geleden particuliere brieven te 's Knge zijn ontvangen, waarin op goede,gronden werd verzekerd, dat liet voornemen bij den heer Van Roes bestond. (Het Vaderland). De Delfsche Crt. meent, dat een schier hopelooze toestand door de enquête aan het gelieele Nederlandsche volk is bloot gelegd. Het geheele volk wordt er in zekeren zin voor aansprakelijk, want terwijl er wel niemand in ons land is, die geen diep medelijden beeft met die slachtoffers van de nijverheid, kan thans niemand meer zeggen, dat hij er geen kennis van draagt. Wij mogen niet berusten en zeggen: „wat zijn die mensclien, wat zijn die kinderen ongelukkig!" Er moet iets gedaan worden; wij moeten dit doen uit menschenliefde, niet uit menschlievendheid. De verandering' in den toestand der arbeidende klasse moet geen werk zijn van philanthropie, maar een uitvloeisel van ons besef wat wij als meuschen verplicht zijn jegens onze naasten. Wij zeggen niet: zoo wij, welgestelden en bemid delden, daarin geen verandering brengen, zal het volk zelf die met geweld ons afdwingen, want zoo de arbeidende bevolking den tegenwoordigen toestand met geweld omver wierp, omdat er te hard moet gewerkt worden voor te weinig loon, dan verwachten wij daarvan alleen, dat er in het geheel niet zal worden gewerkt, omdat er geen werk zal gevraagd worden, als kapitaal en vermogen zijn verwoest en de weelde en welvaart hebben opgehouden te bestaan. Dan zal er in bet geheel geen loon meer verdiend worden. Maar er zijn schikkingen mogelijk; niet alle patroons toch bejegenen hunne ondergeschikten op gelijke wijze. Er zijn industrieel en, die liet welzijn van hen, waarvoor zij in zekeren zin geroepen zijn te zorgen, beter behartigen. Men kan dus allereerst de misbruiken tegengaan om dan voor den meer normalen toestand te zorgen, tot leiddraad nemende hetgeen door de enquête aan het licht zal zijn gebracht, en waarschijnlijk ook voorgelicht door hetgeen de werklieden zeiven naar aanleiding van die enquête in overweging zullen geven. Als de wil er is, zal ook de weg gevonden worden en de enquête kan en zal tot gids strekken op dien weg. De crisis doet zich ook in de Zaanstreek gevoelen. De toestand van den houthandel, die vroeger den bloei dezer streek uitmaakte, is bedroevend; overal heerscht ongekende slapte. De eene windwolen na den andere gaat stilstaan, met bet gevolg, dat de arbeiders zonder brood geraken en de zaken der werkgevers hoe langer zoo meer achteruitgaan. Kon men drie jaren geleden een goeden windmolen voor f 4000 verkoopen, thans is men blij, wanneer men er f 400 voor maakt. Er zijn eigenaars, die uit geldgebrek voor dezen prijs, dus met enorme schade, hun molen hebben moeten van de hand doen. De handels reizigers der firma's kunnen bijna geen orders krijgenhun reisgeld is als 't ware weggesmeten. Wanneer de zaken blijven zooals zij zijn, zal liet niet lang duren, of de geheele Zaanstreek is ten gronde gericht. In een brief uit de hofstad aan de Arnh. Crt., wordt er op gewezen, dat Koningin Emma zich naar den echten trant der Oranjes veelvuldig den volke vertoont en dat diezelfde geest van medeleven met de bevolking, reeds van jongs af aan de jonge Prinses schijnt te worden ingeboezemd. „Zoowel in open rijtuig als op de wandeling, bewegen zich 's Konings gemalin en de aanstaande kroondraagster in ons midden en dag aan dag ziet men stalmeesters en pikeurs bezig, om de nu nog tamelijk ontembare vier Shetlandsche ponnies niet veel grooter dan Newfoundlandsche honden, aan het tuig te gewennen, die Prinses Wilhelmina zelve weldra, naar ik hoor, in vierspan zal moeten mennen." Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 2 dezer: „Gisterenavond waren in het logement „Veerburg" zeer enkele personen aanwezig, die onder elkander de wijze wenschten te bespreken, waarop alhier 's Konings TOsten verjaardag zou herdacht worden. Moet men aan de opkomst der daar aanwezigen de mate van belangstelling toetsen, die alhier voor dit feit gevoeld wordt, dan zou het resultaat al bedroevend min zijn. Wij gelooven waarlijk niet, dat dit zoo is! Maar, hoe het ook zij, het doel waarvoor men bijeen was, verdient meerdere bekendheid. Het was, om op den 19den Februari, een dag zoo heugelijk voor geheel het Nederlandsche volk, ook hier de behoeftigen in staat te stellen, door een extra-gift dien dag feestelijk te gedenken, ook bij hen alsdan het zonnetje in hunne woningen te laten schijnen „Die krijgt niet licht een ongeluk!" zeide de houtvester met een ruwen lach. „Hij zal wel ergens ronddwalen en niet thuis durven komen, omdat hy wel begrijpt wat hem dan te wachten staatmaar ééns moet hy toch weêrkomen en dan zullen we afrekenen." „Wat wilt ge doen, Wolfram? Denk aan je belofte!" „Die heb ik gehouden, zoolang die ellendige jongen nog te regeeren was, maar nu is het daarmeê uit. Als hij zich verbeeldt, dat hij alles maar kan neêrslaan en omverronnen, zal hij onder vinden, dat er althans nog één mensch tegen hem is opgewassen en zal hij dat voelen, zoolang ik de armen nog kan roeren." „Gij raakt Michaël niet aan, eer ik hem zelf heb gesproken hernam de geestelijke ernstig. „Ge komt dus nu van het kasteel? Hoe is het daar gesteld? Is de vermiste ridderorde eindelijk terechtgekomen „Ja, nog dienzelfden dag. De kleine freule had dat schit terende ding weggenomenzij vond het zulk mooi speelgoed en kwam er eindelijk bij hare moeder mede aanloopen. En toen was de heele geschiedenis opgehelderd." „En dus om zoo'n speelschen inval van een kind!" zeide Yalentijn op bitteren en smartelijken toon. „Zulk een smadelijke, vernederende achterdocht, zonder onderzoek, zonder bewijzen, en dat juist tegen Michaël, die Hier zweeg hij eensklaps, maar de houtvester hernam wrevelig: „Waarom heeft hij den mond niet opengedaan en van zich afgesproken? Ik zou mij wel verweerd hebben, maar Michaël is zeker zoo stijf als een stok blijven staan, en later toen hij ernstig onder handen werd genomen, stelde hij zich aan als een aangeschoten beer. Zoo los te gaan op mijnheer den graaf! 't Is niet to gelooven, maar ik heb het zelf gezien, hoe hij daar stond met den kandelaar in de hand! En nu zal ik ten slotte nog moeten boeten voor wat die verwenschte jongen heeft mis dreven. Mijnheer was vandaag al geweldig ontstemd tegen mij en heeft nauwelijks een paar woorden met my gesproken maar hy gaf mij een brief, dien ik u moest ter hand stellen, eerwaarde heer." Tevens haalde hij een brief tc voorschijn, dien hij den priester overhandigde. „Goed, WolframGa nu heen, en als Michaël zich weer op de houtvesterij laat zien, stuur hem dan aanstonds hierheen. Maar ik verbied u nog eens, hem op de eene of andere manier te mis handelen. Eerst wil ik zijne verdediging hooren." De houtvester vertrok, mokkend en morrend, dat hij het straf gericht aan dien verwenschten jongen nog moest uitstellenmaar van uitstel zou geen afstel komen, dat nam hij zich voorl De onbeduidende opkomst was eebter de oorzaak, dat men besloot voorloopig liet plan te laten rusten. Mocht er door de meerdere bekendheid van liet doel der bijeenkomst tevens meerdere sympathie ontstaan, dat men dit doe blijken, als wanneer er zeer zeker personen zullen worden gevonden, die zich met de uitvoering van het plan willen belasten Er heeft zich te Hoogwoud eene commissie gevormd met het doel maatregelen te beramen in het belang van de werkloozen. De meest geschikte daartoe acht de commissie te bestaan in het verschaffen van werk, van welken aard ook, tegen 50 cent per werkdag van 812 en 14 uur. Insclirijvingsbiljetten zijn den ingezetenen reeds toege zonden, waarop zij kunnen invullen, hoeveel dagen zij een werkman der commissie in hun dienst verlangen. De inschrijvingen voor de oprichting van een stand beeld van Jan Pieterszoon Coen te Hoorn hebben aldaar ongeveer f 1750 opgebracht. De Rechtbank te Amsterdam heeft jl. Dinsdag den kantoorbediende J. L. J. W., die beweerde een grap te hebben willen uithalen, veroordeeld, wegens verduistering van driehonderd gulden, tot vijf maanden gevangenisstraf. De heer Erkenbrecher, directeur der Eransche Manége te Amsterdam, is jl. Zaterdag met zijn span zware Hon- gaarsche paarden voor een panier in 38 min. 2 sec. van Amsterdam naar Haarlem gereden. Hij had gewed, dat hij den afstand van poort tot poort in 40 minuten zou afleggen. Tegenover den krachtigen dooi van de laatste dagen heeft zelfs de wonderhaan van de Sportclub te Amsterdam de vlag moeten strijken. Er werd Zondag nog slechts door een enkele voor de aardigheid gereden. Overigens is deze merkwaardige baan eene reden tot rechtmatigen trots en voldoening voor zijne ontwerpers en aanleggers geweest; zij hebben het wintervermaak ontzaglijk uitgebreid door gelegenheid te geven om eerder te beginnen en later te eindigen dan anders. Hoe men dit gedaan heeft gekregen, wordt in het N. v. d. D, als volgt uitgelegd: Men weet, dat deze baan aangelegd is op zandgrond, waarin het aangebrachte water spoedig „staat"; de geringste vorst herschept dan de kleine waterlaag boven den grond spoedig in een ijsveld. Anders is het met de baan van de IJsclub, wier leden wel wat jaloersch waren op den langeren duur van de eerste baan. Deze Club had niet over zandgrond te beschikken en verviel tot veengrond; daar moest het water, dat onder het ijs wegzonk, voort durend opgepompt worden. Dat dit de conditie van het ijs verandert, is licht te begrijpen. Onder die omstandig heden heeft het bestuur toch nog wonderen gedaan. Men schrijft aan de Leidsche Crt. „Volgens een onzer bladen, 't welk wel meer zulke op merkingen heeft, is de ijsgod nukkig en stolt hij wellicht morgen weer meren en rivieren, vaarten en grachten. Tevens geeft de Nederlandsche Sport, zonder en met matte, training en cham pionsrace en meer voor lezers van Ilollandsche nieuwsbladen glasheldere woorden, treffende beschouwingen over bewonderenswaardig schaatsenrijden, als daar zijn op één been, achterwaarts en vooruit met pirouetten, polka's, horlepijpen en balletdansen, waarvan men vroeger nooit zou gehoord hebben, omdat men toen op het ijs schaatsen reed, zonder of met talent, sierlijk, los of stijf en omdat men alleen op de planken dergelijke voorstellingen gaf. Zoo is de tijd met zijn bluf en snorkerij. Misschien, niet wellicht is voornoemde ijsgod nu ook ver want aan den wintervorst, en deze hebben nu, bij al hunne nukkigheid, den aftocht geblazen voor Notos, den zuiden wind, die met een hooge temperatuur, tengevolge waarvan het stollen voor smelten heeft plaats gemaakt, al het ijs met grooten spoed opruimt. Later zal de noordoostenwind wel weêr eens opsteken dat is zoo de gewoonte in het voorjaar en zoo dan de wateren niet stollen, zal men klaagliederen kunnen opdoen over de langdurige koude." De heer J. Vaassen, te Budel, is in het bezit van een fraai appelboompje, staande in een bloempot. De op gaande sfam, ter hoogte van ongeveer een meter, prijkt met eene prachtige bolvormige kruin, waaraan men op dit oogenblik dertig volwassen appelen van de fijnste soort kan bewonderen. Een Groninger boer, die veel perzikboomen bezit, en het jammer vindt, tegen dat de vrucht rijp wordt, zoovele jonge groene perziken af te plakken en weg te werpen, ten einde de overblijvende genoegzame ruimte bekomen Zoodra Valentijn alleen was, opende hy den brief, die slechts weinige regels van Steinruck's hand bevatte. „Eerwaarde heer, Het vermiste voorwerp is gevonden en de geopperde verdenking blijkt dus ongegrond te zijn. Wat naar aanleiding daarvan bet gedrag van uw beschermeling betreft, die in plaats van zich te verdedigen en bedaard op de hem voorgelegde vragen te ant woorden, zich als een razende aanstelde en zich zelfs verstoutte mij aan te vallen, hieromtrent zult ge wel door Wolfram zyn ingelicht en dientengevolge begrijpen, dat ik verder te zijnen op zichte niet aan uwe wenschen kan voldoen. Die ruwe, onbeschaafde knaap met zijn woest en ontembaar karakter behoort uitsluitend in den kring, waarin hij van jongsaf heeft verkeerd en waar hij alleen op zijn plaats is. Wolfram is juist de rechte man om hem onder den duim te houden en hij blijft dus ook verder onder diens opzicht. Aan zoo iemand zou elke opvoeding ver kwist zijn, en ik houd mij overtuigd, dat gij mij dit na het voorgevallene zult toestemmen. Graaf Michaël Steinrnck." De lezer liet het blad uit de hand vallen en zag bezorgd voor zich. „Geen enkel woord van spijt over de beleedigende verdenking van een onschuldige niets dan veroordeeling en verachting! En het is toch zijn eigen vleescli en bloed!" „Eerwaarde heerl" klonk een half gesmoorde stem bij de deur. Valentijn keek verrast op en slaakte een zucht van verluchting. „Goddank! Michaël! Zijt ge daur eindelijk?" „Ik dacht dat gij mij ook zoudt wegjagen," zeide Michaël zacht. „Eerst zullen we eens samen praten. Waarom blijft ge zoo wonderlijk bij de deur staan? Kom binnen!" De jonge man kwam langzaam naderby. Hij was nog in zijn beste pak, dat hij op dien bewusten dag had aangehad; maar men kon het dit aanzien, dat het ondertusschen regen en wind had moeten trotseeren. „Ik heb mij erg ongerust over je gemaakt," zeide Valentyn verwijtend. „In tweemaal vierentwintig uren niets van je te laten zien of hooren! Waar zijt ge geweest?" „In de bosschen." „En waar hebt ge de nachten doorgebracht?" „Boven op den berg in de leege sennehut. „In koude en storm? Waarom zijt ge niet naar huis gegaan?" „Omdat vader mij stellig en zeker een pak slaag zou gegeven hebben; maar ik laat my nu niet meer slaan. Ik wilde het hem en myzelf besparen, wat er dan zou gebeurd zyn." (Wordt vervolgd.) om te rijpen, heeft de afgeplukte groene vrachten als augurken in azijn ingelegd, en wel met zeer gunstig gevolg. Ze zijn zeer smakelijk en hebben een aangenatnen geur verkregen. Ten blïjke van welke beteekenis de Oostfriesche handel in vee met Nederland is, moge dienen, dat in het tweede station in Oost-Friesland van de Groningsche gren zen in 1886 zijn afgeleverd ruim 4500 stuks groot vee, ruim 3000 stuks jong vee en 90 kalveren. Vergeleken met 1885, bedroeg de uitvoer van 1886 circa 3000 stuks groot en 1000 stuks jong vee meer. Uit dezelfde plaats werden in 1885 verzonden ongeveer 6000 stuks varkens, doch in 1886 het enorme aantal van 18,000 stuks. Jl. Maandag namiddag had te De Wilp (Groningen) een allertreurigst ongeval plaats. Van eenige kinderen, die op het land liepen spelen, wilde het oudste, een jongen van 12 jaar, zich voor de aardigheid „ophangen," zooals hij zeide. De strop werd gereed gemaakt en om den hals van den jongen gedaan, met het noodlottig gevolg dat hij weldra stikte. De overigen liepen weg, en toen er hulp opdaagde, vond men slechts een lijk. Over „zeeziekte" schrijft een stoombootkapitein in het Februari-nummer van het tijdschrift „De Zee" o. a. het volgende: „In de eerste aflevering van „De Zee" van dit jaar is de vraag gesteld, waarom de verschillende Stoomvaart- Maatschappijen zich niet zouden vereenigen, stoffelijke offers te brengen, om dat kwaad te bestrijden, enz. Gedurende de 31 jaren, die ik ter zee vaar, zag ik de zeeziekte, die gevreesde plaag voor elk die eene zeereis wil of moet ondernemen, in alle mogelijke nuances. Het beste middel om er spoedig door te komen is, voor den jongen zeeman, er zich zooveel mogelijk flink tegen te verzetten, en in de frissche lucht te blijven werken, maar dat raiddel kan men moeielijk toepassen op passagiers, en op passagieressen wel in het geheel niet. Het eenige, wat ik nu en dan met eenig succès tegen de zeeziekte toepaste, was, Hollandsche bessensap met water, en niet meer suiker als noodig is, om het scherpznre der bessensap weg te nemen, waarbij ik dan eene gewone be schuit gaf. Alhoewel dit middel de zeeziekte niet geneest, is het toch eene verfrissching, die er meest altijd in blijft. Zelfs heb ik voorbeelden bijgewoond, dat zeezieken, die niets genieten konden, zich na het gebruik dezer limonade met eene beschuit geruimen tijd lekker en frisch gevoelden. Dewijl ik het voorrecht heb, mijne echtgenoote dikwijls mede te mogen nemen op mijne reizen en zij, bij de minste beweging van het schip, reeds aan zeeziekte, vaak gepaard met hoofdpijn en benauwdheden, sukkelt, was bet mij aan genaam verleden voorjaar in de Scheepvaart een artikel te lezen, waarin iemand eene beschrijving geeft, hoe hij cocaïne, met het beste succès, op zichzelf en ook op eene dame toepaste, als middel tegen de zeeziekte. Terstond besloot ik, er de proef mede te nemen, maar sprak er eerst over met een geneesheer. Deze zag in de proef volstrekt geen gevaar en gaf mij een recept, inge volge de voorschriften in de „Scheepvaart," en liet ik mij dat klaarmaken. Het voorschrift is, tabletten te maken, die elk 1/12 grein cocaïne bevatten. Men geeft dengene, die vreest zeeziek te worden, terstond 2 tabletten, en eenigen tijd later, bijv. na verloop van één uur, nog eens 2, en ik ondervond, dat dit voldoende is, om braken en het gevoel van zeeziekte tegen te gaan. Het is zelfs gebeurd, dat mijne echtgenoote, na een paar uur vóór het middageten, op bovenvermelde wijze tweemaal twee cocaïne bevattende tabletten te hebben gebruikt, en niettegenstaande het schip vrij wat bewoog, met den meesten smaak mede at. Het gunstige resultaat, hetwelk ik van de cocaïne, als middel tegen de zeeziekte, zag, noopte mij dit bekend te maken." Buitenland. Het Journal de St. Petersbourg zegt, dat de heerschende vrees voor oorlog slechts door dagblad-artikelen is in het leven geroepen. Wel is waar zouden er door de allerwege gemaakte oorlogstoerustingen wantrouwen en conflicten kunnen ontstaan, maar herhaaldelijk is het gebleken, dat geene regeering den oorlog wenscht. Het weekblad de Spectator stemt de mogelijkheid toe van het bewaard blijven des vredes in Europa, maar acht het toch waarschijnlijker, dat binnen korten tijd oorlog zal uitbarsten. Het blad grondt deze meening hierop, dat drie van de groote mogendheden kennelijk gelooven voor deel te zullen hebben bij een spoedig te beginnen oorlog. Zoo werkelijk de Czaar, wat Prins Bismarck aangaat, vrijelijk oorlog tegen Oostenrijk kan voeren, mits hij aan Oostenrijk maar geen grondgebied ontneemt, dan heeft hij er belang bij om van deze gelegenheid gebruik te maken en zoo spoedig mogelijk Konstantinopel te nemen. Prins Bismarck zelf, als hij waarlijk gelooft, dat Frankrijk oor log wil, heeft er belang bij, dien zoo spoedig mogelijk te beginnen, want Frankrijk wordt hoe langer hoe sterker. Wat Frankrijk aangaat, het leger en de bevolking van Parijs willen „revanche," meenen dat Frankrijk sterk ge noeg is en in generaal Boulanger een bekwaam aanvoerder heeft. Generaal Boulanger zal waarschijnlijk ook wel van die laatste meening zijn, en zijn eigen belang brengt mede om oorlog te maken. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung zegt, met het oog op de bezorgdheid die te Berlijn bestaat in de handels- en beurskringen, op eene in het oog vallende plaats van het blad, dat de paniek, die jl. Dinsdag op de Parijsche beurs plaats bad, volgens inlichtingen van goed onderrichte ijde, in de eerste plaats een gevolg was van de overdreven speculatie daar ter stede. Ook ter beurze te Berlijn had gisteren weer eene daling plaats, inzonderheid in plaatselijke en industriëele waarden. De Duitsche bladen deelen mede, dat reeds zeer spoedig alle regimenten van het repetitiegeweer voorzien zullen zijn en dat nu ook de reserven zullen worden opge roepen om zich in de behandeling van het nieuwe wapen te oefenen. Bij de jl. Donderdag gehouden receptie heeft de Keizer aan eenige hoofdofficieren medegedeeld, dat deze oefeningen weldra een aanvang zullen nemen en daarvoor 71000 man der reserven zullen worden opgeroepen. Het behoeft wel niet gezegd te worden zoo luidt het officieuse bericht verder dat deze maatregel geheel afgescheiden is van thans in omloop zijnde oorlogsgeruchtener geschiedt thans niets anders dan wat er steeds geschied is en geschieden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2