schip Prinses Amalia, op de reis van Amsterdam naar Batavia, terwijl het in het Suez-kanaal voer, brand ontdekt in het achterruim, die met eigen middelen is gebluscht. Een later bericht luidt: Genoemd stoomschip is den 13 dezer te Suez aangekomen en zal aldaar repareeren en de beschadigde lading lossen. Door den brand, die in het onderruim is ontstaan, werd de lading aldaar beschadigd. De bezaansmast is niet gevallen, doch is ligt beschadigd. Naar de N. Rott. Crt. verneemt, zijn de directeuren en commandanten der Marine door den Minister van Marine uitgenoodigd de noodige maatregelen te doen nemen, om te beletten dat in de nieuwsbladen steeds berichten voorkomen omtrent de beschikkingen, uitgaande van zijn Departement ten aanzien van 's Rijks werven. Blijkens op 10, 11 en 12 dezer van den Gouverneur- Generaal van Nederl.-Indië ontvangen telegrammen, is op 4 dezer een bende van 150 vijanden binnen onze linie in Groot-Atjeh geslopen. Na een hevig gevecht met onze troepen vluchtte de vijand, die 33 dooden bekwam, waarvan hij er zeventien op het terrein achterliet. Aan onze zijde sneuvelden vijf minderen en werden gewond dertig minderen, alsmede drie officieren, kapitein Bujs, en de luitenants Cornelius en Van Deventer, de beide eerstgenoemden zeer licht. Van de gewonde mindere militairen zijn er later nog zeven over leden. De toestand der overigen was gunstig. Voor de verkiezing van een lid der Tweede Kamer in het hoofdkiesdistrict Delft zijn uitgebracht 1202 geldige stemmen. Herkozen is de heer J. C. Fabius met 1185 stemmen. f Men schrijft ons van Texel, dd. 13 dezer: „In den nacht van Dinsdag op Woensdag strandde in de buitengronden van Eierland, een ijzeren barkschip, naar gissing 600 last, welk schip door eene Engelsche sleepboot werd getrokken en vermoedelijk naar Hamburg bestemd was. 's Morgens te 6 ure werd het schip door de stoom boot in vlot water gebracht en vervolgde de reis. Oogen- schijnlijk had de bark geen schade bekomen.' De Noord- en Zuidhollandsche Stoomtramweg-Maat schappij HaarlemLeiden keert over 1886 een dividend uit van 5.6 pet. f 14 per aandeel van f 250. 4 obligatiën k f 1000 werden voorts uitgeloot. Dr. A. Kuyper en Dr. F. L. Rutgers, ontzette ouder lingen, en de andere ontzette kerkeraadsleden te Amsterdam zijn thans door het provinciaal kerkbestuur van Noord holland vervallen verklaard van het lidmaatschap der Ned. Herv. kerk. Jl. Vrijdag werd te Delft de eerste algemeene ver gadering gehouden van leden der „Vereeniging van voorstanders eener Nederlandsche Octrooi wet.' Besloten werd de koninklijke goedkeuring te vragen op de statuten, ten einde zich ter gelegener tijd met een adres aan de Regeering te wenden tot wederinvoering hier te lande van de sinds 1869 afgeschafte octrooien voor uitvindingen en verbeteringen. De Vereeniging telt thans reeds 80 leden. Tot leden van het bestuur werden gekozen de heeren A. Huet, mr. Gerard W. Schimmel, G. A. A. Middelberg, mr. C. Mirandolle en H. W. E. Struve. De tweelingzusters De Held, te Rotterdam, beiden weduwe, hebben Paaschmaandag samen in goede gezond heid hun 86sten verjaardag gevierd. Jl. Woensdagavond ten half zeven ure was men genoodzaakt den sneltrein, komende van Rotterdam, te Delft te doen stoppen, ten einde een beschonken marinier, die met zijn medereiziger aan 't vechten was, er uit te zetten. De man was daarna zoo woest, dat hij aan armen en voeten gebonden, op een handkar naar de hoofdwacht moest worden gebracht. Als een bijzonderheid wordt uit Windesheim gemeld, dat een paard van den landbouwer Jan Holtland twee veulens heeft ter wereld gebracht. Het zwarte en het bruine blesje zijn beiden zoo gezond mogelijk. Een belangrijk artikel komt in het Hld. voor, onder den titel: /Handel in wier.' De schrijver schetst de wijze, waarop het visschen, uitverschen, drogen en persen van wier geschiedt, en toont aan, dat de wierhandel voor de bewoners van Texel, Wieringen en Terschelling geen onbe langrijke zaak is. De voordeelen, daarbij te behalen, komen, volgens den schrijver, zeer veel minder ten goede aan de visschers en drogers, dan aan de pachters. De schrijver uit daarom den wensch, dat er verandering mocht worden gebracht in den tegenwoordigen toestand en dat de Regeering, in plaats van de wierwaarden te verpachten, consenten deed uitreiken aan de visschers, tegen eene kleine vergoeding, berekend naar de lasten-inhoud van het vaartuig. Iedere maaier kon zich dan associëeren met een droger. Ze dreven dan hunne eigene zaak en de wierprijzen zouden stellig door de concurrentie dalen, ten minste als de visschers en drogers geen afspraak maakten, voor een vasten onderling te bepalen prijs te verkoopen. Een gansche klasse van nijvere huisvaders, die nu een schraal bestaan voortslepen, zou door dien maatregel gebaat zijn, even als de mindere klasse. De schrijver herinnert, dat de ontvangers der registratie en domeinen te Texel en Helder voor eenige jaren, op last der Regeering, een onderzoek hebben ingesteld omtrent den wierhandel en wat daarmede in betrekking staat. Van 't voorstel van eerstgenoemde, om consenten te doen uit reiken, is niets gekomen. De Commissie van enquete zou nu, meent de schrijver, hare aandacht aan deze zaak kunnen wijden, en dan zou het haar blijken, dat er eene groote onbillijkheid bestaat in het gedwongen bewaren van het wier, totdat de pachter het van de hand kan doen, terwijl de arme werkman in middels op zijn zuurverdiend loon moet wachten. Onder geschutgedonder en het gejuich van eene ontelbare menigte, deed het vorstelijk gezin jl. Dinsdag namiddag zijn intocht te Amsterdam. Z. M. was in admiraalsuniform, de Koningin droeg een kleed van donkerbruin fluweel, terwijl het Prinsesje in lilazijde was. Ter audiëntie is aan Z. M. den Koning een adres aan geboden, waarin er op aangedrongen wordt, den heer F. Domela Nieuwenhuis gratie te verleenen, daar diens gezond heidstoestand in de gevangenis te Utrecht veel te wenschen zou overlaten. Hét was een Paaschfeest, zoo meldt men o. a. uit Amsterdam aan de Haarl. Crt., als bij menschenheugenis hier niet is gevierd. Feest voor alle gezindten en allen even gezind om deel te nemen aan de hulde, den 70jarigen Oranjevorst bereid. Ook de Oranjezon was, na de stormen der laatste dagen te hebben doorworsteld gelijk de Oranjezonen door zoovele eeuwen heen glorierijk te voorschijn getreden en ziedaar dan natuur met stad en burgerij in feestgewaad. Geen blad, groot genoeg, geen pen misschien in staat om recht te doen wedervaren aan zooveel huldebetoon, waarvan de stad, aan zooveel orde, kenmerk van innige deelneming, waarvan de burgerij getuigde. Hoe waardig en schitterend tevens is de kwade geest, lang genoeg door heethoofden en geestdrijvers bij sommigen opgewekt, ontwapend. Op de drukke punten van het verkeer, waar vroeger de uitventers van een opruiend blad het volk te hoop schreeuwden, galmt nu uit den mond van honderden kooplui de naam Oranje, in verband met strikjes en gidsen, die ze aanprijzen met allerlei improvisatiën, in dicht en ondicht, ter eere van den gevierde. Het jonge volkje, jongelui van Liedertafels, studenten, ontmoet men te voet en in rijtuigen, bij troepen, om het luidst zingende, zonder dat „kennelijke staat' hunne opgewondenheid in verdenking brengt. De levendigste tegenstelling bieden de plaatsen, waar in Juli en Februari 11. de gisting en woeling het hevigst waren. Als de palm des vredes op het oorlogsveld, is op de plaatsen in den Jordaan, waar negen maanden geleden baricades werden opgeworpen, roode vanen geplant, de politie met stok en sabel op de steenenwerpers moest inslaan, de militaire macht van alle wapens handelend moest optreden, op die plaatsen juist is het nu het volst met groen en bloemen en eerepoorten, die te zamen de hulde vormen aan Neêrlands Koning. Amsterdam heeft zich bij zijne feesten nog zelden zoo groot en zoo grootsch getoond als thans. Gemeenteraad van Schagen. Zitting van Woensdag 13 April 1887. In deze zitting werd, na voorlezing en goedkeuring der notulen van de vorige zitting, mededeeling gedaan van: a. Missive van HH. Gedep. Staten, waarbij goedgekeurd worden teruggezonden de kohieren van den hoofdelijken omslag en de belasting op de honden; schip van de kerk en wierp een breede gouden streep op het hoogaltaar. Het schilderstuk miste al het oude, traditioneele bijwerk van zyn voorganger; van boven zag men geen geopenden hemel met een glorie van engelenkopjes, van onder geen vlammen spu- wenden afgrond: alleen de twee levensgroote figuren kwamen krachtig en indrukwekkend op het doek uit. Daarboven niets dan de helderblauwe aether, als van gouden zonlicht doorstroomd, daaronder een sombere kloof, waaruit eeuwige nacht en duisternis den beschouwer aangrijnsden. Uit de hoogte neergestort en in zijn val reeds den rand van den afgrond beroerend, richtte de satan zich nog ééns met een laatste wanhopige inspanning op. Hij was echter niet het ge hoornde en slangachtige monster uit de sage, maar een mensche- lijke gedaante met uitstekend schoone vormen en donkere vlerken als van een nachtvogel. Wel spraken uit dat aangezicht smart en woede en angst tevens voor de macht, die hem had overwel digd, maar in den opgeslagen blik lag een uitdrukking van diepe wanhoop, van smachtend verlangen naar het licht, dat ook hem had omstraald en nu daar beneden in dien eeuwigen nacht voor hem was verloren. Het was Lucifer, de gevallen engel, die nog bij zijn ondergang een afschijnsel vertoonde van wat hy ééns was geweest. Boven hem, in dien diepen, helderen hemel, zweefde Sint- Michaël in schitterende wapenrusting, door twee groote vleugels, als door adelaarswieken omstuwd, en evenals een adelaar streek hij ook uit den hoogen op zijn vijand neer. De rechterhand zwaaide het vlammende zwaard met het kruisvormig gevest, en vlammen schoten ook uit de groote blauwe oogen, terwijl de haren, als losgewoeld door de onstuimige vaart, hem om het voorhoofd zwierden. Blik, gelaat, houding: alles getuigde van den heeten strijd, alles ademde dood en verderf, en toch was de geheele figuur van den aartsengel als gedoopt in schitterend licht, dat den zegevierenden kampvechter om straalde. „In deze omgeving maakt die schilderij een geheel anderon indruk," zeide Hertha, terwijl zij den blik nog altijd daarop hield gevestigd. „Veel ernstiger, maar ook veel grootscher! Die aartsengel heeft iets ontzagwekkends't is alsof men hem verdel ging en vernietiging ziet ademen! Ik vrees alleen, dat het berg volk die opvatting niet zal begrypen en dat het nog wel eens naar het oude heiligenbeeld met zyn statigheid en onbeduidendheid zal terugverlangen." „Dan kent ge onze Alpenbewoners niet," kwam Rodenberg hiertegen op. „Juist deze voorstelling begrijpen zij beter dan elke andere, daar dit hun Sint-Michaël is, die in storm en on weer over hun bergen en dalen heenvaart en wiens bliksem stralen flikkeren en dooden. Hij is niet de aartsengel van de kerklegende, maar die van het volksgeloof in zijn oudsten vorm. Gij hebt mij eens van ketterij beschuldigd, toen ik daarin den ouden heidenschen lichtcultus en den oud-Germaanschen dondergod wilde zien. Maar ge merkt, dat ook myn vriend myne opvatting deelt; hy heeft zijn Michaël iets van Wodan gegeven." „En professor Wehlau heeft u beiden die opvatting ingeprent," viel Hertha in, op verwijtenden toon. „Hy kan en wil nu ééns niet dulden, dat zijn zoon een wezenlijk heiligenbeeld zou hebben geschilderd, en nu moet daaraan volstrekt een heidenschen en Germaanschen uitleg gegeven worden. Alsof het volk in Sint- Michaël alleen den wreker ziet! Morgen op het feest van zijne openbaring, dan daalt hij voor hen slechts als weldoener van den Arendswand af, dan treft zijn vlammend zwaard slechts den bodem en geven de vonken, die daaruit te voorschijn komen, aan de aarde nieuwe kracht en nieuw leven. Juist vandaag heb ik die mooie legende weer opnieuw gehoord." „Nu, ditmaal schijnt hy onder wind en storm af te dalen," hernam Michaël. „Het loeit en raast nu al rondom de bergtoppen en naar alle waarschijnlijkheid zendt de Arendswand ons heden nacht een van die lentestormen op het lijf, die in den ganschen omtrek gevreesd worden. Ik ken de voorboden." Als om zijn woorden te bevestigen, verhief de wind daarbuiten zich al luider en heftiger. Het klonk thans niet meer als orgel spel, maar als het doffe bruisen van de zee, dat nü toenam, dan langzaam wegstierf. Daarbij ging de zon, slechts door dunne wolken omringd, vuurrood onder en dompelde de geheele kerk in gloed. De oude, verbleekte schilderyen tegen de muren, de beelden der heiligen aan de zuilen en pilaren, de kruisen en kerkvaandels, alles verkreeg een wonderlijk, spookachtig leven in dat roode, flikkerende schijnsel. De engeltjes aan de trappen van het hoogaltaar schenen zacht de wieken te bewegen en de breede gouden streep, die op het altaarstuk viel, ging in een purperen schijnsel over, dat al hooger en hooger steeg. De rots kloof en Lucifer verzonken langzamerhand in schaduw en duisternis, terwijl Sint-Michaël's forsche gestalte met de arendsvleugelen nog als door een stralenkrans was omgeven. (Wordt vervolgd.) b. Proces-verbaal van opne ming der boeking en kas des gemeente-ontvangers, op den i'ïl Maart 11., waaruit bleek, dat op dien datum in kas moesit zijn en is bevonden de som van f 4424.531L c. Missive van de Maatschappij voor Gemeente-crediet te Amsterdam, houdende kennisgeving dat het der gemeente komend dividend over 1886, - als aandeelhoudster in het Maatschappelijk kapitaal, bedra.agt f 175.50; d. Idem van mevrouw de wtbd. Ensing, houdende mede deeling van het overlijden haVars echtgenoots, in leven gemeente-geneesheer alhier. Welke missives en verbaal worden aangenomen voor kennisgeving. Door den Voorzitter werd datrrna medegedeeld, dat zich voor de vacante betrekking v;an plaatselijk geneesheer alhier, drie sollicitanten haddenV aangemeld, namelijk de heeren: De Boer, van Medemblik", Kortland, van Utrecht, en Hammes, van Wognum, vam welk drietal na kennis geving van de bekomen inlichti ngen betrekkelijk sollici tanten, door den Raad werd be|noemd de heer De Boer, eerstgenoemd. In verband met.; deze benoeming, werd besloten dat mevr. de wed. Ensin^g zal worden verzocht, de gemeentelijke doctorswoning, mets 1 Mei a. s. voor den nieuwbenoemde beschikbaar te willen stellen. Nog werd door den Voorzitter medegedeeld, (dat door B. en W., ter voorziening tijdens de vacature in die gemeentelijke armen- practijk enz., eene overeenkomst was getroffen met den heer Dr. Adriani, te Sint-Maartensbrug; welke handeling door den Raad werd goedgekeurd. De Voorzitter deelde vervolgen» mede, dat voor de betrekking van onderwijzer met acté voor de Fransche taal, alhier openvallende door het aanstaand vertrek van den onderwijzer, den heer Otter, zich vier sollicitanten hadden aangemeld. De Raad besloot, twee daarvan te doen op roepen, ten einde proeven van praktische bekwaamheid te komen afleggen. Hierna volgde de lezing van een brief van den brandspuit fabrikant, den heer H. Beider, te Amsterdam, waarbij deze opgaf, dat de kosten voor de reconstructie van eene der hier aanwezige oude brandspuiten zouden bedragen f 134. De beslissing, of daartoe zal worden overgegaan, werd aangehouden, daar het vragen van nadere opgaven aan den heer B. door den Raad werd noodzakelijk geacht. De Raad bepaalde wijders, dat wij ook dit jaar weder kermis zullen hebben, en wel van den 20 tot en met 28 Juni a. s. Het rapport der Schoolcommissie, betrekkelijk den toe stand van het lager onderwijs in deze gemeente gedurende het jaar 1886, waarvan de behandeling in de vorige zitting was aangehouden, werd thans andermaal gelezen. Twee punten daarin gaven aanleiding tot discussie, namelijk het weinig gebruik dat van het herhalings-onderwijs (dezen winter slechts door zeven leerlingen) werd gemaakt, en den wensch der Commissie dat het schoolgeld voor onderwijs in de Fransche taal verlaagd zou worden, in zóó verre, dat, wanneer uit één gezin meerdere kinderen dit genieten, voor één kind wel het volle, maar voor de andere minder schoolgeld zal verschuldigd zijn. Omtrent de herhalings school oordeelde de Raad, dat deze met het oog op de bestaande wetsbepaling, dient te blijven bestaan; wat betreft het schoolgeld werd besloten de behandeling van dit punt aan te houden tot eene volgende vergadering. Bij de nu volgende rondvraag besprak de heer Govers de noodzakelijkheid, dat de jonge boomen langs den Stations weg een weinig moeten worden gesnoeid. De Voorzitter antwoordde, hieromtrent vooraf het oordeel te willen hooren van den eerstdaags te verwachten boomkweeker, de heer Loef, van Boskoop. Daarna werd de vergadering gesloten. De Stoomvaart-Maatschappij Zeeland. Met 1 Juni a. s. zal de veelbesproken en lang beraamde invoering van een dagdienst, tevens een nachtdienst, een feit zijn. Te beginnen met dien dag, biedt de Stooravaart- Maatschappij „Zeeland" gelegenheid, om eiken ochtend en eiken avond (ook op Zon- en feestdagen) de reis van en naar Vlissingen, naar en van Engeland te ondernemen. Deze gebeurtenis prikkelt natuurlijk concurreerende mid delen van vervoer tot inspanning van alle krachten, ten einde nadeel voor die diensten te voorkomen. Ook andere Stoomboot-Maatschappijen zullen haren dienst uitbreiden of op nog beteren voet dan tot dusver inrichten. Het reizend publiek zal ook daardoor derhalve nut en gemak ondervinden van den koenen stap, die thans door de „Zee land" gedaan is. Men heeft dan ook recht te verwachten, dat ten onzent deze Nederlandsche onderneming steun en sympathie zal ondervinden. Te meer, omdat de voortreffelijkheid van die lijn zoo te over gebleken is en onze Nederlandsche Maatschappij hare superioriteit boven hare mededingers bewezen heeft. In de laatste dagen werden voor die superioriteit weder treffende bewijzen geleverd. Bij de Noordoostelijke stormen van de laatste dagen kwamen de booten steeds nagenoeg optijd aanuitzondering maakte de reis van 7 April, toen de boot met 154 passagiers 40 minuten te laat aankwam. Doch wat beteekent dit op de zeereis tusschen Queensbro en Vlissingen, recht tegen den storm in? Men zie slechts, hoe andere diensten in die dagen het er afbrachten. Volgens de Engelsche bladen is de maildienst Calais Dover op 6 April moeten gestaakt worden. En de „Indépendance Beige" van 5 April vermeldt over den verbeterden postdienst Dover Ostende het volgende „Ostende". Van onzen particulieren correspondent, dd. 3 April. „Deze nieuwe postdienst op Dover heeft waarlijk niet „veel geluk: reeds deze week is het nieuwe stoomschip „La Ville de Douvres" teruggekeerd met averij en heeft „den dienst niet kunnen voortzetten. Gisteren morgen „heeft het nieuwe stoomschip „Le Prince Albert" eveneens „averij bekomen, en is vervangen door eene van de oude „mailbooten, die vertrokken is om 8 uur in plaats van 6 uur. „Vrijdag, den dag der opening van den dienst, is „Le Prince „Albert," in plaats van aan te komen vóór den trein van „4 u. 16 m., een uur te laat gearriveerd." Dit weinige is genoeg om te doen zien, dat de verbeterde Belgische dienst, ondanks de opwekkende en aanprijzende berichten, die men daaromtrent ook vaak in vele Hol la nd- sche bladen las, ver achterstaat bij onze Nederlandsche onderneming. Zullen Amsterdam en Rotterdam voor verkeer van reizigera

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2