel-
voorstellingen enz., en het moet toch vreemd klinken, dat
deswege de orde van den Heiligen Verlosser wordt toe
gekend.
Het is der Arnh. Crt. waarschijnlijk ontgaan, merkt de
Amsterdammer op, dat de Fiacre 117, waarmede de heer
Sehiirmann thans rondreist, is een zedelijkheids-fiacre,
opzettelijk ingericht tot het bevorderen der openbare zede
lijkheid in huurrijtuigen.
Het is niet onmogelijk dat dit den Koning van Grieken
land is ter oore gekomen.
Aan het steeds gekoesterd plan, om den dagdienst
der Maatschappij Zeeland met Juni 1887 te kunnen openen,
zal werkelijk gevolg kunnen worden gegeven. De drie
booten, die bij dag tusschen Vlissingen en Queenboro zullen
varen, kunnen medio November te water worden gelaten
en 't werk aan de pontons te Vlissingen komt evenzeer
tijdig gereed.
Slechts één zaak schijnt bij deze gelegenheid te worden
verzuimd.
Steeds is er en volkomen terecht geklaagd over
de allertreurigste inrichting van 't station aan de haven te
Vlissingen; niet wat de gebouwen betreft, maar met opzicht
tot de gelegenheid om van de mailbooten naar de douane
lokalen en 't station te komen. Die inrichting is zoo primi
tief, zoo afzichtelijk leelijk, dat men er zich tegenover den
vreemdeling werkelijk voor moet schamen.
Bij de kleine binnenlijn van StavorenEnkhuizen heeft
men getoond zeer goed te begrijpen hoe de inrichting van
een spoorwegstation, in verband met een stoomvaartlijn,
wezen moet. Te Stavoren stapt men van de boot aan wal,
onder een nette overdekte ruimte, die naar het stations
gebouw lijdt.
Zoo behoorde het zeer zeker ook te zijn bij een inter
nationale lijn, waarvan een zoo druk gebruik wordt gemaakt
als van die van VlissingenQueenboro. En nu men, met
het oog op den voorgenomen dagdienst van de Zeeland,
belangrijke werken heeft uitgevoerd, is 't te betreuren, dat
men niet gelijktijdig de zoo noodzakelijke verbetering aan
10 EEN LIEF BL0NDINETJE.
Door Mevr. M. C. FRANK.
De laatste avond in Nederland.
Oom Dorus, die er zooveel prijs op stelde, om voor een //prak
tisch man," een man die met den tijd meeging, door te gaan,
was in enkele opzichten toch bijzonder gehecht aan oude instel
lingen, oude gewoonten en bovendien aan oude kennissen. Jaren
geleden, toen hij naar Indië ging, alles behalve rijk, en wederom
jaren daarna, toen hij terugkeerde als een welgesteld man, nam
hy zijn intrek in een goed, burgerlijk hotel, dat eigenlijk toen
eenvoudig een logement werd genoemd. Alles was daar eenvoudig,
maar degelijkzindelijk, comfortable, zooals alleen Nederlandsche
hótcls zynmen kon zich thuis gevoelen in die ruime, keurig
onderhouden, maar simpel gemeubelde kamers. De bedden waren
er om er nooit meer uit te komen, zoo hecrlykde tafel, al
wat men verlangen kan, zoowel wat de keur als de toebereiding
der spyzen aangaat; koffie, thee, bier, wijn, alles was er goed,
ook zelfs dc bediening. Last but not loast, waren de prijzen er
billijk en ofschoon oom Dorus alles behalve gierig, ja, juist bet
tegendeel was, dit laatste maakte vooral, dat hij trouw bleef aan
oude gewoonten, en nooit ergens anders logeerde, als zijn zaken
hem naar Amsterdam riepen. Nu hij Ju en Dory onder zijne
hoede had, vond hy, dat hy niet beter kon doen, dan ook thans
weêr zyn oud welbekend hotel op te zoekenbovendien, bet was
in 't midden der stad, nabij den Dam, nabij de Beurs, nabij dc
ligplaats der IJbootjes, met een van welke hij wellicht zijn
nichtje naar 't schip zou brengendc tram liep aan den overkant
voorbijmen behoefde maar even het bruggetje dat wil zeggen
de lange, smalle, houten brug over te gaan om zoo in dc tram
of omnibus te kunnen stappen. Waar zouden zij beter terecht?
Het schip zou eerst den volgenden dag vertrekken; wie er nu
lust mocht hebben, vier-en-twintig uren te veel door te brengen
op een Suezboot, te midden der hurry en onaangename drukte
van een vertrekkend schip, als nog niet alles in orde is, de
meeste passagiers nog niet aan boord zijn en terwijl bet bovendien
onophoudelijk regent en zware nevel alle uitzicht belet, oom
Dorus had er geen idéé in, en dus besloot hij, dien dag aan wal
te blyven, met de nichtjes eenige bezoeken by eenige bekenden
te maken, nog een en ander te koopen voor /,hct lieve, kleine
nest" dat op reis ging, en dan het aan de keus der meisjes over
te laten, of zij met hem naar de comeaie gaan, of' liever stil
thuis dat is, in de gezellige zitkamer, die by bun kamers
behoorde wilden blijven, en dien laatsten avond opNeêrlands
bodem, kalm en rustig bijeen te blyven. Dc meisjes verkozen
dit laatste.
Toen Dory, van de middagexcursie teruggekomen, even naar
hare kamer liep, terwijl Ju oom Dorus gezelschap hield bij het
bittertje, dat hy vóór 't diner gebruikte, werd haar door een
hotelbediende een brief ter band gesteld. Do man, die hem bracht,
de stations-inrichting heeft uitgevoerd. Het is daartoe
intusschen nog niet te laat. (Het Vaderland.)
In de jongste vergadering van het Departement
Leeuwarden der Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid
werd door den voorzitter, den heer mr. J. C. Meijer, een
debat ingeleid over de Nederlandsche Landbouwbank. De
voornaamste onderdeelen van de werkzaamheden, die de
Bank zich voorstelt te verrichten, werden door hem getoetst
aan de vraag: of daardoor de Nederlandsche landbouw zal
worden gebaat. Het verstrekken van kapitaal tegen zakc-
1 ijken of persoonlijken waarborg, het in consignatie nemen
der producten, het verleenen van hulp bij den aankoop
van zaden en werktuigen werden door hem behandeld.
Spreker was van oordeel, dat door geen dezer middelen
de landbouw in Nederland tot hoogei'en bloei zal komen,
en dat geen der oorzaken van zijn slechten toestand door
die middelen zal worden weggenomen. In verband met de
andere werkzaamheden (speciaal alle bank- en geldoperaticn
in den ruimsten zin), in de statuten omschreven, wilde het
spreker voorkomen, dat de zoogenaamde Landbouwbank
spoedig zou blijken eene gewone bankzaak te zijn. Het
verheugde hem dan ook, dat het aandeelen-kapitaal niet
volgeteekend schijnt te zijn. Dit was, volgens hem, van
te meer beteekenis, als men let op de vele namen van
invloedrijke en vermogende personen, die de zaak op papier
hebben gesteund door onderteekening der circulaire, waarbij
de statuten zijn rondgezonden. Spreker wenschte gaarne
te steunen elke poging die onzen landbouw kan verheffen
dat deze poging niet is geslaagd, zal den landbouw niet
deren maar veeleer teleurstelling voorkomen.
Verscheidene leden verklaarden in hoofdzaak met het
gesprokene in te stemmen. De heer D. Van Konijnenburg
deed opmerken, dat vooral de kleine landbouwers behoefte
hebben aan crediet, dat zij geen kapitaal genoeg bezitten,
om hunne landen naar behooren te bebouwen, en dat het
crediet bij den notaris voor hen te duur is. De heer
K. Wybrandi Jz. stelde een paar vragen: Hoe zal de Bank
crediet kunnen geven aan personen, die bijna niets bezitten?
Hoe zal men het consignatie-stelsel voor de landbouw
producten kunnen invoeren, terwijl dat stelsel, als verouderd,
in den handel weinig meer wordt toegepast? Zelfs kleine
landbouwers hebben veel genot van het crediet, in den
regel betalen zij den huur na afloop van den huurtijd.
Zaaigranen en veevoeder worden op rekening verstrekt.
Noch voor den landbouw, noch voor de aandeelhouders
achtte spreker de zaak aanbevelenswaardig.
Na een verder levendig debat resumeerde de voorzitter
de conclusiën, die uit het debat moesten worden getrokken,
en stelde hij als zoodanig:
had uitdrukkelijk gezegd, dan men dien brief moest geven aan
de blonde jonge dame met de lange krullen, en niet aan de kleine,
gezette jonge dame. En, ofschoon de bediende daarvan niet
gewaagde, scheen het toch wel, dat hem ook op 't hart gedrukt
was, den brief af te geven, als de bewuste jonge dame alleen
was. Waarom anders had hij zijn boodschap niet gedaan, toen
de drie logé's thuis kwamen en hij het bittertje voor den ouden
heer en den portwijn voor de jonge dames in de kamer bracht?
Waarom anders keek de man zoo vreeselijk onnoozel, zoo geheim
zinnig, als gaf hij zich allo moeite, om het zeer gewoon te vinden,
dat eene jonge dame op zulk eene geheimzinnige wijze een brief
ontving, die haar blijkbaar deed ontstellen.
Ja, Dory was ontsteld, want zij kende dat schrift maar al te
wel; Charles, van wien zij in maanden niet gehoord had, dien
ze niet meer had gezien, sedert dien avond toen zij hem bekend
maakte met haar voornemen om naar Indic te gaan, hij schreef
haar. De brief was niet lang, maar Dory was niet minder
ongerust en ontroerd, nadat zij die paar regels had gelezen.
wDory, 't is niet om u iets tc verwijten, of mij te beklagen,
dat ik u schrijf en u nog eenmaal zien wil, eer gij aan boord
gaat. Maar zien teil ik u; en ik moet u alleen, zonder eenigen
getuige spreken. Ik kan u om verschillende goede redenen, niet
bezoeken in 't hotel, waarvan do eerste is, dat ik u dan zeker
niet alleen zou vinden. Doch gij zelf zult wel zien, dat het onmogelyk
is voor mij u te bezoeken, 't Is ook niet om afscheid te nemen,
dat ik u spreken moeten een brief maar neenje zult wel
komen; vrees niets; ik ben nu kalm; ik zal u niet lang ophouden
ook, maar 't is noodig dat ik u spreek, vooral om u zelvevooral
om u zelvebedenk dit wel, en kom heden avond, tegen half
tien, of negen uur (ik zal er vóór dien tijd zijn) op de brug voor
't hótel, waar ik u wacht. Ge zyt slim genoeg om een middel
te bedenken om oom D. en J. uit den weg te houden. Nog eens,
ik zweer het u, 't is om it zelveom u iets zeer onaangenaams te
besparen, dat ik u moet spreken.
Tot van avond dan; ik reken op n!
C. v. T.
Lieve hemel, hoe zeer verschilde deze brief van al de brieven
en briefjes, die zij nog ooit van hem had ontvangen! Geen
woord van liefde, geen van die uitdrukkingen, waarmee hy
voorheen zoo gul was; geen zinspeling zelfs op hun verbroken
engagement! Wat'n vreemde brief! En juist omdat hij zoo vreemd
was, maakte hij Dory nieuwsgierig, want nooit zou zy zoo'n
koelen, onhartelyken epistel verwacht hebben van hem!
Langen tijd zat zij er over te denken, en reeds tweemaal was
een bediende haar komen waarschuwen, dat men haar aan tafel
wachtte, eer zij haar onrust bedwingen en met een kalm gezicht
naar oom en Ju gaan kon.
Toen de avond kwam, lag oom Dorus, die altijd een vrij lang
durig «dutje" deed, gerust op de canapé; de twee meisjes zaten
in 't schemerdonker in de breede lage vensterbank. Hand in hand
zaten zy te fluisteren over 't verleden en de toekomst, die Dory
a. dat geen der sprekers de oprichting van de Neder
landsche Landbouwbank, als middel tot verheffing van den
landbouw in Nederland, had ondersteund
b. dat het voor den kleinen landbouw van groot belang
zou zijn, dat de notabele ingezetenen van het platteland
het initiatief namen, om, elk in zijn kring, te bevorderen
de oprichting van voorschotbanken, die tegen matige
rente kleine kapitalen in dépot nemen en aan solide, weinig
bezittende personen voorschietendat deze banken geschoeid
moesten worden op de leest van die, welke in Duitschland
bestaan, zóó dat de winsten komen ten bate van de dépot-
gevers en de crediet-trekkende personen. (N. Rott. Crt.)
Voor 12 plaatsen als surnumerair bij de Posterijen
hebben zich 80 sollicitanten aangemeld.
Het comité der Bakkerij-Tentoonstelling te Amster
dam bracht jl. Dinsdag middag verslag uit over de financi-
ëele uitkomsten dier Tentoonstelling. Aan vrijwillige
bijdragen werd bijeengebracht f 2450.05. Aan plaatsruimte
werd gemaakt f 3976.05, waarvan 2/3 aan het Paleis,
blijft f 1325.25.
De entréegelden bedroegen f 14825.50, waarvan 2/3 ten
bate van het paleis, blijft f 4941.83. De totaalontvangst
bedroeg dus f 8717.23. De uitgaven overtroffen deze ont
vangst met f 2677.62. Aangezien in het waarborgfonds
243 aandeelen a f 50 geplaatst waren kan na aftrek
van nog eenige kleine onkosten, 75 pCt. per aandeel worden
terugbetaald.
Op voorstel van den heer Grootjan besloot de vergade
ring als bewijs van hulde voor hunne medewerking aan
den burgemeester van Amsterdam en aan den heer A. C.
Wertheim eene gouden herinneringsmedaille aan te bieden.
In de zitting van den Gemeenteraad van Vlissingen
werd de begrooting voor 1887 in ontvangst en uitgaaf
vastgesteld op eene som van f 154,914.35L
Het gerucht, als zou de Parkschouwburg te Amster
dam verkocht zijn (men noemde zelfs reeds kooper en
koopsom) is ongegrond. De verkoop zou zelfs wederrech
telijk zijn. Immers in de laatste vergadering is na opening
van zaken eene commissie van liquidatie benoemd, en het
spreekt dus van zelf, dat de onderneming niet in een
stadium verkeert, dat van eene onderhandsche affaire sprake
kan zijn. Alleen publiek mag, in de bestaande omstandig
heden, de Parkschouwburg worden verkocht. (Haarl. Crt.)
Door den Gemeenteraad van Ohlebroek is in zijne
jl. Zaterdag gehouden zitting de beruchte verordening op
de rijwielen met 6 tegen 5 stemmen ingetrokken.
Uit Deventer wordt gemeld, dat het met den vee
handel nog flauwer gaat dan in de vorige maand. De
prijzen zijn lager dan in 25 jaren het geval was.
met heldere kleuren wist af te malen. De regen had een weinig
opgehouden, maar de nevel nam toe met dc duisternis. Er stegen
dichte, grijze dampen op uit het ondiepe water, dat zich voor 't
hótel uitbreidde, en eigenlijk eer een groote modderpoel, dan een
gracht of vijver geleek. De brug lag als een smal donker pad
over dien plas, die in dc duisternis wel een gapende afgrond
scheen; een paar lantaarns gaven juist genoeg licht om te beletten,
dat de voetgangers het water in liepen in plaats van de brug op,
maar meer ook niet, want de vochtige mist maakte het onmogelyk
te onderscheiden, wie er over kwam; men zag niets dan een
donkere gedaante, een schaduw, die zich snel voortbewoog, want
de Meiavond was koud, dat voelden zelfs de twee zusters, die
in de vensterbank dicht bijéén zaten.
«Hé, 't is toch kil, van avond," zei Ju huiverend. „Ikbcnbly,
dat we niet zijn uitgegaan."
Het was na een vrij lange pauze in 't gesprek dat Ju dit
zeide, en hare stem klonk droomerig, vermoeidde woorden werden
langzaam, een weinig haperend uitgesproken, als door iemand,
die half slapende spreekt. Dory, die reeds lang had gewacht op
een voorwendsel om weg te komen, zag daar nu de gelegenheid
toe.
//Ju-lief, ik geloof waarlijk, dat je slaap hebt," zei ze „ca 't
is geen wonder; dit is betrekkelijk een rustige dag geweest, na
al die hurry der laatste weken. Zeg, heb je slaap?"
«Ik geloof, om u de waarheid tc zeggen 't is zeker niet
mooi van me op dezen laatsten avond maar, ja, ik heb
slaap; o Dory, ik ben zoo moe!"
Eu met een zucht, die bijna een snik was, leunde zy 't hoofd
tegen Dory's schouder, en hare vermoeide oogen sloten zich
onwillekeurig.
/,Wcet je wat, Ju, ga jy in dien lekkeren fauteuil zitten; ik
zal u een doek omslaan, en doe dan gerust een dutje hoor. Oom
wordt voor tien uur toch niet wakker."
„En jij dan Dory! Zou je dan heel alleen hier bij 't venster
blijven zitten! Je hebt het toch ook koud, ik voel het aan uw
handen," zegt Ju, die zich gewillig in den grooten, zachten stoel
laat plaatsen.
„Och ja, maar ik zal mijn mantel omdoen en nog wat blijven
zitten kijken hier...." verklaart Dory een klein beetje verlegen.
„Waar kijk je naar, Dory?" vraagt Ju.
„O, naar naar de gracht en de omnibussen en ach, naar
alles eigenlijk; 't is immers voor 't laatst dat ik het doen kan;"
en de stem klinkt wat droevig.
„Je moet eens kijken naar dien man, die op de brug stAat;
ik dacht, dat jij ook naar hem zaagt, weet je: ik heb naar hem
gekeken, tot myn oogen er van vermoeid waren," zegt Ju, ge
makkelijk uitgestrekt in den stoel.
„Een man? Wat voor een man? Waar? Is er iets bijzonders
aan den man?" vraagt Dory tamelyk driftig.
(Vervolg op pag. 4.)