HELDERSCHË
EN NIEUWERIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voorHollaidsNoordertwartier.
1887. N°47. As
woensdag 20 April.
Jaargang145.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Vergadering van den Raad
BEKENDMAKING.
Herziening van de belastbare opbrengst
der Ongebouwde Eigendommen.
SINT-MICHAËL.
POSTKANTOOR HELDER.
„Wij huldigen
het poede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prij9 der Advertonticn: Van 1 4 rogcis 00 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
der gemeente Helder, op Woensdag den 20 April
1887, des avonds ten zeven ure.
Helder, den 16 April 1887. De Burgemeester,
STAKMAN BOSSE.
Onderwerpen ter behandeling:
1. Vaststelling kohieren hoofdelijken omslag en belasting
honden.
2. Ontslag hulponderwijzeres.
3. Verslag beproeving brandspuiten.
4. Overneming van straten Nieuwstad.
5. Mededeeling ingekomen stukken.
De Burgemeester der gemeente Helder brengt, ter voldoening
aan het bepaalde by art. 22 der wet van den 25 April 1870
(Staatsblad N°. 89), ter algemeene kennis, dat van af heden, totdat
de herziening is voltooid, door hem ter Secretarie der gemeente,
voor een ieder ter inzage is nedergelegd, een afschrift van den
staat, bevattende de vastgestelde schaal van schatting en eene
opgaaf van de als typen geschatte eigendommen in deze gemeente.
Helder, den 12 April 1887.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
De vertrekdagen der mails naar Oost-Indiö gedurende de maand
April zijn als volgt:
20 April Hollandscho mail (uit Amsterdam).
23 April Frausche mail (over Napels).
29 April Engelsche mail (over Brindisi).
30 April Hollandscho mail (uit Amsterdam).
30 April Hollandsche mail (over Marseille).
Laatste buslichtingcn aan het Postkantoor te Amsterdam:
Ned. mail (uit Amsterdam) brieven 8 u. 's morgensdrukwerken
den vorigen avond 8.45.
Ned. mail (over Marseille) brieven 4.30 u. 's avonds; druk
werken 2 u. 's avonds.
Fransche mail, brieven 4.30 u. 's avonds; drukwerken 2 u.'s av.
Fransche mail (Napels) brieven 11 uur 's morgeus; drukwerk
10 u. 'b morgens.
Engelsche mail, brieven 11 u. 's morg.; drukwerken 10 u. 's morg.
Om van de aansluiting te Brindisi zeker tc zijn, is het raad
zaam daags te voren, op hetzelfde uur, van de voorloopige ver
zending gebruik tc maken.
38)
Door E. WEIiNER.
De zon was ondergegaan en met haar verdween ook de roode
gloed, die de geheclc kerk als in vuur en vlam bad gezet. Koud
en onbezield, evenals altijd, stonden beelden en schilderijen weer
tegen pilaren en muren, terwijl een grauwe schemering zich
langzamerhand over alles uitbreidde; alleen de lichte gestalte
van den aartsengel was nog in de donkere nis boven het altaar
zichtbaar. Maar de wind, die daarbuiten loeide en bruiste,
scheen thans ook ergens een ingang te hebben gevondenin lang
gerekte, builende tonen streek hij boven langs het verwulfsel en
stierf vervolgens met een spookachtig geritsel weg.
Hertha huiverde onwillekeurig bij dat zonderling klagend ge
luid en wendde zich naar den uitgang. Michaël volgde, maar op
eenige schreden afstands. Geen hunner sprak een woord. Juist
hadden zij het voorportaal van de kerk bereikt, toen de pastoor
hen met onthutst en bekommerd gelaat te gemoet kwam.
„Ik zocht u, freule Hertha," zeide hij, nog geheel buiten adem
door het snelle loopen. //Zoo, Michaël, zijt gij daar ookDaar
is een bode van het kasteel Steinruck aangekomen
„Van het kasteel?" viel Hertha verschrikt in. „Mijne moeder
is toch'niet erger geworden?"
„Mevrouw de gravin schijnt ten minste niet beter te zijn,
en freule Van Eberstein wilde u dit laten weten. Hier is de
brief."
Hertha verscheurde schielijk het couvert en las den inhoud.
Valentijn zag dat zij verbleekte.
„Ik moet weg! Ik heb geen minuut te verliezen. Eerwaarde
heer, wees zoo goed het rijtuig te laten inspannen."
„Wilt ge nu gaan?" vroeg de pastoor verschrikt. „Het begint
al te schemeren, over een half uur is het donker en de wind
neemt toe. Ge kunt onmogelijk bij nacht en duisternis dien
langen tocht door het gebergte doen."
„Ik moet wel! Gerlinde zou niet op die manier schrijven, als
mijne moeder niet in gevaar verkeerde."
„Maar ge brengt uzelve in gevaar door zulk een waagstuk.
Michaël, wat dunkt u?"
„We krijgen storm," zeide Michaël, vooruittredende. „Moot
ge gaan, freule Steinruck?"
Tot eenig antwoord overhandigde zij hem en den pastoor den
brief, die slechts weinige, blijkbaar in groote haast geschreven
regels bevatte:
„De toestand van tante is onverwachts verergerd. Zy
verlangt naar je, en ik ben in doodsangst. De dokter zegt
dat het een zwaar, misschien wel doodelijk toeval is. Kom
dadelijk thuis. Gerlinde."
„Zooals ge ziet, blijft mij geen keus over," hernam de jonge
gravin met bevende stem. „Als ik terstond ga, kan ik vóór
den nacht nog op het kasteel zijn. Laten we gaan, eerwaarde
heerl"
Zij waren nu buiten gekomen en sloegen den weg naar het
Lijst van brieven, geadresseerd aan
onbekenden, gedurende de tweede helft
der maand Maart 1887.
Namen der geadresseerden. Plaatsen van bestemming.
J. ZaatmanAmsterdam.
J. H. Hoogstraten
R. Smit
Machinist bij de Staatsspoorwegen Feijenoord.
G. A. Kramer's Gravenhage.
F. Guit
P. PerkOud-Beierland.
F. B. SpiessensRotterdam.
Idem
H. Hoppenbrouwer
Briefkaarten:
R. SmitAmsterdam.
K. Oostdam's Gravenhage.
A. Van OtterlooRotterdam.
Verzonden geweest naar Engeland:
K. TurkLonden.
Be Directeur van liet Postkantoor te Helder
P O L V L I E T.
Binnenland.
Naar aanleiding van een aanval tegen bet voort
bestaan van het korps Mariniers, is door den beer I. B.
Verhey, kapitein bij genoemd korps, een brochure geschreven,
waarin bij het nut van bet bestaan der marine-soldaten op
krachtige wijze tracht vol tc houden. „Nautilus" bespreekt
in 't Handelsblad het genoemde vlugschrift, en schaart
zich daarbij aan de zijde van den heer Verhey. We lezen
daarin o. a. de volgende opmerkingen: „Wij willen hier
niet spreken over de bewaking der werven en dergelijke
diensten, die ook aan anderen kunnen worden opgedragen
ook voor instructeurs op de opleidingsschepen zou desnoods
op andere wijze voorzien kunnen worden; doch bij debar-
quementen in Oost-Indië en bij sloepen-expedities tegen
zeeroovers kunnen mariniers, als flinke schutters, uitmun
tende diensten bewijzen, terwijl het korps mariniers het
eenige korps is, dat, als de nood aan den man komt, naar
Indië kan worden gezonden en daar, evenals een lOtal
jaren geleden op Atjeh, op ieder punt van den Archipel
hulp kan verleenen." Naar aanleiding van 't woord van
den heer Verhey, met een kleine wijziging door „Nautilus"
dorp in. Hertha en de pastoor konden slechts met moeite in
den feilen wind voorwaarts komen. Valentijn wendde nog een
laatste poging aan, om haar over te halen ten min3te niet in
donker te reizende dag brak immers vroeg aan en ze kon
dan bij de eerste morgenschemering vertrekken. Het baatte niets
Hertha bleef' bij haar besluit.
In de pastorie trad de bode, een bediende van het kasteel, die
te paard was gekomen, hen te gemoetmaar hij kon de angstige
vragen van zijne jonge meesteres weinig geruststellend beant
woorden. Mevrouw de gravin was nog ziek cn de doktor scheen
do zaak ernstig in te zien en had hem gezegd zich zooveel moge
lijk te haasten. Michaël had gezwegen, terwijl dc pastoor de
jonge freule de reis ontraadde: nu naderde hij haar cn vroeg
zacht: „Mag ik u vergezellen?"
„Neen!" klonk het antwoord op zachten, maar beslisten toon,
en hij trok zich verstoord terug.
Tien minuten later zat Hertha reeds in den kleinen bergwagen,
waarvan hare moeder zich altyd bediende, als zij naar Sint-
Michaël ging, en die nu haar ook daarheen had gebracht. Dc
koetsier was een vertrouwd man en do knecht, die hem ver
gezelde, zoowel als de bode, die zich bij hen aansloot, waren op
flinke bergpaarden gezeten. Niettemin stond de oude pastoor met
bekommerd gelaat bij het portier, waaruit de jonge freule hem
tot afscheid dc hand toestak. En daarop wendde zich het schoone,
thans zoo bleeke gelaat naar de deur van de pastorie, waar
Michaël stond. Nog e'éns ontmoetten hunne blikken elkander
het was een vaarwel voor altijd.
„God geve, dat dc storm de eerste uren niet toeneemt!" zeide
Valentijn zuchtend, toen het rijtuig wegreed. „In oogenblikken
van wezenlijk gevaar verliezen zulke knechts al licht het hoofd.
Ik had gehoopt dat gij de lreulc je geleide zoudt hebben aange
boden, Michaël."
„Dat heb ik gedaan, maar het werd onvoorwaardelijk afge
wezen, en natuurlijk kon ik mij niet opdringen."
De pastoor schudde misnoegd het grijze hoofd.
„Hoe kunt ge in zulke oogenblikken zoo lichtgeraakt en prikkel
baar zijn? Ge zaagt immers zelf, hoe angstig en zenuwachtig
freule Hertha was! Maar zoodra de Steinrucks er mede gemoeid
zijn, zwijgt je gevoel van recht; dat weet ik al lang."
Michaël liet dit verwijt onbeantwoord. Zijn blikken volgden
slechts het rijtuig, dat thans in de kromming van den weg ver
dween, en vestigden zich vervolgens op den Arendswand, die
zich wit en spookachtig in de toenemende duisternis verhief.
Nóg was hij duidelijk zichtbaar, maar rondom zijne toppen
begonnen zich thans dikke wolken sa&m te trekken, onstuimig
jagende wolken, die langzaam en dreigend opeen pakten.
Valentijn en zijn gast waren weer in huis gegaan. Zij hadden
elkander sedert hot najaar niet gezien, zoodat er ontzaglijk veel
te vragen en te vertellen was, cn het zoozeer gewenschte, onge
stoorde samenzijn viel hen dan nu ook in volle mate ten deel.
Maar toch wilde het gesprek niet vlotten. Vooral Michaël was
bijzonder verstrooid en afgetrokken; het scheen dat hy niet
luisterde als hem ieta werd gevraagd, en soms gaf hg verkeerde
overgenomen, zegt deze: „De militair neemt in waarde
toe, als hij aan militaire deugden een goed gedrag paart.
Ook wij kunnen geen overzicht geven van het gedrag der
mariniers in tegenstelling van dat der matrozen, doch, naar
hetgeen men daarover hoort, zoowel aan boord der schepen
als b.v. in het garnizoen te Amsterdam, dan laat ook hot
gedrag der mariniers veel te wenschen over. Nu komt het
ons voor, dat zoowel de militaire opleiding als de hand
having eener strenge krijgstucht gebaat zouden zijn, als
het gedeelte mariniers aan den wal geconcentreerd was,
b.v. te Nieuwediep; te Rotterdam zijn de mariniers niet
noodig en voor de bewaking der werf te Amsterdam zou
men óf op andere wijze moeten voorzien, of door een klein
detachement op het wachtschip aldaar, welk detachement
op kort termijn moest worden afgelost. Eerst na twee
jaren bij den troep gediend te hebben, moest dan de marinier
aan boord van een schip geplaatst mogen worden.
Het is door deze maatregelen, dat wij ons voorstellen,
dat 's lands belang beter behartigd zal worden dan door
opheffing van een korps, dat reeds zulke goede diensten
heeft bewezen en nog zulke gewichtige diensten bewijzen kan.'
Jl. Vrijdag is te Utrecht de 13de algemeene ver
gadering van den Nederlandschen Bond voor Militaire
Tehuizen gehouden onder leiding van generaal W. Von
Wrangel auf Lindenberg.
De ontvangsten hebben in het afgeloopen jaar bedragen
f 6477.46, de uitgaven f 6333.12.
Levendige discussiën werden gehouden over de beste
middelen tot beteugeling van drankmisbruik onder mili
tairen en over de werkzaamheden en vruchten der Te
huizen.
Tot het verzamelen van bouwstoffen voor een algemeen
liederenboek ten dienste der Tehuizen werd besloten een
commissie te benoemen, waarin dr. Bronsveld zitting zal
hebben.
De directeur der Weesinrichting te Neerbosch acht
het noodzakelijk, nu men hem dagelijks uit alle oorden
van ons land inlichtingen vraagt over de reis naar Amerika,
het navolgende schrijven van den lieer Warnhuis, predikant
te Passaie, nabij New-York, mede te deelen. De heer
Warnhuis stelt zich steeds geheel belangloos beschikbaar,
om de landverhuizers, die met de Hollandsche booten aan
komen, zooveel mogelijk zijne diensten aan te bieden en
hen voort te helpen.
Aan dit belangrijk schrijven van den heer Warnhuis
wordt het volgende ontleend. „Wanneer gij te New-York
in Castle Garden aankomt en een spoorwegkaartje hebt
antwoorden ol schrikte telkens op alsof hij uit een droom ont
waakte. De pastoor bespeurde met verbazing, dat zijne gedachten
overal elders waren dun bij hem.
De schemering nam toe, en de ouJe Kaatje had juist licht
binnengebracht, toen er aan de deur werd geklopt en een oud
man in jagerskleeding binnentrad, die rechtstreeks op den pastoor
toeliep en den hoed voor hem afnam.
„Goedenavond, eerwaarde heer, daar ben ik weer eens te
Sint-Michaël! Kent ge mij nog? Het zal nu zoo om cn by
tien jaar geleden zyn, dat ik de houtvesterij heb verlaten."
„Wolfram, zijt gij daar!" riep Valentijn verrast. „Waar komt
ge vandaan?"
„Van Tanberg. Ik moest daar'den landrechter spreken over
ccn kleine erfenis, die een oude neef mij heeft nagelaten. En
daar het nu morgen juist Sint-Michaëls-Openbaring is, wilde ik
mijn oude woonplaats nog eens terugzien en ook u, eerwaarde
heer. Nog geen half uur geleden ben ik hier aangekomen en in
de herberg afgestapt; maar ik wilde u van avond nog even
goedendagzeggen."
De pastoor keek min of meer bedremmeld naar Michaël. Het
kon niet missen, dat die onverwachte ontmoeting den tegeuwoor-
digen officier pijnlyk zou aandoenwant al herkende Wolfram
hem voorloopig nog niet, dit kon toch niet uitblijven.
„Dat is braaf van je, dat ge mij en je oude woonplaats nog
niet geheel hebt vergeten," zeide hij eenigszins aarzelend. „Ik
bon niet alleen, zooals ge ziet, maar heb iemand bij mij te
gast
„Ja, een officier," viel de houtvester in, terwijl hij rechtop
ging staan en werkelijk een echt militairen groet afstak. „Ik
heb 't al van den hospes gehoord. Zeker een zoon van uw
broer te Berlijn?"
Michaël had reeds bij den eersten blik zijn voormaligen pleeg
vader herkend, 't Was nog dezelfde forsche gestalte met de harde
wezenstrekken. Haar cn baard waren nu vergrijsd, maar
even ordeloos als vroeger; zijn geheele voorkomen had nog niets
van zyn ruwe boerschheid verloren. Een bittere gewaarwording
welde in Rodcnberg's binnenste op, toen hy den man vóór zich
zag, wiens harde behandeling hij jaren achtereen had moeten
verduren, onder wiens hardhandigen dwang zijn kindsheid en
eerste jongelingsjaren zoo jammerlijk waren omgekropen. Wól
zeide zijn gevoel van recht hem, dat de houtvester had gehandeld
naar dal hij wijs was geweestmaar toch kon hij het niet over
zijn hart verkrijgen, hem met de oude vertrouwelijkheid toe te
spreken. Daar lag iets ongenaakbaars in zijn uiterlijk, hoewel hij
opstond en den nieuw aangekomene de hand toestak.
„Die oificier is u toch niet geheel onbekend, mijnheer Wolf
ram!" zeide hij op kalmcn toon. „Ik geloof, dat we elkaar al
eens vroeger hebben ontmoet."
Die stem trof Wolfram. Ilij keek den spreker van het
hoofd tot de voeten aan, maar schudde daarop ontkennend het
hoofd.
„Ik heb die eer niet gehad, mijnheer de kapitein zooveel
ik mg teu minste kan herinneren. Alleen uw stem meende ik