HELDERSCHE EN NIEEWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad yoor Hollaods Nooriertwartier. 1886. N°.135.^#< Woensdag 10 November. Jaargang 44. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. POSTKANTOOR HELDER. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. frauco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elka regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Het Gemeentebestuur van den Helder brengt ter kennis van de daarbij belanghebbende ingezetenen, dat op V r ij d a g den 2G November 1886, des namiddags tusschen 12 en 2 ure, aan het Raadhuis der gemeente, ecne vergadering van kiesgerechtigden zal worden gehouden, om de plaatsen aan te vullen van de twee leden der alhier gevestigde Kamer van Koophandel en Fabrieken, die met het einde van dit jaar aan de beurt van aftreding zijn. De lijst der kiezers is op de gewone kantooruren ter Secretarie der gemeente ter inzage nedergelegd. Bezwaren tegen die lijst kunnen bij het Gemeentebestuur worden ingeleverd. Van deze vergadering worden gecnc afzonderlijke kennis gevingen verzonden. Voorts wordt in herinnering gebracht, dat men om kiezer te zyn: 1°. Nederlander, meerderjarig ingezeten der gemeente, en in het volle genot der burgelijke en burgerschapsrechten moet zijn. 2°. Ter zake van een bedryf van handel of fabriekswezen in het patentrecht moet zijn aangeslagen tot een bedrag van minstens zeven gulden. Helder, 26 Octobcr 1886. Het Gemeentebestuur voornoemd, STAK MAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder maken bekend, dat de begrooting der ontvangsten en uitgaven van de gemeente, voor het dienstjaar 1887, gisteren aan den Gemeente raad is aangeboden en van heden af, gedurende veertien dagen, op de Secretarie der gemeente voor ieder ter inzage is nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar is gesteld. Helder, 3 November 1886. Burgemeester cn Wethouders der gemeente Helder, STAKMAN BOSSE. De Secretaris, C. BOON. Het Gemeentebestuur van Helder brengt, ter voldoening aan het bepaalde by de artt. 6 en 7 der wet van den 2 Juni 1875 (Staatsblad N°. 95), ter openbare kennis, dat door den heer A. KLIK alhier het verzoek is gedaan, in de twee pakhuizen op het perceel Sectie A, N°. 6487, in de Spoorstraat, te mogen opslaan successivelyk aan te voeren partijtjes petroleum, toteene hoeveelheid van 300 vaten, en dat verzoek, met de daarbij 16) EEN LIEF BL0NDINETJE. Door Mevr. M. C. FRANK. Ju was niet zoo verblyd over deze „confidentiëcle missive," als men zou verwacht hebbenin haar hart vreesde zy, dat zij nü pas, door dien brief, iets omtrent Charles zou vernemen, wien Dorine volstrekt niet genoemd had. Trouwens, zy had Dory moeten beloven, thuis niet te zeggen, hoe en waarom Charles naar Indië was gegaan, noch, dat hij haar geschreven en gesproken had, vóór haar vertrek. Dit geheim lag Ju als een steen op 't hart; maar ze zou dan nu eindelijk te weten komen, of zij hen mocht geruststellen, die als vrienden Charles' geheimzinnige ver dwijning betreurden: hare moeder, Frans en Riekje, die, om Frans, belang stelde in Charles. 's Avonds laat, alleen op het kamertje, dat zij nü voor zich had, en dat haar zeer leég en eenzaam voorkwam, las Ju den brief harer zuster: „Beste Ju! neb, ik ben blijde, dat ik jou toch nog alles kan vertellen! O, Ju, ik leef wel in weelde en overvloed hier, en dat vergoedt veel, maar ik leef toch in voortdurenden angst, sedert ik Ch. heb gesproken. Kon ik u alles vertellen, wat zijn verblijf aan boord mij al onaangenaams heeft veroorzaakt, ik zou een boekdeel er meê vullen. Ten eerste moet ik eerlijk zeggen, dat geen der heeren aan boord er ook maar half zoo goed uitzag, of zoo beschaafd en „lief" was, als die arme, (nare) C. altijd is •geweest, zoodnt het mij vreeselijk hinderde, hem bijna alle dagen, in dat gemeene pak onder al dat „rapaille" te zien. De luitenant Hamerling maakte mij nogal het bof en door hem vernam ik tamelijk veel datails omtrent de kolonialen en vooral omtrent C. Verbeeld je, men had al dadelijk opgemerkt, dat er één, „bijzonder mooie jongen," onder die kolonialen was, en vervolgens, dat ik altijd naar hem keek. De dames nü, ik 'hoef je niet te zeggen hoe die er over sprakende heeren waren jaloerscb en 't resultaat was, dat luitenant H. (die zich onweerstaanbaar waant en dan al heel erg gecharmeerd was op zeker iemand,) zoo dikwijls mogelijk reden vond om den koloniaal C. v. T. te straffen en hem altoos ruw behandelde, ofschoon C. naar ik weet, een oude schoolvriend van hem was. Dat was laaghartig, vindt-jc niet? En als ik niet heel lief was tegen H., kreeg die arme, domme C. den anderen dag altyd wat, al was het maar een standje. Maar dat moet ik zeggen: C. hield zich goed; in zijn lomp, onhebbelijk pak zag hij er toch altijd uit als een gentleman, en ik weet door de andere heeren, dat hij, in den dienst cn overi gens, zich onberispelijk bedroeg. Ja, een der heeren, een gepen- 8ionneerd majoor, die naar Indië terugkeert als administrateur van een suikerfabriek, heelt mij zelfs heel vaderlijk en zyne vrouw heel moederlijk onder handen genomen, en mij gebeden, „toch voorzichtig te zijn; men wierp zoo licht een klad op den goeden naam van een jong meisje, en in Indië was dat zoo nood lottig; en, en... enfin, men had bemerkt, dat ik naar dien soldaat nog al eens zag, en dat hij altijdals hij maar kon, my aanzag, men had opgemerkt, dat ik de tranen in de oogen kreeg, toen de luitenant II. hem op een dag, toen hij inspectie hield, een lichte straf opgelegd had, dat ik dien dag heel onvriendelijk was voor H., dien men voor myn uitverkoren bewonderaar hield; behoorende bijlagen, ter Secretarie der gemeente ter visie is nedergelegd. Bezwaren tegen die inrichting kunnen worden ingebracht op Vrijdag den 19 November e. k., des namiddags ten twee ure, aan het Raadhuis der gemeente. Helder, 3 November 1886. Het Gemeentebestuur voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. VERSLAG omtrent LICHTSTERKTE, DRUK en ZUIVERHEID van het LICHTGAS der gemeente HELDER, gedurende de maand October 1886. Licht sterkte Zwavel Ammonia in Zwavel in 100 kub. water 100 knb. Druk. voet gas stof. voet gas in grains. in grains. 8.8 Niet 5.2 van 's avonds uur aanwe tot 's nachts 1 uur, zig. 57 tot 25 millimeter. Van 's nachts 1 uur tot 's morgens 7| uur 25 tot 22 millimeter. Van 's morgens 7\ uur tot 's middags uur 22 tot 25 millimeter. Lijst der brieven, geadresseerd aan onbekenden, gedurende de tweede helft der maand September. Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming. Mcj. Zandcriena Huizinga Amsterdam. "Wed. Mulder Wed. De Vries J. H. Steussy Arent SlachterBreda. G. Rierlo's Gravenbage. Mej. W. BoeréeHaarlem. SwietsNieuwediep. J. HeingstmaNoordscharwoude. en uit dit alles had men gevolgtrekkingen gemaakt, alles behalve gunstig voor mijne reputatie." Kortom, die twee lui, met hun goedaardige bemoeizucht, maakten 't mij zoo warm, dat ik bekende, C. een knappen jongen te vinden, en onwillekeurig altoos naar hem te kijken, en dat ik „meende te weten," dat hij van goede familie was en ik hem voorheen wel gekend had." Meer kregen ze niet uit mij, gelukkig 1 Maar stel u voor, daar vindt H. weêr eens een voorwendsel om C. arrest te geven; wat hij misdaan had, weet ik niet, (maar het was zeker uit jaloezie; omdat hij mij, ik denk wel heel onwillekeurig, gegroet had in 't voorbijgaan, zonder één woord te spreken, zie je: hij sloeg aan net als voor een officier, cn H. zag het, cn zag dat ik óók groette, en een kleur kreeg) en men vindt C.'s zakboekje, waarin een schets van mij 1 Ik ken dat zakboekje, want ik zelf heb 't hem gegeven, en er is een bouquetje ingewerkt met vlos-zy; je zult het je herinneren, ja? Toen heeft H. dien armen jongen ondervraagd, hoe hij durfde wagen, een der dames te portretteeren, en het schynt, dat C. hem een scherp, spottend antwoord gegeven, en heel flink van zich af gesproken heeft; de luitenant H. beweerde, dat hij „verduiveld brutaal en onbeschaamd" was geweest. Hij had namelijk staande gehouden, dat hy in zijn vrijen tijd, mocht tcekencn wie en wat by verkoos, dat dit niemand raakte; dat hy het zakboekje terugeischte als zijn eigendom, dien niemand het recht had hem af te nemen. Toen heeft luitenant H. het blaadje met het schetsje uit het boekje gescheurd, en C. het boekje toegeworpen. Maar C. liet zich dit niet aanleunen; hy vergat voor een oogenblik zijn standpunt, sprak tegen H. al3 tegen zijn ouden schoolkameraad, alles behalve eerbiedig, en eischte dreigend het uitgescheurde blaadje papier terug. Natuurlijk wilde H. hem dit niet geven, waardoor C. woedend is ge worden en kortom, er moet een erge scène voorgevallen zijn, waarbij C. natuurlijk slecht wégkwam, ofschoon, zooals de vrouw van den majoor mij in vertrouwen vertelde, al de heeren den luitenant ongelijk gaven, vooral omdat hij C. uit schold, terwijl C., hoe driftig hij ook was, geen enkel onbehoor lijk woord zeide. „Men vond den soldaat meer gentleman dan zijn luitenant," zei Mevrouw L., cn bovendien had C., alles wel beschouwd, het recht voor zich. Was hij nu maar bedaard ge bleven, dan zou er waarschijnlijk niet zoo'n spektakel gemaakt zijn van de zaak. Maar H. was woedend cn maakte misbruik van zijn gezag; C. kreeg streng arrest, (iedereen mopperde cr over) en werd, terwijl nog zijn straftijd duurde, zeer ernstig ziek. Eenige dagen, zoolang hij kon, verborg hij dit, maar op een morgen werd hij bewusteloos gevonden, in ijlende koorts, en de dokter (een bejaard man, die nog al durft) maakte luit. H. een formeel standje over de zaak. Iedereen was boos op H. want het hok, waarin C. zijn straf onderging, moet verschrik'lyk benauwd en heet geweest zijn, we hadden juist veel last van de hitte, zelfs des nachts, zoodat het waarlyk onmenschelyk was, iemand in zoo'n oven op te sluiten. Je weet, welken indruk Ch., met zijn knap figuur en mooie, dweepende, bruine oogen altijd op de dames maakt. Nu, je begrijpt, al de vrouwen waren vóór hem, en tegen H. Het gaf compleet een soort party schap aan boord. Men kwam te weten, dat C. en H. oude schoolmakkers cn vrienden waren, en dat deed de verontwaardi ging toenemen, omdat het nu bleek, en van zelf sprak, dat C. geen gewoon koloniaal, maar een fatsoenlijk mensch was, zooals Mej. H. A. d'HulstRotterdam. A. C. SpoelVeenhuizen. Mevr. W. J. MoutonVelp. Yan het Hulpkantoor Anna Paulowna: J. Yan der Brenk|Amsterdam. Wieringen VogelAmsterdam. Briefkaarten: F. Te NooijeAmsterdam. Mej. N. JansenZandpoort. Be Directeur van het Postkantoor te Helder POLVLIET. Binnenland. Uit 's Hage wordt aan het U. D. het volgende ge schreven „Wanneer niet alle voorteekenen bedriegen, gaat het ministerie geen aangename dagen tegemoet. Er is bij de partij, waar het zijn voornaarasten steun vinden moet, groote ontstemdheid, niet alleen wegens het uitblijven van voorstellen betreffende de regeling van het kiesrecht bij de grondwetsherziening, maar ook wegens de strekking van de wetsvoordrachten, die in den laatsten tijd van de Regee ring uitgingen. Het ministerie is dan ook met die voorstellen al heel ongelukkig geweestHet wetsontwerp, waarbij de tijdelijke verhooging van den accijns op het gedistilleerd tot een blijvende wordt gemaakt, zonder dat verlichting van andere lasten, welke op de onvermogende klasse drukken, daar tegenover staat; de voordracht tot herziening der wet op het recht van vereeniging en vergadering; de voorstellen tot hulpverleening aan de suikerfabrieken op Java; de nieuwe Zondagswet, het zijn allen voorstellen, die in liberale kringen hoogst ongunstig zijn ontvangen. Daarbij komt dan nog, dat er over den financiëelen toestand alles behalve tevredenheid heerscht, niet enkel bij de liberalen, maar vrij algemeen. Het oordeel daarover zal bij de be handeling der staatsbegrooting niet malsch zijn. Vooral de Minister van financiën, die niet gezorgd heeft voor grootere inkrimping der uitgaven, noch voor middelen om het ge raamde tekort te dekken, zal een ernstigen aanval te weer staan hebben. Ook de zaak van Tjiomas is geenszins dienstig om de verhouding tusschen Regeering en Kamer vriendschappelijk te maken, en ten slotte zal het gebeurde met de Schorpioen, zijn geheele gedrag en houding dan ook aanwezen. H. en nog een paar heeren die, boos waren, omdat ik hun attenties niet recht apprecieerde, en eenige dames die jaloersch waren op mij, verdedigden H.'s handelingen en gaven de schnld van alles aan mij 1 Verbeeld jeHet was mijn coquetterie, mijn „mallig heid;" ik had dien soldaat aangemoedigd, door altijd naar hem te kijken en te blozen als hij mij aankeek. Nu vraag ik u, wat kon ik doen? Zou jij niet verlegen geweest zyn, in zoo'n positie? 't Gevolg van dit gebabbel was, dat velen mij veroor deelden en allerlei kwaad van mij zeiden." „Maar dat was nog het ergste niet; terwyl C. doodziek lag, zoodat de dokter zelf aan zijn herstelling twijfelde, wordt door een of ander toeval, in zijn koffer of kist gesnuffeld. Men vindt zijn album, natuurlijk met één of meer portretten van mij erin; eer ik er ook maar idéé van had, had iedereen het album gezien en den mond vol over mijTot overmaat van rampen, had ik op elk portret iets geschreven; „souvernir" of zoo iets, en die malle C. had er nog veel meer bij geschreven, zoodat het voor iedereen duidelijk was, dat wij, enfin, dat hij mij heel goed kende en verliefd op mij was. O, Ju, nimmer, neen, nimmer, zal ik vergeten, hoe verschrik'lijk beschaamd ik was; maar je hadt dan ook moeten hooren, wat er al verteld werd! Was ik niet altyd even voorzichtig geweest, en had de majoorsvrouw, die een goeie ziel is, mij niet altyd zoo bijzonder onder haar toezicht gehouden, (wat oom Dorus haar speciaal verzocht heeft), zeker zouden ze de allerschandelijkste praatjes hebben verteld over mijn „relatie" met den mooien koloniaal, zooals ze C. noemden. Yan aan boord konden ze niets bewijzen, „maar wie weet, wat er in Holland gebeurd is," werd er nu gezegd. Enfin, Ju, je weet wat er al aan boord op een lange reis, gebabbeld wordt! Jo kunt het u dus best voorstellen. O, Julief, ik gevoelde mij, alsof ik een moord had begaan, zoo wanhopig en ongelukkig, en toch, ik heb immers niets geen schuld er aau? Ach, zus, die reis is niet geweest, wat ik me er van voorstelde, een en al plezier en succes integendeel, ik heb meer verdriet gehad in die veertig dagen, dan ooit in mijn geheele leven." „Het werd nog erger, ten minste voor mij, toen Charles her stelde en weer op het dek mocht komen. Een der heeren had hem uit meelijden een luierstoel gegeven, en van den comman dant permissie gekregen, dat hij daarin boven mocht liggen, om de lucht te genieten. O, Ju, Ju! toen ik hem voor 't eerst zag in dien stoel, zoo mager, zoo bleek, met een langen zwarten baard en die groote, treurige oogen, die uitgeteerde witte handen, zoo hulpeloos als een kind, kijk, ik had moeite om niet hardop te huilen. Mijn onze arme Charles! Hij zag er uit als een schim, en met zijn onnatuurlijk groote oogen, zag hy mij zoo aan! God! Ik bad zóó wel naar hem toe willen vliegen! Maar wat kon ik doen? Ik ben naar mijn hut gegaan en ik ben er drie dagen in gebleven en heb niemand gezien, dan die goede mevrouw L. Haar heb ik dan ook alles verteld, en zij gaf my geen ongelijk, ofschoon ze zei, dat ik Ch. nooit had moeten toelaten mij zoo te courtiseeren, als ik niet voornemens was hem te nemenprecies wat jij zoudt gezegd hebben. Ik zal niet zeggen, dat zij ongelijk heeft, maar wie kon nu vooruit weten, dat alles zóó zou gaan!" (Vervolg op pag. 2.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1886 | | pagina 1