ons geleerd heeft. Aan het slot daarvan gaf de heer Heldt de volgende opsomming van hetgeen hij thans reeds noodig achtte op het gebied der arbeidswetgeving, in afwachting van nader onderzoek. 1. Uitbreiding van de wet op den kinderarbeid tot den leeftijd van 14 jaar, met overgangsbepalingen van 12 op 13 tot 14 jaar. 2. Verbod van nacht- en Zondagsarbeid, beperking van den arbeidsdag voor jongelieden beneden een zekeren leef tijd tot zulk een aantal uren, dat er gelegenheid overblijft tot het volgen van theoretisch onderwijs, alsmede van vak onderwijs voor jongens en van onderricht in de huishoude lijke zaken voor meisjes. Voorts geregelde wedstrijden ten behoeve van aankomende werklieden en ruime gelegen heid tot het volgen van voortgezet- en ambachtsonderwijs. Leerplicht is hoogst gewenscht niet alleen voor gewoon, maar ook voor voortgezet onderwijs tot den leeftijd, waar in de arbeid van jongelieden beperkt of geregeld is. Leerplicht is ook wenschelijk om den veldarbeid en de huisindustrie. 3. Als regel verbod van arbeid voor gehuwde vrouwen buiten de woning; in ieder geval verbod van arbeid voor dezen gedurende den nacht; voorts gelegenheid tot het bekomen van warm voedsel, des Zaterdags een halve dag vrij, in 't belang van de huishouding, en verbod om te werken gedurende 4 weken vóór en 4 weken na de bevalling. 4. Aanstelling van inspecteurs, speciaal belast met het houden van toezicht op de naleving der wettelijke bepa lingen op dit gebied en lot het geven van adviezen aan de Regeering, met het oog op eventuëele uitbreiding van de wet. 5. Toezicht op de werkplaatsen en de machineriën, te vereenigen met het bestaande toezicht op de stoomketels. 6. Verplichte verzekering ingeval van ziekte, ongeval of ouderdom, waartoe een gedeelte door de patroons en het andere door de werklieden zou behoorcn te worden gecontribueerd. In het vervolg is voor brieven of andere stukken, die aan den afzender om beter adres zijn teruggezonden en door dezen met een aangevuld, verbeterd of geheel nieuw adres opnieuw ter post worden bezorgd, opnieuw port en eventueel recht verschuldigd. :t Blijkt nader, dat de bedoeling van het wetsont werp tot verlenging van den diensttijd der militieplichtigen niet is, hen feitelijk in dienst te houden. Volgens het Vaderland, beoogt 't ontwerp alleen, aan de Regeering de bevoegdheid te geven hen, zoo noodig, voor den dienst op te roepen. De Rijks-commissie voor de examens ter verkrijging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardij schepen zal, aanvangende 12 April a. s., zitting houden te Amsterdam. Vóór 5 April moet schriftelijk en portvrij aangifte worden gedaan bij den voorzitter der commissie, den heer J. H. P. E. Kniphorst, te 's Hage. Zie voorts de Staatscourant van jl. Dinsdag. Met het oog om dezen zomer aan de jeugd een school feest te geven, zal te Wieringerwaard een fancy-fair gehouden worden op 1 Mei. Medewerking van vele belang stellenden is toegezegd. Door den districls-veearts te Alkmaar, den heer Hengc- veld, is tegen twee veehouders in Noordholland proces verbaal opgemaakt, wegens verzuimde opgave van besmet telijke ziekte onder hun vee. Jl. Maandag is een kind van een verver te Hoorn, terwijl de vrouw haren man uit de herberg ging halen, te dicht bij de kachel gekomen, waardoor de kleederen in vlam raakten en het arme wicht zulke ernstige brandwonden bekwam, dat het Dinsdag na een vreeselijk lijden is bezweken. De Gemeenteraad van Amsterdam keurde gisteren met 20 tegen 15 stemmen goed het voorstel om gedurende 3 jaren f 1500 's jaars aan de Zuiderzee-Vereeniging toe te staan. Zonder debat of stemming werden f 15000 beschikbaar gesteld voor de April-feesten. Het adres van minder hoog stond aangeschreven dan de wetenschap." Wehlau haalde de schouders op met al den trots van den geleerde, die geen beroep ter wereld zoo hoogschat als het zijne en de kunst als niet veel meer dan beuzelwerk be schouwt. „Nu ja, 't is wel aardig, schilderijen in zijn salons te hebben, dat zal ik niet tegenspreken, en gij hebt op Berkheim immers ook een geheele verzameling daarvan. Daar zal dat nieuwe product dan zeker ook nog wel een plaats vinden." De gravin zag hem verwonderd aan. „Gij schijnt het onderwerp van dat stuk niet te kennen, zooals ik merk. Weet ge niet, dat het voor de kerk te Sint-Michaël bestemd is?" „Voor de kerk?" vroeg Wehlau verrast. „Ja. 't Is het beeld van een heilige." Nu 'sprong de professor van zijn stoel op. „Wat zegt ge?" Schildert myn zoon de beelden van heiligen?" „Ja. Heeft hij u dat nooit verteld?" „Hij zal wel oppassen! En Michaël heeft zich ook geen syllabe daarover laten ontvallen, hoewel hij er toch zeker alles van weet!" „Natuurlijk want kapitein Rodenberg heeft daarvoor gepo seerd." „Nu, dat zal een mooie heilige zijn geworden!" barstte de professor met een grimmigen lach uit. „Michaël is daarvoor de rechte! Hebben de jongens het dan beiden in het hoofd gekregen Neem mij niet kwalijk, mevrouw Steinruck, ik voel dat ik ruw en onbeleefd word, maar dat gaat alle begrip te boven, dat is daar moet ik iets naders van weten!" Hij maakte een buiging en ging schielijk heen, zóó schielijk, dat hij bijna tegen een jonge dame aanliep, die, half door een gordijn verborgen, achter den stoel der gravin stond en hem verschrikt nakeek. „Komt ge eindelijk te voorschijn, Gerlinde?" vroeg de gravin, zich omkeerende. „Kind, hoe zal het gaan, als gij je den eersten keer, dat ge onder raenschen komt, achter de gordijnen verschuilt? Ge hadt een beroemd man uit de residentie lecren kennen, als gij je maar wat vroeger hadt vertoond." Het jonge meisje was inderdaad eerst op dit oogenblik te voorschijn getreden en vroeg nu beschroomd „Is die knorrige mijnheer, die zoo tegen die heiligenbeelden uitvoer „Een van de geleerdste en gevierdste mannen van ons land, en daarom moet men bij hem wel eenige barschheid door de vingers zien. Ook is hij nog al driftig en opvliegend van aard." Gerlinde zag nog altijd angstig den professor na. In het gesprek, dat zij mede had aangehoord, was geen naam genoemd, die haar cenigszins had kunnen inlichten, en nu kwam het ook niet daartoe, wijl juist het teeken werd gegeven, dat de tableaux vivants een aanvang zouden nemen, en het geheele gezelschap daarop naar de zaal stroomde, waar het tooneel was pgericht. (Wordt vervolgd.) Penning, om een onderzoek naar de vernieling van zijn Café te doen instellen door eene Raadscommissie, werd ter visie gelegd. Men schrijft aan de Leidsche Crt.: „Zou de lente in aantocht zijn? De wind was den 22 dezer warempel door het zuiden heen en het weerglas verscheidene graden gerezen. Ook van lieverlede komen er ooievaars afzakken, en wie weet de mensch hecht zich bij een zoo Siberische lentemaand soms aan eene kleinigheid misschien hebben deze nu wel het zoele weêr van den Nijl in den kop. Dat verlevendigt de hoop na zooveel bange uren van sneeuw en snerpende koude. Wat de weêrprofeten zeggen? Er moet nog veel storm komen en stroomen regen; de lucht heeft nu maanden achtereen den regen opgehouden. Welke voorspelling er gemaakt wordt? Veel nattigheid in de lente, zoo niet een kletsnatte zomer. Best mogelijk, zegt hierop de tuinder, komen die tijden, dan komen die" plagen; maar open weêr, om met den akkerbouw te kunnen voortgaan, is nu meer dan ooit gewenscht. Er was gespit, maar vruchteloos; de spinazie, die reeds hier en daar boven den grond stond, is afgevrorenen nu vragen sommige klanten spottender wijs of de snijboontjes al beginnen aan te komen, als men leest dat in het zuiden van Frankrijk jl. Maandag de thermometer nog 26 graden vorst aanwees! Een mooie boelmaar let op, als aan alle kanten der wereld zooveel aardbevingen ontstaan, dan is 't weêr slecht geluimd en speelt het een ieder leelijke streken." Het Wag. Weekblad waarschuwt tegen de overschat ting van de beteekenis der doleerende beweging in de Ned. Herv. kerk. Het getal kerkgebouwen, die tijdelijk in de macht der doleerenden zijn, is nog heel klein, slechts ongeveer een twintig. En wat beteekent dit in een kerk met bij de 1600 kerkgebouwen! Tot nogtoe kan men volgens 't blad op deze heele be- weging 't spreekwoord toepassen: „veel geschreeuw en weinig wol." Voor de Rechtbank te Arnhem is tegen zekeren B., die kunstboter in plaats van natuurboter had verkocht, twee maanden gevangenisstraf gerequireerd. De heer Mr. B. O., kantonrechter te Assen, is door het Kantongerecht te Groningen veroordeeld tot eene geld boete van f 5,wegens overtreding van de wet op de besmettelijke ziekten, in casu het naar school zenden van een zoon, toen reeds een der dienstboden lijdende was aan roodvonk. De Rechtbank te Middelburg heeft den heer P. J. Rienstra, predikant te Veere, veroordeeld tot f 50 boete, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens het schrijven van een stuk, dat met zijne onderteekening verscheen in de Middelb. Crt. en dat beleedigend werd geacht voor de eer en den goeden naam van eene vrouw, wier man in Octo- ber 11. terechtstond wegens poging tot moord. De vorst der laatste dagen heeft op sommige plaatsen in de Betuwe veel schade aangericht, daar vele aardappelen, welke reeds gepoot waren, bevroren zijn; o. a. van één landbouwer te Lienden niet minder dan 27 hectoliter. Het laatste nummer van „The Athenaeum," het bekende weekblad voor „Engelsehe en buitenlandsche letter kunde, wetenschappen, beeldende kunsten, mnziek-entooneel- kunst, brengt het bericht, dat Max Havelaar, de schrijver van „Multa Tuli," in Duitschland is overleden. Uit het „modebericht* der „Huisvrouw" ontleent men, dat onder de wollen stoffen de Engelsehe weefsels nog altijd de overhand behouden. Het zijn stoffen met fijne ruiten, streepjes en blokken. Daar de meeste juist dezelfde patronen hebben als de stoffen voor heerenpantalons, noemt men ze étoffes pantalons. Voor Parijsche toiletten worden samenstellingen gebezigd van zijde en cachemir, en wel in de nieuwe, wat opzichtige kleuren: vieux rose, vieux bleu, vert grenouille blouse, et cyclame. Buitenland. De Engelsehe admiraliteit heeft de uitrusting bevolen van het grootste en snelst varende dienstvaartuig „Hearty," ter bescherming van de Noordzeevisscherij. Het stoom schip vertrekt tegen het einde dezer maand. De Hertogin van Braganza (de Kroonprinses van Portugal) is jl. Dinsdag van een zoon bevallen. In Perzië moeten omstreeks het midden dezer maand gedurende 50 uren achtereen zulke stortregens gevallen zijn, dat de rivieren buiten hare oevers traden, een groot aantal huizen instortten (alleen te Teheran 470) en. vele personen het leven verloren. Te Breslau is eergisteren nacht de zoo beroemde Magdalena-kerk geheel door brand vernield. Het afsteken van vuurwerk bij de illuminatie was oorzaak van den brand. Wanneer eene vrouw ophoudt jong te zijn is door den prefect der Seine officiëel uitgemaakt, naar aanleiding van een legaat van 10,000 francs, in 1881 door eene weduwe Barbet vermaakt, en waarvan de rente elk jaar aan eene bekwame „jeune ouvrière célibataire" van goed gedrag moet worden uitgekeerd, welke bij gebrek aan geld niet trouwen kan. De prefect heeft thans beslist, dat de solli citanten niet jonger dan 21 en niet ouder dan 30 jaar mogen zijn. Keizer Wilhelm van Duitschland. Het feest van den 90sten verjaardag des Keizers werd jl. Dinsdagmorgen ingewijd door het luiden van alle kerk klokken en het blazen van koralen op den toren van het Stadhuis. De stad was prachtig getooid, vooral Onder de Linden en aangrenzende straten. Te 9 uur begaven de leer lingen van alle scholen zich in optocht met muziek naar de feestelijke godsdienstoefening. De kerken waren overvol, de straten Onder de Linden door eene talrijke menigte bezet. Te 10 uur ving de optocht der Duitsche studenten aan, die in eenige honderde rijtuigen voor het keizerlijk paleis voorbijtrok. De den optocht vergezellende muziek korpsen, in middeleeuwsche dracht gekleed en te paard, speelden het Duitsche en het Pruisische Volkslied en de „Wacht am Rhein." Gecostumeerde studenten te paard openden en sloten den trein, welks voorbijtrekken een vol uur duurde. Toen het eerste rijtuig naderde, vertoonde de Keizer zich aan het venster. De verzamelde menigte wuifde hierop met zakdoeken en hoeden, onder onafge broken toejuichingen en het zingen van het Volkslied. De Keizer groette herhaaldelijk. Hierop begon de feestelijke optocht der leden van het Koninklijk Huis en der aan wezige Vorstelijke gasten; vóórop reed de Kroonprins. 's Namiddags ten 1 ure gingen de stedelijke autoriteiten in indrukwekkenden optocht naar de Nicolai-kerk, waar na het zingen van het „Salvum fac regem" en het „Te Deum", de proost Brückner eene feestpreek uitsprak. Aan een particulier telegram van de N. Rott. Crt. uit Berlijn zijn de volgende regelen ontleend: In het paleis was de viering van den dag inmiddels reeds 's morgens ten 8 ure begonnen. Ofschoon de Keizer eerst na middernacht tot rust was gekomen, kwam hij toch, tot verbazing der aanwezigen, ten 8 ure frisch en in vollen uniform voor den dag en ontving eerst de voornaamste en intiemste leden van zijn dienstpersoneel. Dit zijn meest bejaarde personen en er volgde een roerend tooneel, toen de Keizer ieder hunner, onder eene vriend schappelijke toespraak, een souvenir ter hand stelde en hun gemeenschappelijken gelukwensch beantwoordde met te zeggen: „Het is Gods wil geweest, dat ik dezen dag heb mogen beleven; dit had ik nooit kunnen denken, en zoo God het wil, beleven wij wellicht nog zulk een dag." Alvorens hij nu de groote zaal binnentrad, waar eene groote menigte geschenken van alle kringen der bevolking lagen opgestapeld, werden eenige daartoe uitgenoodigde vertegenwoordigers der pers, onder geleide van den hof maarschalk, in staat gesteld, die te bezichtigen. Dit ge schiedde op nadrukkelijken wensch van den Keizer. ,Daar niet allen uit den lande mij kunnen bezoeken," had hij gezegd, „zullen zij althans allen kunnen lezen wat mij is ten deel gevallen." Gelijk ik reeds heb gezegd, geleek het geheele paleis, tengevolge der vele toezendingen bloemen, kransen, palmen, enz., op eene reusachtige tentoonstelling. Eenige steden, die bijzonder in bloementeelt uitmunten, als bijv. Erfort, hadden gezamenlijk geheele arrangementen gezonden. Men ziet overal in het gebouw schilden, kruisen, kussens, zelfs volledige behangsels, enz. enz., alles uit de kostbaarste bloemen vervaardigd. Daartusschen prijken versche groenten in sierlijke groepen. Een prachtig altaar is geheel en al samengesteld uit dónker bruine rozen, waarboven eene duif van witte hyacinthen zweeft. Ontelbare echt artistiek bewerkte adressen en kostbare voorwerpen uit alle oorden van Duitschland liggen op lange tafels uit gespreid, of op elkafir geschikt. Niet minder talrijke en kostbare geschenken kwamen er uit het buitenland, van aldaar woonachtige Duitsche vereenigingen en particulieren. Een zeld zaam geschenk is dat van de Vereeniging van bouwkundigen. Het is een groot „pièce de milieux", gemaakt van duizend jarig eikenhout uit het vermaarde Sachsenwald, bij Bis- marck's landgoed Friedrichsruh. Bijzondere aandacht trekt ook een gouden triomfwagen met witte seringen, viooltjes en rozen gevuld, zijnde een geschenk van het koninklijk corps de ballet. Daarnevens ligt een reusachtig album, op welks omslag in brillanten het cijfer 90 prijkt. Dit is aangeboden door het Duitsche Tooneelverbond en bevat in alphabetische orde de handteekeningen van 8000 tooncel- kunstenaars en kunstenaressen, die tot binnen- en tot buitenlandsche tooneelen behooren. Te 10 uur ontving de Keizer eerst de gelukwenschen van zijne naaste bloedverwanten. Dezen vormden, van zijn jongste achterkleinkind tot den grijzenden Kroonprins en de eenige nog levende zuster des Keizers, de 83jarige Hertogin van Mecklenburg, eene aantrekkelijke familiegroep, op welke de hoogbejaarde Keizer met welgevallen neerzag, en in wier midden, met de zeven achterkleinkinderen in zijne onmiddellijke nabijheid,hij den schitterenden vorstenstoet uit binnen- en buitenland, omstreeks 80 leden tellende van Europeesche vorstelijke geslachten, ontving om hunne gelukwenschen in ontvangst te nemen. Aan het hoofd der Vorsten kwamen de Kroonprinsen van Oostenrijk en Engeland en de Russische Grootvorsten Michaël en Wladimir. Nadat allen hunne wenschen uitgesproken hadden en de Keizer ieder persoonlijk de hand gedrukt had, trad de Keizer op zijn kleinzoon Heinrich van Pruisen toe, nam hem en Prinses Irene van Hessen aan de hand en wenschte dit jonge paar als verloofden geluk. Hoe krachtig de Keizer zich Dinsdag voelde, kan wel het best hieruit blijken dat, in weerwil dat de plechtigheid een paar uren geduurd had, hij nog de aanwezige Vor stinnen bij het afscheid nemen elk afzonderlijk tot aan de trap uitgeleide deed. Vervolgens begaf de Keizer zich, in levendig gesprek, naar een der nevenzalen, om aldaar de wenschen te ont vangen van de leden der hofhouding, die aldaar bijeen waren. Na afloop hiervan begaf de Keizer zich naar zijne vertrekken, om eenige oogenblikken te rusten. Her haaldelijk moest hij, zoowel vóór als na dezen rusttijd, aan het bekende hoekvenster verschijnen, omdat eene onbe schrijfelijke menschenmenigte, opgedrongen rondom het Friedrichs-monument, onafgebroken volksliederen zong en hoerah! riep. De rij van gelukwenschen werd besloten door die van v. Moltke en Bismarck, die 1£ uur na afloop der officiëele receptie gezamenlijk bij den Keizer verschenen en bij hem geheel alleen gcruimen tijd vertoefden. Deze bijzondere receptie der beide beroemde mannen, geheel afgezonderd van alle andere personen, die hunne gelukwenschen aanboden, was een duidelijke onderscheiding en eene keizerlijke hulde aan zijne twee beroemde en grootste medewerkers. Naar men zegt, heeft zoowel Moltke als Bismarck bij deze gelegenheid van den Keizer eene buitengewone persoonlijke onderschei ding ontvangen. Alle openbare vervoermiddelen, tramway's en omnibussen, waren met groen en kransen versierd. In den namiddag begon een dichte regen te vallen, die in den avond gedu rende de illuminatie steeds erger werd, maar niettemin was er in de straten een onbeschrijfelijk menschengewoel. De verlichting was dan ook op verscheidene punten tooverachtig. Een huis b. v. was door niet minder dan 1300 electrische gloeilampjes, in allerlei kleuren, verlicht. De Keizer schonk zijn ouden lijfarts, Dr. Lauer, 300,000 mark, met eene dankbetuiging en het humoristisch verzoek, om hem toch geen honderd jaren oud te laten worden, omdat de keizerlijke kas niet voldoende zou zijn voor eene nieuwe dotatie. (Bij des Keizers 80sten verjaardag kreeg Dr. Lauer 150,000 mark). Maar de Keizer wordt geen 100 jaar, zoo leest men in het Berl. Tgbl., doch slechts 96: dit is hem reeds twee keer voorspeld, door personen die van elkander niets wisten eens in zijn jeugd door een oude Zigeunerin, die hem in het geheel niet kende en hem al de heerlijkheden voor spelde die zijn deel geworden zijn, en eens door een jeug dige Weener gravin, die als somnambule optrad. De tijd zal het leeren!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2