HELOERSCHË
EN NIEUWEIMEPER COURANT.
Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 30.
Vrijdag 11 Maart.
Jaargang45.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elka
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenlan cl.
Rijks-Postspaarbank. In het onlangs verschenen
,/No. 2 der Verzameling van voorschriften betreffende den Post
en Telegraafdienstis o. a. eene ministeriëele beschikking
opgenomen, betrekking hebbende op de spaarbankboekjes,
staande ten name van inleggers, die door eenig lichaams
gebrek niet in staat zijn zich naar het post-of hulpkantoor
te begeven, en die geen gebruik kunnen maken van het
formulier tot machtiging, hetzij omdat zij niet kunnen
schrijven, hetzij omdat hunne handteekening gemist wordt
in het zoogenaamde stamregister.
Volgens die beschikking, kan er voortaan op de genoemde
boekjes terugbetaling geschieden, op den voet van het
bepaalde bij art. 6, No. 1158 der genoemde Verzameling.
Het hier bedoelde voorschrift houdt o. a. in: dat aan
personen, woonachtig in gemeenten alwaar geen voor den
Spaarbar.kdienst opengesteld postkantoor aanwezig is, als
mede in localiteiten, op 20 minuten afstands van zoodanig
kantoor gelegen, op de aldaar aangeduide wijze door de
postboden betaling kan geschieden.
De bekende kwaal, waaraan Z. M. de Koning lijdt,
verbiedt hem, volgens een brief uit de hofstad aan de
Middelb. Crt., het rijden en maakt het hem onmogelijk
zijn paleis te verlaten. Schijnbaar gezond, ondervindt Z. M.
toch bijna doorloopend de gevolgen zijner ongesteldheid,
welke van dien aard zijn, dat een onafgebroken bezigheid,
ook gedurende slechts zeer korten tijd, hem onmogelijk is.
Een zeer ruim gebruik van Wildunger bronwater is het
eenige middel om den Koning hevige pijnen te besparen.
Men leest in de Deli Crt. van 5 Februari 11.:
„De oude garde der Deliplanters is wederom met een lid
verminderd, door het vertrek naar Europa van den heer
M. J. Tiele, hoofdadministrateur der Tabaks-Maatschappij
Arendsburg. De heer T. werd meermalen met het ver
trouwen der planters vereerd, die hem tot lid van het
Planters-comité verkozen, en was allen een voorbeeld van
den strikt eerlijken, humanen landheer, voor wien iedereen
gelijk is. Na de hoogte waarop hij de Maatschappij, welke
aan zijne zorgen toevertrouwd was, gebracht heeft, en na het
werkzame leven dat hij heeft geleid, zal hem in Deli
niemand de rust in het moederland misgunnen, en den
velen vrienden die hij achterlaat, zal het steeds aangenaam
zijn te vernemen dat het hem daarginds wel gaat.'-
In de Brieven uit de Hofstad in de Arnh. Crt. wordt
het volgende medegedeeld:
„De geneeskundige raad van Zuidholland schijnt zich de
gevallen van onbevoegde uitoefening der geneeskunst te
hebben aangetrokken, die in de residentie vooral onder de
zeer hooge en de zeer lage kringen der bevolking veel
21)
SINT-MICHAEL.
Door E. WERNER.
De arme Gerlinde merkte inderdaad niet, dat zij, zoolang ze
hier op Steinruck vertoefde, slechts het mikpunt van Raoul's en
Hertha's spot was geweest en dat deze haar telkens in de nood
zakelijkheid brachten zich belachelijk aan te stellen. Zij wilde zoo
gaarne hare dankbaarheid betoonen voor de haar verleende gast
vrijheid en meende in alle onschuld en oprechtheid, dat men op
het kasteel werkelijk belang stelde in de verhalen, die haar zoo
uiterst belangrijk voorkwamen. Zoo vouwde zij ook thans plechtig
de handen en begon weêr op hare gewone manier een hoofdstak
uit hare familiekroniek op te dreunen, dat ditmaal echter niet
met een vroolyke bruiloft, zooals bij Koenraad van Eberstcin en
Hillegonda van Ortenau eindigde, maar met een droevige scheiding,
't Was een' lange geschiedenis, en de namen van de ridders en
de jaartallen, waarbij Raonl, volgens zijne bewering, de haren
te berge rezen, kwamen daarin weêr in groote menigte voor;
maar de jonge gravin scheen thans haar gewonen spotlust verloren
te hebben. Zij was bij het venster blijven staan en staarde onaf
gewend en onbeweeglijk naar buiten, tot Gerlinde besloot:
„Aldus werd Gertrudis de echtvrouw van den edelen heer van
Ringstetten, en Diederik Fernbacher trok ten oorlog tegen de
ongeloovigen en kwam nooit terug."
„En kwam nooit terug Nooit!"
Zacht, als half in gedachten verdiept, prevelden Hertha's lippen
deze woorden na en daarbij kregen bare oogen weêr die zelfde
zonderlinge uitdrukking van straks, alsof ze iets op verren afstand
zagen, iets ver achter de avondnevelen, die het landschap buiten
in schemering begonnen te hullen.
Een korte stilte volgde, die Gerlinde eerst niet durfde ver
breken; maar eindelijk waagde zij het op zachten toon op te
merken
„Hertha 't is tijd, geloof ik."
Hertha zag op, alsof ze uit een droom werd gewekt.
„Tijd waarvoor?"
„Voor het feest. Ze wachten ons."
„'t Is waar ook dat had ik vergeten. Ga maar vooruit,
Gerlinde, ik kom ook dadelijk, maar ik heb nog een kleinigheid
aan mijn toilet te veranderen. Ga maar vast, asjeblieft!"
Deze aanmaning klonk zóó dringend, dat het jonge meisje
onmiddellijk gehoorzaamde. Nauwelijks was zij echter boven
aan de trap gekomen, die naar de benedenverdieping geleidde,
toen zij een knecht ontmoette, die door den generaal was afge
zonden. Zijne Excellentie liet de jonge gravin verzoeken zich
aanstonds naar het salon te begeven, daar het eerste rijtnig reeds
het voorplein was opgereden.
Gerlinde keerde om, ten einde zelve de boodschap over te
brengen. Byna onhoorbaar gleed haar voet over het tapyt van
de zijkamer en even zacht opende zy de deur. Onthutst bleef zij
vuldig voorkomen. Nu zijn een te 's Hage woonachtige
en met eene Nederlandschc dame gehuwde Italiaansche
magnetiseur en de bekende „tuinbaas van mijnheer Van
Stolk" voor den re'chter gedaagd, om zich te verantwoorden
over het zoogenaamd genezen van alle denkbare kwalen
door somnambulisme en door het overhandigen van papier
tjes, betasten en gebedjes prevelen, alles h, raison van zóóveel
of meer, per visite. Hooggeplaatste Hagenaren, heeren en
dames, zijn, naar ik hoor, als getuigen gedagvaard, als
hebbende genezing van allerlei kwalen „langs dezen meer
en meer gebruikelijken weg" gezocht, onder anderen
de heer Du Tour van Bellinchave en zijne gemalin."
De Minister van Financiën heeft bepaald, dat het
onderzoek naar de bekwaamheid en geschiktheid der solli
citanten voor de betrekking van commies bij 's Rijks belas
tingen op 15 Maart a. s. en volgende dagen te's Hertogenbosch
zal plaats hebben. Er hebben zich ruim 300 sollicitanten
voor dit examen aangemeld, terwijl voorloopig 80 voor
eene plaatsing in aanmerking kunnen komen.
De 18de jaarlijksche algemeene vergadering van den
Nederlandschen VVeerbaarheidsbond, zal dit jaar te Utrecht
plaats hebben op Maandag 4 April a. s.
Terwijl verschillende particulieren hun best doen om
Anton Kabelaar, die de paarden voor 't rijtuig van H. M.
de Koningin zou tot staan gebracht hebben, eene herinne
ring te geven voor zijn kloeke daad hem is o. a. een
gouden horloge met inscriptie vereerd zet de burgemeester
van Den Haag, de heer Patijn, een domper op deze eer
bewijzen door een aan de Haagsche bladen gericht schrijven.
Een zevental ooggetuigen echter van het ongeluk, H. M.
de Koningin en de Prinses op 's Konings verjaardag over
komen, heeft, naar men aan het Vaderland mededeelt, ver
klaringen afgelegd omtrent de hulp, door den koetsier
Kabelaar bij het tot staan brengen van de paarden bewezen.
De elf jongens, die jl. Zondag uit het Rijks-opvoedings
gesticht te Alkmaar waren ontvlucht, zijn allen onder de
gemeente Schermerhorn gevat en weder naar het gesticht
teruggebracht.
Blijkens den thans verschenen Staat der Gewestelijke
Vereeniging Noordholland telt het Nederlandsch Onder
wijzers-Genootschap in dit gewest 31 afdeelingen, 53 hono
raire leden, 13 voorstanders en 697 leden. De afdeeling
Texel heeft 19 leden, Schagen en Helder ieder 26, Eenigen-
burg 11, Oudesluis 13, Alkmaar 31, Alkmaar-buiten 10
en St. Pancras 15 leden.
Te Egmond aan zee had jl. Maandag de aanbesteding
plaats voor de vergrooting der Prins Hendrik-stichting,
bestaande in het vervaardigen van acht bovenvertrekjes en
het vergrooten der keuken en bergplaatsen (raming f1900).
Ingeleverd waren 6 biljetten; de laagste inschrijver (aan
wien het werk is gegund) was P. De Graafï, aldaar, voor
f 1630.
De Koninklijke Maatschappij „de Schelde," scheeps
bouw- en werktuigenfabriek te Vlissingen, heeft over 1886
een winst gemaakt van f 51,171.96$, welk bedrag is be
stemd tot afschrijving en vermindering der in vroegere
jaren geleden verliezen.
In den toestand der Maatschappij kwam in 1886 een
aanmerkelijke verbetering; er kon geregeld met omstreeks
500 man gewerkt worden. Ook voor 1887 zijn de voor
uitzichten zeer bemoedigend.
De heer Veltman zal weldra zijn veertigjarige tooneel-
loopbaan herdenken. Op den herinneringsdag zal hij optreden
in „Don Carlos."
Het bericht, volgens hetwelk de diamanthandelaar, die
een belangrijk bedrag vermist, zou zijn gevangen genomen,
berust op een misverstand. Bedoelde heer is, naar ons
van goede zijde wordt geschreven, op vrije voeten en er
bestaat geen grond om aan te nemen, dat zijn verhaal in
strijd is met de waarheid. (Hld.)
De heer Van Doesburgh, predikant te Ingen, ontkwam
jl. Zondag aan een dreigend gevaar. Van Kesteren, waar
hij de godsdienstoefening had geleid, naar huis rijdende,
sprong het paard, schrikkende voor een aan den weg
liggenden boom, op zij en kwam in een sloot terecht. Het
rijtuig viel om en geraakte eveneens te water. Door
spoedig aangebrachte hulp werd de predikant uit zijn
gevaarlijken toestand verlost. Hij had kwetsuren aan aan
gezicht en handen bekomen.
Jl. Zondag werd, op verzoek van den stationschef te
Dordrecht, naar het politie-bureau overgebracht een Rus
sische Jood, die, hoewel behoorlijk voorzien van een plaats
biljet van Rotterdam naar Duitschland, naar de Dordr. Crt.
verneemt, uit den trein was verwijderd op verzoek zijner
mede-reizigers, en wel wegens zijne zonderlinge houding,
die bij hen het vermoeden deed ontstaan, dat de man
krankzinnig was. Dit was echter geenszins het geval,
zooals uit een geneeskundig onderzoek aan het politie
bureau bleek. De man verkeerde in rouw en had een
voudig» volgens Joodsch gebruik, zich de kleederen gescheurd.
De angst zijner medereizigers was dus geheel en al ongegrond.
Jl. Dinsdagmiddag is in het administratiegebouw van
de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij te Amster
dam aanbesteed het maken van gebouwen, tunnels, keer-
muren, perrons en verdere werken op het stations-empla
cement te 's Hage (raming f 313,000). Minste inschrijver
was de heer H. A. j. Taverne, te's Hage, voor f 278,400;
de hoogste inschrijving was f 327,000.
echter op den drempel staan.
Hertha zat of liever lag in den fauteuil bij het venster, de
handen krampachtig ineengeslagen en het hoofd achterover ge
worpen; maar onder de gesloten oogleden vloeide traan op traan
op hare wangen af, en in hartstochtelijk snikken gaf ze haar
hijgenden boezem lucht. De jonge verloofde weende, weende
even bitter en droevig als ze eens als kind had geweend, toen
de witte rozen, die aan haar vernielende kleine handen ontrukt
waren, tot den vuurdood veroordeeld werden.
„Hertha, lieve Hertha, wat scheelt je?" riep Gerlinde, verschrikt
op haar toesnellende.
Hertha zag op en wierp de vraagster een toornigen blik toe.
„Wat wilt ge? Waarom komt ge terug? Kunt ge mij dan
geen minuut alleen laten
„Ik wilde ik kwam je maar even halen," zeide het jonge
meisje, beschroomd achteruitwijkend. „Graaf Steinruck laat u
verzoeken om beneden te komen, daar er al een rijtuig op het
voorplein is."
Hertha stond op en streek zich met den zakdoek over het
gelaat. Iri*vóén moment waren haar tranen gedroogd en trad de
jonge gravin uiterlijk volkomen kalm voor den spiegel, om een
onderzoekenden blik op haar toilet te werpen. En toen nam ze
den ruiker rozen op.
„Nu, laten we dan maar gaan
Zij gingen. Het zijden kleed rnischte over de trap en
een paar minuten later traden zij de receptiekamer binnen,
waar de koningin van het feest reeds met ongeduld verwacht
werd.
Op het voorplein verscheen thans het eene rijtnig na het
andere en in de feestelijk versierde vertrekken begon het druk
en levendig te worden. Na verloop van een uur waren al de
genoodigden byeen, aan wie generaal Steinruck de verloving
van zijn kleinzoon met freule Hertha thans in alle vormen mede
deelde.
Raonl's voorhoofd was nu geheel onbewolkt, en hij scheen
slechts oogen voor zijne aanstaande te hebben, die zoo schoon,
zoo trotsch, zoo zegevierend naast hem stond en alle gelukwenschen,
alle complimenten met een glimlach in ontvangst nam. Men
vond dit niet meer dan natuurlijk en begreep evenzeer, waarom
het aangezicht van den ouden graaf, die |dat engagement persoon
lijk tot stand had gebracht, van geluk en blijdschap straalde.
Hij had met vaste hand saamgevoegd, wat door geboorte en
naam, door pracht en rykdom bij elkander behoorde, en het was
zulk een schoon, zulk een gelukkig paar!
Een sombere Octoberlncht welfde zich in de hoofdstad boven
de onafzienbare zee van huizen, die zich met elk jaar al verder
en verder uitbreidde. In de voornaamste straten heerschte, zooals
gewoonlijk, een druk vertier, en het onophoudelijk heen en weder
golven van de menschen, het rumoer en geratel van karren en
rijtuigen hadden iets bedwelmenda voor ieder, die uit het stil
en eenzaam gebergte en nu midden in dit roezemoezige leven
kwam.
Generaal Steinruck woonde in een der militaire, aan den staat
toebehoorendo gebouwen, waar hij al de vertrekken op de eerste
verdieping ter zijner beschikking had. Deze waren fraai, gedeelte
lijk zelfs weelderig gemeubeld, althans degene die door gravin
Hortensc bewoond werden; in dit opzicht onderwierp Steinruck
zich aan den smaak van zijne schoondochter en liet haar geheel
vrij om ook de huishouding naar haar believen in te richten,
terwijl hij voor het overige de teugels van het huis vast in
handen hield. Zyne betrekking veroorloofde hem op grooten
voet te leven, al hadden de inkomsten van het familiegoed weinig
te beteekenen.
De woonvertrekken van den generaal waren in tegenstelling
met die zijner schoondochter zeer eenvoudig gemeubeld, en vooral
zijn studeerkamer was op bijna Spartaansche wijze ingericht. Hier
heerschte geen gezellige schemering als in de salons; hier trof
men geen zachte tapijten en Perzische gordijnen aan; zelfs de
gewone bewijzen van kunstzin, schilderijen en standbeelden, ont
braken. Het volle daglicht viel door de hooge vensters; op de
schrijftafel waren papieren, correspondenties en boeken zorgvuldig
gerangschiktde meubels van licht cikehout, zonder eenig beeld
houw werk of ander versiersel en met donker leder bekleed,
waren zoo ordinair mogelijk, en de schilderijen aan de muren
hadden blijkbaar slechts persoonlijke waarde voor den bezitter
als familiesouvenirs. Het was een kamer om te werken, niet
om welbehaaglijk uit te rusten, en in haar strengen, byna over
dreven eenvoud kwam zij geheel met het karakter van haar
bewoner overeen.
Steinruck zat aan de schrijftafel en sprak met zijn kleinzoon,
die juist van Berkheim was teruggekomen, waarheen hij zijne
aanstaandeen hare moeder vergezeld had. Raoul scheen inder
daad een gelukkig minnaar te zijn; hij zag er vroolijk en opge
wekt uit, terwijl hij van zijn reis vertelde, en ook op het ernstig
gelaat van den graaf vertoonde zich een glimlachde vervulling
van zyn lievelingswensch stemde hem zachter en toegankelijker
dan anders.
Zij hadden over het aanstaand bezoek van Hertha en hare
moeder en over bet huwelijk gesproken, dat den volgenden zomer
voortgang zou hebben, en nu zeide Raoul:
„Gij zult mij nu wel moeten wegzenden, grootpapa, daar ge
op dit uur immers gehoor verleent aan uwe inferieuren
„Nog niet," antwoordde de generaal met een blik op de pendule.
„We hebben nog een kwartier den tijd en bovendien is er niets
bijzonders gaande niets dan een paar berichten en voorstellingen
van jonge officieren."
Hij nam een papier van de schrijftafel en zag het vluchtig
door; maar op eens betrok zijn gelaat en mompelde hij halfluid:
„O zoo!" Dus vandaag!"
(Wordt vervolgd.)