die in volwassen toestand op den bodem der zee leven. Zoodoende is echter de vraag naar de voorwaarden van het bestaan der pelagische dierenwereld verschoven, doch niet beantwoord. We weten, dat het dierlijk leven ter laatste instantie afhankelijk is van de plant. Het dier is niet in staat, om de producten zijner stofwisseling, dat anorganische stoffen zijn door eigen kracht tot organische, d. z. levensstoffen, te verwerken. Dat doet de plant met behulp van haar groene kleurstof, het chlorophyl, onder den invloed van het licht. De bestaansvoorwaarde voor de pelagische dierenwereld ligt dus in de pelagische plant, evenals het planten zijn, die het dierenleven der kuststreken, en andere planten, die dat der zoetwaterdieren in stand houden. En waar bevindt zich de pelagische flora? Zeggen we eerst iets van den kabeljauw; want ook zijn voornaamste voedsel, vooral zoolang hij jong is, bestaat uit vleugelslakken, die met de split voetkreeft j es aan hetzelfde plantenvoedsel het bestaan danken. Door het onderzoek van prof. Sars weten we, dat de kabeljauw vooral de eilandenzee der Lofodden opzoekt, om kuit te schieten. Doch zijn eieren zijn, in tegenstelling met die des harings, soortelijk lichter dan het water, zoo dat ze evenals kikvorschrit op het water drijven, en wel in ontzettende massaas op het rustige water tusschcn de scheren. Ook het uitgekomen kleine broed leeft aanvan kelijk aan de oppervlakte en voedt zich met copepoden, het besproken haringvoedsel. Grooter wordende, gaan ze meer en meer op dieper water en na een jaar ongeveer verdwijnen ze in open zee. Dan voeden ze zich met vleugelslakken, maar vooral met haring en lodde. Het jachtveld van den kabeljauw is dus hetzelfde als dat van den haring en ten slotte worden dus ook de tochten van den kabeljauw beheerscht door de aanwezigheid van split- voetkreeften en vleugelslakken, die met dichte drommen van vlookreeften het aas vormen. (Slot volgt.) Binnenland. De commissie voor de duinbeplanting, te 's Hage gevestigd op initiatief van de Haagsche afdeeling der Nederl. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, heeft in een circulaire haar doel en de door haar verkregen voorloopige resultaten uiteengezet, ter aansporing van velen om haar te steunen. In 1884 besloot de afdeeling een proef te nemen, in hoeverre het mogelijk was, de woeste duingronden te beplanten, op weinig kostende wijze. Dat op zeer kostbare wijze duinen beplant kunnen worden, was gebleken, maar juist die kostbaarheid schrikt menigeen af, die duingronden in eigendom heeft, zoowel als menige femeente aan de duinstreek gelegen, terwijl ook het Bestuur er Domeinen, hoe hoog de pogingen, die daardoor worden aangewend, ook gewaardeerd moeten worden, de methode, die bij de aanplanting wordt gevolgd, zoo kostbaar acht, dat het zich slechts op enkele punten op kleine schaal daarmede bezig houdt. Gaarne verleende daarom het bestuur der Domeinen aan de Haagsche afdeeling de gelegenheid om te beproeven, of op eenigerlei wijze de beplanting op min kostbare wijze kan geschieden, en gaf daartoe voor een tijdvak van onge veer vijftig jaren, aan het bestuur een terrein in pacht, in de duinen nabij den toren der Duinwaterleiding, van onge veer vier hectaren. Slaagt de zaak dan zal zij werk verschaffen, zandver stuiving belemmeren of verhinderen, ons natuurlijk bolwerk tegen de zee versterken, vele vochten en nevels uit den dampkring tot zich trekken, verfraaiing en nut tegelijkertijd teweeg brengen, op zeer vele punten van ons vaderland nagevolgd worden, nut stichten en voordeel aanbrengen. Hoewel de resultaten, die verkregen werden, uit den aard der zaak nog zeer bescheiden zijn, werd toch een betrekkelijk succès verkregen, dat tot voortgaan op den ingeslagen weg aanspoort. Winst doende met hetgeen de ondervinding haar op dat gebied geleerd heeft, wensclit de afdeeling het aangevangen werk krachtig voort te zetten, ook niet het minst omdat zij daarin het middel ziet, om in het barre jaargetijde, dat wij zijn ingetreden, door werkverschaffing, zij het ook op kleine schaal, een enkelen steen aan te dragen om aan den bestaanden werknood, die zich weder zien laat, tegemoet te komen. Daartoe echter is het noodig, dat de commissie over meer financiëele hulp te beschikken heeft dan haar tot heden werd geboden. Zij vertrouwt echter dat haar deze niet zal onthouden worden, door zoo velen, die mogen geacht worden belang in haar zaak te stellen en liever hun gaven offeren in den vorm van werkverschaffing dan van aalmoezen. (Het Vaderland.) Teneinde militieplichtigen zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen zich de bedrevenheid in den wapen handel eigen te maken, noodig om aanspraak te kunnen De man is buiten zich zeiven van woede, de tranen en beden van zijne vrouw vermogen niets; die van Dory schijnen zijne gramschap nog aan te blazen. Wanhopig, krampachtig klemt zij zich vast aan hare tante, die beurtelings beproeft haar tot bedaren te brengen en haar man tot genade te bewegen. Maar hij is onverbiddelijk, hij is als een getergde leeuw of liever, als een wraakgierige tijger; plotseling rukt hij het meisje met geweld uit de beschermende armen zijner vrouw en sleept haar naar de stoep. z/Daar, ellendig schepsel! Op straat, op den grooten weg is uwe plaats! Weg van hier, voort!" Dory staat een oogenblik, wankelend van den schok, als ver bijsterd, zinneloos om zich heen te staren, en valt, met een akeligen gil, die door het huis weergalmt niet op de steenen trap van de stoep, doch in de armen van den bezoeker, die onopgemerkt getuige geweest is van 't laatste gedeelte der pijn lijke scène en die bezoeker is niemand anders dan oom Dorus. z/Oom Dorus! Red mij! Help mij!" krijt Dory en alsof alle leven en kracht haar begeven hadden, zinkt haar hoofd aan oom Dorus' breedo borst neer en ligt zij bezwijmd in zijn armen. Een oogenblik staan allen elkaar aan te staren. Charles wenscht zich honderd mijlen van daar; nu oom Dorus, zyn antipathie, op 't tooneel verschenen is, heeft hij halt spijt, dat hij zelf niet als Dory's redder en beschermer is opgetreden. Niet dat hij nog iets voor het meisje gevoelt, behalve minachting en een weinig medelijden't is alsof in 't laatste uur zijn hart, dat nog pas zoo blijde en onstuimig klopte, in een ijsklomp veranderd is. Maar 't hindert hem toch geweldig, dat Dory in die armen een toevlucht heeft gevonden. //Ridders," zegt oom Dorus, met zijn schoonen last een stap naar binnen doende; «wat er hier is voorgevallen weet ik niet; ik vraag het niet; maar ik neem dit arme kind onder mijne bescherming! Wat er ook gebeurd zij, een man van eer handelt zoo niet jegens een fatsoenlijk meisje z/Dat zeg ik ook," antwoordt de aangesprokene, die nuplotse- doen gelden op de verkorting van den eersten oefeningstijd, is door den Minister van Oorlog bepaald: In plaatsen waar infanterie in garnizoen ligt, zal aan jongelingen van 18 tot 20 jaren des verkiezende kosteloos onderwijs in den wapenhandel worden gegeven, voor welk onderwijs hun, mede kosteloos, de noodige wapens en munitiën worden verstrekt. De commandeerende officieren van de korpsen der infanterie zijn uitgenoodigd jongelingen, die zich daartoe bij hen aanmelden, practisch en theoretisch te doen onderrichten. De commandeerende officieren van de korpsen en deta chementen der vesting-artillerie zijn uitgenoodigd de jonge lingen van 18 tot 20 jaren, die zich tot het bekomen van onderricht in den dienst der artillerie aanmelden, kosteloos in de recrutenschool en in de bediening van het geschut te doen onderwijzen. Naar men verneemt, is de portefeuille van Marine o. a. aangeboden aan den vice-admiraal Van Gennep en aan den kapitein ter zee, adjudant des Koning, jhr. Roëll, die echter beiden daarvoor moeten hebben bedankt. In de 17de algemeene vergadering van den Neder- landschen Weerbaarheidsbond is besloten, zijn 20jarig bestaan te herdenken door het houden van eenen nationalen schiet wedstrijd op groote schaal op de schietbaan van het garnizoen te 's Hage. Eene klacht met 13 beschuldigingen, door een wet houder bij de Gedeputeerde Staten van Limburg tegen den burgemeester van Melick-Herkenbosch, tegen den secretaris en den ontvanger, tegen den veldwachter en den wegwerker ingediend, zijn oorzaak van het door al deze hoogere en lagere ambtenaren gelijktijdig aangevraagd ontslag. Een baggermolen in de Maas, dicht bij Alem gelegen, is eenige dagen geleden gezonken. De 8 werklieden bleven er des nachts steeds op slapen. In den vroegen mor gen ontwaakte plotseling een hunner door een gevoel van koude, en ontdekte dat het water tot aan zijn bed stond. Hij wekte zijn kameraden en allen ontkwamen, zonder iets te kunnen redden, in een bootje. Slechts één, die achterbleef, vond door verdrinking den dood. Men verdiept zich in gissingen, hoe het mogelijk is geweest dat de kolossale machine lek werd. De schaatsenrijders-wedstrijden te Slikkerveer zijn onbepaald dat is: totdat het weder gaat vriezen uitgesteld. Zoodra het tot den wedstrijd komen mag, is H. M. de Koningin stellig voornemens dien met het Prin sesje bij te wonen. Hagen is van zijne ziekte hersteld en komt zeker, even als Werner. Van Paulsen heeft men geen nader bericht. De Hooge Raad veroordeelde gisteren den heer F. Domela Nieuwenhuis tot één jaar gevangenisstraf en f 50 boete, en betaling van de rechtskosten. Voor het Hof te Amsterdam zal den 18 dezer terecht staan J. A. H., 28 jaren, commies 3de klasse bij de Posterijen, beschuldigd van diefstal op het Postkantoor te Hoorn, terwijl hij door brandstichting heeft getracht de begane valschheden in de boeken te doen verdwijnen. Het feit had plaats in den nacht van 6 op 7 Juni 11. Als verdediger is door beschuldigde gekozen mr. S. Katz. De sociaal-democraat Belderok, die zich Vrij dag jl. niet bij den officier van justitie te Amsterdam had aangemeld om zijn verderen straftijd te ondergaan, is in den laten avond door de politie in de derde sectie gear resteerd. In de laatste dagen zijn weêr 900 losse werklieden te Amsterdam met sneeuwopruiming bezig gehouden. In twee dagen was de geheele stad binnen de Singelgracht schoongeveegd. De Keizerin van Oostenrijk wordt in het voorjaar weder te Amsterdam verwacht, om zich opnieuw onder behandeling van dr. Mezger te stellen. De plechtige teraardebestelling van het stoffelijk overschot van wijlen den tooneeldirecteur A. Van Lier had gisteren te Amsterdam plaats. Aan het sterfhuis, het Grand Theater, hadden vele belangstellenden, vrienden en vereerders zich vereenigd, om den overledene de laatste eer te bewijzen. In de Amstelstraat brandden de lantaarns der schouw burgen, van het Panopticum en andere café's, met rouwfloers omwonden. In de cafés van het Panopticum en de Mille Colonnes brandden de gaslichten. Te 10 uur zette de stoet zich in beweging; zij was ongeveer 5 minuten lang en werd begeleid door de com missie tot regeling der begrafenis met haren voorzitter, den heer Jac. Grader. Tal van kransen werden achter de lijkkoets gedragen, daar de Israëlitische ritus verbiedt de kransen op de baar te leggen. Achter de verschillende deputatiën, die te voet gingen, ling kalm is geworden, ofschoon hij nog trilt van drift; //maar een lichtzinnige deern, een slechte, verdorven vrouw mag ieder een uit zijn huis jagen; dat heb ik gedaan." «Karei Ridders, ik heb u altijd voor een laaghartig mensch gehouden; ik zie, dat ik mij niet bedrieg, gy zijt in mijn oogen een... gcmecne kerel, en ik zal u rekenschap komen vragen van uw handeling tegenover dit kind," spreekt oom Dorus. Met deze woorden, op een plechtigen toon gesproken, keert oom Dorus het huis den rug toe, stapt naar zijn rijtuig, plaatst Dory er in, neemt naast haar plaats en een oogenblik later rolt het rijtuig weg. Nimmermeer zal Dory deze woning weerzien! Een half uur later is de schemering nacht geworden; het groote, deftige huis is geslotener is zelfs geen licht in de voor galerij; de krees zijn neergelaten; er heerscht eene doodsche stilte in en om het huis; de bedienden sluipen angstig fluisterend heen en weer; 't is alsof er een doode is. Maar 't is geen doode; 't is een zieke, die daar in dat groote, rijkgemeubelde slaapvertrek ligt, roerloos, met verwrongen gelaat, bewusteloos, slechts nu en dan onverstaanbare geluiden te voorschijn brengende 't is de rijke, voorspoedige man, de man voor wiens wil alles moet zwichten 't is de heer Karei Ridders, door een zenuwberoerte getroffen hulpeloos als een kind. Oom Dorus kwam hem geen rekenschap vragen, hij kwam zelfs niet meer terug, maar tante Betsy ontving een lief, boet vaardig briefje van Dory, waarin zy voor alles vergiffenis vroeg, en besloot met het verzoek, haar toch vooral ten spoedigste hare koffers en verdere bezittingen te zenden. Onder tranen en zuchten voldeed do goede vrouw aan dit verzoek; zij voegde er zelfs nog een briefje bij, dat van vergiffenis en mogelijke verzoening sprak. Maar er zou een heele tijd verloopen eer zij weer van Dory hoorde, en dan nog slechts door derden, want na den storm was Dory in een veilige haven aangeland en nieuwe vooruitzichten deden haar het gebeurde spoedig vergeten. (Wordt vervolgd.) volgden de rijtuigen. In die koetsen hadden plaats genomen: 1. de drie zoons en schoonzoon van den overledene; 2. broeder, kleinzoon en familieleden; 3. familie; 4. raad van beheer van het Nederlandsch Tooneel5. oud-tooneeldirec- teuren en vrienden; 6. Nederlandsch Tooneelverbond, afd. Amsterdam, en de directeur van de Tooneelschool. Buiten de Muiderpoort werd de stoet ontbonden en namen de verschillende deputaties, voor zoover zij het lijk naar Muiderberg wenschten te volgen, in rijtuigen plaats. Een vijftal muziekkorpsen waren op verschillende punten waar de stoet voorbijtrok opgesteld en voerden treurmuziek uit, terwijl de stafmuziek van het 7de regiment infanterie buiten de Muiderpoort stond geschaard. Jl. Zondag is Van Ommeren, veroordeeld wegens het aanplakken van oproerige plakkaten, na een jaar in de gevangenis te Groningen te hebben doorgebracht, te Amsterdam teruggekeerd. Aan de Nederlandsche Gist- Spiritusfabriek te Delft werd, wegens het overlijden van den eersten beslagkoker Oversloot, de tweede koker A. Van Peppen in diens plaats aangesteld, die door die bevordering aanspraak kreeg op hooger loon. Vrijwillig deed hij echter afstand van deze loonsvermeerdering ten behoeve der weduwe van zijn over leden kameraad, tot tijd en wijle hij wellicht zelf er over mocht gaan denken de zorgen voor een eigen huishouden op zich te nemen. Bij de vermelding dier edele daad, zegt de Fabrieksbode: //Braaf zoo!" en met recht. De werklieden op 's Rijkswerf te Hellevoetsluis zullen niet een heelen, doch slechts een halven dag per week (nl. den Zaterdagmiddag) verzuimen. Men schrijft aan de Leidsche Crt.: //Ach, ging het nu maar dooienHet is buiten doodnacht, het ijs is geen pijp tabak waard, het is zoo rot als een mispel, ieder schaatsenrijdersbond zit geschoren en iedere verdere onderneming, op het Slikkerveer o. a., is in de slik gevallen of van nul en geener waarde. Marktdag en geen boeren in stad, die anders bij menigte zouden komen afzakken met moeder de vrouw, op schaats en slede. Vertier: nergens; te verdienen: niemendal. Sneeuw onge schikt om te arren; baanvegers op den uitkijk, maar werke loos; tenters met wel toebereide melk, maar zonder aftrek. Wat buiten te zien valt? Eenige kraaien in de toppen der boomen, die zitten te peinzen waar zij nu wel een goed maal zouden kunnen opdoen. Ging het nu maar dooien! De winter drijft den spot met de lieden, die zich willen harden tegen de koude en oefenen tot het verkrijgen van stalen spieren. Een te verwachten dooi is zoo onmogelijk niet, als de wind wil ruimen. Het is in den Atlantischen Oceaan niet pluis, en de barometer, die op //regen en wind" staat, geeft ook daarvan reeds eenige teekenen. Als de wind naar het zuidwesten loopt komt de dooi, zonder welken geen gezond ijs meer te wachten is." Een Engelsche Maatschappij heeft aangekocht de nog onbebouwde terreinen aan de zuidzijde van het Café /Seinpost" te Scheveningen, met het doel om aldaar een hotel van den eersten rang te stichten, ten einde het bezoek van voorname vreemdelingen aan Scheveningen te bevorderen. Naar men voorts verneemt, is dezelfde Maatschappij in onderhandeling, om in de voornaamste plaatsen van Neder land groote hotels aan te koopen. Door de Rotterdarasche Rechtbank werden Zater dag jl. behandeld de beide vervolgingen, ingesteld tegen de uitgevers der N. Rott. Crt., de heeren Nijgh Zoon, beklaagd van openbaren laster in drukwerk, en wel: 1. ten opzichte van dr. B. te Delft, wien ten laste was gelegd dat hij door 't voorschrijven van een verkeerd recept een kindje had vergiftigd; en 2. der maréchaussée in Noord brabant, die wegens het wreede binden van een arrestant tusschen de paarden waren gegispt. Het O. M. eischte 2 boeten van f 500 en f 1000. Mr. Reepmaker conclu deerde vrijspraak èn op grond van het geleverd bewijs der feiten èn omdat de heeren Nijgh niet verantwoordelijk waren. Jl. Dinsdagavond werd op den mailtrein van Rozen- daal naar Vlissingen door een der passagiers van de nood rem gebruik gemaakt. Er bleek niets gebeurd te zijn. Tot verklaring van zijn daad, vertelde hij in de meening verkeerd te hebben, dat de waggon in brand stond, daar er vonken langs de ramen waren gevlogen. Voor deze verontschuldiging schijnt grond geweest te zijn; het is ook zeer goed mogelijk, dat de briquets, tot verwarming van de rijtuigen, bij snelle vaart vonken naar buiten laten vliegen. De reiziger zette, nadat zijn naam was opgenomen, zijn reis naar Engeland met de mailboot voort. Op den eersten dag van de verpachting der Staats domeinen te Hooge Zwaluwe, brachten de weilanden ruim de vorige huurprijzen op en beliepen van f 50 tot f 90 per hectare. Uit Vlissingen wordt aan de Middelb. Crt., dd. 7 dezer, geschreven: „Het Engelsche stoomschip Rliyl, gezagvoerder W. Knight, bestemd naar Cardiff, was door eenig defect aan de machine en, bij het naderen van den nacht, minder gunstig weder, genoodzaakt op de reede te ankeren, nadat de Nederlandsche zeeloods G. C. But was overgekomen, om het schip naar zee te loodsen. Genoemde loods ontdekte spoedig, dat de gezagvoerder in abnormalen toestand verkeerde, met hem en met zijne stuurlieden ruzie zocht en wilde vechten, in één woord al de kenteekenen vertoonde, dat hij aan dronkemanswaanzin lijdende was. Die woestheid nam eindelijk zoodanig toe, dat hij in de kajuit met een pistool verscheiden schoten op de aanwezigen loste, gelukkig zonder iemand te kwetsen, hoewel een kogel, die voor den 2den stuurman bestemd scheen, de loods rakelings langs de ooren snorde. Met vereenigde krachten gelukte het den woesteling zijn vuurwapenen te ontnemen. Terwijl de gezagvoerder zich aan dek begeven had en steeds vloekende en roepende, dat men hem van het leven wilde berooven, heen en weêr liep, werd eensklaps, des morgens half vijf, de kreet ver nomen: „de kapitein overboord" en werkelijk bleek dat de ongelukkige in het water gesprongen was. Terstond werd de boot gestreken en gelukte het den man, hoewel in bewusteloozen toestand, te redden, waarna hij aan boord werd bijgebracht en in bed gelegd. Met het aanbreken van den dag liet de loods zich van boord halen en rapporteerde van het voorgevallene. Aan de reederij is geseind of het schip onder geleide van den gezagvoerder de reis mag aanvaarden." Door de Rechtbank te Arnhem is de voerman W. v. d. B., te Nijmegen, veroordeeld tot 10 dagen gevange-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2