HELDERSOHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdyerteutieM woor Hollanis Noorderkwartier.
1887. N° 29.
Woensdag 9 Maart.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Vergadering van den Raad
SIIMT-MICHAEL.
Brieven uit de hoofdstad.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
VERSLAG omtrent LICHTSTERKTE. DRUK en
ZUIVERHEID van het LICHTGAS der gemeente
HELDER, gedurende de maand Februari 1887.
Licht-
sterkte
100 kub.
voet gas
in grains.
Zwavel
water
stof.
Niet
aanwe
zig.
100 kub.
voet gas
in graius.
Van 's avonds 5£ uur
tot 's nachts 12 uur
52£ tot 22 millimeter.
Van 's nachts 12 uur
tot 's morgens 8 uur
47£ tot 21 millimeter.
Van 's morgens 8 uur
tot 's avonds 5$ uur
21 tot 20 millimeter.
der gemeente Helder, op Woensdag den 9 Haart
1887, des avonds ten zeven ure.
Helder, den 5 Maart 1887. De Burgemeester,
STAKMAN BOSSE.
Onderwerpen ter behandeling:
1. Gemeente-reiniging.
2. Benoeming leden Commissie middelbaar onderwijs.
3. Adres klokluiders.
4. Adres van den heer Govers over brandkranen.
5. Plannen verbouwing scholen.
6. Mededeeling ingekomen stukken.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand
Maart zijn als volgt
9 Maart Ilollandsche mail (uit Amsterdam).
12 Maart Fransche mail (over Napels).
18 Maart Engclsche mail (over Brindisi).
19 Maart Ilollandsche mail (uit Amsterdam).
19 Maart Ilollandsche mail (over Marseille).
26 Maart Fransche mail (over Napels).
29 Maart Ilollandsche mail (over Marseille).
80 Maart Hollandsche mail (uit Amsterdam).
Laatste buslichtingen aan het Postkantoor te Amsterdam:
Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u.'s morgensdrukwerken
den vorigen avond 8.45.
Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk
werken 2 u. 's avonds.
Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avonds; drukwerken 2 u.'s av.
Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgensdrukwerk
10 u. 's morgens.
20)
Door E. WERNER.
Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg.
Om van de aansluiting te Brindisi zeker te zijn, is het raad
zaam daags te voren, op hetzelfde uur, van de voorloopige ver
zending gebruik te maken.
Raoul beet zich op de lippen bij deze onverholen terecht
wijzing.
„Neem mij niet kwalijk, grootpapa, ik heb wezenlijk alle
mogelijke zwak op ons stamgoed, maar mooi kan ik het met den
besten wil van de wereld niet vinden. Als het dat zonnige,
vroolijke kasteeltje in Provence was met zyn paradijsachtige om
geving en zijn verleden, zoo rijk aan liederen en sagen, waar
ik vrreger zoo dikwijls
„Gij meent het kasteel van Montigny?" viel Steinruck hier
in op een toon, die den jongen graaf deed verstommen. Zijne
moeder nam in zyne plaats het woord op.
„Ja, juist, papa, hij spreekt van mijn schoon, zonnig vaderland.
Gij kunt begrijpen, dat wy daaraan evenzeer gehecht zyn als gy
aan het uwe!"
„Wij?" hernam de generaal koel. „Gij spreekt toch alleen
van uzelve, Hortense? Ik vind het natuurlyk, dat gij aan uw
ouderlijk huis zijt gehecht, maar Raoul is een Steinruck en heeft
niets met Provence te maken. Natuurlijk heeft hij zijn vader
land lief."
Deze woorden werden op bijna dreigenden toon geuit. Hor
tense, hierdoor geprikkeld, stond op het punt een driftig antwoord
te geven, toen hare nicht, die niet onbekend was met de in de
familie aanwezige brandstof, schielijk een ander onderwerp op het
tapijt bracht."
„Onze jonge dames laten zich wachten," merkte zij aan. „Ik
heb Hertha verzocht, haar oog eens over Gerlinde's toilet te
laten gaan. Het arme kind heeft daarvan niet het minste begrip."
„Die kleine burgfreule schijnt geen overvliegster te zijn," zcide
Raoul spottend. „Gewoonlijk zwijgt zij doodstil, maar zoodra
men op de historische veer drukt, begint ze als een papegaai te
snappen. Dan gonst en snort haar aanstonds een geheele eeuw
over de lippen met namen van ridders en ontzettende jaartallen,
waarbij iemand de haren te berge rijzen, 't Is niet om aan te
hooren
„En toch zyt gij het juist, die Gerlinde aanspoort, zich op
die manier telkens bespottelijk aan te stellen," hernam de gravin
op afkeurenden toon. „Zij is veel te jong en te onervaren, om
uwe beleefdheid en scliynbare bewondering van hare kennis niet
voor goede munt op te nemen en den onbarmhartigen spot op te
merken, die daarachter steekt. Bemoei je liever in het geheel
niet met haar!"
„Maar zij lokt dien spot uit," kwam Hortense hiertegen op.
„Lieve hemel, welk een toilet 1 en dan die buigingen! En
als zij den mond opendoet, kan men zich byna niet goed houden.
Neem my niet kwalyk, Marianne, maar 't is haast onmogelijk je
protegee in goed gezelschap mede te brengen."
3 Maart.
Gelukkig zijn we weer door de oproer-periode heen
Yoor liet oogenblik althans, want nu wij hier binnen
één jaar tijds tot driemaal toe de poppen aan het dansen
hebben gehad, bestaat er maar al te groote kans, dat bij
de eerste de beste gelegenheid dezelfde treurige tooneelen
opnieuw zullen voorvallen. Voor schrikkelijke aardbevingen,
als waardoor een deel van Zuid-Frankrijk en Italië dezer
dagen geteisterd werden, behoeft men zich in ons drassig
landje minder bezorgd te maken, maar toch zien ook
wij ons in den laatsten tijd gestadig bedreigd door schokken
van vulcanisclien aard. De brandstof, die aan de smeu
lende partijtwisten telkens nieuw voedsel kan geven, ligt
rijkelijk opgehoopt, en eene overigens onbeteekenende
oorzaak kan voldoende zijn om het vuur der tweedracht
hoog te doen opvlammen. Een droppel water beteekent
op zich zelve niets, maar die totaal machtelooze droppel
is toereikend om den boordevol gevulden emmer te doen
overloopen. Zoo beginnen we meer en meer in onzeker
heid te leven omtrent de dingen, die de dag van morgen
baren zal. Of zie ik de toestand te donker in? Nooit
zou ik op aangenamer wijze gelogenstraft zijn, dan wanneer
mij bij de uitkomst bleek, dat ik mij in dit opzicht ver
gist had. Maar er kan bijna niet van vergissing sprake
zijn: de teekenen des tijds zijn onrustbarend, binnen de
grenzen der hoofdstad, des lands en daarbuiten, en de
maatschappelijke weerglazen wijzen op storm. Het zou
een zeldzaam krachtige hand moeten zijn, die in staat is
dezen storm te bezweren. Er zijn er zelfs, die het woord
„burgeroorlog" reeds hebben durven fluisteren. De krachtige
handhaving der wet alleen kan hier veel kwaads voor
komen, de handhaving van die onschendbare wet, die boven
de partijen staat en aan allen gelijke bescherming verleent.
Op de vertegenwoordigers van het gezag rust in deze
moeilijke tijdsomstandigheden eene groote verantwoordelijk
heid: zij moeten zich met de noodige kracht en volharding
doen gelden en toch zooveel mogelijk in alles het juiste
midden weten te houden. Het juiste midden ook ten op
zichte der kritiek, die dadelijk gereed staat om de auto
riteiten op de vingers te tikken, zoo zij naar haar inzien
óf te ver óf niet ver genoeg gaan. Men behoeft de Amster-
damsche dagbladen van de laatste drie of vier weken
slechts na te slaan, om dienaangaande even leerzame als
welsprekende staaltjes te kunnen verzamelen.
„Het arme kind heeft daaraan geen schuld," was het antwoord.
„Zij heeft het ongeluk gehad, hare moeder al vroeg te verliezen
en is nooit van huis geweest of met andere menschen behalve
haar vader in aanraking gekomen, en de oude zonderling heeft zijn
dochter letterlijk afgericht en ongeschikt gemaakt om met vreemden
om te gaan."
„Ik bewonder uw geduld, Marianne, dat ge Eberstein nog van
tijd tot tijd blijft bezoeken," zeide Steinruck. „Ik heb hem vroeger
ook eens opgezocht, omdat zijne eenzaamheid mijn medelijden
opwekte, maar moest aanstonds hoóren, dat zijne familie twee
honderd jaar ouder was dan de mijne. Ik geloof dat hij mij dit
wel zesmaal verteld heeft en over andere dingen kon men even
min een verstandig woord met hem praten zóó reed hij toen
al op zijn stokpaardje. En nu schijnt hij half verkindscht te
zijn-
„Hij is oud en ziekelijk, en 't is toch treurig zoo armoedig en
eenzaam zijn leven te besluiten," antwoordde de gravin zacht.
„Sedert de jicht hem heeft gedwongen zijn ontslag uit den dienst
te nemen, bezit hij niets dan een klein pensioen en zijn grooten-
deels in puin gevallen Ebersburg. Als hij maar te bewegen was,
Gerlinde voor een poosje af te staan, nam ik haar gaarne mede
naar Berkheim of naar de stad, waar we dezen winter eenige
maanden hopen door te brengen maar dat zal ik wel niet gedaan
kunnen krijgen."
„Die oude egoïst!" hernam de generaal knorrig. „Wat moet
dat arme kind aanvangen, als hy eens de oogen sluit? Maar de
jonge dames maken het nu waarlijk al te erg! 't Wordt hoog
tijd dat zij komen!"
Deze hadden zich inderdaad wat verlaat, hoewel het geen
toiletzaken waren, die haar zoolang terughielden. Hertha stond
reeds geheel gereed in haar kamer. Zij had de kamenier wegge
zonden en staarde nu onafgewend in den grooten spiegel. Men
zou gemeend hebben, dat zij in den aanblik van hare eigen
schoonheid was verzonkenmaar hare oogen hadden een zonder
ling peinzende uitdrukking en zagen blijkbaar niets van het
beeld, dat door het heldere glas werd teruggekaatst; ze schenen
ver weg in het verschiet te staren.
Daar werd de deur van de naaste kamer zacht geopend en
trad Gerlinde binnen. De beide jonge meisjes hadden altijd met
elkander omgegaan, als de grafelijke familie op Steinruck ver
toefde, maar toch bestond er niet de minste vertrouwelijkheid
tusschen haar. Gerlinde zag met eerbiedige bewondering tot de
schitterende Hertha op, terwijl deze haar hoogstens met neer
buigende vriendelijkheid behandelde en niet zelden met al den
overmoed van een bedorven kind bespotte. Ook ditmaal rustten
de oogen van de „kleine burgfreule" met onverholen bewondering
op de jonge gravin, die er uitzag alsof zij reeds de b^uid was,
in het witzijden kleed, dat in zware, zachte plooien om haar heen
golfde. Zij droeg slechts een enkele witte roos in het haar,
terwyl een bouquet half ontloken, geurende rozeknopjes op de
Maar wij leven snel. Ternauwernood is het rumoer der
anti-socialistische betoogingen naar elders overgeslagen en
hier weêr door vreedzamer kalmte vervangen, of de toe
bereidselen voor de April-feesten beginnen in gang te komen.
Het denkbeeld van feestviering heeft wel iets tegenstrijdigs,
met het oog op een stad waar zooveel onfeestelijks broeit,
maar wellicht vleit men zich dat het ons gaan zal als in
de dagen van het oude Griekenland, toen alle wapenen
moesten rusten zoolang de Olympische spelen gevierd werden.
Nu, op zoo weidsche schaal zal de zaak hier bij ons wel
niet ingericht worden, maar toch beloofd Amsterdam flink
voor den dag te zullen komen. Men is er op bedacht, in
tijds te zorgen dat het aanzien der stad in die dagen over
eenkomstig hare waardigheid zij. Natuurlijk geldt dit
vooral de versieringen. Daarom heeft nu reeds het uit
voerend comité voor de a. s. Koningsfeesten tot die inge
zetenen, die gezind zijn tot algemeene samenwerking, om
hunne straat of eenig geschikt punt der buurt, waarin zij
wonen, te versieren, de uitnoodiging gericht, zich zooveel
mogelijk met gelijkgezinden te verstaan en verschillende
buurt- of straatcommissiën te vormen. Met de besturen
van dergelijke commissiën kan het uitvoerend comité dan
later in overleg treden, ten einde eenheid van behandeling
en verscheidenheid in de uitvoering te bevorderen. Ook
houdt dit comité nu reeds dagelijks zitting aan een algemeen
bekend gemaakt adres.
Bovendien heeft het comité het plan gevormd, om prijzen
en premic'n uit te loven, zoowel voor eerepoorten als voor
straatversieringen, elk in het bijzonder. Wie de smaakvolste
beeft aangebracht, krijgt een gratificatie van f 50, de tweede
in rang ontvangt f 25 en de daarna volgende een premie
van f 10. Ook zal het comité bij zijne beoordeeling te
rade gaan met den stand en de meerdere of mindere finan-
ciëele gegoedheid der bewoners. Uit dien hoofde wordt
er eveneens een prijs van f 50 uitgeloofd voor de fraaiste
eerepoort en de fraaiste versiering, naar verhouding van
de middelen en krachten der buurtgenooten, een premie
van f 25 voor de dan volgende, en drie premiën elk van
f 10 voor de daarop volgenden. Deze prijzen en premiën
zullen op het rapport eener te benoemen jury worden
toegekend aan de vereeniging van personen, die de eere-
of straatversiering beeft tot stand gebracht. En ten over
vloede zullen er ook nog persoonlijke diploma's kunnen
worden toegekend aan hen, wier verdienste meer in het
bijzonder tot de verkregen uitkomst heeft geleid en die
door de meerderheid der samenwerkenden als zoodanig
zullen worden aangewezen.
Laat ons hopen, dat vóór den aanvang dier feestelijk
heden de naweeën der nu geëindigde anti-socialistische
beweging zooveel mogelijk achter den rug zijn. Er is nu
kleine tafel naast den spiegel lag.
„Hoe beelderig mooi zijt ge toch I" zeide Gerlinde onwille
keurig. De jonge gravin keerde zich om en glimlachte; maar
het was geen lachje van bevredigde ijdelheid.
„Ik kan u dat zelfde compliment maken," antwoordde zij.
„Ge ziet er vandaag allerliefst uit."
Het jonge meisje droeg thans wel is waar niet meer haar
grijze Asschepoetsterskleedje. De gravin had gezorgd dat haar
petekind zich op dien feestdag in een geschikt toilet kon vertoonen,
maar Gerlinde gevoelde zich daarin blijkbaar niet op haar gemak
en kon zich in die ongewone pracht niet bewegen. Misschien
begreep zij bij intuïtie, hoe weinig zij eigenlijk in dien schitterenden
kring paste, en dit maakte haar nog des te meer verlegen.
Angstig en beschroomd bleef zy staan en waagde het nauwelijks
de oogen op te heffen.
„Maar gij moet je niet zoo dwaas stijf aanstellen," hernam
Hertha. „Op dien afgelegen Ebersburg verleert gij allen omgang
met andere menschen. Gij ziet daar niemand dan je vader en
hoogstens de boeren uit het dorp in de buurt, waar ge naar do
kerk gaat."
Gerlinde zweeg en liet het hoofdje hangen. Niemand? Ze
dacht aan den jongen logee, die in storm en onweer gekomen en
met helderen zonneschijn weêr vertrokken was; maar zij had
hiervan nog met geen enkel woord gerept, hoewel het een merk
waardige gebeurtenis in haar leven was geweest. Een instinct
matige schroom sloot haar de lippen en dien dag had ze in geen
geval daarover kunnen spreken. De herinnering aan den droom
op dien zonnigen morgen tusschen de puinhoopen van den burg
was niet voor het oor der jonge dame geschikt, die hare vriendin
zoo koel en uit de hoogte bedilde.
Hertha had zich weêr omgewend cn daarbij even tegen de
kleine tafel gestooten, waarop de ruiker rozen lag. Deze viel op
den grond, zonder dat zy het merkte. Gerlinde beurde hem op.
„Dank!" zeide Hertha onverschillig, terwyl zij de bloemen
weêr in ontvangst nam. Ze schenen slechts los samengevoegd te
zijn, want een van de rozen lag juist voor de voeten der gravin,
die met een zonderling bittere uitdrukking daarop neêrzag. Mis
schien schoot haar op eens de herinnering te binnen aan dien
avond, toen haar ook zulk een geurige, half ontloken knop uit
de hand was gevallen, om weinige oogenblikken daarna dooreen
zwaren stap vertrapt en vertreden te worden.
„Laat maar liggenzeide zij kortaf, toen Gerlinde zich opnieuw
wilde bukken. „Wat kan die éóne roos mij schelen? Ik heb er
immers genoeg."
„Maar het is een geschenk van je aanstaande!" merkte het
jonge meisje aan."
„Nu ja, ik zal dat ook van avond in de hand houden! Meer
kan Raoul niet verlangen. Als ik nu al die felicitaties maar
achter den rug had! 't Is zoo doodelijk vervelend, van ieder
hetzelfde te hooren en al die banale gezegden te moeten beant-