HELRERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. leiiws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1887. N°48. Jaargang45. Vrijdag 22 April. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elka regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lnger. Binnenland. Het Militair Blad noemt den maatregel om het ration jenever af te schaffen voor do suppletietroepen aan boord onzer stoombooten een maatregel, die de werving zeer zal belemmeren, te meer nog daar aan de zich aan boord bevindende militaire reizigers der zeemacht dit enkel bor reltje daags wel wordt verstrekt. Het kwart fleschje wijn, dat thans in de plaats van de borrel verstrekt wordt, vinden de meesten ondrinkbaar. Men moet den soldaat kennen en met hem meermalen zeereizen gemaakt hebben, zegt het blad, om te beseffen, hoe groot gewicht door hem wordt gehecht aan dat enkel borreltje daags en welke terging men hem aandoet door voor zijn oogen aan de mariniers, die toch denzelfden Koning en Staat dienen, die versterking dagelijks te herhalen. Den genomen maatregel acht het blad onmenschkundig en hij zal in de brieven aan bloedverwanten en vrienden in Nederland door den soldaat, die het onaangename er van moest ondervinden, voorzeker niet onbesproken blijvenwant, welk een lui correspondent de soldaat ook zijn moge, een reisbeschrijving en verslag der eerste ondervindingen in het nieuwe land wordt vrij algemeen door hein aan de nagelatenen in het moederland toegezonden. De Rechtbank te Utrecht heeft jl. Dinsdag uitspraak gedaan in de zaak tegen den oud-Indischen kapitein A. D., die zich aldaar voor eenigen tijd heeft schuldig gemaakt aan diefstal van geld uit eene gelmade in een koffiehuis in de Zadelstraat, terwijl hij daar alleen aanwezig was, en waarbij een mede door hem ontvreemd sleuteltje, passende op die geldlade, als bewijs zijner misdaad bij hem werd gevonden. De Rechtbank heeft hem veroordeeld tot eene gevangenisstraf van zes maanden. De heer Paul Miche, de alom bekende fabrikant van horloges, op den hoek van den Dam en den Nieuwendijk te Amsterdam, die gedurende de feestweek zijn bel-étage ter beschikking van den Hertog van Saksen-Meiningen had gesteld, ontving van den Hertog diens Kruis van Verdienste. 39) SIIMT-MICHAËL. Door E. WERNER. Wolfram keek hem na, zag toen den pastoor aan en vroeg eindelijk op wonderlijk bedrukten toon „Eerwaarde heer, is 't wezcnlyk waar? Is dat waarachtig Michel, onze Michel?" Valentijn kon niet nalaten te glimlachen, toen hij antwoordde „Dat kunt ge toch zelf wel zien, dunkt mij." „Ja, ik zie 't ook wel, maar gelooven doe ik 't niet," hernam Wolfram. „Zou dat die zelfde jongen zijn, die zoo dikwyls om zijn domheid en onhandigheid een oorveeg van my heeft gehad? De waard iu de herberg zeide ook al, dat hij zoo vreeselijk knap was en dat ze hem in den generalen staf hadden gehaald, en dat hij in de twee laatste oorlogen op den vijand had losgeslagen, dat alles om hem heen dreunde en daverde. Hy is dan nu <3ok kapitein, evenals graaf Steinruck, toen ik voor veertig jaren bij hem in dienst trad, en wie weet of hij nog niet eens generaal wordt, zoowel als zyne Excellentie 1" „Omnogelyk is dat ten minste niet. Maar noemde de hospes dan geen naam, die je uit de dwaling kon helpen?" „Neen, hy praatte altyd maar van den kapitein en schijnt grooten eerbied voor hem te hebben. Nu, zóóveel heb ik al wel gemerkt, to na komen moet men mynheer Michel niet meer! Hij is vriendelijk genoeg, maar heeft toch iets in zijn voorkomen van: blijf mij tien passen van het lyfl Hy noemt mij nu ook „mynheer Wolfram," dan zal ik ook wel „mijnheer Rodenberg" moeten zeggen." „Gij zult die veranderde omstandigheden natuurlijk in aan merking moeten nemen," zeide de pastoor ernstig. „En nog iets, Wolfram! 't Is niet noodig, dat gij aan den hospes en je andere kennissen vertelt, dat kapitein Rodenberg je vroegere pleegzoon is. Sedert dien tijd is liij met de dorpelingen zóó weinig in aanraking gekomen en is zoo'n geheel ander mensch geworden, dat niemand hem herkend heeft, toen hij na verloop van jaren als officier by my kwam. Ik weet, dat graaf Steinruck je het stilzwijgen ten opzichte van je kweekeling had opgelegd, en ge hebt gezwegen. Ge zult Michael en mij verplichten met dit ook verder te doen." „Met babbelen houd ik mij niet op, dat weet ge wel, eer waarde heer!" antwoordde Wolfram kortaf. „Veel eer kan ik ook niet inleggen met mijn voorspellingen omtrent Michel. De menschen zouden mij maar daarmeo plagen, en overmorgen ga ik ook alweer heen 't is my goed, als die geschiedenis onder ons blijft." De terugkomst van Michaël maakte een eind aan dit gesprek. Weinige oogenblikken daarna nam de houtvester afscheid en keerde naar de herberg terug, die op vrij grooten afstand van de pastorie was gelegen. Het was intusschen geheel donker geworden en weldra lag het gansche dorp in diepen slaap. De voorteekens, die door het geoefend oog reeds den geheelen avond waren bespeurd, hadden niet bedrogen. Omstreeks midder nacht barstte de storm inderdaad los, zóó heftig en onstuimig als zelfs in het gebergte slechts zelden voorkomt. Het kleine dorp in de Alpen had ondervinding genoeg van voor- en najaars stormen, en de bewoners bleven meestal rustig en onbekommerd doorslapen, als do wind over de lage, met steenen bezwaarde huizen heenbruisehte en deuren en vensters deed kraken en rammelen. Maar ditmaal hnilde en loeide hy zoo hevig, dat hij hen uit hunne rust opschrikte. Zij sloegen een kruis cn bleven wakker, daar men niet wist wat er kon gebeuren. Het was, alsof Sint-Michaël van de aarde weggevaagd zou worden. De Staatscourant van 19 dezer geeft den loop der bevolking in de provincie Noordholland gedurende het jaar 188G. De bevolking dezer provincie bedroeg op 1 Januari 1887: 380,114 m. en 406,002 vr., totaal 786,116. Zij bedroeg op 1 Januari 1886: 374,28^' m. en 399,257 vr., totaal 773,539, en is alzoo toegenomen in den loop van 1886 met 5832 m. en 6745 vr., totaaj 12,577. De loop der bevolking dezer provincie was in 1886 als volgt: geboren werden 14,647 m., 13,959 vr., totaal 28,606 terwijl stierven 9036 8165 17,201 Verschil 5611 m., 5794 vr., totaal 11,405 Het aantal personen, die zich gedurende 1886 in de gemeenten vestigden, bedroeg: 27,432 m., 27,845 vr., totaal 55,277 terwijl vertrokken 27,211 26,894 u 54,105 Verschil 221 m., 951 vr., totaal 1172 De loop der bevolking van de gemeente Amsterdam was in 1886 als volgt: geboren werden. 7149 m., 6778 vr., totaal 13,927 terwijl stierven 4699 4209 8908 Verschil 2450 m., 2569 vr., totaal 5019 Het aantal personen, die zich gedurende 1886 in die gemeente vestigden, bedroeg: 10,394 m., 11,000 vr., 'totaal 21,394 terwijl vertrokken 9968 10,084 20,052 Verschil 426 m., 916 vr., totaal 1342 De loop der bevolking van de gemeente Haarlem was in 1886 als vnlfrt: in 1886 als volgt: geboren werden terwijl stierven Verschil 891 487 857 vr., 469 totaal 1748 956 404 m., 388 vr., totaal 792 Ook in de pastorie scheen nog licht. De pastoor was ook op gestaan en stond geheel gekleed bij het venster, toen hij den stap van Michaël op de trap hoorde. „Ik zag licht in uw kamer en daarom kwam ik beneden," zeide deze, binnentredende. „De storm heeft u ook het bed uitgejaagd, en geen wonder!" „En gij zijt, geloof ik, in het geheel niet naar bed geweest?" antwoordde Valentijn. „Ik heb je stóp ten minste onophoudelijk boven gehoord. Ge schijnt uren achtereen op en neer te hebben geloopen." „Ik kon niet slapen en heb er waarlijk niet aan gedacht, dat ik u zou hinderen. „Neen, ik kon toch den slaap niet vatten, daar ik steeds aan freule Hertha en haar gevaarlijken tocht moest denken. Goddank, dat de storm niet voor middernacht uitbarstte! Zo moet om elf uur al in het kasteel onder dak zijn geweest." „Zijt ge daarvan zoo héél zeker?" vroeg Michaël haastig en bezorgd. „NVel ja. De rit bergaf is in drie uren te doen, zelfs met inachtneming van alle voorzichtigheidsmaatregelen, en zóólang was de lucht nog vry helder. Bovendien hebben we volle maan. Wat ik vreesde, was een te vroeg uitbarsten van den storm, die de freule dan onderweg had kunnen overvallen. Als ze maar eerst beneden in het dal is nangekomeD, bestaat er geen gevaar meer." „A1 s ze is aangekomen wist men dat maar met zekerheid," mompelde Michaël. Hy moest den pastoor gelijk geven: naar alle waarschijnlijkheid was Hertha reeds lang in veiligheid. Maar de kwellende angst, die hem tot hiertoe wakker gehouden en rusteloos heen en weer gedreven had, wilde niet wijken. Een onbestemde vrees bezielde hem, een voorgevoel van het een of ander ongeluk. Hij stond nu ook bij het venster en beiden staarden een poos zwijgend naar buiten, waar wind en regen om de heerschappij streden. Zelfs door den sluier van wolken scheen de maan echter helder genoeg, om de voorwerpen ook op eenigen afstand to kunnen onderscheiden. Daar dook plotseling een zwarte mannelijke gedaante op, die van den anderen kant van het dorp scheen te komen en, krachtig tegen den wind in laveerende, op de pastorie toestaptc. Michaël met zijn scherpen blik werd haar het eerst gewaar en maakte den pastoor daarop opmerkzaam, die verbaasd het hoofd schudde. „In dat wcêr? Dan moet er een zieke zyn, die het heilig sacrament verlangt; maar ik weet op het oogenblik niet, dat er ergens een patiënt in het dorp is. De man komt wezenlijk hier heen; dan zal ik hem wel moeten binnenlaten." lly verliet het vertrek, om zelf de voordeur te ontsluiten, en onmiddellijk daarop hoorde men buiten de stem van Wolf ram. „Ik ben het, eerwaarde heer! Ik kom als een geest te midder nacht, maar daar is niets aan te doen. Als gy niet wakker waart geweest, had ik u moeten opkloppen." „Wat is er dan? Wat komt ge doen?" vroeg Valentijn bezorgd, terwijl hij met den laten gast in de kamer terugkwam. „Ik breng geen goede boodschap mede, eerwaarde heer! Maar laat mij eerst eens uitblazen die verwenschte storm nauwelijks kon ik op de beenen bljjven staan! Ik kom wegens de freule „Freule Steinruck? Waar is zy?" viel Michaël hem driftig in de rede. „Ja, dat mag de hemel weten! Ze is toch soms niet in de pastorie teruggekomen?" «Goede hemel, neenl" riep Valentijn verschrikt. «De freule Het aantal personen, die zich gedurende 1886 in die gemeente vestigden, bedroeg: 1801 m., 1814 vr,, totaal 3615 terwijl vertrokken 1504 1474 2978 Verschil 297 m., 340 vr., totaal 637 De Rotterdamsche Lloyd heeft het vorig jaar in 18 reizen door haar 7 groote stoomschepen tusschen Rotterdam en Java volbracht, en van de twee stoombooten, die op de kleine vaart dienstdoen, eensaldo verkregen van f 269,705.68^. Van die winst moet bestreden worden de afschrijving tot een bedrag van f 186.667.50; het winst-saldo, f 83,038.11 stelt in staat een uitdeeling van 2 pet. over het kapitaal van f 4,000,000 voor te stellen. Hoogstbelangrijk is in den laatsten tijd in het zuid westelijk gedeelte van Drente de handel in jonge biggen, die bij massa's naar Pruisen worden uitgevoerd, somtijds wel 1000 stuks per week. Burgemeester en wethouders van Leiden hebben het gevoelen van den rechtskundigen adviseur ingewonnen omtrent de vraag, of de gemeente verplicht is de schade te vergoeden, die bij gelegenheid van de onlangs plaats gehad hebbende ongeregeldheden, door sommige personen is geleden. Die vraag is door den adviseur bepaald ont kennend beantwoord. Ook vroeger is op dergerlijke ver zoeken afwijzend beschikt, dewijl op de gemeente geen redelijke verplichting tot schadevergoeding rust. Bovendien zou het verleenen van financiëele hulp met het oog op de daaraan verbonden vèr strekkende gevolgen, een belangrijken financiëelen last op de gemeente kunnen doen rusten. Jl. Maandag is voor de Rechtbank te 's Hage de zaak behandeld van Baije, den president van den sociaal- democratischen bond, aangeklaagd wegens beleediging van politie-beambten. Hij heeft nl. van eenige agenten beweerd dat zij beschonken waren, een beschuldiging die hij wel later heeft ingetrokken, maar in termen, die voor tweeërlei uitlegging vatbaar waren. Het Openbaar Ministerie eischte zes maanden gevange nisstraf. ging immers naar het kasteel." „Ja, maar ze heeft moeten omkeeren. Dat dekselsche paard schrikte voor een beek, die met geweld van de rots neerstortte. Ik zou dat gedierte, dat al dat ongeluk heeft aangericht, met alle plezier den nek omdraaienEn de koetsier vliegt van de bok, in plaats van de teugels vast te houdennu ligt hij daar met een gat in het hoofd, wel een duim diep. De knecht heeft hem met de grootste moeite naar de herberg gesleept, en de jonge gravin is op den terugweg verloren geraakt. Niemand weet, waar zij is gebleven en dat in dezen nacht, nu alle duivels losgebroken zyn Hy hield op, om adem te scheppen. Michaël was doodsbleek geworden. Hoe verward en onduidelyk dat bericht ook klonk blykbaar had zijn voorgevoel hem niet bedrogen. „Heeft de gravin geen letsel gekregen? Waar is het ongeluk geschied? Hoe laat was het toen? Antwoord dan toch!" Hij overstelpte Wolfram met al deze vragen en dit wel met zulk een gejaagdheid, dat Valentijn hem ondanks zijn angst verwonderd aankeek. Wolfram trachtte nu het voorgevallene in wat geregelder bewoordingen mede te deelen, en dit gelukte hem ook eenigermate, maar daarom luidde zyn bericht nog niet veel vertroostender. „In het begin ging alles goed," vertelde hij. „De maan scheen zoo helder op den weg, alsof het dag was, en zo kwamen vry vlug vooruit. Maar daar schrikt dat domme dier van do stroo- mende beek, springt zijwaarts tegen een steenhoop, valt en rukt daarbij den geheelen wagen met zich mede." „En heeft freule Steinruck zich daarbij wezenlijk niet bezeerd?" vroeg Michaël opnieuw, niet minder ontroerd dan straks. „Neen, ze stond dadelyk weer overeind, maar de koetsier lag op den grond en zyn aangezicht was met bloed beloopen en een wiel van het rijtuig was gebroken. De bedienden waren natuurlijk, aanstonds het hoofd kwijt; zulk volk begaat enkel domheden, als er eens iets buitengewoons gebeurt. De jonge gravin schjjnt de eenige te zijn geweest, die haar zinnen bij elkaar heeft gehad, en ze gaf dan ook de noodige bevelen, om wat orde in die ver warring te brengen. Met den gebroken wagen konden ze niet verder; daar bleef dus niets anders over dan terug te keeren. De koetsier, die niet op of neer kon, werd in de kussens van het rijtuig gezet, en een van de knechts bleef by hem achter, terwjjl de freule met den ander naar Sint-Miehaël terugging en beloofde aanstonds hulp te zullen zenden maar van dat oogenblik af heeft men niets meer van haar gezien of gehoord." „Hoe laat was het toen?" viel-Michaël hier in. „Omstreeks negen uur." „Dan had ze om tien uur hier moeten zijn en nu is het al over eenen!" Daar sprak zulk een doodelijke angst uit zijne stem, dat de pastoor hem wederom een half vragenden, half verschrikten blik toewierp. Maar Michaël had nu voor niets anders oogen en ooren dan voor het verhaal van den houtvester, en vroeg opnieuw met koortsig ongeduld: „En toen? Wat weet ge nog meer?" „Ja, verder is er niet veel meer te vertellen,'' antwoordde Wolfram. „Die lui op den straatweg wachtten twee uur lang; maar toen er nog altijd geen hulp kwam opdagen en het weer al erger cn erger werd, waren ze slim genoeg op hun eigen gelegenheid op te breken. De koetsier, die wat van den schrik was bekomen, werd op het paard gezet, dat de ander aan den tengel leidde, en zoo kwamen zij eindelijk by de herberg aan; maar verder brachten zij 't ook niet, daar de storm juist in alle woede uitbarstte. Zy dachten niet anders, dan dat de freule al lang goed en wel in de pastorie zon zjjn, maar na kwam het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1