ontvangen, gaan de voordeuren open, en een leger van loopers voor logementen en restauraties stormt binnen en roept: „Hollanders! komt met mij!" of //naar het spoor Wanneer een Nederlander, bij aankomst in een vreemd land, zijne eigene taal hoort, luistert hij er licht naar en... gaat mee. Het is dien loopers nergens om te doen, dan om geld. Zij gaan met de landverhuizers naar buiten, doen hen in een wagentje stappen en rijden met hen weg. Zij hebben hen dan in hunne macht en laten hen niet gaan voor en aleer zij goed zijn afgezet. De heer Warnhuis waarschuwt vooral om Castle Garden niet te verlaten, totdat zij met den trein weggaan; in de wintermaanden geschiedt dat te 4 uur namiddags; in de zomermaanden iets vroeger. In deze inrichting kan men bovendien alles krijgen wat men noodig heeft. Moeten echter de landverhuizers te New-York over- nachten, wat somtijds noodzaak is, omdat zij met de tickets en goederen niet kunnen gereed komen vóór het vertrekken van den trein, dan kunnen zij in Castle Garden blijven. Willen zij liever naar een logement gaan om eene goede nachtrust te hebben en een goed maal eten, dan beveelt de heer Warnhuis ,/het Duitsche emigrantenhuis* ten zeerste aan. De agent van dat logement heeft voor aan zijn hoed een groen kaartje. Dit Duitsche emigrantenhuis is de beste verblijfplaats voor Hollandsche landverhuizers. Het is in de nabijheid van Castle Garden gelegen, Statestraat No. 26. Het staat onder het kerkelijk opzicht en bestuur van de Duitsche Luthersche Emigranten-vereeniging. Arme personen zonder geld worden voor niet gehouden. Wanneer de landver huizers naar dezen raad luisteren, dan zullen zij daardoor honderden dollars besparen, en bovendien van vele onaan genaamheden in New-York verschoond blijven. f Men schrijft ons van Texel, dd. 18 dezer: //Is men hier gewoon om ieder voorjaar veel rundvee te verschepen, in dit voorjaar was de aflevering, door den gedrukten handel, bijzonder gering. In de afgeloopen week zijn echter flinke hoeveelheden afgeleverd. Naar de groote voorjaarsmarkt te Alkmaar werden o. a. 125 stuks rnndvee verscheept." „Gisteren werd door een garnalenvisscher een zeer oud kanon aangebracht, dat hij met zijn net van den bodera der zee had opgehaald, 't Was bijna één klomp roest. Het kanon is vermoedelijk van een of ander verongelukt schip uit de vorige eeuw afkomstig." Yan de 16 machinist-leerlingen, die jl. Donderdag en Vrijdag te Hellevoetsluis hun eind-examen deden, slaagden er 15. Gedurende eenige maanden moeten die geslaagden zich practisch bekwamen en daartoe deelnemen aan de oefeningen, die aan boord van het op's Rijkswerf liggende jacht „De Leeuw" tot dat doel worden gehouden. Eerst daarna worden zij bevorderd tot machinist-leerling 1ste klasse. In plaats van wijlen den heer J. D. Doorman is benoemd tot hoofdredacteur van het Dagblad van Zuid holland en 's Gravenhage, mr. F. Baron Van Hogendorp (Damas). Jl. Vrijdag werden te Deventer bij het einde van de markt kluiten boter tot voor 52 cents per kilogram verkocht. In meer dan 30 jaren werd zulk een lage prijs niet besteed. HH. MM. de Koning en de Koningin hebben jl. Zondag morgen de godsdienstoefening bijgewoond in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, onder het gehoor van Ds. Adriani, die tot tekst had gekozen Joh. 20, de laatste regels van vers 19, luidende: „Kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u lieden." Naar aanleiding van dezen tekst schetste de leeraar de waarde des vredes voor het individu, zoowel als voor de gemeenschap, en aan het slot zijner rede sprak hij den Koning toe en zeide o. a. „Wat uw volk ook moge verdeelen, in eerbied en liefde voor u en uw koninklijk gezin is 't steeds één," daarbij herinnerende hoe 19 Februari jl. geheel het volk ter kerke was opgegaan om God te danken, dat het leven des Konings tot nu was gespaard. Met den wensch, dat God nog lang den Koning en zijn gezin mocht sparen, en 't HH. MM. gegeven mocht zijn hun telg, de lust en vreugde van het Nederlandsche volk, te zien opgroeien tot een deugdenrijke Vorstin, eindigde de leerrede. De Koninklijke familie heeft gisteren morgen te 9.30 Amsterdam verlaten en is per Oosterspoor naar het Loo vertrokken, tot op het perron door den Burgemeester en den Commissaris des Konings uitgeleid, terwijl vele militaire en civiele autoriteiten reeds vroeg ten paleize verschenen, om hun afscheidsgroet aan de Hooge bezoekers te brengen. Z. M. deed den Burgemeester de gewone gift van f 2000 voor de algemeene armen ter hand stellen, met verzoek, aan de burgerij van Amsterdam Zr. Ms. innigen dank te betuigen voor de vele ondubbelzinnige blijken van gehecht heid, jegens Zijn Huis aan den dag gelegd. te kennen en ge hebt ook in het gezicht iets van ja, van wien is 't ook weer? Ik geloof, eerwaarde heer, dat hij mij doet denken aan dien verwenschten jongen, dien Michel, die van ons is weggeloopen." „En op wien ge nog altijd boos zijt, naar het schijnt." „Kan 't anders?" riep de houtvester op zijn ruwe manier. „Ik heb genoeg verdriet van dien ellendigen jongen uitge staan. Hij was zoo sterk als een beer, dat was hij, maar ook zóó dom, dat geen schepsel iets ter wereld met hem kon aan vangen; niets begreep hij, niets kon hij lecren, en eindelijk haalde hij mij nog de ontevredenheid van den graaf op den hals. Ik was blij toen hij wegliep en ik hem kwijtraakte; daar zal wel niets van hem terecht zijn gekomen, want hij deugde voor niemendal." Michaël glimlachte vluchtig bij deze juist niet zeer vleiende persoonsbeschrijving; maar de pastoor zeide hoogst ernstig: „Gij vergist je, Wolfram, zooals gij je altijd in je pleegzoon vergist hebt. Kijk dien heer nog eens goed aan dat is kapitein Michaël Rodenberg." Wolfram week drie schreden achteruit en staarde daarop sprakeloos en met groote oogen Michaël aan, alsof hij een geest vóór zich zag. „Kapitein Michel kapitein bracht hij eindelijk met moeite uit. „Waarvan toch nog iets terecht is gekomen," vulde Michaël den volzin aan. „Zooals ge ziet, heb ik het ondanks mijn dom heid toch nog tot hoofdman gebracht." De houtvester stond nog altijd verbluft te kijken en scheen dat ongehoorde feit maar niet te kunnen begrijpen. Hulpeloos en verlegen zag hij tot Michaël op, die nu naderbijkomende wel een hoofd boven zijn vroegeren pleegvader uitstak, en durfde nauwelijks de hand vatten, die hem werd aangeboden. Hij stamelde eenige woorden, die half als een begroeting, half als een verontschuldiging moesten gelden, maar bleef in het een Als eene aardige bijzonderheid wordt gemeld, dat op de audiëntie ten paleize te Amsterdam vier kolonels Doorman, allen zoons van wijlen den luitenant-generaal Doorman, hunne opwachting maakten lij Z. M. den Koning. Van Zondag 10 tot en met Zondag 17 dezer werden door de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij vervoerd, met inbegrip der ontvangen overstapkaarten, 463,000 personen. Te Amsterdam zijn gisteren aanbesteed de onder houdswerken op de spoorlijnen HelderAmsterdam en ZaandamEnkhuizen (raming f26,385). Minste inschrijvers Dekker en Boendermaker, te Amsterdam, voor f 24,200. In ons vorig nommer werd reeds van de droevige gevolgen van den brand, welke te Amsterdam in den nacht van jl. Donderdag op Vrijdag heeft gewoed, gewag gemaakt. Uit hetgeen de Amsterdamsche bladen er over meêdeelen, laten wij thans nog een en ander volgen: De brand brak uit in de St. Pietersteeg, een nauwe straat, die van den O. Z. Voorburgwal naar de Nes voert. In dit perceel, uit twee bovenverdiepingen, een onderhuis en een kelder bestaande, was een logement of slaapstee gevestigd, „de Witte Engel" geheeten. Er waren dien nacht 46 gasten, terwijl het huis zelf 13 bewoners telde. Het was een oud krot, waar allen met moeite bijeen waren gepakt. Verscheidenen sliepen in ijzeren kribben op één kamer en de ruimte om zich te bewegen was gering. De oorzaak van den brand is onbekend. Wellicht heeft een der slapers, nog licht willende aansteken, een of ander licht ontvlambaar voorwerp aangestoken en de vlam niet kunnen blusschen. Hoe dit zij, in een oogwenk stond het gebouw van boven tot beneden in lichtelaaie. De uit gangen waren reeds door het vuur afgesloten en de meeste inwonenden moesten dus over de daken, in de belendende perceelen, een uitweg vinden. Het tooneel, dat nu volgde, is nauwelijks te beschrijven. Een der logeergasten sprong wanhopig uit de bovenste verdieping en kwam terecht in een snijding, waar men eenigen tijd later zijn verminkt lichaam vond. Later vonden de mannen van de brandweer tusschen het puin een verkoold lichaam, en op een kamer, die niet geheel was uitgebrand, trof men een man aan, gezeten op een stoel. Hij was blijkbaar gestikt, terwijl hij bezig was zijn kousen aan te trekken. Op een andere kamer vond men onder een ledikant een lijk, ook niet door het vuur gezengd. Voorts werden twee mannen, die uit de ramen sprongen, gekneusd in het Gasthuis opgenomen. De namen der verongelukte personeu zijn tot dusverre niet bekend. De personen, die er uitkwamen, verloren al hun goed bij het onheil. Sommigen, die reeds te bed lagen en hals over kop wegvluchtten, hadden zelfs geen bovenkleeding. Het best kwam er misschien nog af een visscher, die tijdelijk in de Witte Engel vertoefde. De man was gaan feestvieren en kwam juist thuis toen de brand reeds geëindigd was. De feestelijke stemming was dadelijk bij hem verdwenen, want ook hij verloor er zijn goed bij, dat hij in het logement had achtergelaten. Twee stoomspuiten werkten, benevens drie handspuiten en de Jan Van der Heijden, maar de brandweer vermocht niet anders dan de zich verspreidende vlammen te beletten grooter schade te veroorzaken. Zij was er overigens vlug genoeg bij, want vier minuten na de waarschuwing was de tegenover het gebouw liggende politiepost met de spuit present. Jl. Zaterdagnachtontstond een hevige brand in de woning, schuur en stal onder Oosterhout, bij Breda, bewoond door de weduwe Weterings met haar gezin, bestaande uit vier personen. Alles werd in de asch gelegd en van den inboedel is weinig gered. Op vermoeden van brandstichting is de eigenaar van het huis, wonende te Oosterhout, die dienzelfden dag in ondertrouw was opgenomen, gearresteerd. Hij heeft bekend den brand gesticht te hebben om uit de assurantiepenningen het noodige voor zijne huishouding aan te schaffen. Uit Schagen ontvangen wij, niet van onzen gewonen verslaggever, het volgende schrijven, dd. 18 dezer: „Gisterenavond gaf Schagen's Mannenkoor „Euterpe," met welwillende medewerking van mej. Lenamie Denijs, élève-violiste aan het Conservatorium te Amsterdam, en de Quintet-Vereeniging „Euphonia," voor een groot publiek haar laatste concert in dit seizoen, in het lokaal van den heer Kos, alhier. Om van zulk een concert alleen verslag te geven is niet moeielijk, maar dit als criticus te doen, loochent m. i. de uitspraak van den Franschman: „la critique est facile." Wil min niet vervallen in persoonlijke loftuitingen, of in het zoeken naar vlekjes, maar een waardeerend critisch verslag geven, dan gevoelt men het tegenovergestelde van des Franschmans woord, als men dit moet doen van een concert als dit, waarvan men kortweg zou kunnen zeggen uitmuntend geslaagd, doch wat geen verslag zou kunnen lieeten. Het concert werd geopend door de nog jeugdige Quintet- zoowel als in liet ander steken. Hij begreep er blijkbaar niets van. Valentijn kwam hem met zijne gewone goedaardigheid te hulp, door te vragen hoe het hem in de laatste tien jaren gegaan was maar het duurde een geruime poos, eer Wolfram zich zoover hersteld had, dat hij hem te woord kon staan, en ook toen nog deed hij het geheel verward en beteuterd. Veel bijzonders had hij niet te vertellenzijn tegenwoordige betrekking op de goederen van de jonge gravin Steinruck was veel voordeeliger dan de vorige, maar overigens bracht hy zijn leven nog altijd grooten- deels in de bosschen door, had geen anderen omgang dan met zijne onderhoorigen, kwam slechts zeer zelden met andere mensehen in aanraking en scheen ook thans nog het zelfde ongezellige leven te leiden als vroeger op de houtvesterij in het gebergte. Den generaal zag hij dikwijls, daar deze zijne verplich tingen als voogd ernstig opnam en de goederen zijner pupil persoonlijk inspecteerde; maar de jonge gravin, zijne eigenlijke meesteres, kwam nooit mede en zoo had hij haar juist dien dag voor de eerste maal na tien jaren teruggezien: hij was haar tegengekomen, toen zy met haar geleide naar het kasteel terug keerde. Dit alles kwam hem echter slechts stuksgewijs en in afgebroken bewoordingen over de lippen. Daarbij hield hij de oogen nog altijd hardnekkig op Michaël gevestigd, maar verstomde plotseling, als deze zich in het gesprek mengde. Zijn beschroomdheid scheen eerder toe- dan af te nemen, en zelfs zijne ruwheid liet hem gaandeweg in den steek. Michaël bleef overigens even stil en afgetrokken als straks in zijn gesprek met den pastoor; zelfs die onverwachte ontmoeting was niet in staat aan zijne gedachten een andere richting te geven. Zij volgden onophoudelijk den kleinen bergwagen, die nu waarschijnlijk al een derde van den weg zou hebben afgelegd, en eensklaps stond hij op, om te zien of de maan, die juist opgegaan was, den nachtelijken rit voldoende met haar licht zou beschijnen. (Wordt vervolgd.) Vereeniging „Euphonia," met de prachtige ouverture „Jean de Paris," van Boildicu. Onder de overigens zeer verdienstelijke uitvoering dezer ouverture heeft het ons gehinderd, dat de fluit te laag, en het blijkbaar nog te weinig ontwikkeld embouchure hoorbaar was. Van de zang heeft ons respectievelijk het minst en het meest voldaan, „Op Zee," en „De stem op Zee." De oorzaak van- en eene verzachtende omstandigheid voor 't eerste is zeker wel de maatverandering en bijgevolg ook het verschil in tempo. In elk geval, de gewensclite eenheid ontbrak in dit nummer bij elke overgang, waardoor men dan ook niet „vroolijk kon zijn in alle gevaren" en het „koene" van de „Zeeman" verloren ging. Keurig werd het hierop volgend nummer „Excelsior" gezongen. Waarlijk, dit was een „loflied" en „welluidend." Hierna trad mej. Denijs op om de aanwezigen te ver gasten met een solostuk voor viool. Wij weten niet wat het meest in haar te bewonderen, het meesterlijk hanteeren van de stok, hare virtuositeit, of haar zeer schoone voor dracht en zekerheid van grijpen van de moeilijkste accoorden. Neemt men in aanmerking dat deze élève-violiste eerst 15 jaren oud is, dan is de voorspelling zeker niet gewaagd, dat zij nog eenmaal een ster van de eerste grootte op muzikaal gebied zal worden. „Klacht en Bede" en „Afscheid* werden, vooral het eerste, uitstekend gezongen. Of de muziek ons te oud is, of dat het ons te veel doet denken aan den bevrijdings oorlog, waarin zooveel menschenbloed is vergoten, weten we niet, maar wij vinden haar wel aardig maar niet mooi, evenzoo het „Liedeke van 't Looze Molenarinnetje." „Meiplanting" en „Een Kerk" werden, behoudens dat hier en daar eenige onzekerheid viel op te merken, goed gezongen. Op even voortreffelijke wijze gaf mej. Denijs nog een paar muziekstukken ten beste, waarna aan het applaus bijna geen einde scheen te komen. Schoon was het slotnummer „De Stem der Zee." Ondanks de moeielijkheden en verwikkelingen in dit stuk, kwamen de schoone woorden van dit lied tot haar volle recht. Met uitdrukking en gevoel werd het gezongen, van 't begin tot het einde, terwijl het moeielijke piano-accompag- nement niet weinig bijdroeg tot een goed geheel. Met dit lied vooral heeft „Euterpe" haar goeden naam gehandhaafd. Ondanks de vlekjes die wij hebben genoemd, is deze avond ongetwijfeld voor allen, evenals voor ons, een avond vol kunstgenot geweest. Het vermoeden, dat twee personen van Rotterdam, die op tweeden Paaschdag met een roeiboot van den Hoek van Holland zeewaarts gingen, verongelukt zouden zijn, is reeds bewaarheid. De boot is op het Maasdroge gevonden en een der lijken is aangespoeld. De Gemeenteraad van Arnhem heeft met 21 tegen 2 stemmen besloten, afwijzend te beschikken op het adres der 5000 ingezetenen tot weder-invoering der kermis. Te Arnhem had gisterenmorgen een treurig ongeluk plaats. De heer van D., van Oosterbeek, die op de eerst- vertrekkende tram, van de Oosterstoomtrara-Maatschappij, op het voorbalkon had plaats genomen, had het ongeluk bij het passeeren der wisselplaats daar af te vallen, met het ongelukkig gevolg, dat hij er onder geraakte en één zijner beenen werd afgereden. Hij is onmiddellijk ter ver pleging in het Ziekenhuis opgenomen. De uitgever van de Limburger Courier, IC. W. Heerle, is gisteren te Maastricht veroordeeld tot twee jaren gevan genisstraf en in de kosten wegens valschheid in geschriften. Te Rozendaal is een schol verkocht, waaruit bij het opensnijden een prachtig gouden oorbel te voorschijn kwam. De wonderen zijn de wereld nog niet uitOnder de „zeldzaam voorkomende" gevallen rekent de Nieuwe Asser Crt. het feit, dat een geit van D. Jans, te Schoon oord, binnen den tijd van drie jaren elf levende lammeren heeft geworpen. Dat door een geit lammeren (jonge schaapjes) worden geworpen, is inderdaad een „zeldzaam voorkomend geval Het jaarlijksch inkomen der gekroonde hoofden van Europa en hun gezin bedraagt ongeveer 156 millioen gulden. Duitschland met zijn 45,000,000 inwoners betaalt daarvoor het meest, doch heeft dan ook 22 Koningen, groothertogen etc., die gezamenlijk 39,600,000 gulden ont vangen. Dan volgt Turkije, dat den Sultan en zijn gezin 38,400,000 gulden per jaar schenkt. Rusland, met zijn 104 millioen inwoners, betaalt den Czaar en zijn gezin met 29,400,000 gulden, terwijl de Oostenrijksche Keizers- familie 11,040,000 en het koninklijk gezin van Engeland tien millioen gulden per jaar ontvangt. Koning Willem III heeft, zooals men weet, een civiele lijst van 600,000 gulden, behalve opbrengst der domeingoederen, die ongeveer op gelijk bedrag kan geschat worden. In zekeren schouwburg ging een komiek acteur de weddingschap aan met den orchestmeester, dat hij het geheele orchest zou dwingen midden in de uitvoering op te houden. De weddingschap werd aangenomen en de acteur zou doen wat hij gezegd had bij de groote repetitie. De muzikanten zaten allen te blazen, toen de acteur optrad, een citroen uit zijn zak haalde en onder het zetten van een zuur gezicht daarin beet. Alle muzikanten trokken eveneens een zuur gezicht, terwijl het water hen tusschen de tanden liep, en... het orchest verstomde! Visehbericht. Visschers en kooplieden klagen over den „slechten tijd," en zulks, voor zoover dit de laatstverloopen week betreft, waarlijk niet zonder reden; 't was meer dan zuinig aan den afslag. Wel is waar kwamen een groot aantal sloepen van de groote visscherij binnen, doch bijna zonder uit zondering alleen om zich van aas te voorzien. Slechts een zestal brachten visch mede, en dan nog over het algemeen een weinig beduidende vangst, die in geene deele in de behoefte kon voorzien. Door de kust visschers werd nogal wat tong aangebracht, doch de aanvoer van kleine schol stond daarentegen bij die der vorige weken ver ten achter. Ofschoon het seizoen ten einde loopt, werd door trekkers toch nog vrij wat haring gevangen, maar de prijzen daalden de laatste dagen zoo sterk, dat er van „zaken maken" geen sprake meer kan zijn. In 't geheel werden ter afslag aan geboden 529 kabeljauwen, 44 lengen, 14 heilbotten, 10,700 schelvisschen, 28 ben vleet, 143 punt rog, 2350 tongen, 135 bunschollen, 2 tarbotten, 24 mandjes kleine schol en 1300 tal haring; levende kabeljauw gold f 1.30 a f 1. doode idem f 1.k 75 cents, leng f 1.65 èf 1.90, heilbot f 19.50 k f 6.50 per stuk, schelvisch f 20.— a, f 6.50

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2