EN
HEUDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N" 23.
Jaargang 45.
Woensdag 23 Februari.
Uitgever A
A. BAKKER
Cz.
Onze plaatselijke feestviering.
SINT-MICHAEL.
„Wij huldigen
hei goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post a 1-20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentien: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belaugrijk lager.
De gemeente Helder heeft op Zaterdag 19 dezer op
waardige wijze het feest van 's Konings 70sten geboortedag
gevierd. De tevredenheid over den goeden afloop van
deze feestviering is, meenen we, algemeen. Er heerschte
eene goede orde en eene echt feestelijke stemming. En
't geen zeer veel heeft toegebracht om het feest wèl te
doen slagen, is geweest een gunstige wending van het
weder, dat zich jl. Vrijdag zeer vijandig jegens de feeste
lijkheden liet aanzien.
Vroeg in den morgen reeds wapperde van de openbare
en particuliere gebouwen de vaderlandsche driekleur, de
oorlogsvaartuigen in de haven waren gepavoiseerd en de
ingezetenen waren allen met de geliefde oranjekleur getooid.
In 't vroege morgenuur waren reeds velen op de been en
niet weinigen, die meenden zich nog een uurtje slaaprust
te mogen toeëigenen, werden door de reveille uit die rust
gewekt. Eenige leden der Feestcommissie begeleidden het
muziekkorps, de tamboers, hoornblazers en pijpers door
een groot deel der gemeente, terwijl de heer Jhr. Van
Franckenberg en Proschlitz voor de geregelde uitvoering
zorg droeg. Ovatiën werden gebracht aan den Burgemeester,
aan den kolonel Van Marle, en aan den luit.-kol. comm.
der Mariniers, bij wiens woning de stoet werd ontbonden.
Ten 10 ure vingen in onderscheidene Kerkgebouwen en
Evangelisatie-lokalen de godsdienstige samenkomsten aan,
in 't Feestprogramma vermeld. De Feestcommissie was
in die samenkomsten door deputatiën vertegenwoordigd.
In de parochiekerk der R. C. gemeente werd jl. Zondag
voormiddag het plechtig Te Deum door eene deputatie van
de genoemde Commissie bijgewoond.
Een overgroot aantal menschen was 's middags 12 ure
bij de parade van de dd. Artillerie-Schutterij en de troepen
van het garnizoen tegenwoordig. Terwijl een deel der
saluutschoten ter eere van 's Konings verjaardag door 't
geschut der Marine werd gelost, ving op 't Havenplein de
parade aan. Onze Burgemeester was in zooverre hersteld,
dat hij, in ambts-gewaad, deze plechtigheid kon bijwonen.
Ook de Wethouders, de Raadsleden en de leden der Feest
commissie, die niet tot de Schutterij en 't leger behooren,
14)
Door E. WERNER.
Als iets de vertoornde vrouw nog moer in hot harnas had
kunnen jagen, dan was het die koele, kalme vraag, die haar
als hoon in de ooren klonk. Zy geraakte daardoor buiten zichzelve
van drift.
«Mijn rechten wil ik verdedigen riep zij. «Ik wil mij ver
zetten tegen een ongehoorde tirannie, waaronder mijn zoon en
ik gebukt gaan. Het is een beleediging voor mij, als ik de
uitnoodiging aan de Clerraonts moet herroepen, en dat zal niet
geschieden eerder laat ik alles op het uiterste aankomen."
«Ik raad u, Hortense, mij niet tot het uiterste te drijven! Dat
zou u berouwen!" viel de graaf hier in. Hij verloor thans ook
zijne bedaardheid cn zijn stem klonk dof en dreigend. «Als gij
dan de onbewimpelde waarheid wilt hooren, dan zult gij ze
vernemen. Ja, het is mij in do eerste en voornaamste plaats te
doen, Raoul aan kennissen en invloeden te onttrekken, die ik bij
mijn kleinzoon niet dulden kan en zal. Ik vertrouwde op Albrecht's
plechtige en herhaalde verzekering, dat de jongen een Duitsche
opvoeding kreeg; maar als ge zoo kort en vluchtig bij mij op
bezoek waart, kon ik mij daarvan niet overtuigen, en het kind
•werd ongelnkkig voor die bezoeken gedresseerd. Eerst na den
dood van mijn zoon heb ik ingezien, dat hij zich in dit opzicht
blindelings aan uw verlangen onderworpen en mij met opzet misleid
heeft."
«Wilt gij mijn man zelfs nog in het graf verwy tingen doen?"
barstte Hortense uit.
«Ik kan den doode het verwy t niet besparen, dat ik den levende
mondeling zou hebben toegevoegd. Hij heeft toegelaten, wat hij
nooit had mogen toelaten. Raoul was een vreemdeling in zyn
eigen land, onbekend met zijne geschiedenis, met de taak die
hem daar wachtte, met alles wat hem dierbaar en heilig moest
zyn; met eiken vezel van zijn bestaan was hij in vreemden
bodem geworteld. De indruk, dien ik van hem ontving, toen
gij met hem onder mijn dak kwaamt wonen, was van dien aard,
dat ik mij verplicht gevoelde my aanstonds krachtig met zijne
verdere opleiding te bemoeien. Het was hoog tyd misschien
al wel te laat!"
«'t Was niet vrywillig, dat ik onder uw dak kwam wonen
dat verzeker ik u!" hernam de gravin op bitsen en bitteren
toon. «Ik zou gaarne, hoe eer hoe liever, naar mijn broeder
zijn gegaan, maar gij maaktet aanspraak op Raoul en be-
weerdet als voogd recht op hem te hebben en ik kon en
wilde niet van mijn kind scheiden. Had ik het mogen mede-
nemen
«Om op en top een Montigny van hem te maken!" viel Stein
ruck in. «Dat zou u niet moeilyk zijn gevallen; hij heeft toch al
meer dan genoeg van u en de uwen. Ik zoek tevergeefs in hem
mijn eigen bloedmaar verloochenen zal en mag hij dat bloed
nooit. Gy kent mij op dat punt cn ook Raoul zal mij leeren
kennen. Wee hem, als hij ooit vergeet, dat hij Steinruck heet,
dat hij van een Duitsch geslacht afstamt!"
Hij sprak op gesmoorden toonmaar deze klonk zoo dreigend,
■dat Hortense een huivering niet kon bedwingen. Zij wist
■dat het hem ernst was met die bedreiging, en gevoelende dat
zij in den ouden strijd wederom het onderspit moest delven,
nam ze hare toevlucht tot tranen en barstte in een zenuwachtig
snikken uit.
schaarden zich bij den Staf. De parade werd gecommandeerd
door den majoor Benschop en geïnspecteerd door den kolonel
Van Marle, door de verdere militaire chefs, door den majoor
Aberson van de Schutterij, door den Burgemeester, de beide
Wethouders en den Voorzitter der Feestcommissie.
Terwijl de jongere leerlingen der openbare en bijzondere
scholen in de schoollokalen werden onthaald, trokken de
oudere leerlingen, feestelijk uitgedoscht, met hunne onder
wijzers naar de Hoofdgracht, vanwaar zij zich in optocht
naar de Dijkstraat begaven, om vóór het Raadhuis eenige
nationale liederen uit te voeren. Dank zij de uitmuntende
begeleiding door den heer A. G. J. De Vries met zijne
medeleden van «Ontwaakt bij Tijds," geschiedde deze optocht
zeer geregeld en vormde dit deel der feestviering een schouw
spel, dat met recht hoogst indrukwekkend mocht heeten.
Onder begeleiding van 't Muziekkorps en onder de leiding
van den heer J. Koning, voerde dit kolossale kinderkoor
op flinke wijze de in 't programma vermelde zangstukjes
uit, nl.: 't Volkslied, 't Vlaggelied, Aan den Koning, Wij
leven vrij en Wilhelmuslied. Op het Raadhuis hadden
zich inmiddels, in afwachting van dit kinder-concert, een
aantal autoriteiten vereenigd. Er bevonden zich op de
groote zaal Burgemeester en Wethouders, de leden van
den Raad, hoofd- en verdere officieren van land- en zee
macht en der dd. Artillerie-Schutterij, de leden der Com
missie van Toezicht op het Lager Onderwijs, de hoofd
ambtenaren der gemeente en de leden der Feestcommissie.
Door de jongejuffrouw Spanjaard werd, na het zingen van
het tweede lied, den Burgemeester, namens de schooljeugd,
een fraaie bouquet aangeboden. Na het vierde lied wijdde
de Burgemeester, onder algemeene instemming, een heildronk
aan Z. M. den Koning, en stelde de Voorzitter der Feestcom
missie, met het oog op het aanstaand vertrek der schooljeugd,
onmiddellijk een dronk in op den Burgemeester, die het voor
recht smaken mocht, op dezen dag zich weder, aanvankelijk
hersteld, te midden der feestvierenden te bevinden. De
kolonel Van Marle wijdde een dronk aan H. M. de Koningin
en 't Prinsesje, terwijl ook door den heer Korver een
woord ter gelegenheid van den dag werd gesproken.
Intusschen had de schooljeugd het Wilhelmus gezongen en
was zij weder school waarts getogen, waar nu ook zij op
De generaal was iets van dien aard te zeer gewend, om hier
van verrast op te zienzwijgend haalde hij de schouders op en
ging heen. In de voorkamer ontmoette hij Raoul, die hier on
rustig op en neder liep en plotseling bleef staan, toen zijn groot
vader binnenkwam.
«Ga naar je moeder!" zeide deze bitter. «Laat het je
maar weer eens vertellen, dat ik een tiran ben, een despoot,
die geen grooter pleizier ken, dan om haar en u te plagen. Ge
hoort dat immers dagelijks. Ze doet al haar best, je bitter en
achterdochtig tegen my te stemmen en dat heeft al lang
vruchten gedragen."
Hoe hard deze woorden mochten klinken, verrieden zij noch
tans een onderdrukt leed, en diezelfde droefgeestige uitdrukking
vertoonde zich ook in de wezenstrekken van den graaf. Het
scheen wel dat Raoul dit zag en gevoelde, want hij sloeg de
oogen neer en antwoordde zacht: «Gij beoordeelt mij verkeerd,
grootpapa."
«Bewijs mij dat danGeef mij eindelijk eens je volle ver
trouwen. Ge zult er geen berouw van hebben. Gisteren heb ik
terstond weer moeten knorren en dreigen, ge hebt mij daartoe in
den laatsten tijd dikwijls genoeg genoodzaakt, en toch houd ik
van je, Raoul houd ik zelfs véél van je."
De anders zoo strenge, gebiedende stem klonk nu goedaardig,
ja zelfs zacht, en dit bleef niet zonder uitwerking op den jongen
man. Ook hij gevoelde een opwelling van genegenheid voor zijn
grootvader, van wien hij sedert zyne jeugd vervreemd was ge
worden, voor wien hij nooit iets anders dan angst en vrees had
gekend; op dit oogenblik waren beide geweken.
«Maar ik houd ook van u, grootpapa!" barstte hij uit.
«Kom!" zeide Steinruck met een hartelijkheid, die hij slechts
zelden liet blijken. «Laten we eens een gezellig uurtje samen door
brengen, zonder dat vreemde invloed ons scheidt. Kom mede,
Raoul!"
Hy sloeg den arm om de schouders van zijn kleinzoon en
voerde hem met zich mede toen de deur haastig werd open
geworpen en Marion zich vertoonde.
«In 's hemels naam, mijnheer de graaf, kom toch schielijk
mevrouw is erg ongesteld ze verlangt zoo naar u!"
Raoul ontstelde en wilde ijlings naar zijne moeder snellen, maar
bleef staan, daar hy den blik van zijn grootvader ontmoette, die
ernstig, bijna smeekend op hem was gevestigd.
>,Je moeder heeft zeker weêr een van haar gewone zenuwtoe
vallen," zeide hij bedaard. «Gy kent die even goed als ik en weet
dat daarbij geen gevaar is. Ga met mij mede, Raoul!"
Hij had hem niet losgelaten, en Raoul scheen het eenige minuten
met zichzelf oneens te zijn; maar daarop wendde hij een poging
aan om zich vrij te maken.
«Neem mij niet kwalijk, grootpapa als mama niet wel is,
verlangt ze naar mij ik kan haar nu niet alleen laten!"
«Ga dan maar!" riep Steinruck barsch, terwijl hij hem bijna
ruw van zich afstiet. «Ik zal je niet verhinderen je kinderplicht
te vervullen. Ga maar naar je moeder!"
En zonder Raoul verder met een blik te verwaardigen, keerde
hij zich om en verliet het vertrek.
Sint-Michaël was een der hoogst gelegen buurtschappen in de
Alpen. Het kleine dorp zou geheel afgezonderd zijn geweest,
indien het als bedevaartsplaats niet eenigen naam had gehad.
De verschillende hofsteden lagen verstrooid tusschen de weilanden
en tegen de helling van den berg, de kerk en pastorie verhieven
eenige versnaperingen werd onthaald. In de onder
scheidene scholen brachten deputatiën der Feestcommissie
een bezoek en betuigden den Hoofden van scholen en
het verder personeel dank voor de groote moeite en zorgen,
aan de regeling en uitvoering van dit deel van 't feest
programma besteed.
In het lokaal Tivoli kwamen intusschen een aantal behoef
tige kleine kinderen bijeen, die daar door de goede zorgen
van eene zeer werkzame Commissie, uit eenige dames en
heeren samengesteld, op ververschingen werden onthaald.
De kosten van dit onthaal werden voor een groot deel
gedragen door leerlingen der verschillende scholen.
's Avonds had de optocht der plaatselijke Vereenigingen
plaats, op eene wijze, die in groote mate lof en hulde
verdient. De regeling van dien optocht was geen gemak
kelijke taak, evenmin als de voorbereiding er van dit
geweest was. We wagen het niet, den optocht in bijzonder
heden te beschrijven. We moeten ons bepalen, ten einde
wijdloopigheid te vermijden, door te verwijzen naar 't
programma, dat, op eene enkele uitzondering na, geheel
werd gevolgd en naar de beschouwing van dit deel van
't feest door een groot deel onzer lezers. Dit willen we
gaarne verzekeren: onderscheidene Vereenigingen hadden
veel, zeer veel gedaan om den optocht zoowel rijk door
inhoud als door verscheidenheid te maken. Op de tribune
aan de Binnenhaven werd de optocht ontbonden verklaard,
werden de Voorzitters der Vereenigingen en 't publiek door den
President der Sub-Commissie en door dien der Feestcom
missie bedankt en scheidde men, na het zingen van het
«Wien Neêrlandsch bloed," in feestelijke stemming.
In 't Hotel «De Toelast," aan de Binnenhaven, had nu
nog een samenkomst plaats. De hoofden der Vereenigingen
waren daar met de Feestcommissie bijeen, ontvingen nogmaals
den dank van de beide sprekers, die op de tribune het
woord hadden gevoerd, en ook hier sloot men met het
zingen van twee coupletten van 't Volkslied. Aan den heer
Visser, lid der Sub-Commissie voor den optocht, werd in
't bijzonder hulde en dank gebracht voor zijne vele bemoei
ingen.
De leden der Feestcommissie brachten vervolgens nog
een bezoek aan de feestzalen Musis Sacrnm en Tivoli.
zich in het midden, alles even klein, eenvoudig en armoedig;
alleen de eigenlijke bedevaartskerk, die op eenigen afstand van
het dorp op een hooge open vlakte stond, zag er sierlyk uit.
Zij was door de graven van Steinruck gesticht, die in plaats
van de eeuwenoude Sint-Michaëlskapel, die vroeger hier had
gestaan, het nu ook reeds van ouderdom grauw geworden bede
huis gebouwd en tot op den huidigen dag door schenkingen en
legaten staande gehouden hadden. Sint-Michaël was namelijk
de beschermheilige van het geslacht, zoowel als de naamheilige
der mannelijke loten. De stamvader had zoo geheeten en van
dien tijd af was die naam van geslacht tot geslacht overgeërfd.
Zelf3 de protestantsche tak van de familie, die sedert lang den
oorspronkelijke» burg verlaten en zich in Noord-Duitschland
gevestigd had, hield deze traditie in eere, al hechtte zij daaraan
niet meer een godsdienstige, maar nog slechts uitsluitend histo
rische beteekenis. Ook het tegenwoordig hoofd van hot geslacht
was een graaf Michaël, en zoon en kleinzoon waren naar hem
gedoopt, hoewel zij in den huiselijken kring anders genoemd
werden. Het inwendige van de bedevaartskerk leverde weinig
merkwaardigs op; ook hier ontbraken de slecht uitgevoerde
schilderstukken evenmin als de bontgekleurde beelden der heiligen,
die haar tot sieraad moesten strekken. Alleen het hoogaltaar
maakte daarop een uitzondering, dat met sierlyk en kunstig
beeldhouwwerk was voorzien, terwijl de gestalten van de beide
engelen aan weerszyden van de trappen, die met uitgebreide
vleugels en smeekend saamgevouwen handen de heilige plek
schenen te bewaken, tot de beste werken der houtsnijkunst be
hoorden. Dit was een geschenk van de familie Steinruck, evenals
de drie Gothische vensters in de nis van het altaar, welker
kostbare glasschilderingen een pracht van kleuren vertoonden.
Daarentegen gaf het altaarstuk, een vrij groote schilderij, een
plastische voorstelling van het naïef geloof in den ouden tijd te
aanschouwen. Het was grauw van ouderdom geworden, hier
en daar zelfs beschadigd, maar toch kon men het nog tot in de
kleinste bijzonderheden onderscheiden. Sint-Michaël in een lang
blauw gewaad en een fladderenden rooden mantel, den stralen
krans boven het hoofd, was slechts door een kort pantserhemd
als den strijdbaren engel aangeduid, maar zag er overigens niet
zeer strijdlustig uit. Met het vlammend zwaard in do rechterhand,
de weegschaal in de linker, zetelde hij op een wolk, terwijl de
satan, een monster met horens en akelig verwrongen wezenstrekken,
wiens lichaam in een slangestaart eindigde, zich aan zijne voeten
kronkelde. Daaromheen stegen bloedroode vlammen uit de diepte
op en van boven zag een groep engelenkopjes op alles neer.
Het geheel bezat niet de minste kunstwaarde.
«Dat moeten nu overwinning en strijd beteekenen!" zeide
Johan Wehlau, terwijl hy voor het altaarstuk stond en dit be
schouwde. «Sint Michaël staat daar zoo kalm en plechtig op
zijn wolk, alsof de duivel ginds in de diepte hem niets kan
schelen, en als deze een beetje vlug is, steekt hij de hand uit
en grijpt het zwaard, dat vlak boven zijn neus zweeft. Zóó
houdt men toch geen wapen vast! Als een adelaar moest hy
uit de hoogte neerschieten en in vliegende vaart den satan aan
grijpen en doodenmaar met die lange kleeren zal hij het vliegen
wel laten, en die vleugels daar zouden hem bovendien niet dragen,
dat kan men wel zien ze zijn veel te zwak."
«Gij hebt al een heel oneerbiedige manier om die heiligen
beelden te critiseerenzeide Michaël, die naast hem „stond. «In
dat opzicht zijt ge net de zoon van je vader."
«Dat's wel mogelijk! Maar ik zou zelf wel eens zin hebben,