De allerverste wijken? Ik geloof zeker, dat men het
gejuich wel in Hollands Noorderkwartier had kunnen
hooren, als de wind maar dien kant uit was geweest
Hoe heerlijk, hoe geruststellend, hoe bemoedigend voor
de toekomst, als Vorst en volk zoo tegenover elkander
staan.
En dat dit niet maar een opwelling van het oogenblik
was, bewees de rit, dien H. M. de Koningin gisterenmorgen
door verschillende wijken van het versierde Amsterdam
deed. Het was gisteren de gewichtigste dag van het feest,
de gewichtige Woensdag, bestemd voor volksspelen, gondel
vaart en illuminatie. Het aanschijn des hemels de
vorige dagen zoo vriendelijk lachend was dezen ochtend
droevig en menigeen nam maatregelen tegen een nat pak.
Zoover is het gelukkig niet gekomendoch de wind heeft
ons niettemin, vooral 's avonds met de verlichting, leelijke
poetsen gespeeld. Maar overdag bleef het droog, en de
Koningin kon dan ook ongehinderd met open rijtuig blijven
rondrijden. De ontvangst in het Jodenkwartier was een
der schitterendste ovatiën, die ooit in Amstels gedenk
boeken zijn aangeteekend. De Amsterdamsche Israëlieten
staan van ouder tot ouder bekend als echte „Oranjeklanten,"
en dien eernaam hebben ze gisteren schitterend gehand
haafd. Het moet onze jonge, minzame Koningin goed
gedaan hebben, door de levendige en hartstochtelijke be
woners dier overigens onaanzienlijke buurten met zulk eene
afgodische liefde en vereering gehuldigd te wordenJuich
kreten, trompetgeschal, groen en bloemen en vlaggen,
feestliederen en mannenkoren, met dat alles legden
zij hun geestdrift aan den dag; en alsof het nog niet
welsprekend genoeg was, staken zij midden op den klaar
lichten dag Bengaalsch vuur aan„Als u het hart tot
spreken dwingt, zoo spreek,* het komt er niet op aan hoe.
En hun hart dwong hen, want het was tot overvloeiens
vol! En in gelijken geest ging het 's middags bij den
tocht der Koningin door het westelijk deel der stad en
eenige straten van den Jordaan; en ten derden male des
avonds, toen H. M. hier en daar de illuminatiën ging be
zichtigen. Onze Koningin heeft een drukken, vermoeienden
dag gehad, maar toch zeker ook een van de heerlijkste
dagen haars levens.
En hoe was de illuminatie? Over het geheel goed ge
slaagd, kan het antwoord luiden, al deed de wind veel
afbreuk op sommige punten, vooral op breede grachten,
pleinen en hoeken van straten. Electrisch licht en gaslicht
hielden met goed succes den strijd volde lampions bleven
tamelijk wel branden, maar de vetpottekens hadden het
zwaar te verantwoorden. Hier en daar was geen denken
aan verlichting. Commissieleden liepen den heelen avond
met lucifers en zwavelstokken. Op de Westerstraat brand
de een eeerepoort pardoes af, en ook elders raakten ver
sieringen door den wind in brand. Doch de Dam was
betooverend schoon; Kal verstraat en Nieuwendijk niet
minder. En ondanks den overstelpenden toevloed van
menschen op straat, geen zweem van wanorde of oproerig
heid; overal een gulle, blijmoedige geest, die met de blijden
weet blijde te zijn en allerwege de sporen van haren
opwekkenden invloed zaait. Het waren goede, schoone
dagen
Binnenland.
De Amsterdammer zegt, naar aanleiding van de slechte
berichten uit Atjeh, dat, als de Nederlandsche natie hare
koloniën wil behouden, zij de middelen moet aangrijpen,
die tot het doel kunnen leiden.
Noodig is algemeene dienstplicht om bij den naderenden
Europeeschen oorlog onze eigene neutraliteit te kunnen
handhaven, noodig ook opdat zonder schade voor de lands
verdediging een gering deel onzer krijgsmacht naar Indië
kan gezonden worden, als de nood aan den man komt,
gelijk thans het geval is.
Daarom zou het blad aan onze Regeering en Volksver
tegenwoordiging willen toeroepen: maakt toch voort met
de grondwetsherziening, waaraan gij treuzelt. De tijden
zijn te ernstig om een half jaar, spoedig zal het een heel
jaar zijn, weg te beuzelen over allerlei onderdeelen, die de
natie bijna in het geheel geene belangstelling inboezemen,
omdat zij niet het hoogste betreffen, dat zoo duidelijk
gevaar loopt. Wordt toch eens practisch! Bepaalt u tot
de ontwerpen aangaande troonopvolging, Volksvertegen
woordiging, dat is: kiesrecht en defensie. Maakt met de
beide laatsten haast en brengt te dien opzichte de Grond-
wets-herziening in nog enkele dagen, laat het zijn in een
paar weken, tot stand. Het gaat toch niet aan, het vader
land aan de grootste gevaren bloot te stellen, alleen omdat
men met zekere hoofdigheid nu eene zoogenaamd volslagen
Grondwets-herziening wil doorzetten, die, hoe breedsprakig
zij ook wordt ondernomen, toch geene hervorming zal
bevatten van die bepalingen, welke politieke beteekenis
hebben. Op deze grondwetsherziening zal, men kan het
uit de houding der Kamer nu reeds met zekerheid afleiden,
spoedig genoeg eene nieuwe Grondwets-herziening moeten
volgen. Waarom zal men zich dan, in zoo moeilijk tijds
gewricht, bij zoo onzekere samenstelling der Kamers, wat
de partijverhouding betreft, en bij zoo velerlei dreigende
gevaren, die tot de uiterste voortvarendheid moeten aan
sporen, aanstellen als ware onze Volksvertegenwoordiging
eene rentenierster, die geene andere zorg had dan aller
voorzichtigst en allerlangzaamst haar testament te maken!
Gaat de geheele Grondwets-herziening door, gelijk ze tot
dusver behandeld is en worden de wetten, die van haar
moeten uitvloeien, op dezelfde wijs voorbereid en voltooid,
dan zal het, meent de Amsterdammer, over een paar jaar
met onze krijgsmacht hier en in Indië nog precies hetzelfde
gesteld zijn als op den huidigen dag.
Op een interpellatie van den heer Van de Putte gaf
de Minister van Koloniën jl. Donderdag in de Eerste Kamer
zeer geruststellende toelichtingen tot de jongste officiëele
Indische berichten. Van Atjeh was geen nadere tijding.
Het uitbreken der berri-berri onder de pas aangekomen
Barissan op Atjeh was bij epidemiën niets ongewoons; dat
de ziekte algemeen in Atjeh zich uitgebreid had, bleek uit
nietsveeleer het tegendeel, daar de Gouverneur vooreerst
geen suppletietroepen verlangt. Het onderzoek van den
heer Pekelharing omtrent de berri-berri is nog niet afge-
geloopen.
Dat op Celebes ernstige onlusten ontstaan waren, was
louter een sensatiebericht. Ware het zoo, de Regeering
zou geïnformeerd zijn. De Gouverneur-Generaal heeft
alleen in zijn telegram van Loewoe gesproken om de
waarschijnlijke aanleiding van het sensatiebericht aan te
duiden, doch het talmen om een contract te vernieuwen is
niets buitengewoons of vreeswekkends. Eindelijk stelde de
heer Van de Putte nog een aantal vragen over de sterkte
van het leger en de vloot in Indië, of die voldoende waren
om te voorzien in de verdediging, alles naar aanleiding
van het bekende adres der Honderd. Hij verzocht schriftelijk
antwoord.
Blijkens bij de Stoomvaart-Maatschappij „Nederland*
ontvangen bericht is bij de te Suez gehouden expertise
van het stoomschip Prinses Amalia, besloten de lading uit
het achterruim en achter-tusschendeks te lossen.
8 passagiers 1ste klasse, waaronder 2 kinderen, benevens
eene baboe, vervolgen hunne reis per stoomschip Gelderland
van de Rotterdamsche Lloyd. De mail is doorgezonden.
Door Gedeputeerde Staten van Noordholland was aan
den Koning de vernietiging voorgedragen van de volgende
bepalingen, voorkomende in de politie-verordening der
gemeente Zijpe:
a. het verbod, om aan de huizen te bedelen;
b. het verbod, om zich in ken nel ij ken staat van dronken
schap te bevinden in herbergen of op andere voor het publiek
toegankelijke plaatsen; en
c. eene bepaling houdende het verleenen van bevoegd
heid aan de politie, om honden, die op zekere tijden, in
strijd met het verbod, zonder muilkorf op de openbare
wegen worden aangetroffen, te dooden.
Namens Z. M. is echter door den Minister van Binnen-
landsche Zaken medegedeeld dat er geen termen bestaan,
die vernietiging uit te spreken.
De Raad der gemeente Terschelling heeft besloten, de
najaarsmarkt van 6 September af te schaffen en voorts
bepaald, dat de eerste najaarsmarkt voor vee, paarden,
veulens, schapen en lammeren zal worden gehouden te
Midland op Terschelling, op den laatsten Woensdag in de
maand Augustus, van des voormiddags 10 tot des na
middags 4 uren.
Het classicaal bestuur van Alkmaar heeft de Herv.
gemeente te Oude Schild op Texel geadviseerd zich, wegens
het gebrek aan predikanten enz., met eene andere gemeente
te combineeren. Het advies zal in ernstige overweging
genomen worden.
Door den Minister van Staat, Minister van Binnen-
landsche Zaken, is, met ingang van 1 Mei a. s., Haarlem
aangewezen als standplaats van den districts-vecarts M. J.
Hengeveld G.Jzn., thans te Alkmaar.
Het dorp Schermerhorn werd op 13 dezer, terwijl
verscheidene ingezetenen zich naar Amsterdam hadden
begeven, om getuigen te zijn van de daar gevierde feeste
lijkheden, door eene droevige ramp getroffen. Yijf huizen
werden door een brand, die door onbekende oorzaak te
ongeveer half drie 's namiddags bij den heer J. H. Geerke
ontstond, in de asch gelegd, terwijl nog 3 andere woningen
aanmerkelijke schade bekwamen. De heer Geerke zoowel
als zijne vrouw, alsmede de heer Völker, de gebruiker en
bewoner van de twee andere der verbrande huizen, waren
te Amsterdam; ook velen, die anders bij de pogingen tot
blussching goede diensten hadden kunnen bewijzen.
Eerst nadat de brandspuiten uit Rijp, Groot-Schermer
en Ursem waren te hulp gekomen, slaagde men er in het
woedende vuur te bedwingen. Persoonlijke ongelukken
heeft men gelukkig niet te betreuren. Ook het vee werd
gered; van de inboedels werd het grootste gedeelte door
het vuur verteerd. Men kan zich de ontsteltenis voor
stellen die de dorpelingen beving, en vooral ook die, welke
het gezicht der puinhoopen veroorzaakte bij de van het
Amsterdamsche Koningsfeest terugkeerende slachtoffers van
de ramp.
Men meldt, dat het aan den heer D. Landeweer,
smid te Yeendam, gelukt is, een ploeg uit te vinden, die,
in plaats van door een paard, door een man kan worden
getrokken. Men nam er een proef mede op het land van
den heer K. Heuving, die, naar men verzekert, goed heeft
voldaan.
De Flandria bericht nader, dat de inlichtingen nopens
de nagelaten werken van Hendrik Conscience onjuist zijn
opgegeven; het werk „Hertog Jan I" bestaat niet. De
achtbare weduwe, zegt het blad, bezit enkel nog een onuit
gegeven roman „De Duivel* en een uitgebreide levensbe
schrijving.
Van de 46 malen, dat te Amsterdam jl. Woensdag
avond de brandweer werd gealarmeerd, betrof het niet
minder dan 35 maal eene eerepoort of andere versiering,
waarbij in menig geval zelfs met behulp van handspuiten
of brandkranen het vuur moest worden gebluscht.
Dat de Spoorweg-Maatschappijen het druk hadden, behoeft
wel niet opzettelijk vermeld te worden. De Hollandsche
Maatschappij gaf sedert Zondag 30,000 biljetten naar Am
sterdam af, waarvan Woensdag alleen 18,000.
Het aantal vreemdelingen, dat Dinsdag te Amsterdam
was, wordt op ruim 200,000 geschat. Woensdag was het
zeker nog dubbel zoo groot. De treinen waren alle stamp
vol en reeds in den ochtend was het zoo druk op straat
als op het drukste uur van den druksten dag in het jaar.
Wat Amsterdam aan de versiering ten koste legde, is
tot op geen duizenden te ramen. Een denkbeeld kan men
zich echter vormen, wanneer men weet, dat de sommen,
die de verschillende buurt-comités te verwerken hadden,
samen een totaal vormen van bijna drie ton. Voegt men daarbij
nog wat door vele particulieren buiten buurt-comités om
is gedaan, dan kan men veilig een bedrag van een half
millioen als totaal stellen.
Ter audiëntie, die Donderdag te Amsterdam door Z. M.
den Koning werd verleend, verschenen ook de gebroeders
Mens.
Donderdag was er diner ten Hove van 70 couverts,
waarbij o. a. de Commissarissen des Konings, de adjudanten
en kamerheeren in buitengewonen dienst de gasten waren.
Van menig Raadslid vernam het Hld., welk een diepen
indruk de hartelijke woorden, door den burgemeester Woens
dag gesproken, op Z. M. gemaakt hebben. De Koning was
er blijkbaar zeer door getroffen.
„Uit den grond van mijn hart dank ik u/ zeide Z. M.
met krachtige stem: „Ik ben niet welsprekend, maar uit
den grond van mijn hart komt wat ik zeg. Ik ben er fier
op, zulk eene hoofdstad te bezitten. Ik dank allen hartelijk
voor de gehechtheid, welke ze mij en mijn Huis toonen.
Ik vraag den vertegenwoordiger der trouwe burgerij, bij
deze gelegenheid mijn dank, mijn hartelijken dank daarvoor
aan allen over te brengen. Ik ben diep getroffen door al
die blijken van gehechtheid, mijne heeren!'
Een vreeselijke brand heeft gisterennacht te Amster
dam gewoed. Te ruim drie uur sloegen de vlammen uit
de benedenverdieping van de slaapstede „De Witte Engel*
in de Sint Pietersteeg, een zijsteeg van de Nes. Het huis
van drie verdiepingen was geheel gevuld met logeergasten,
voor een groot gedeelte bestaande uit straatventers, bedelaars
enz., waarvan velen in een zwaren jeneverroes te bed lagen.
Het vluchten naar beneden was onmogelijk, daar een zee
van vuur den doortocht afsloot. Alle gasten, ten getale
van 46, drongen dus naar boven en zochten op de daken
een uitweg, 't Was een vreeselijk schouwspel, al die half
gekleede menschen, die zich in doodangst aan elka&r vast
klampten, gillend, brullend en vechtend, 't Was de strijd
om het leven, beschenen door den vuurgloed van de hooger
en hooger golvende vlammen. Daar klonk een rauwe gil.
Een man, die zich uit de derde verdieping in de goot wilde
werken, sloeg naar beneden. Een slag, hij was dood.
De anderen klauterden als katten van dak op dak. Touwen
werden toegeworpen, zij klampten er zich aan vast en gleden
naar beneden.
In weinige oogenblikken hadden de vlammen zich door
het geheele huis verbreid. De brandweer, die met groote
kracht optrad, had alle moeite om de belendende gebouwen
in deze nauwe steeg te bewaren, waarin zij gelukkig slaagde.
Behalve een groot aantal stoom- en handspuiten, was ook
de drijvende stoomspuit, de „Jan van der Heijden/ aan
wezig. Tegen zes uur was de brand bedwongen. Een
groot deel van de brandweer, die een zwaren nacht had
gehad, want tegelijkertijd woedde een hevige brand in de
Gerard Doustraat, die twee huizen verwoestte, rukte in.
Toen de politie- en brandweermannen in de verbrande
„Engel* doordrongen wachtte hun een treurige ontdekking.
Drie half verkoolde lijken werden gevonden. De namen
van de omgekomen personen zijn nog niet bekend. Nog wer
den twee ernstig gewonden naar het gasthuis vervoerd.
Een groote politiemachten een aantal autoriteiten, waaronder
de burgemeester, waren op de plaats van het onheil tegen
woordig.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.:
„Het is ruim half April en nu begint de bloesem van
den Cydonia Japonica eindelijk te ontluiken; dat verschilt
eene maand. Nog sterker bewijs van achterlijkheid in de
natuur valt op te merken, dat hier en daar het sneeuw
klokje nog niet heeft uitgebloeid. Met een feilen zonne
schijn en scherpen oostenwind klom gedurende de Paasch-
dagen de thermometer boven de 60° F. Dezer dagen staat
hij weder 20° lager met sneeuw, hagelbuien en nachtvorst.
Kunt ge mij ook zeggen, vragen onderling de tuinlieden
en landbouwers elkander af, wanneer de koude uit de lucht
komt? Als de weerkundigen zoo vriendelijk wilden zijn,
dit eens uit te maken.*
Naar men uit de Tielerwaard meldt, werden daar in
de laatste weken honderden hectaren weilanden publiek
verpacht. Op tal van plaatsen waren de pachtsommen
aanmerkelijk hooger dan die in 't vorige jaar. De hooi
en weilanden in den polder van Haaften brachten de som
van f 1141 op, d. i. 10 pet. meer dan in 1886. Bijna
nergens gingen de verpachtingen lager; hier en daar werd
tot f 125 pacht per bunder afgemijnd. Hoe de zuivelboeren
en de vetweiders, met het oog op den lagen kaas- en
boterprijs en den gedrukten handel in vet vee, nog winst
behalen zullen, moet de tijd leeren. Maar de voorspelling
is niet gewaagd, dat, alle goede kansen meêgerekend, de
winsten niet bijster groot kunnen zijn.
Met bijzondere ingenomenheid, zegt het Vaderland,
hebben wij dezer dagen een bezoek gebracht aan de model
huisjes, die door de „Vereeniging tot het verschaffen van
woningen aan minvermogenden* aan de Van Ostadestraat
te 's Hage zijn opgericht. Uiterlijk en inwendig maken
deze keurig nette werkmanswoningen een aangenamen indruk.
In drie afdeelingen zijn de 16 huisjes op een geheel vrij
terrein aan de Van Ostadestraat opgetrokkenhet middelste
blok telt acht, de beide zij-blokken hebben elk vier huisjes,
terwijl daartusschen eene flinke ruimte als het ware een
paar straten vormt. Aan de voorzijde is in het midden
een gedenksteen geplaatst, waarop de stichting-datum en
die der voltooiing van de „Van Ostade-woningen* zijn
vermeld.
Geheel in overeenstemming met hun naam dragen de
woningen een waarlijk schilderachtigoud-Hollandsch karakter;
ze zijn in fraaien stijl opgetrokken en doen den architect,
den heer W. B. Van Liefland, die zijne medewerking be
langeloos schonk, alle eer aan.
De woningen zijn in afzonderlijke beneden- en boven-
huisjes gescheiden. Elk gedeelte heeft zijn schel, zijn
privaat, zijn keuken met waterleidingde benedenwoningen
hebben ook een portaaltje, zoodat men niet „met de deur
in huis valt* gelijk meestal bij de huisjes der mindere
standen. De keukens der benedenwoningen grenzen aan
den uitgang, zoodat de huiskamers geen hinder hebben van
„kooklucht;* die huiskamers zijn even ruim als luchtig en
licht, netjes ingericht, van verscheidene kasten en van eene
bedstede voorzien. Aan de eene zijde heeft men eene kleine
zitkamer, voor groote gezinnen ook als slaapvertrek
voor kinderen te bezigen aan den anderen kant eene
flinke koele werkplaats of kelder. Het zijn werkelijk voor
niet te talrijke gezinnen model-huisjes. De bovenwoningen,
die men langs zeer gemakkelijke trappen bereikt, hebben
ook een privaat, met luchtkoker op het bovenportaal, eene
zeer ruime huiskamer, met verscheidene kasten en slaap
gelegenheid, een lief keukentje met alle gemakken, stook
plaats, glazenkast, aanrechtbank met kastjes, gootsteen, enz.
en eene nette zijkamer, terwijl daarboven ruime flinke
zolders liggen, waarvan ook nog een goed deel tot slaap-
of werkplaats kan worden bestemd.
Zoowel boven- als benedenhuisjes munten door vroolijk-
heid en gezelligheid uit; de afmetingen en inrichting mogen
als om strijd worden geroemd en er is dan ook bij bouw
kundigen en hygiënisten slechts één roep over de „Van
Ostade-woningen,* die weêr van eene gezonde philanthropie
getuigen. Het doel der oprichters is immers naast de ver
betering der woningen van de armen, de huisjes later ten
geschenke aan te bieden aan het Ned. Israël, armbestuur,
ten einde dit vrij te maken van het gemeente-subsidie.
Voegen wij er nog bij, dat aan de achterzijde van de
woningen, langs de geheele rij huisjes, zich eene schuur
uitstrekt, aan één kant open en geheel met zinkbedekking,
die voor de berging van wagens of ander gereedschap, voor
het wasschen en drogen van linnengoed en voor andere
dergelijke doeleinden voor gezamenlijk gebruik bestemd, de
gelegenheid aanbiedt om de huisjes zelf zoo zindelijk en
netjes mogelijk te bewonen.
En wanneer men nu nagaat, dat de huurprijs dier wo
ningen f 1.50 of f 1.60 is zonder eenigen bijkomenden
last, ook niet voor drinkwater dan inderdaad mag men