HELDERSCHE NIEUWERIEPER COURAKT. en Advertentieblad voor Hollands Hoorderkwartier. 1887. N° 42. Jaargang 45. Vrijdag 8 April. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De vertrekdagen der mails naar Oost-Indië gedurende de maand April zyn als volgt 9 April Hollandsche mail (uit Amsterdam). 9 April Hollandsche mail (over Marseillc). 9 April Fransche mail (over Napels). 15 April Engelscho mail (over Brindisi). 19 April Hollandsche mail (over Marseille). 20 April Hollandsche mail (uit Amsterdam). 23 April Fransche mail (over Napels). 29 April Engelsche mail (over Brindisi). 30 April Hollandsche mail (uit Amsterdam). 30 April Hollandsche mail (over Marseille). Laatste buslichtingen aan het Postkantoor te Amsterdam: Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u. 'a morgensdrukwerken den vorigen avond 8.45. Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk werken 2 u. 's avonds. Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avonds; drukwerken 2 u. 'a av. Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgensdrukwerk 10 u. '8 morgens. Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg. Om van de aansluiting tc Brindisi zeker te zijn, is het raad zaam daags te voren, op hetzelfde uur, van^ de voorloopige ver zending gebruik te maken. Binnenland. Uit de residentie schrijft men aan het Z. D.: „Men heeft in den laatsten tijd weder allerlei onrust wekkende berichten verspreid nopens de gezondheidstoestand van Z. M. de Koning. „Tegenover de sensatie-tijdingen is het mij aangenaam zoo pertinent mogelijk te kunnen verzekeren, dat de Koning zich zeer wel bevindt; de nierpijnen hebben opgehouden. De geneesheeren ontraden Z. M. echter nog uit te gaan omdat het ongunstige weder, hetwelk zelfs jeugdigeen gezonde menschen aantast, zoo licht kwade gevolgen voor 's Konings toestand zou kunnen opleveren. Overigens kan worden geconstateerd, dat de Koning goed slaapt, met smaak eet en zijn werkzaamheden met lust verricht. Hij is des 33) SINT-MICHAËL. Door E. WERNER. Raoul zag hem half verontwaardigd, half verwonderd aan. Hy, de zoon en erfgenaam des huize9, had het nooit gewaagd zulk een toon tegen zijn grootvader aan tc slaan, en deze zou ook nooit of nimmer zulk een openlijk verzet hebben geduld. Van Rodenberg liet hij het zich zwijgend welgevallen. Wel trok hij de wenkbrauwen dreigend saam, maar nochtans verwaardigde hij zich tot een nadere verklaring. „Ik ben militair, evenals gij, en zal niets van u vergen, wat in strijd is met uwe eer. Meent ge van uw kant geen aan leiding tot dien twist te hebben gegeven?" „Neen!" Steinruck wendde zich thans tot zijn kleinzoon. „Raoul, ik verlang nu van u te vernemen of datgene, wat de kapitein als een beleediging opvat, toevallig of met opzet ge schiedde. In het eerste geval is de zaak afgedaan." Raoul begreep de bedoeling van dit gezegde, maar achtte het beneden zich van den hem aangeboden uitweg gebruik te maken. Voorbedachtelijk had hij den ander beleedigd, en alleen de vrees voor zijn grootvader weerhield hem dit openlijk te bekennen. Zoo bleef hij hardnekkig het stilzwijgen bewaren. „Het was dus met opzet," hernam de generaal langzaam, maar met bijzonderen nadruk op dit laatste woord. „Wel nu, dan zult ge die beleediging, die moedwillige beleediging, hier in mijne tegenwoordigheid intrekken." „Dat nooit!" riep Raoul met de grootste heftigheid. „Grootvader, drijf mij niet tot het uiterste! 't Is al meer dan genoeg, dat ik mij in het byzyn van de tegenpartij zóó iets laat zeggeneen vernedering laat ik mij niet opleggen. Kapitein Rodenberg, ik stel my ter uwer beschikking, bepaal tijd en plaats „Dat zal vandaag nog geschieden," zeide Michaël. „Mag ik mij verwyderen, Excellentie?" „Neen, ge blijft!" zeide Steinruck, terwijl hij eensklaps een vertrouwelijker toon aansloeg en tusschen de jonge mannen ging staan. „Ik merk, dat ik u beiden iets moet herinneren, wat gij vergeten schijnt te hebben. Ge zijt neven, en die bloedverwantschap zult ge ontzien! Menschen, die elkaar vreemd zijn, mogen in zulke gevallen het pistool ter hand nemen; de zonen van mijn beide kinderen moeten hun geschil op een andere manier uit maken." „Grootvader! Excellentie!" klonk het niet minder weer spannig uit Raoul's dan uit Michaël's mond, maar de generaal ging op strengen toon voort: „Zwijgt en hoort my aanl 't Is een familiezaak, waarmede het publiek niets te maken heeft, maar eenig en alleen het hoofd van het geslacht. Ik ben uw hoogste rechtbank, ik alleen heb in die zaak te beslissen, en ik verbied je haar met de wapens uit te maken. Het is myn bloed, dat u beiden door de aderen vloeit, dat ge nu wilt vergieten, en dit zal niet geschieden. Als hoofd van de familie, als grootvader eisch ik onvoorwaardelijk gehoorzaamheid van mijne kleinzonen!" Zijn toon en houding hadden iets zóó gebiedends, dat alle tegenstand onmogelijk scheen; het oude hoofd van het geslacht Steinruck wist zich gehoorzaamheid te verschaffen. Geen van de beide jongelieden sprak hem dan ook tegen. Raoul stond als met stomheid geslagen bij datgene wat hij hoorde. „Myn beide kleinzonenen„Mijn bloed, dat u beiden door de aderen vloeit Dat was immers een formeelc erkenning! Ook Michaël ge voelde dit, want daar flikkerde iets in zyne oogen; maar het was geen tinteling van geluk, en zijn houding werd nog stijver en strakker. Hy zeide echter niete. ochtends reeds vroeg bij de hand en geeft van groote opgeruimdheid blijk. „Er worden altijd lieden gevonden, die liefst het ergste denken en verspreiden. Zoo heeft men nu weder uit het feit, dat de Koning te kennen gaf, dat hij liever niet, bij zijn verblijf te Amsterdam, van de eerewacht, welke zich zou gevormd hebben, gebruik zou maken, afgeleid, dat de toestand van Z. M. minder gunstig was. Niets is echter minder waar dan dat. De waarheid is, dat Z. M. persoonlijk de eerewacht wel zou hebben willen aanvaarden, doch zijn geneesheeren waren daar in zooverre tegen, dat een eere wacht wellicht aanleiding zou geven, dat de Koning meer nog dan anders uit zou gaan, en dit oordeelde men niet raadzaam. De artsen des Konings vonden er geen bezwaar in, dat Z. M. zijn gewoon bezoek aan de hoofdstad zou brengen, doch zij adviseerden, dat Z. M., uit voorzorg, zich niet zou vermoeien. De Koning zal dus te Amsterdam wellicht niet bij al de feestelijkheden kunnen zijn." Het verslag van den staat der hooge-, middelbare- en lagere scholen over 1885/86 is in druk verschenen. Dit uitvoerig verslag bevat, wat het lager onderwijs betreft, ditmaal een vijfjarig overzicht van het gehalte van het onderwijs in elk der leervakken, in art. 2 der wet van 1878 vermeld. JI. Vrijdag werd te Kolhorn eene Nuts-vergadering gehouden, waarin de heer K. Vries, van Winkel, geheu- genis-proeven heeft afgelegd. Het publiek noemde achter eenvolgens 59 woorden, welke van voor tot achter en omgekeerd zonder eenig haperen werden opgenoemd. Meer dan een uur later werd zulks nog eens herhaald beurtelings, van begin en einde af, zoodat in 't midden werd geëindigd. Het Vaderland meldt, dat te's Hage een der ooievaars van de Vischmarkt in den ouderdom van 70 jaren is over leden. Het verbazend oude dier is zeker op 1 dezer gestorven. De sergeant Dekker, van het Militair Hospitaal te 's Hage, is voor den tijd van één jaar als hoofdopzichter gedetacheerd bij 's Rijks Krankzinnigengesticht te Medemblik. „Raoul is de schuldige, hij stemt dit zelf toe," nam Steinruck wederom het woord. „In zijn naam verklaar ik u, Michaël, dat hij elke beleediging, die hem uit den mond mocht zyn gevallen, terugneemtdaarentegen zult gij van uw kant die stugge houding laten varen, die ook een soort van uitdaging i3. Stelt ge u daarmee tevreden. „Als graaf Raoul dit bevestigd dan ja!" „Dat zal hij doen Raoul!" De jonge graaf antwoordde niet. Tandenknarsend en met gebalde vuisten wierp hij een blik vol doodelijken haat op zijn tegenstander. Blijkbaar was hij van plan zyn grootvader te trotseeren. „Nu?" vroeg deze na een korte poos. „Ik wacht." „Neen ik wil niet!" viel Raoul uit; maar nu kwam de generaal vlak vóór hem staan, de oogen onafgewend op zijn aan gezicht gevestigd. „Ge moet willen, want ge hebt ongelyk. Als Michaël de beleedigcr was geweest, zou ik hetzelfde van hem eischen, en hij zou gehoorzamen; nu gij het waart, moet gij toegeven. Ik ver lang niets meer dan een eenvoudig „ja." Zult ge myn woorden bevestigeD of niet?" Raoul wendde nog een laatste poging aan om by zijn verzet te blijven, maar die vlammen schietende oogen schenen een onweerstaanbare macht op hem uit te oefenen. Het was het ecnige, waarmede zyn grootvader hem kon dwingen, en evenals altyd bezweek hij daarvoor. Na een paar seconden bracht de jonge graaf het verlangde „ja" uit, half gesmoord, bijna onver staanbaar, maar het was gesproken. Michaël boog het hoofd. „Ik trek mijn uitdaging in de zaak is geëindigd." Steinruck haalde diep adem. Hij was toch niet zóó ongevoelig als hij zich voordeed. Die zucht van verlichting verried, wat hij had uitgestaan by de gedachte, dat zijn beide kleinzonen elkander werkelijk op leven en dood zouden bevechten. „En geeft elkaar nu de hand!" ging hij op wat zachter toon voort, „en denkt er in het vervolg aan, dat gij van een en den zelfden stam zijt, al moet dit ook, zooals tot nu toe, voor de gehcele wereld een geheim blijven." Maar Raoul's gehoorzaamheid had haar uitersten grens bereikt. Met een vijandig gebaar wendde hy zich af, en ook Michaël trad achteruit. „Met uw verlof, Excellentie op dit punt zult gij ons wel volkomen vrij moeten laten. De graaf is niet tot verzoening geneigd, zooals ik zie, en ik ben dat evenmin. Ik beloof hem, van mijn kant geen aanleiding te zullen geven tot hernieuwing van den twist de familiebetrekking slaan wij beiden zeker even onvoorwaardelijk af." „Waarom? Is mijne erkenning je dan nog niet voldoende?" riep Steinruck toornig uit. „Een erkenning, die alleen de nood, alleen de vrees voor een publiek schandaal u heeft afgedwongen, die geheim moet blijven, omdat ge u voor de wereld daarover schaamt neen, die vol doet mij niet! Graaf Raoul heeft levenslang de liefde van zijn grootvader genoten, hij kan zich ook aan diens bevelen onder werpen ik ben van der jeugd af verstooten, verloochend geworden elk uur van mijn leven heb ik het moeten voelen, dat de Stein- rucks mij niet van gelijke geboorte beschouwen en mij uit hun kring verbannen, zooals zij dit ook thans nog doen. Hier op deze zelfde plek hebt gij mij verklaard, dat onze bloedverwant schap voor u niet bestaat, en van myn kant herhaal ik nu dat woord. Ik wil niet in het geheim en als een gunst ontvangen, waarop ik ten aanzien van de geheele wereld recht heb, en al erkent ge mij als uw kleinzoon, nooit zal ik u grootvader noemen nooit van mijn leven l En nu verzoek ik den generaal graaf Bij den biljartwedstrijd, van 13 Febr. 11. tot 3 dezer bij den heer K. Van der Oord, te Heer-Hugowaard, ge houden, werd de prijs gewonnen door den heer K. Blom, van Broek op Langedijk, met 174 punten, terwijl de heer D. Nierop, van Nieuwe-Niedorp, met 139 punten de premie behaalde. Als een bewijs, hoe geducht de veeprijzen in de laatste twee jaren zijn gedaald, meldt men uit Renkum, dat vette koeien en vaarzen, die toen werden verkocht voor f 200, thans niet meer kunnen gelden dan f 140 en f 150 per stuk, van dezelfde kwaliteit en zwaarte. Onder voorzitterschap van kolonel Moerman (van de Vereeniging „Frederik Hendrik" te Delft) had jl. Maandag de 18de jaarlijksche algemeene vergadering plaats van den Nederlandschen Weerbaarheidsbond, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht, welke vergadering, met eene daaraan voorafgegane van het centrale comité, duurde van 11 uren tot ruim 6 uren 's avonds. In de plaats van Mr. IJ. Van Nooten, die zijn mandaat als lid van het centrale comité niet had aanvaard, is gekozen de heer J. H. Van Boelen van der Haer, terwijl ter be noeming van twee leden van het centrale comité de beide aftredende leden, de heeren Moerman en Beelaerts van Blokland, met meerderheid van stemmen herkozen werden. Verder zijn tot eereleden van den Bond benoemd de heeren: R. J. Graaf Schimmelpenninck van Nijenhuis, oud- commissaris des Konings bij den Nederlandschen Weerbaar heidsbond ('s Gravenhage); kolonel W. H. Doorman (Leiden); C. J. G. Baron van Iiardenbroek van 's Heerenberg en Berg-Ambacht ('s Gravenhage!; Mr. F. Baron Van Hogen- dorp ('s Gravenhage): J. A. Kolff (Arnhem); Mr. G. R. Merkus (Utrecht); Mr. W. L. Schifïer (Nijenrode), en Jhr. J. G. F. Van Spengler ('s Gravenhage). Al deze heeren, waarvan de laatste zeven oud-leden zijn van het centrale comité, hadden twintig jaren de belangen van den Bond op onderscheidene wijzen voorgestaan. Nog zijn de leden van het Metalen Kruis te Helder, eene uitstervende Steinruck, mij te mogen verwijderen." Hy zeide dit, volkomen meester van zichzelf, maar zijn stem had een klank, die Raoul verrast en verbaasd deed opzien, daar hij zijn grootvader meende te hooren. De gelijkenis was inder daad nog nooit zoo opmerkelijk geweest als nu, terwijl beiden met opgeheven hoofd tegenover elkander stonden. Blik en houding, alles getuigde voor de zoo even verloochende bloedverwantschap, en ook de onwrikbare stijfhoofdigheid getuigde daarvan, die de kleinzoon van zyn grootvader had geërfd. Hy was diens verjongd evenbeeld. „Ga dan maar!" zeide de generaal stug en trotsch. „Gij wilt alleen den superieur in mij zien wel nu, ge zult dien in het vervolg vinden. Rodenberg groette hem en groette ook zijn neef, waarop hij de kamer verliet. Hier bleef nog eenige minuten een drukkend stilzwijgen heerschen; eindelijk trad Raoul naderby. „Grootvader!" „Wat wilt ge?" vroeg Steinruck, wiens oogen nog altyd op de deur waren gevestigd, die zich reeds laDg achter Michaël gesloten had. „Ik geloof, dat gij nu een voldoend staaltje hebt gehad van den trots van uw „kleinzoon," zeide Raoul, terwijl hij dit laatste woord met bitteren hoon uitsprak, 't Was waarlijk allerverwaandst, zooals hy uwe erkenning afwees en ons de bloedverwantschap letterlijk voor de voeten wierp. En voor dien man hebt gij mij gedwongen my te vernederen!" „Ja, die Michaël is zoo hard als ijzer!" mompelde Stein ruck. „Hij is niet te dwingen, noch door goedheid, noch door geweld." „En daarbij lijkt hij sprekend op u," ging Raoul voort, die verstoord en verbitterd als hij op zijn grootvader was, de gele genheid niet wilde laten voorbijgaan om hem ook een hatelijk heid toe te voegen. „Ik heb dat vroeger nooit opgemt.'-*. maar straks, toen hij daar tegenover u stond, was die gelijkenis bijna schrikwekkend." De generaal wendde den blik langzaam van de deur af en liet dien op zyn kleinzoon rastenmaar daar lag iets raadsel achtigs in. „Hebt gij dat ook gevonden Ik heb 't al lang ont dekt." Die kalmte was Raoul onbegrijpelijk. Hy had een knor rige tegenspraak, een stellig ontkennen van die gelijkenis ver wacht. Zijne verwondering ontging den graaf niet en, schielyk van onderwerp veranderend, zeide hij op zijn ouden, gebiedenden toon: „Om het even! Het geschil tusschen u beiden is nu vereffend, en gij zult wel oppassen w.eer opnieuw te beginnen. Vermijdt elkander in het vervolg; dat zal je niet moeilijk vallen. Laatmy nu alleen." Raoul ging heen, maar met brandenden wrok in de ziel. Tot hiertoe had Michaël slechts zijn trots geprikkeld en zijne ant: pathie opgewekt, nu haatte hij hem met al de kracht, die in hem was. Misschien had generaal Steinruck beter gedaan, als hy hem die vernedering niet had opgelegd. Hiermede had hy voor goed de brug tusschen de beide neven afgebroken; dit kon niet weer vergeten worden. Hertha was alleen. Zij stond voor het venster van hare kamer en tuurde onafgebroken naar buiten, maar ze zag niets van al de drukte en beweging, die in de groote hoofdstraat hoerschten. Angstig en met gespannen verwachting wendde zy den blik slechts naar dien kant, waar de woning van den generaal was gelegen. Deze had beloofd haar nog in den loop van den voor middag eenig bericht te doen toekomen. Als het hem werkelijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1