n\
HELDERSCHE
MEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1886. N°.137.w>#
Jaargang 44.
Zondag 14 November.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalO.OO.
franco per post v 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Het G< raeentcbestuur van Helder brengt, ter voldoening aan
het bepaalde bij de artt. 6 en 7 der wet van den 2 Juni 1875
(Staatsblad N°. 95), ter openbare kennis, dat door den heer
A. KLIK alhier het verzoek is gedaan, in de twee pakhuizen
op het perceel Sectie A, N°. 6487, in de Spoorstraat, te mogen
opslaan successivclijk aan te voeren partijtjes petroleum, tot eene
hoeveelheid van 300 vaten, en dat verzoek, met de daarbij
behoorende bijlagen, ter Secretarie der gemeente ter visie is
Bezwaren tegen die inrichting kunnen worden ingebracht op
Vrijdag den 19 November e. k., des namiddags ten twee ure,
aan het Raadhuis der gemeente.
Helder, 3 November 1886.
Het Gemeentebestuur voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
De uitnoodiging, door den kapitein ter zee D. J.Weijs,
commandant van Zr. Ms. schroefstoomschip Zilveren Kruis,
tot de Kamers van Koophandel gericht wij maakten er
in een vorig nummer melding van wordt door de
Arnh. Crt. weinig op prijs gesteld. Het blad herinnert,
dat wij consuls hebben en dat deze inlichtingen moeten
geven, als handel en nijverheid die noodig hebben.
Met alle eerbied voor de ervaring en kennis van den
commandant van de Zilveren Kruis, is er grond voor het
vermoeden, dat hij voor de taak, welke hij thans op zich
genomen heeft, niet opgewassen zal zijn. De heer Weijs
is ongetwijfeld een kundig officier; dit bewijst reeds de
rang, dien hij bekleedt. Maar men legge den nadruk op
het woord „officier" en drage hem niet de functiën van
handels-agent op.
De Staatscourant bevat het koninklijk besluit van
7 dezer, waarbij tot beteugeling der pokziekte onder de
schapen bepalingen worden vastgesteld betreffende vervoer
van schapen, huiden, ruwe onbewerkte wol, klauwen,
vleesch, mest en ander afval van genoemde dieren, en het
schorsen van schapenmarkten en van het ter markt voeren
van schapen.
De Tijd zou het sterk afkeuren, indien aan Jeanne
Lorette gratie werd verleend.
„Waar moet het in 's hemelsnaam heen, als men
op dien weg voortgaat?' vraagt het blad. „Zoo de
ziekenverpleging in de gevangenis niet naar behooren
kan geschieden wat, bij de tegenwoordige inrichting der
boevenpaleizen, een wonder zou mogen heeten, waarom
is) EEN LIEF BLONDINETJE.
Door Mevr. M. C. FRANK.
In afwachting der mededeeling van oom's idéc, welke afwach
ting haar onrustig maakt, ligt Mevrouw Darling zich alvast
zenuwachtig to maken over den inhoud van Dory's brief, dien
ze in handen heelt.
't Is Dory's derde brief uit Indië, en hy is omtrent de helft
van Augustus begonnen, doch pas laat in de maand geëindigd
en verzonden, zoodat de familie in Den Haag, die er op rekende
om de veertien dagen van de afwezige te hooren, zeer ongerust
was geweest, toen er in bijna zes weken geen bericht kwam.
„Geen tijding, goede tijding" had Riekje wel getroost, en Frans
beweerde, „dat Door zeker te veel plezier uitstond daar ginds,
om haar hoofd te breken met hetgeen men thuis wel zou denken,
als zc eens een mail of wat oversloeg, en dat hij voor zich er
wel gerust op durfde zweren, dat de jonge dame wel schrijven
zou, als haar iets scheelde;" maar dit alles stelde Mevrouw
Darling niet gerust over hare lieveling, en Ju dacht steeds aan
de ongelukkige geschiedenis met Charles en vreesde maar, dat
Dory's „onbezonnenheid" haar opnieuw in verwikkelingen zou
brengen. Dus was het gezicht van 't welbekende schrilt reeds
eene verlichting voor deze twee, ofschoon die met zooveel
smart verbeide brief weinig belangryks bevatte.
Ja, weinig belangryks; wel hartelijk, maar hoogst vluchtig
vroeg Dory naar Slama's gezondheid en naar Ju, Frans en
Riekje's welvarenter loops vernam ze naar enkele huiselijke
bijzonderheden, blykbaar slechts par acquit de conscience, zoodat
het in 't oog viel, dat zy in 't antwoord geen belang stelde; en
dan volgde een verslag van bals en recepties, wandelritjes en
toertjes waaraan zij deelgenomen en waarvan zij, dat spreekt, de
koningin geweest was. Hierbij voegde zij de beschrijving der
toiletten, die zij gedragen had bij die feesten; wat „men" van
haar en hare kleeding, haar goeden smaak en „liefheid" zei,
vnldo een heele bladzijook noemde zij de namen, betrekkingen
somtijds ook het tractement harer bewonderaars. Zij roemde
een weinig flauw tantes gulheid, en deed oom's strengheid
sterk uitkomen; van de neven, Frits en Willem, maakte zy niet
eens melding.
Maar toch was Mevrouw Darling verblyd; hare matte oogen
schitterden voor een oogenblik en een licht blosje kleurde de
ingezonken wangen, terwijl Ju voorlas en zy luisterde. De
triomfen van haar schoon, geliefd kind maakten haar trotsch,
die arme moederzij genoot er van, evenveel, misschien meer
dan het meisje zelve. Zy bemerkte volstrekt niet, hoe weinig
hart er zelfs in de hartelijkste woorden lag; och neen; Dory
Bchrcef zoo dikwijls „lieve Ma" en „Maatje lief" en „goed moe
dertje" dat streelde het hart der arme zieke't was haar ge
noeg. Men had haar niet moeten zeggen, dat Dory eigenlijk
over niets cn niemand dan haar eigen belangen en eigen per
soontje sprak, dat zij volstrekt geen belangstelling toonde in de
oude omgeving; noch ook, dat het niet hartelijk was, dat Dory
zich door de feesten en pretjes liet weêrhouden om op den
bepaalden tyd to scbryven. Mevrouw Darling zou zulke opmer-
dan niet in een onzer steden, de gezondst gelegene natuurlijk,
voor de zieke misdadigers een gasthuis opgericht, ten volle
beantwoordende aan de eischen, welke deze beklagenswaar
dige kostgangers van den Staat eigenlijk allen zieken,
naar meening der hedendaagsche niet-christelijke philantropie
kunnen stellen? Voor onderwijs en gevangeniswezen
zijn reeds zóóveel millioenen verspild, dat het waarlijk op
een half of een heel millioentje meer, voor een dergelijke
inrichting, niet aan zal komen."
De lust tot postzegel verzameling heeft ook hier te
lande eene vrij groote hoogte bereikt. Zoo werd dezer
dagen een door mej. C. A. Mengelen in de bladen te koop
aangeboden vijfcents-postzegel van New-Brunswijk voor de
som van f 250 aangekocht.
De Londensche correspondent van dé N. Rott. Crt.
schrijft van jl. Woensdag:
Een Hollandsch veehandelaar, sinds vele jaren in den
veehandel alhier, schrijft mij over de vee-quaestie het
volgende. Het komt mij voor, dat zijn aandrang beharti
genswaard is:
„De Iiollandsche vee- en schapenhandel zou in Engeland
vrij kunnen zijn, gelijk in Zweden, Denemarken en Canada,
zoo de Nederlandsche Regeering slechts hare landgrenzen
sluiten wilde voor den in- en doorvoer van beesten uit die
landen, welke in dit Rijk aan beperkingen zijn onderworpen.
Het zou voor den Nederlandschen landbouw een groot
voordeel wezen, kon Hollandsch vee hier vrij ingevoerd
worden. Hoe komt het toch, dat Hollandsche Landbouw-
vereenigingen en veefokkers in deze quaestie aan het dutten
schijnen te wezen? Hoe komt het, dat zij zich geen moeite
geven bij de Nederlandsche Regeering om den vrijen invoer
van Hollandsch vee alhier te bepleiten iets, dat enkel
verkregen kan worden, wanneer Holland de verzekering
geeft, dat geen uitheemsche beesten uit besmet verklaarde
landen zullen worden in- of doorgevoerd?"
De aardappel viert in December a. s. het feest van
zijn 300jarig verblijf in Europa. Ter eere van den gedenk
dag wordt van 1 tot 4 December te Londen in St. Stephens
Hall, Westminster, een feest vergadering gehouden, ver
bonden met een tentoonstelling, die uit vier afdeelingen
bestaat, namelijk:
1. Een geschiedkundige en wetenschappelijke verzameling,
bevattende de oudste werken of verhandelingen waarin de
aardappel is afgebeeld, kaarten, die de toenmalige kennis
der Europeanen van het nieuwe werelddeel doen kennen,
zoomede der landstreken waarin de aardappels oorspron-
kingen met verontwaardiging en toorn beantwoord hebben. Dory
égoïstisch! Dory onhartelyk! Zij, dat lieve kind, een engel naar
haar uiterlijk en haar karakter! Het was der moeder onmogelijk,
iets anders dan goeds cn liefs te zien in haar jongste, haar oogappel.
Daarom zeide Ju ook niets; alleen beefde hare stem een
weinig, toen zij, onder de namen van Dory's bewonderaars, een
naam las (cn bij dezen stond het tractement, 1000 's maands,
driemaal onderstreept, zooals 't hier staat!) een naam, die nog
steeds haar hart kloppen en haar frissche wangen verbleckcn
deed. Ju zcide niet, dat zij, ondanks Dory's schoonluidende
woorden, eeDe merkbaar toenemende onverschilligheid las in dezen
brief. Zij wilde goed denken van hare zuster; hoe zou zij kwaad
hebben kunnen denken van het kind, dat zij zoo liefhad? Maar
toch, wat had zij haar een langen brief gezonden op haar eersten,
een brief vol bijzonderheden over 't hui3, Ma, en Ma's ziekte,
over Frans, Riekje en hun engagement, over de kleine dienst
maagd, de vertraagde schoonmaak, de attenties van oom Dorus,
den zomer, hare bloemen, haar toilet (dat dit jaar aanmerkelijk
vermeerderd en verbeterd was, dank zij Dory's „afleggertjes"),
over... enfin, over twintig zaken, die voorheen, nog pas zes
maanden geleden 1 voor Dory even belangrijk waren als voor
hare zuster 1
En daarop volgde die brief!
Er was een smal strookje papier in, waarop met potlood ge
schreven stond
„Oom D. zal u een brief van mij ter hand stellen. Ik schrijf
hèra ook vandaag, in antwoord op een brief, dien hij mij in Juli 11.
zond. O, Ju, je zult er van op hoorenZoo'n idee van oomMaar
enfin: je zult wel zien."
„Nogal een idee van oom DorusDe oude man begint erg met
„ideeën," vind ik," dacht Ju, weinig vermoedend, van hoe nabij
dit idéé haar aanging.
Maar toen zij zich ter rust begaf, had zij dit belangrijke bericht
geheel vergeten, doch zij las en herlas den naam, in Dory's brief,
de naam die voor haar steeds zulk eene bijzondere betcekenis
had. En ook hij was door Dory's jeugdige bekoorlijkheid gevangen
genomen! Hij ook!
Ju wilde het voor zich zelvo niet weten, dat zij dien avond
met vochtige oogen insliep; en zij kon 't maar niet begrijpen,
waarom 's morgens daarop die blauwe hemel, die heldere zonne
schijn, die verkwikkende ochtendlucht haar zoo treurig maakten,
zy, die gewoonlyk zoo vol lust en moed was by zulk prachtig
weêr. Zy verlangde dat het maar zou regenen, dat dc lucht
bewolkt, het wefir guur en somber mocht zijn. Dat vroolijke
zonlicht, die blauwe lucht, ja, zelfs het frissche groen der
velden, 't was alsof het haar hinderde. Zij zou het volstrekt
niet onnatuurlijk of verschrik'lijk gevonden hebben, waren de
bloemen, die zij zoo zorgvuldig kweekte in de bloemhekjes der
achtervensters, en die heden weer met verscheidene pas ontloken
bloesems prykten, in één nacht verdord en gestorven. Waarom
was alles zoo mooi en frisch, terwijl zij....
„Ach, hoe dwaas ben ik toch," murmelde zij, toen zij in ge
dachten voor 't raam stond. „Het is natuurlyk; het kon niet
anders. Na acht jarenAcht jarenik ben nü oud voor
kelijk groeiden of geteeld werden en de aanwijzing der
toen meest bezochte havens; oude reisverhalen en boeken
waarin van den aardappel sprake is; bijdragen en verhan
delingen waarin getracht wordt een duidelijke omschrijving
der verschillende species te geven, afbeeldingen der soorten
en verscheidenheden; mededeelingen van tijdgenooten, be
trekking hebbende op de reizen van Hawkins, Cavendish,
Drake, Grenville en Raleigh.
2. Afbeeldingen der bekende aardappelziekte enalledaarop
betrekking hebbende boekwerken.
3. Mededeeling van de beste handelwijze ter opberging
en bewaring der aardappelen, alsmede van de middelen om
nog zooveel mogelijk partij te kunnen trekken van reeds
door de ziekte aangetaste aardappelen, enz.
4. Een tentoonstelling der knollen van alle de verschil
lende verscheidenheden, die zich in de cultuur bevinden.
Elke inzending daarvan moet verzegeld gaan van een opgave
van den tijd der planting, de plaats van herkomst, de samen
stelling of hoedanigheid van den grond, enz.
Voor deze tentoonstelling worden gouden, zilveren en
bronzen medailles als prijzen uitgeloofd.
De kleine Zeeuwsche badplaats Domburg komt „in
trek." Behalve dr. Mezger laat ook zekere heerSommer-
hoff uit Frankfort a. M. er een villa bouwen.
De schapen in Friesland dalen hard in prijs, zoodat
het vleesch 1ste kwaliteit verkocht wordt tegen 15 cents
per half kilogram.
Uit Goes wordt van 10 dezer gemeld:
„Het was gisteren alhier „beste toondag," en het was
er druk. Beste toondag is de veemarkt, die op den tweeden
Dinsdag van de maand November gehouden wordt. De
eerste Dinsdag, „blinde toondag" genaamd, wordt gebezigd
tot het doen van aanvragen door de kooplieden, het doen
van aanbiedingen door de veehouders en het voorloopig
aangaan van overeenkomsten. Dit geschiedt in de koffiehuizen
sociëteiten, en er komt dan geen vee aan de lijn. Maar en
op den besten toondag is de beestenmarkt druk bezocht,
zoowel door het vee als door de menschen. Er waren
gisteren ongeveer 300 runderen aanwezig, en de handel
was zeer levendig. Vooral voor België was er veel vraag;
het vee wordt derwaarts vervoerd over Hoedekenskerke
en met de provinciale stoomboot naar Ter Neuzen, om
van daar over de grenzen geleid te worden. Vele arbeiders
verdienen als drijvers daarmede een broodje. Maar ook
voor de neringdoenden en allermeest voor bakkers, slagers
en koffiehuishouders is de beste toondag een voordeelige
een „jong meisje;" erg verouderd; en Dory is zoo frisch en
lieftallig, zoo zorgeloos cn vroolijk: in onze benauwdstc tijden
was en bleef zij dat; zij zal nn, te midden vrh weelde en over
vloed, nog veel luchthartiger en lieftalliger zijnen ik zal geheel
vergeten worden, zoo hij nog aan mij denkt, en dat is niet
waarschijnlijk. Acht jaren! Wat was ik toen gelukkig, onbe
kommerd! En thans!"
Met een zucht wendt Ju zich van 't venster af en treedt voor
haar kleinen toiletspiegel, die op een tafeltje tegen den muur
stond. Die spiegel was nog eene gedachtenis aan vroegere
dagen't was een langwerpig vierkant met een keurig bewerkte
lijst, een krans van rozeknoppen, marguerites en aardbeziebladeren
voorstellend, uit hard, glanzig, bruin rozenhout gesneden; een
waar kunstwerk, dat Julia als een reliquie bewaarde. Zij had
dat Iraaie meubeltje gekregen op den dag toen zij twaalf jaar
oud werd en een „eigen kamer" kreegDat was in den heerlijken,
zorgeloozen ouden tijd, toen papa leefde, mama nog gezond en
't heele gezin een toonbeeld van huiselijk geluk was. Hoe menig
maal had dit glas het vriendelyke, ofschoon volstrekt niet mooie
gezichtje der ontluikende maagd weêrkaatst; hoe menigmaal had
het onbezorgde, gelukkige jonge meisje, voor dit glas gezeten,
gedroomd cn gepeinsd over toekomende dagen van zaligheid en
liefde, aan de zijde van den vriend harer jeugd! Hoe tallooze,
kleine souvenirs uit dien korten tijd van onvermengd gelnk,
bevatte de lade, in het voetstuk; eertijds waren het Julia's schatten,
die zij met onschuldige blijdschap opzamelde en bijna dagelijks
beschouwde. In de laatste jaren, sedert kommer en zorgen haar
vroeg wijs, bedachtzaam en ernstig gestemd hadden, werd die
kleine schatkist slechts zelden geopend; die verdorde bloemen,
die kleine briefjes, waarin eigenlijk niets bijzonders stond, die
verbleekte photographie, ze herinnerden haar te veel aan 't
geluk, dat zij misschien voor eenwig verloren had. Misschien
Misschien ook niet. Zoo hij ooit in Nederland kwam, zoo hij
het woord getrouw bleef, dat hij haar bij 't afscheid gaf, zou hij
zien, dat zij hem ook trouw was gebleven; dan zou hij, aan die
voor een ieder ander waardelooze voorwerpen zien, hoeveel prijs
zij stelde op al wat van hem kwam, op al, wat aan hunne geluk
kige jeugd herinnerde.
Doch thans was dat alles voorbijAlles voorbij, en zij was
toch nog zoo jong! Maar Dory was nog jonger, Dory had haar
beeld uit zijn hart verdrongen. Waartoe zou zij nu nog langer
die verbleekte papieren, die half vergane bloemtuiltjes, dat
bijna onherkenbare portret bewaren? Alles was uit, tussehen
hen, alles afgedaan en 't gezicht van die dingen zou hare smart
slechts onderhouden, vergrooten. Niemand dan zij alleen kon nu
nog beseffen, hoe lief en waard haar dit alles eens geweest was,
nóg wasniemand behoefde dit ook ooit te weten, bij haar leven
niet, en ook niet na haren dood. Want misschien zou ze wel
jong sterven, op dit oogenblik voelde zij een pijn in 't
hart, zoo scherp en knagend, dat zij niet twijfelde of dit was
het begin van 't einde; het einde van haar treurig, verwoest
levenEn zij zocht met bevende vingeren naar 't blanke sleuteltje
van de „geheime lade," zoals Dory cn Frans de lade spottend
noemden. Zij wilde een auto-da-fé maken van al die stomme ge
tuigen harer geluksdroomen(Vervolg op pag. 4.)